DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Kousenstoppen.
Honderd en zestiende jaargang.
1914
V RIJ I) A G
4 DECEMBER
FEUILLETON.
DE WELDOENSTER
j\0. 286
Schets door
MAURITS WAGENVOORT.
(Nadruk verboden).
Het was nog een klomp degelijkheldsklei, dien hij
van zijn Hollandsche geboorte en opvoeding in het
Parijsche artistenleven had overgebracht, maar hij
kon niet met gaten in zijn sokken loopen. Het gaf
hem een gevoel, erger dan van armoede, van verne
dering. Lange jaren was dat goed gegaan, althans
gegaan, zooals het ging: zijne hospita's hadden de
gaten geheeld. Dat wil zeggen er meestal een
draad garen doorgehaald om de kanten der kous-
wonde naar elkapder toe te trekken. Maar nu
woonde hij sinds eenigen tijd bij een Madame in
de Rue des Saints Pères, die, zelfs met gaten in de
kousen loopende, waardoor haar hiel als een halve
maan boven haar pantoffel uitstak, eenvoudig ver
trapte voor hem te doen wat zij niet voor zich-zelve
deed. Kousen stoppenWie stopt er nu nog kousen
Men vond hem eenvoudig belachelijk, antediluvi-
aansch. Zijne vriendinnetjes lachten hem met hare
mooie tandenmonden uit in zijn gezicht. Wat 'n gek
heid ook van hem om altijd sokken te willen dragen
van de beste kwaliteit in de verbeelding, dat die lan
ger duren. Oók zooiets Hollandsch! Wie doet dat
nou tegenwoordig?
Zoa was hij er dan allengs toegekomen om wat
stopnaalden te koopen en wat wol, om in de uren,
dat hij geen trek in 't schilderen had, de gaten in
zijne kousen te stoppen. Of liever de gaatjes. Want
hij had al de ervaring opgedaan dat voorkomen ook
in dit geval beter is aan genezen. Wat 'n werk toch
voor een man, voor een schilder, voor iemand
van zijn talent, al vond dat talent in de geweldige
strijdstad Parijs, nog slechts schaarsche erkenning.
Maar allengs had hij zich er mee verzoend. Terwijl
hij zat te stoppen waren zijne gedachten bezig over
zijn 'werk, over zich-zelf, zijn toekomst, de vraag of
hij zijn bohemer leven van fladderend, ofschoon toch
reeds lang gerijpt artist nog lang zou en koh voort
zetten, en was het de invloed van dat werkje van
getrouwde huiselijkheid, misschien? of het geen
tijd werd een vrouw te zoeken, die hem paste? Hij
was over de veertig, goéd over de veertig, onder ons.
Neen, hij vond dat kousenstoppen niet zoo'n dom
werk als waarvoor hij het eerst had aangezien. „Er
zijn geen domme werken, enkel domme menschen zijn
er." Zijn geest rustte er heerlijk bij uit. het verkalm-
de hem, maar toch bleef hij er het land aan hebben:
gloeiend het land. Als hij met zijn geschilder maar
genoeg geld had verdiend
Op een middag, dat hij niemand op zijn atelier ver-
htte: geen vriend, geen vriendin, en de schil
wac.
derslust hem in den steek liet, had hij een zijner sok
ken uitgetrokken, waarin hij dien morgen een gaatje
had ontdekt, en was aan het stoppen begonnen. On
derwijl dwaalden zijn gedachten of op dit, op dat tot
zij zich bezig hielden met Marie Pieters. Die was in
zijn leven gevallen als een meteoorsteen. Goed der-
wel talent, maar het was nog onbeholpen, naief, ruw
Dit kunnen kwaliteiten zijn als men den moed en de
kracht heeft om den heerschenden smaak voor zijn
werk te winnen. Dit was niet haar geval: integen
deel, vaak twijfelde zij aan zich-zelve. Zij hadden
veel met elkaar gesproken, want hij had dadelijk sym
pathie voor haar gevoeld, haar aangemoedigd, maai
op sommige punten een stijfhoofdigheid, een betwete
rij in haar gevonden, waardoor hunne karakters,
sterk en zelfbewust het zijne, moedig maar eigenzin
nig het hare, in botsing was gekomen, en dit met een
woordenvloed van hèèr kant, waar geen syllabe tus-
schen te krijgen was. Zoo waren zij dan de laatste
2)
door de schrijfster van
„Elizabeth and her German Garden".
