DAGBLAD. VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 281
Honderd en zestiende jaargang.
1914
VRIJDAG
27 NOVEMBER.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt eiken avonds behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handdsdrukkeclj
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
Wassili Petrowitsch slenterde in mismoedige stem
ming te St. Petersburg langs de boulevards. Het was
een uitgemaakte zaak voor hem, dat hij wel een vol
jaar geduld moest oefenen, voordat hij die duizend
roebel, zoo noodig voor het in orde brengen van zijn
eigen intérieur, opdat hij zijn meisje zou kunnen trou
wen. Zijn aanstelling als leeraar aan het gymnasium
verheugde hem zeer zeker, doch het tractement was he
laas zoo klein, in verhouding tot de hooge huur en de
velerlei noodzakelijke uitgaven.
Met een diepen zucht ging hij verder, toen hij zich
onverwachts op den schouder getikt voelde.
„Wassili!"
Petrowitsch keerde zich om; voor hem stond een
elegant-gekleede jonge man, met lachende blik. Hij
herkende hem en riep luid
„Nikolaj, broedertje! Iloc kom jij hier?"
„Maar weet je dan niet, dat ik hier een betrekking
heb gekregen? En jij?"
„Gisteren eerst kwam ik hier aan, ter vervulling van
een opengevallen leeraarsplaats."
„Dat is prachtig! Kom je nu met mij mee? We
gaan dan samen soupeeren en halen wij oude herinne
ringen op."
„Goed, graag, Nikolaj. Ik accepteer. Ik ben zoo
blij over deze ongedachte ontmoeting; ik meende ver
loren te zijn onder louter vreemde menschen. Zullen
wij rijden?"
„Maar natuurlijk, Sergej
Een elegante equipage reed naderbij en wachtte op
de beide vrienden. Met groote bewondering bekeek
Wassili het mooie spul en zag vragend zijn landge
noot aan.
„Ja, ja, wip er maar in," drong Kodrejow aan; „ja,
ja, dat is nu mijn wagen, dat zijn mijn paardjes," hel
derde hij lachende op.
De leeraar schudde zijn hoofd. Wat de tijden ver
anderen Hij wist nog zoo heel goed, hoe voor jaren
Nikolaj behoorde tot de armste studenten, en nu.
Zou hij geerfd hebben, of gespeeld in de loterij
Intusschen stond de equipage stil en hoorde hij zeg-
gen:
„Kom kerel, kom met me mee; nu zul je eens zien,
wat voor huis ik heb."
Wassili zag vóór zich een elegant landhuisje, dat
hij met Nikolaj binnenging.
„Dat huisje kan zien laten zien!" klonk Wassili's
oordeel. En, mag ik vragen, is dit huis jouw eigen
dom?"
„Neen, vriend, ik heb het gehuurd. Zeer billijk ge
huurd! Het doet 1500 roebel."
Vijftienhonderd roebel?".
„Ja. het is op deze manier voor mij voordeeliger
dan dat ik zelf zou bouwen. Trouwens, liet ik zelf
ooit iets zetten, dan werd het beter dan dit hok hier."
„Nou, nou! niet zoo opsnijden, hoor!"
„Ja, dat meen ik, heusch! Maar kom, bekijk nu eens
alles op je gemak."
Zij doorliepen de kamers, waarover Wassili in ver
voering raakte. Op antieke kostbare meubels stonden
heerlijke bronzen- en ivoor-schatten. Wondermooie
getinte kleeden bedekten hier en daar de muren. Zwa
re, echte Perzische tapijten lagen over de gladde par
ketvloeren. En dit alles behoorde nu toe aan Kodre
jow, denzelfden Kodrejow, die hem, Wassili, voor
eenige jaren meermalen had aangeklampt om eenige
roebels, daar hij niets had om van rond te komen....
„Dit is mijn werkkamer", riep Nikolaj hem toe,
door COLETTE YVER.
Geautoriseerde vertaling van W. E.
P.
53) o
„Niemand weet het, behalve Bertie en u."
