DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
ING nu
Verzetting Weekmarkten
No. 288
Honderd en zestiende jaargans:.
1914
ZATERDAG
5 DECEMBER
MILITIE.
Insctirij ving.
FEUILLETON.
DE WELDOENSTER
Hugo's lente,
MILITIE en LANDWEER.
(in verband mei de a.s. feestdagen).
BURQEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algerneene kennis dat, in ver
band met de a s feestdagen, de weekmarkten in
deze geme.nte zijn bepaald als volgt:
lo. de kaasmarkt, in plaats van op 25 December
en 1 Januari op Woensdagen 23 en 30 De
cember a.s
2o. de graan- en landmarkt, in plaats van op
25 Di ermi er en 1 Jinuari, eveneens op Woens
dagen 3 en 30 D.cember a.s
3o de v< emarkl, in plaats van op 26 December,
op Donderdag 24 December a.s.;
4o. de z.g. kleine markten (op het Hofplein),
benevens de koter- en eierenmarkten, in
plaats van op 26 December, eveneens op Don
derdag 24 December a.s.
Alkmaar, 3 December 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH. Secretaris.
De Burgemeester van Alkmaar krengt ter
kennis van belaiigliekbendeudat de uit-
keering van de ergoedlugeu, loopende
over liet tijdvak van 20 November tot en
met O December, sal pluan* hebben tenStad-
huize op Maandag, 7 Decembei o.»., voor
coov&sl de LAMDWEE» a&saga&t, van 3d- 11
uur en voor aooveel de MIUTXE betreft
van 11 12 uur.
Alkmaar, 2 December 1914.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR,
Gelei op art. i van het Militiebesluit (K. B. van
3 April 1912, ütaaisblad No. 145).
Herinnert:
aiie mannelijke ingezetenen, die op 1 JANUARI
1915 hun ioe levensjaar hebben volbracht (alzoo de
mannelijke geborenen van 1896), om zith in de niaauu
JANUARI 1915 voor de Militie te doen inschrijven.
De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van
het Stadhuis alhier, op DINSDAG en VRIJDAG tol
20 j ANUARl aa., van des namiddags 1 tot 3 uur, en
verder ter Gemeente-Secretarie.
Bij deze aangifte ter inschrijving bestaat tevens de
gelegenheid om op te geven de reden van vrijstelling,
die de in te schrijven persoon vermoedelijk zal kunnen
doen gelden.
Voorts worden belanghebbenden opmerkzaam ge
maakt op de volgende bepalingen der Militiewet.
Artikel 12.
1 Behoudens het bepaalde in art. 13 wordt voor de
Militie ingeschreven:
io. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die op
1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij
het 18e levensjaar heeft volbracht, binnen het Rijk, in
het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woon
plaats heeft, of wiens vader, moeder of voogd op ge-
noemd tijdstip in een dier Rijken woonplaats heeft;
2o ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken
woonplaats heeft;
3o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op ge:
noemd tijdstip ingezetene van het Rijk is.
door de schrijfster van
„Ehzaueth and her German Garden".
't erwijl Peter vischte te Estcourt en nadacht over
de ïjdemeid van ue wenschen der menschen, was Anna
met zeldzame uitzonderingen, daar waar Susie was,
en Susie was waar het fashionable was te zijn. Een
paar weken in den zomer, een paar dagen met Pa-
scneii, gingen zij naar Devonshire; en Anna kon naar
harielust dwalen door het oude huis en het landgoed
en voelen hoe veel meer zij het had liefgehad in den
ouden toestand van verval, den toestand dien zij als
kniel had gekend toen haar moeder nog leefde en zij
gelukkig was Alle dingen waren nu zoo akelig net-
,lS, binnen en buiten, Susie's geld en Susie's smaak
'.aci a Je iieci ijkheid en al het romantische wegge
vaagd Anna was blij als zij het verlaten kon en mee
genomen werd naar Mariënbad of de een of andere
piaais waar vorstelijke personen kwamen, want Susie
nield van vorstelijke personen. Maar wat een leven
was dat steeds op reis jaar op jaar met Susie! Lon-
dei 'ev es i e A'ancnbad, Schotland, dan weer
iaa Londen geduldig steeds de vorstelijke personen
achterna, die zich dit niet bewust waren; dezelfde
menschen ontmoeten luisteren naar dezelfde muziek,
dezelfde praatjes hetzelfde eten zou nooit iemand
iets nieuws uitvinden om te eten? De onuitsprekelijke
wroeging iederen morgen de Rou op en neer te rij
den, de vreeselijke uren wanneer ze boodschappen de-
rVn en nieuwe kleeren aanpasten, het vermoeiende van
at die nieuwe schilderijen, al die concerten, al de ope
ra's die ieder jaar minder mooi leken te worden, daar
haar oog en oor kritischer werden. Zij kende op 't
laatst iedere noot van de opera's en concerten van het
repertoire, en iedere noot scheen haar kriebelig te
maken
En dan de menschen die zij kenden altijd dezelf-
2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt ge
houden
A. de minderjarige niet-Nederlander, die binnen het
Rijk woonplaats heeft:
lo. indien zijn vader, moeder of voogd binnen het
Rijk woonplaats heeft en gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of be
zittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats
gehad heeft;
2o. indien hij zelf gedurende de voorafgaande
achttien maanden in liet Rijk of in de koloniën of be
zittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats
gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet een vader
I r 'der heelt cn deze cldcts dan binnen het Rijk
woonplaats heeft.