Welk antwoord moest men nu geven op zulke
dwaasueden
Toen zij vier-en-twintig jaar was, waren bijna alle
jonge meisjes, die gelijk met haar gepresenteerd wa
ren, getrouwd en zij had een gevoel of zij een geest
was, die ronddoolde in de balzalen van een jonger ge-
slacht. Zij vonu uit een onaangenaam gevoel en werd
al stijver en al ontoegankelijker; het was in deze peri
ode, dat zij verontschuldigingen bedacht om te bedan
ken voor de meeste dingen, waarvoor zij geïnviteerd
werd; zij begon een eenvoud te betrachten in haar
kleedmg en kapsel, die bepaald streng genoemd mocht
worden. Nu bereikte Susie's verbittering haar top
punt. „Ik begrijp niet waarom je je er op moet toe
leggen er zoo leelijk mogelijk uit te zien", zei ze op
een boozen toon, toen Anna bepaald weigerde haar
kapsel te veranderen.
„Beuzelachtig zijn verveelt mij", zei Anna. „Heb
je er idéé van hoe lang dat golven van je haar duurt?
En je weet hoe die Hilton praten kan. Nu is alles in
twee minuten opgemaakt en ik bespaar mij die praat
jes."
„Maar je bent bepaald leelijk 1" riep Susie uit. „Het
is net of je hetzelfde meisje niet meer bent. Het eenige
wat je beste vriend nu van je zou kunnen zeggen is,
dat je er netjes uitziet."
„Nu, ik zie er graag netjes uit", zei Anna en ze ging
voort rond te loopen met haar haren netjes weggestre
ken achter haar ooren; de onmiddellijke belooning
hiervoor was een huwelijksaanzoek van een dominéé,
geen veertien dagen daarna.
Peter Estcourt was zelfs nog meer verbaasd dan
zijn vrouw, dat Anna niet al jaren geleden een goed
huwelijk gedaan had. Zij had geen geld, dat is zoo,
maar zij was een knap meisje van goede familie en zij
moest met gemak een man kunnen vinden. Hij wensch
te van harte, dat zij weldra gelukkig getrouwd mocht
maal gescheiden, niét als kwade vrienden, maar koel
tjes, en hij in de hoop haar voortaan zoo min moge
lijk te ontmoeten. De Vaderlandsche „juffen" waren
hem na een twintigjarig leven te Parijs toch een
beetje te zwaar op de hand: hij gaf de voorkeur aan
zijne lichtzinnige Parisiennes.
Maar onder het stoppen door zat hij nu toch aan
„die Pieters" te denken. Zij was nog wel knap, al
was ze niet jong meer; had veel verstandigs, aardig
talent óók. Maar dan die woordenvloed, brrr! .Zij
had nog een boek van hem, dat hij haar geleend had
en waaraan hij hechtte, en vroeg zich af hoe hij dit
zou terugkrijgen? Toen werd er tamelijk luid op zijn
deur geklopt. Wie kan dat wezen? Een vriend, de
portier van het huis, een model? Hij gooide in den
naast zijn stopwerk in een hoek en op een schoen
en een slof, een voet bloot, ging hij naar de deur en
opende: Marie Pieters!
Dit onvuwachte bezoek, op dat ongelegen oogen-
biik bracnt hem dadelijk uit zijn humeur, ofschoon hij
de bezoekster natuurlijk binnenliet en een stoel aan
wees.
„Ik kom vrede met u sluiten", zei zij, het doet mij
zoo aan, dat wij laatst zoo vijandig gescheiden zijn....