De zoele avondwarmte na een prachtigen dag hing
in het park. Zoete bloemengeuren vermengden zich
met de dennenlucht: de laatste schuine stralen van
de ondergaande zon kleurden de toppen der den
nen rossig; maar de vier groote larixen verspreidden
al vroeg een donkere schaduw, waardoor deze plek iets
ilechtigs had. Het was er heel stil en men had er
wet gevoel ver van de menschen te zijn. Clara sloot
de oogen Zij wist niet wat voor gevoel haar door
stroomde noen waardoor ze zich zoo rustig en tevre
den voelde. Tranen blonken in haar oogen, toen ze
die weer opsloeg en met haar gewone oprechtheid
trachtte zij er zelf een verklaring aan te geven
„Ik ben ontroerd, Sire, nu ik dezen blik op uw jeugd
gekregen heb. O! u heeft dus ook de arme menschheid
liefgehad, zooals ik!"
„Ik héb haar nog lief," antwoordde de koning em-
sti
lij dronk zijn woorden in, gretig en vojgzaam.
Maar zij verlangde nu Wolframs heele ontwikkeling
te hooren. Hij, die immers haar licht was, en wien zij
volgde als haar leidstar, moest hij haar nu niet al zijn
licht schenken?
Verheugd haar blijkbaar zoo te beheerschen, vertel
de hij welk een hevige crisis hij in zijn jeugd had
doorgemaakt, van den dag af waarop hij, aan he ttoe-
zicht ontsnapt, zich naar een der communistische
clubs had begeven, waar Oldsburg toen van wemelde,
tot den dag toe waarop de meest onverwachte gebeur
tenis hem al zijn erfrechten had teruggeven en voor
goed had opgelegd.
„Toen ik hem 's avonds ging hooren", zei hij tot
zijn gedachtengang ondérbrekeud.
Wassili liet zich behagelijk in een der clubstoelen
neervallen en keek met groote belangstelling naar de
landkaarten, de topografische ontwerpen en plannen,
die tegen den muur hingen.
„Zeg mij toch, Nikolaj, droom ik, of waak ik? Hoe
ben je toch aan een zoo hooge betrekking gekomen?"
„Hooge betrekking? Hoe bedoel je?"
„Nu...... ik bedoel, hoe hoog is dan toch eigenlijk
wel je inkomen?"
„Mijn inkomen? Je meent mijn salaris?"
»Ja, ja."
„Ik ben gouvemements-districtssecretaris en ver
dien per maand 150 roebel."
„Je houdt mij voor den gek! je wilt zeggen weke
lijks
„Neen, neen, heusch niet! O, maar ik begrijp je.
Je Wilt zeggen, hoe kkn dat in verhouding tot de luxe
hier? Dat dank ik aan mijn „truc".
„Ik begrijp je niet
„Toe! speel nu niet het onwetende lammetje! Houd
je nu toch niet van den domme. Kun je raden, wat die
kaarten daar beteekenen?"
„Ik zou zeggen: bouwplannen."
„Ja, juist, dat is het ongeveer. Het zijn de plan
nen voor een havendam. Een dam aan de zee."
„Maar begrijpen doe ik je nog steeds niet Van
bouwwerken aan zee heb ik niets gezien."
„Die kan ook niemand zien. Die zijn er alleen maar
in onze hersenen. Bij mijn collega's, de ingenieurs, en
bij mij."
Wassili scheen iets te begrijpen. Zijn gezicht, dat
tot dusver verwondering had uitgedrukt, betrok.
„Ai!" riep hij uit, „als ik mij dus goed moet voor
stellen, dan bedien jij je van oneerlijke middelen!
Maar dat had ik nooit van je gedacht
„Maar jongelief! wind je toch alsjeblieft niet zoo
op. Wat zeide je, oneerlijke middelen? Hoe 'n leelijk
woord 1 Wat is eerlijk, wat niet? Min of meer tocli
niet anders dan opvattingen. Jij denkt zóó, i k zóó.
Dat zijn meeningsverschillen. Maar vooruit, kom, we
gaan nu een glaasje drinken."
Hoofdschuddend volgde Wassili zijn vriend.
„Wat heb jij dan voor inkomen?" vroeg hem Ni
koLaj.
„Met mijn privaatlessen erbij, hoop ik het op 300
roebel te kunnen brengen", antwoordde Wassili, aar
zelend.
„Drie honderd roebel? En jij plaagt je zelf af
voor zoo'n hongerloon? Dan heb ik het toch veel be
ter. Ik kan rustigjes thuis zitten, vliegen vangen en
thee zetten; het geld komt bij mij van zelf het nuis in.
Ja, meer dan ik noodig heb
Zij waren ondertusschen aan de tafel geschoven,
waarop heerlijke, fijne eetwaren stonden uitgestald.
Nikolaj schonk in en dronk zijn vriend *toe. Hij zelf
at en dronk langzaam en bedachtzaam naar smulpa
pen aard.
Wassili vond aanvankelijk niet den rechten appetijt.
Langzamerhand suste hij echter zijn geweten in slaap.
Wat kon het hem ten slotte schelen? En meer en meer
tastte ook hij toe, hoewel hij het zwijgen er toe, deed,
Toen Nikolaj dit opviel, stiet hij opnieuw zijn glas te
gen het andere aan en zeide:
„Vroolijkheid bovenal, kerel! Ik had je eigenlijk
direct niet alles moeten vertellen. Jij hangt nog te
zeer aan de verheven theorieën uit den tijd, waarin wij
's avonds gelukkig waren met ons worstje. Je opvat
tingen veranderen naar gelang der tijden. Geloof mij,
Clara, „keek dr. Kosor onder het spreken mij aan. Ik
had gewild, dat hij mij herkend had temidden van zijn
gehoor, dat diep onder den indruk was van zijn woor
den, zijn overwinning zou nog grooter geweest zijn,
wanneer hij den zoon van een koning onder zijn vol
gelingen ontdekte, maar hij vermoedde niets en glim
lachte alleen maar tegen mij als tegen zijn oplettend-
ste leerling. Toen hij van het geïmproviseerde spreek
gestoelte afging en zich door de menigte een weg
moest banen, leunde hij op mijn schouder en zei een
paar vriendelijke woorden tot mij. Ik beefde van ge
luk, hoewel hij even te voren over mijn vader een
wreed en onrechtvaardig oordeel geveld had.
Clara luisterde ademloos.
Hij kwam nu aan het slot van zijn onbezonnen daad.
De politie was hem op 't spoor gekomen. Er was
rapport van uitgebracht aan den ouden koning en he
vige tooneelen, waaraan alle hovelingen uit dien tijd
nog de verschrikkelijkste herinnering hadden, waren
er het gevolg van geweest. Toch had hij als een wan
hopige geworsteld, niettegenstaande den zwaren druk
waaronder de koninklijke almacht hem bijna verplet
terde. En aan dat verzet tegen de monarchistische
macht, aan die worstelingen van jong socialist, opge
sloten in een paleis, had het geheimzinnige boek zijn
ontstaan te danken.
„Maar mijn leven werd ondragelijk; en toen mijn
vader er van sprak mij naar Engelsch-Indië te zen
den, nam ik het aan. Dat was genoeg om mijn al te
onstuimigen geest bezig te houden. En daar in Indië
ontmoette ik een prins, die jonger was dan ik, maar
in wien ik toch genoeg vertrouwen stelde om hem de
onrust, waarin mijn geest toen verkeerde, te vertellen
Hij gaf mij het geneesmiddel. Ik wist toen niet wat een
koning was; hij leerde het mij. Ik bemerkte spoedig,
hoe dit positieve verstand een aanvulling kon worden
voor het mijne. Ik was toen 20 jaar; maar hij was wel
100, wel 1000; hij was zoo oud als de wijsheid. Hij
was de waarheidik bracht het leven aan. Wij hebben
ons met elkaar verbonden. Ik heb niet van mijn droo-
men afgezien, maar hij heeft ze tot plannen gemaakt,
door ze in de werkelijkheid over te plaatsen. I k voel,
als jij in miin
gedaan heb*
ts waart geweest, zou je niet anders
„Dat mag je niet zei
„Och wat! Je zoudt toch niet bij ml] wULen blijven,
als je in je hart overtuigd was, dat ik een slechte kerei
zou zijn? De echte, zedelijke ongerustheid ontbreekt
jou, omdat jij mij niet durft te veroordeelen. Is 't niet
zoo?"