„lieeiemaal niet vijandig", zei hij stuursch.
„Zoo onvriendelijk dan dat ik er niet van kan wer
ken en het 's nachts soms mijn slapen belet." En de
woordenvloed begon weer, dien hij geduldig, maar
slecht geluimd om zich liet heengaan. Zij vertelde
hem van haar moeilijke jeugd, van haar studie tegen
alle bezwaren in, en hoe hij haar wel goeden raad
had gegeven, maar dien zij eerst in zich zelf moest
verwerken voor zij er toe kon overgaan dien toe te
passen. Wantnog nooit had zij iemand ontmoet, die
zoo. sterk in tiaar innerlijk leven was doorgedrongen
als hij, zoodat zij voelde zich tegen hem te moeten
verzetten om zich-zeif te blijven.
Hij liet haar uitspreken met een geduld, dat hij-zelf
„engelachtig" vond, en onderwijl zag hij haar goed
aan. Knappe meid nog, ondanks.... nu ja, jong, was
hij-zelf ook niet meer. Mooie blauwe oogen, expres
sief gezicht, wel elegant ook voor een Hollandsche.
Maar uan.... die woordenvloed, die stijfkoppigheid.
ly\ zouueu dagelijks ruzie met elkaar hebben, als hij
„aar tot vrouw nam. Want dat zij op hem verliefd
was, nad iiij allang geraden.
„oo zaï iiij over zijn pratende bezoekster te denken,
die zich-zeif plotseling in de rede viel met de viaag.
„neett U een zeereu voet?"
Hij kreeg een kleur en trok zijn blooten voet in den
slof terug, terwijl hij kortaf „neen" zei.
„En die bloote voet dan drong zrj aan.
,,'t Is heusch niets, voor 't gemak, weet U?"
ik geloof bepaald, dat U een zeeren voet heeft.
Toe, zeg mij wat U scheelt, dan kan ik U misschien
een raad geven 1"
Hij werd woedend over dat onbescheiden aandrin
gen. „Als U 't dan precies weten wil: ik zat mijn
sok te stoppen 1" snauwde hij haar af.
„Uw kous te stoppen?" vroeg zij op een toon van
de uiterste verbazing. „U, een man van zooveel ta
lent, die zulke prachtige dingen schildert en die zijn
eigen kousen moet stoppen? Maar heeft U dan nie
mand, die dat voor U doet?"
Hij schudde het hoofd, ietwat droefgeestig glim
lachend, verzoend nu met zijn bezoekster, voor wie de
vroegere sympathie plotseling in hem tergg kwam.
„Toe, laat mij dat dan voor hJ doen, ik bid het U,
het zou mij zoo gelukkig maken iets voor U te kun-
doen doen."
„Neen, neen!" gaf hij afwerend te kennen, „dat mag
ik niet toelaten, ledereen moet maar zijn eigen gaten
dichten."
„Ach, toe, laat me het doen? Ik vind het zoo sneu,
dat U dat zelf doet. Dat is zoo heelemaal beneden
Uw waardigheid. Mag ik? Ja? Waar is Uw sok?"
Hare oogen zochten het atelier om sok en stopbe-
wezen, want hij hipld veel van haar en wist, dat zij
en Susie met den besten wil van de wereld geen groo-
te vriendinnen konden wezen. Daarenboven, iedere
vrouw moest een eigen huishouden hebben en een
man en kinderen. Dat dacht hij altijd als hij zijn ge
dachten over Anna liet gaan en als hij dezen volzin
had uitgedacht, voelde hij, dat hij er niets meer aan
kon doen en hij begon aan iets anders te denken.
Zijn huwelijk met Susie, een persoon van wie nie
mand wat had gehoord, had een massa nooit verbloe
de philosofie in hem verwekt en ontwikkeld. Vóór
dien tijd was hij zeer arm en zeer vroolijk; maar hij
had Estcourt lief en kon het niet aanzien, dat het in
verval geraakte; hij had ook zijn zusje lief, toen nog
maar tien jaar oud en hij wou haar gaarne een fat
soenlijke opvoeding geven. En wat moet een man dan
doen? Er waren toevallig geen rijke Amerikaansche
meisjes beschikbaar in dien tijd, daarom trouwde lnj
met juffrouw Dobbs uit Birmingham en werd een phi-
losoof.