„Je hebt misschien gelijk, maar zeg mij, waar haal
je dit alles dan toch vandaan? Dit is toch weder
rechtelijk verkregen?"
„Maar van wien, ouwe jongen? Reeds meermalen
heb Lk daarover nagedacht, maar ik ben nooit tot eenig
resultaat gekomen. En jij weet ook niet, hoe de zaak
precies staat, en daarom zal ik alles nog eens precies
uitleggen."
Kodrejoi
Kodrejow belde, waarop een knecht binnentrad.
„Iwan, haal mij eens de groote kaart!"
Even daarna kwam de knecht binnen met een kaart
van bijna twee meter lengte, die, op doek geplakt, op
de inmiddels opgeruimde tafel werd uitgelegd.
„Kijk nu goed, Wassili. i iet is een reusachtig, ge
niaal werk, wat wij hier uitvoeren. Zie je hier deze
lijn? Daar wordt de dam gemaakt. Die stippellijn
beteekent de diepte der zee, waar het fundament zal
worden gelegd. Voor dat doel zullen daar steenen
worden aangevoerd, die het gat moeten aanplempen.
Op die steenenmassa's worden dan groote blokken ba-
zalt gestapeld, waardoor de dam onstaan kan."
„Dat is heel interressant, maar wat heeft dat met je
inkomen te maken
„Heel veel, vriend. Want nu komen de stormen op
zetten; die striemen het water omhoog en dat zal ae
opgestapelde steenmassa's ondermijnen en doen uit-
éénslaan,. Elk jaar gebeurt dat, en elk jaar moet er
aan gewerkt worden.'
„Dat is heel begrijpelijk, maar?"
„Nu, ik moet zeggen, licht bevattelijk ben je nu juist
niet. E>e dam-fundamenten worden niet in de zee,
doch op papier aangebracht; daar worden zij door
den storm aangetast; daar worden zij herhaald. Dat
ia de heele kwestie
Wassili was sprakeloos.
„Weet je," ging Nikolaj zelfgenoegzaam verder, „in
elk voorjaar komen wij, ambtenaren, bij elkaar, en
overleggen, hoeveel'er verwoest zal worden. Dat
wordt naar de Russische regeering bericht en vandaar
komt dan de opdracht, zoo snel mogelijk als weer te
doen herstellen. Dat kost natuurlijk veel geld, heel
veel geld, en dat
„En dat?"
„Dat vloeit natuurlijk in onze zakken."
„Maar dat is onzin, dan kan ik niet gelooven, Niko
laj."
„Waarom niet?"
„Aan zoo'n bedrog kun jij je toch niet schuldig ma
ken. Je richt jezelf ten gronde. Eens zal alles uitko
men, dan zal net zijn: naar Siberië."
„Weineen, hoor! Zoor erg zal het nooit loopen. Je
doet voorkomen, alsof ik hier als bandiet arme straat
reizigers plunder. Maar ik kan niet anders. Ik moet
Allen doen zóó. Onlangs kwam een nieuweling hier,
die niet mee wenschte te doen. Het duurde niet lang.
of wij, waren hem weer kwijt. Maar wij, wij bouwen
rustig verder. Die bij de regeering zijn blij, dat zij
gelegenheid hebben hun schaapjes zelf op het droge te
brengen. Wat bij ons komt, is toch Blechts een brok
stuk. En zou men dan zoo dom zijn, niet mee aan te
vatten, waar het toch zonder eenig gevaar kan? Ik
heb eens ergens gelezen, dat eigendom diefstal zou
zijn. Dat is, naar mijn geest, niet, omdat ik mijn eigen
hij weet. Wif werken al twintig jaar samen. Hij zal
mijn werk voltooien."
Onder het bladerdak van een lange laan, juist te
genover de plek, waar zij zaten, zagen zij de oude me
vrouw Bénouville komen aandribbelen. Het groote,
bleeke gezicht van het oudje scheen nog bleeker in het
groene licht.