Het was hard voor Susie, dat hij een wijsgeer werd
ter wille van haar. Zij hield niet van wijsgeeren. Zij
begreep hun stilzwijgende manier van doen niet en
hun gelijkmatigheid van humeur. Nadat zij alles ge
daan had wat Peter verlangde ten opzichte van de be
zitting in Devonshire, en Anna omringd had met alle
mogelijke weelde in de gedaante van gouvernantes en
haar echtgenoot een erfgenaam geschonken had voor
het herstelde familie-fortuin, dacht zij nu zelf ook wel
wat recht te hebben op eenig genot, op eenige voor
rechten, aan haar positie verbonden, en het verbaasde
haar hoe weinig daarvan voor den dag kwam. Wer
kelijk, niemand kon meer doen dan zij gedaan had, en
toch werd er niets voor haar gedaan. Peter vischte en
las en was met groote moeite van Estcourt af te krij
gen. Anna was natuurlijk te jong om dankbaar te
zijn, maar zij nam alles op alsof het vanzelf sprak en
haar onbewustheid zelf was een reden tot verbitte
ring voor haar. Susie wou graag vooruitkomen in de
wereld en niemand hielp haar voort. Zij wou graag
de Dobbs-helft van zichzelf begraven en de Estcourt-
helft tot ontwikkeling brengen, maar het Dobbs-ge-
deelte was aangeboren en de Estcourt-hejft zat aan de
oppervlakte en de Dobbsen waren bijzonder onaan
trekkelijk een geslacht van vurige, rustelooze, taaie
kleine mannen en vrouwen, zeer begeerig zooveel te
krijgen als ze maar konden en het zoo lang mogelijk
noodigdheden te vinden.
„En is het dan niet beneden Uw waardigheid?"
vroeg hij. „U heeft toch óók talent."
Zij keek hem dankbaar-glimlachend aan en zei: „o,
het is een vrouwenwerk. Ik heb het al zoo veel ge
daan. En dan, ik vind het volstrekt niet naar. Je
rust er zoo bij uit, vind ik."
„Ik ookl" zei hij nu lachend, „ik doe het bijna
graag."
„Bijna! Maar niet héél graag", antwoordde, zij.
Toe, zeg me waar is. Uw kous of Uw sok?
Hij antwoordde niets, maar zijne oogen wezen de
richting aan, waar hij zijn stopwerk inderhaast had
neergegooid. Zij was er dadelijk bij en nam de sok
up, terwijl zij zich nu neerzette om de opening te
dichten. Onderwijl sprak zij door, maar nu op heel
anderen toon. Er was iets zachters, iets onderwer-
peners in haar stem gekomen, iets dat hem lief aan
deed als een streeling. En terwijl hij nu voor 't eerst
geheel met genoegen naar haar luisterde, gleed zijn
blik liefkoozend over die eerste echt-vaderlandsche
vrouw, die in zijn Parijsche bohemerleven was geko
men en in hem lieve herinneringen opriep van lang
vergeten Hollandsche huiselijkheid. En hij werd nu
ook spraakzamer. Hij vertelde iets o niet alles!
van zijn ongeregeld Parijsch artistenleven en hoe hem
dit nu meters-lang eindelijk de keel begon uit te han
gen. Hij verlangde naar huiselijkheidj naar het gezel
schap eener verstandige vrouw, liefst van zijn land,
een vrouw van talent, als het kon, die hem dan tevens
tot kameraad kon zijn bij zijn werk. Een degelijke, lie
ve vrouw, die kunstzin bezat, mogelijk zelf kunstena
res was, en die toch huismoeder wist te wezen. Dat
was zijn ideaal.