Wolfram wendde zich tot Clara:
„Ziet u nu, welk een vertrouwde vriendin u is,
juffrouw Hersberg, ik heb u daar dingen verteld,
waarvan dat lieve oudje nooit heeft geweten."
UI.
Den eersten October, den dag voor de bruiloft der
aartshertogin, klonk dreunend liet gelui van de dertig
kerken van Oldsburg over de stad. De zware klok van
de St Wolframs-kathedraal, hoog in den majestueuzen
toren, gaf het sein: en dadelijk begon het concert, de
St. Gelburgskerk voegde haar bronzen toon er bij, in
plechtigen rythmus. De St. Wenceslaus, met haar klok-
ketoren, die op drie verdiepingen van steunbogen
rustte, liet een melancholiek gelui hooren als voor de
vroegmis. Uit verschillende parochies op grooteren
afstand klonken de bekoorlijke, landelijke tonen van 't
angelus-klokje. Weer andere, oudere, hadden nog
maar een zwakken, doffen klank, die verloren ging in
de groote trilling van het geheel. Al die klokken hoog
in de lucht, heen en weer slingerend als uiting van de
vreugde van een volk, beierden in een prachtige har
monie, die ieder hart wel moest ontroeren. En de
heele opgewonden bevolking trilde mee met den roe
ien wind, met de hooge takken der boomen, met de
pinakels der gebouwen, de ramen der kerken, de ven
sters der huizen, ja zelfs het kristal in de kasten.
In de stad heerschte een koortsachtige drukte, van
heel Lithauen waren de menschen voor de trouw
plechtigheid naar Oldsburg gekomen. De Lithauischc
vlag met den koninklijken zwaan versierde de starten,
de huizen en de vensters. Draperieën hingen van de
balkons af; tapijten langs de muren, bloemen versier
den de gevels; fijn geel zand van de Noorderstranden
dom voor diefstal houd. maar omdat alle rijkdom op
meer of minder oneerlijke wijze wordt verkregen.
„Spreek zoo niet, Nikolaj.
„ZekerMeen jij, dat jij eerlijk bent?
Jij krijgt je salaris voor je leeraarswerk. Maar ver
dien je het werkelijk? Wat maak jij van je leerlingen?
Een deel der menschen zal zoo spreken als ik, terwijl
een ander deel het met jou eens zal zijn."
Met jou is discussieeren onmogelijk."
behoeft ten slotte ook nietMaar drinken kan
"Dat:
men wel met mij. Op je welzijn, vriend!"
Wassili schudde zich even, als om alle gevoel van
onbehagelijkheid kwijt te raken. Hij hief eveneens zijn
glas en geforceerd klonk het:
„Jouw welzijn, Nikolaj, jouw welzijn, eveneensl"
Maar spoedig ging hij weg. Hij had er genoeg
van. AI zijn vertrouwen in de menschen zou daar
verdwijnen. Was het waarlijk zóó erg in zijn land?
Was corruptie en diefstal daar zóó aan de orde van
den dag?"
Neen, dat kón niet. Hij zelf was toch ook een Rus>
en zooals hij, waren er millioenen. Toen hij buiten
was, alleen, in de frissche avondlucht, wierp hij den
weemoed, die hem was overvallen, van zich. Gelukkig
er waren Russen, zooals hij. Tevreden, tevreden met
weinig, zelfs met driehonderd roebel en met de groote.
misschien nooit te vervullen begeerte om,duizend
roebel over te sparen.
STADNIEUWS.
HET GEUZEN-VENDEL.
Bij de uitvoering van een tooneelvereeniging, welke
een week of zes bestaat, is de verslaggever geneigd
iets over zich te hebben van de kennissen, die een
paar weken nadat een blijde gebeurtenis heeft plaats
gehad, e'reis naar de kleine komen kijken. Over pas
geboren kindertjes spreekt men zoete woordjes.
De oorlog vernietiger van moraal, ethiek, kunst?
Eilieve, de vereeniging in kwestie heeft haar ontstaan
aan den Europeeschen oorlog en de daarmede in ver
band staande mobilisatie in ons land te danken. En
wat is natuurlijker, dan dat door een jeugdige veree
niging als eerste speelstuk gekozen wordt een drama
in niet te weinig, vijf, bedrijven, met een pakkenden
titel, plus neventitel Pierre de Galeiboef of Onschul
dig Veroordeeld, dat werd gisteravond in „het Gulden
Vlies" door militairen voor militairen opgevoerd
door het Geuzen-vendel. Of sympathie der leden voor
een stuk onzer vaderlandsche historie der vereeniging
haar weiklinkenden naam heeft gegeven, dan wel of
het feit, dat de onderofficier Geus haar leider is, de
zen doopnaam heeft geïnspireerd, weten we niet, al
vermoeden we het eerste.
Wèl weten we, dat een volle zaal gisteravond zeer
heeft gewaardeerd de vertolking van het drama, waar
in de ondeugd ondergaat en de belasterde onschuld
na veel lijden zegepraalt. Dat bij de roerendste scènes
een enkelen keer eens een hartelijke lach opklonk,
deed aan het drama met tamelijk veel alleen- en terzij-
spraken geen afbreuk. Melpemone, bij wie de militai
ren in de gratie trachtten te komen, zal stellig die
vriendelijke toenadering niet in koele neutraliteit heb
ben aanschouwd. Over het geheel werd verdienstelijk
spel gegeven, sommige rollen waren bepaald goed. 't
Was duidelijk, dat eenigen reeds eerder de planken
onder de voeten hadden. Toen de bataljons-comman
dant, kapitein Dumont, dank bracht aan de leden van
het Geuzenvendel en daarbij opmerkte, dat hij meende
te spreken namens allen behoorende tot het dépót-ba-
was over het plaveisel gestrooid; boomen waren
langs de trottoirs geplant; eerepoorten waren opge
richt op de pleinen; slingers van gekleurde, electri-
sche lampjes hingen boven de straten.
Langzamerhand werd het vol in alle straten, een
verward gegons steeg uit de menigte op. De vreugde
lag op aller gelaat; de provincitmenschen gingen on
willekeurig naar het paleis, dat het mysterie verborg
van „de mooiste prinses van de wereld"
En het weer was heerlijk zacht en zonnig. Vreugde
scheen overal in de stad te zweven, en men dacht dat
de in lood gevatte ruiten van de vertrekken der aarts
hertogin voor de menigte een stralend jong meisje
verbergden, in goud en zilver gekleed, dat als in een
apotheose wachtte op de pracht van den volgenden
dag.
Maar Wanda lag op voorschrift van haar dokter uit
gestrekt in haar witte peignoir op haar ligstoel, en
schreide met korte snikjes en hield de hand van Clara,
die bijna voortdurend bij haar bleef, vast
„Mijn lieve Clara", zei ze, „ik ben zoo bang, bang
voor morgen, bang voor Bertie, bang voor het leven."
„Ik voorspel u", zei Clara, „dat Uwe Hoogheid het
hooge geluk zal leeren kennen, dat twee edele zielen
verbindt. De hertog van Oldany brengt u zijn genie,
zijn bewondering, zijn edele inborst. Uwe Hoogheid
is te verstandig, om met dien machtigen geest niet een
verbond te sluiten, dat u beiden gelukkig zal maken."
Het jonge meisje schoof den zwaren verlovingsring
heen en weer aan haar kleinen, fijnen vinger, en zei
treurig:
„Ja, zeker,Bertie is een groot genie
„Hij zal u in zijn werk laten deelen; Uwe Hoog
heid zal in den meest waren zin van het woord een
Koningin zijn. Wat zijn de kleine scheikundige bewer
kingen, waarin ik u heb ingewijd? U zal voortaan
met de levende massa van een volk te doen hebben.
Tcnyijl ik in een smeltkroes een korreltje thermium
produceer, zal Uwe Hoogheid in haar politieke werk
het geluk van haar volk kunnen ontdekken."
Wordt, vervolgd.
ALKMAARSCRE COURANT.