Zij zat sprakeloos naar hem te luisteren, terwijl
hare fijne vingeren den stopdraad heen en weer trok
ken, en soms zag zij hem aan met hare ietwat vochtige
blauwe oogen, in wier uitdrukking hij stompzinnig
geweest had moeten zijn om niét de liefde te lezen.
Toen het gat gestopt was en zij de sok neerlegde,
nam hij haar hand, keek haar ln de oogen, haalde
haar naar zich toe en.... de rest kunt gij raden.
Een goed jaar later stonden zij beiden in hun atelier
te schilderen, terwijl zij een uur lang geen woord ge
wisseld hadden. Terwijl hij opnieuw zijn pijpje stop
te, zei hij zacht: „zeg, Mies
„Ja, wét?" vroeg zij, onverschillig, terwijl zij met
schilderen doorging.
„Ik heb weer zoo'n groot gat in mijn sok."
Zij zag hem ietwat smalend aan: „Weet je wat?"
vroeg zij. „Stop jij je sokken maar zelf, het gaat je
zoo goed af. Ik doe het ook wel, als het noodig is.
En dan, wie stopt er nog sokken? Het is waarachtig
niet meer de moeite waard."
BINNENLAND.
Gemengd Nieuws.
TIJDELljKE HtTHNG UITVOERRECHTEN.
Bh]mis ueL voonuopig verslag over ooveugenoema
ouiweip wensuiten veie leden op grond van een eu
anuer ïnuetunug van ueL wetsontwerp. Teneinde de
uuzekeiüeiu, waarin de nandei verkeert, zooiang het
omwerp aanuangig is, spoedig op te nellen, scheen
u<ui ze us onveiwijiüe ïnaemnng dringend noodzake
lijk.
in veroand met de overwegende bezwaren, die zij
tegen üeL wetsontwerp koesterden, onthielden ver-
seueidene leuen zien van de oespteking der artikelen,
zij dcmicn uei doenoos over de uitweming van een
denkbeeld, dat hun, altnans in den aangeooüeu vorm,
geneer Vei wei per ijk Voorkwam, in Oesenuuw ragen te
tienen.
te bewaren, een geslacht, dat er in geslaagd was een
menigte geld te verzamelen en de kunst volstrekt niet
verstond zich vrienden te maken. Susie was nog de
beste en was de mooiste geweest thuis; toch had zij
in Londen in 't minst geen succes. Zij weet dit aan
Peters onverschilligheid, aan zijn traagheid om haar
te introduceeren bij zijp vrienden. Het was evenmin
Peter's schuld als de hare. Het was niet haar schuld,
dat ze niet mooi was er had nog nooit één mooie
Dobbs bestaan en het was niet haar schuld, dat zij
zoo ongelukkig openhartig was en haar koortsachtig
verlangen begeerenswaardige kennissen te maken en
in begeerenswaardige kringen te worden opgenomen,
niet kon verbergen. Totdat Anna uitging werd Susie
alleen op groote partijen geïnviteerd, waar iedereen
gevraagd werd; en de uren, die ze daar doorbracht,
waren niet de zaligste van haar leven. De menschen,
die eerst geneigd waren vriendelijk voor haar te we
zen ter wille van Peter, dropen af, wanneer zij merk-
toe, hoe haar verlangen, de aandacht te trekken van
een hoog er geplaatst persoon, het haar onmogelijk
maakte haar gedachten te bepalen bij de vriendelijke
opmerkingen, die zij zoo goed waren tegen haar te
maken. In gezelschap was zij niet met haar gedachten
bij het gesprek, ze was gejaagd en blijkbaar steeds op
den uitkijk naar de lrans de grootste visch in haar net
je te vangen, maar, hoewel zij rijk was, ze was toch
niet rijk genoeg in een eeuw van millionairs, en niet
éénmaal gedurende haar geheele -leven was een groote
visch zoo dom zikh te laten vangen.
Na eenigen tijd begreep zij met haar aangeboren
slimheid en gezond verstand, dat haar eenige aan
spraak op de weinige oplettendheden, die zij ontving,
haar geld was. Haar geld had Peter voor haar ge
kocht en een aangename toekomst voor haar kinderen;
het had een Dobbs veranderd in een Estcourt; alles
wat zij bezat en eenigszins de moeite waard was te
bezitten, had zij aan haar geld te danken. Toen dit
eenmaal goed tot haar was doorgedrongen, begon zij
ontzettend groote waarde te hechten aan het bezit
alleen van geld; zij werd zeer gierig en maakte bezwa
ren tegen uitgaven, hetgeen Peter bijzonder griefde;
niet dat hij geld noodig had nu Estcourt eenmaal her
steld was tot zijn ouden luister en weer geschikt ge
maakt voor hun zoon, maar omdat schrielheid iets
was dat hij bij een vrouw niet kon begrijpen iets
afstootelijks, onvrouwelijks, in strijd met haar aard,
NEDERLANDSCHE ANTI-OORLOGSRAAD.
Naar wij vernemen, heeft de Nederlandsche anti
oorlogsraad wenschende de regeering te raadple
gen over de door hem te volgen gedragslijn giste
ren een langdurig onderhoud gehad met den tijdelij-
ken voorzitter van den ministerraad, mr. Cort van
der Linden, in diens kabinet.
TWEEDE KAMER.
In de gisteren voortgezette behandeling van het
ontwerp-Mendels betoogde de heer Beumer, dat de
heer Mendels absoluut in gebreke is gebleven de
noodzakelijkheid van zijn voorstel aan te toonen.
De heer van Doorn achtte ook het ontwerp niet
noodig.
De heer Troelstra betoogde tegenover de bestrij
ders van het ontwerp, dat men er met afbrekende
critiek niet komtdaarom wekte hij hen op, tegenover
het ontwerp althans iets anders te plaatsen, zij het
desnoods in den vorm eener motie.
STADNIEUWS.
PREDIKBEURTEN TE ALKMAAR.
6 DECEMBER.
Groote Kerk, 10 uur, Ds. Verwaal.
Kapel, 10 uur, Ds. Vinke, bed. v. d. H. Doop.
Kapel, avond 6 uur Ds. Kloosterman, Woensdag
avond, 8 uur, Ds Verwaal.
Evang. Luth. Kerk geen dienst.
Doopsgezinde Kerk 10.30 Ds. IJ. Buruma, veldpre
diker.
Rem. Geref. Kerk 10.30 uur, Ds de Regt.
Geref. Kerk, 10 uur Ds. Meyer, Voorber. H. Avond
maal. 's Avonds 5 uur, Ds. Meyer, Heidb. Cat. Zon
dag 52.
Hersteld Apostolische Gemeente, Toussaintstraat,
vergadering 's morgens 10 uur en 's avonds 5 uur.
Uit den omtrek.
Herv. gem. te Oudorp, 10 uur, Ds, Groot.
Herv. gem. te Akersloot, 2uur, Ds. de Pree.
Herv. gem. te Bergen, geen dienst 9 Dec. avond 7
uur, Ds. v. d. Kieboom.
Herv. gem. te Egmond a/d. Hoef, 10 uur, Ds. van
de Kieboom.
Herv gem. te Heer Hugowaard, geen dienst.
Herv. gcm. te Heiloo, 10 uur, Ds. Eilerts de Haan.
Evangelisatielokaal te Heiloo, 10 uur, Ds. Klooster
man van Alkmaar.
Herv. gem. te Limmen, 9.30 uur. Ds. Bosch.
Herv. gem. te Koedijk, Ds Vethake.
Herv. gem. Stompetoren, geen dienst.
Herv. gem. te Oterleek, 9.30 uur Ds. v. d. Mort van
Spijk.
Herv. gem. te Schermerhorn, avond 6.30, Ds. van
cj|r Mort van Spijk.
Geref. Kerk 9.30 uur, preeklezen.
Herv. gem. Zuidschermer, 9,30. uur Ds. Spaargaren.
Herv. gem. te Groet, 10 uur Ds. Boeke. Avond 7
uur, zangdienst te Schoorl.
Broek op Langendijk Herv. Kerk 9.30 en 2.30 Ds.
J. P. Dijk.
Geref. Kerk 9.30 preeklezen.
Geref. Kerk 9.30 Ds. J. O. Feenstra van Dirkahom.
Chr. Geref. Kerk 9.30 en 2.30 en Donderdagavond
6.30 Ds. J. de Bruin.
Doopsgez. Kerk Q'A uur Ds. de Jong.
Zuid-Scharwoude. Herv. Kerk 10 uur Ds. A. J. R.
Ter let.
Noord-Scharwoude. Herv. Kerk, avond 7 uur Ds.
O. Staal.
Geref. Kerk 9.30 en 4 uur Dr. Harrenstefn.
Oudkarspel, avond 7 uur Ds. G. de Leeuw; Onder
werp: „Het zachte juk, de lichte last".
GESLAAGD.
Voor het examen apothekers-assistente slaagde
gisteren te Utrecht mej. V.' H. O. J. v. d. Spek
Obreen, alhier.
zooals hij altijd gedacht had. Hij gaf geen- enkelen
wenk meer voor de opvoeding van Anna of de inrich
ting van het huishouden, alles wat gedaan werd, deed
Susie uit zichzelf en hij bracht hoe langer hoe meer
tijd door in Devonshire en werd hoe langer hoe meer
een wijsgeer; en wanneer hij praatte met zijn vrouw
bepaalde hij de conversatie tot de taal van abstracte
wijsheid.
Nu dit was zeer hard voor Susie, die abstracte wijs
heid niet waardeeren kon en die een leven leidde, zoo
eenzaam als men het zich maar kan voorstellen. Peter
bleef haar uit den weg. Anna was onderhevig aan
langdurige buien van koel stilzwijgen. En dan dacht
Susie met verlangen terug aan de vroolijke Dobbs-
dagen, aan hun openhartige en eensgezinde platheid.
'Toen Anna achttien jaar was, -scheen de toekomst
wat lichter te worden voor Susie. Deuren, die steeds
gesloten waren gebleven sedert Susie's huwelijk, wer
den geopend bij haar verschijning met zulk een aar
dige „débutante" onder haar vleugels, en zij kon ge
nieten van de glorie welke afstraalde van Anna's
kleine triomfen En toen, zonder eenige schijnbare
reden, was Anna zoo zonderling veranderd en had
ieders verwachtingen teleurgesteld; zij moedigde
nooit den rechten man aan, was nooit bereid te doen
wat men van haar zei, wanhopig achteloos op alle
zaken van gewicht voor het leven en zij vertoonde
eindelijk kenteekenen van bevriezing tot den wijsgee-
rigen toestand van Peter. Hun moeder was een Duit
sche geweest hofdame bij een der Duitsche prin
sessen hun vader had haar ontmoet en was met
haar _getrouwd in den tijd dat hij secretaris was bij
het F.ngelsche gezantschap in St. Petersburg. En Su
sie, die wel eens gehoord had van Duitsche philoso
fie en Duitsche dwaasheid en ze beide verachtte uit
den grond van haar hart, maakte de gevolgtrekking,
dat de Duitsche afkomst verantwoordelijk was voor
alles wat bij Peter en Anna haar begrip te boven ging,
somtijds, wanneer Peter meer dan gewoonlijk wijs en
ongenaakbaar was, noemde zij hem Herr Schopen
hauer hetgeen onmiddellijk het effect had een stil
zwijgendheid te veroorzaken die soms weken duurde;
want niet alleen hield hij het minst van haar wanneer
zij grappig was, maar hij had natuurlijk veel van
Schopenhauer gelezen en was zich tot zijn spijt be
wust, dat dit niet goed voor hem was geweest
(Wordt vervolgd)
ALKMAARSCHE
DRANT.
i i 1. l— _111. Un.l Vi«i Aori Ttlnor oaIt.