0 de mccidcrjarige niet Nederlander, die binnen
het Ki k woonp aals heeft en gedurende de vooraf
gaande ach Uien maanden in het Rijk of in de kolo
ïiiën A bezittingen des Rijks ui andere were.ddeelen
woonplaa'3 gehad heeft.
3 Voor de toepassing van het bepaalde in het vo
rig lid wordt gehouden:
v >r ninderarig hij die minderjarig is in den zir
der Ncderlandsche wet;
voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in den
zin der Ncderlandsche wet.
Artikel 13.
Voor de Militie wordt niet ingeschreven:
1 o. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te be-
hooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan
den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of
waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel
van wech i keerigheid is aangenomen;
2o. hij die blijkt in de koloniën of bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen woonplaats te hebben,
mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst.
Artikel 14.
i. De inschrijving geschiedt:
io. van uun, bedoeld m art. 12, eerste lid, onder
lo
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk
wuonp.aaLS heeft, in de gemeente der woonplaats van
vaüer, moeder of voogd;
b. zoo hij binnen hef Rijk woonplaats heeft, in de
gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in den zin dezer
wet een vader, moeder of voogd heeft en deze in eene
andere gemeente binnen het Rijk woonplaats heeft;
c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche
Rijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in
de gemeente Amsterdam;
d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Ko
ninkrijk België en hij niet binnen het Rijk woonplaats
heelt, in de gemeente Rotterdam;
e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zijn vader, moe
der of voogd niet binnen het Rijk of in het Koninkrijk
België woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam;
f. zoo hij in het Koninkrijk België en zijn vader,
moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Duit
sche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotter
dam;
2o. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder
2o.:
a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de
gemeente zijner woonplaats;
b. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk,
in de gemeente Amsterdam;
c. zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk Bel
gië in de gemeente Rotterdam;
3o. A. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, on
der 3o., indien hij minderjarig is:
a zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd
b zoo hij in den zin dezer wet geen vader, moeder
of voogd heeft of zoo zijn voogd niet binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij zelf woon
plaats heeft;
B. van hem, bedoeld in art. 12, eerste Hd, onder
3oindien hij meerderjarig ls:
de eentonigheid, altijd tevreden in denzelfden cirkel
gang. Als zij met Susie een ritje deed door het
Park, spraken zij geen woord, zij keek altijd optettenu
naar de gezichten in de andere rijtuigen, het waren
uijna allen kennissen, om te zien of een van haar
vrooiijk keek, en het was een groote zeldzaamheid als
zij één andere uitdrukking zag dan die van mistroos
tige verveling. Ontevreden en boos, nauwelijks een
enkel woord sprekende met den persoon, die naast
hen zat, reden haar vrienden iederen middag heen en
weer en zij en Susie deden eveneens, even stilzwijgend
en even vervelend als zij. Enkele buitengewoon mooie
of buitengewoon geestige of buitengewoon jonge
menschen schenen het leven prettig te vinden en za
gen er gelukkig uit, maar zij vermeden Susie. Haar
mug bestond uit de nuffen en leelijken, en alle amu
sante en interessante menschen keerden haar en haar
kring eenparig den rug toe.
Dit waren de omstandigheden die Anna deden na
denken over de vraagstukken van het leven, telkens
keer, wanneer zij buiten het bereik was van Susie's
stem.
Haar positie van afhankelijkheid van Susie hinderde
haar vreeselijk, ook hinderde het feit haar vreeselijk,
dat het eenige middel er zich aan te onttrekken was
trouwen. Telkens als zij een aanzoek kreeg, was het
eerste wat zij deed het afslaan met een nadruk, die den
ongelukkigen minnaar verbaasd deed staan, en dan
volgden er dagen en nachten van strijd, omdat zij ge
weigerd had en Susie gewild had dat zij het aannam
en omdat een diep medelijden met Susie zich had
meester gemaakt van haar ziel. Hoe kon Peter zoo
kalmpjes voortleven op kosten van Susie, en haar met
een volkomen gebrek aan teederheid behandelen? An
na's liefde voor haar broeder verminderde aanzienlijk
zoodra zij begrip begon te krijgen van Susie's leven.
Het was zulk een treurig leventje van kruipen, drin
gen en heldhaftig glimlachen als een heldin wanneer
zij onaardig behandeld werd. Niemand gaf in de ver
ste verte iets om haar. Zij had honderden kennissen,
die bij haar op diners wilden komen en later om haar
lachten, maar geen enkelen vriend. Haar man leefde
van haar geld en sprak nauwelijks een woord met
haar. Haar zoon te Eton, een verbazende kwibus, zag
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
2. De in het vorig lid als plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar de woonplaats ge
vestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de le
vensjaar volbracht. 1 en aanzien van hem, wiens in
schrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet ge
schieden wegen3 woonplaats onderscheidenlijk in het
Duitsche RijK cf in het Koninkrijk België, wordt de
gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben,
oepaaid naai liet Kijk, waar de woonplaa.s gevestigd
is of was op 1 Januari van liet jaar. volgende op dal
'v.v io i u s, uiv n p is on liet 18de levensjaar
volbracht.
I lij ti f
\ittkel 1.3
gen 12 moet v ovden
er nn: waai de ,.si
igesclire
ij; moe;
geschieden
2 Indien itij ongesteld of afwezig is, rust de ver
plichting tot het doen van de aangifte:
a. indien het een minderjarige betreft op zijn va
der. moeder f v ngd mils de vader, moeder of voogd
binnen het Rijk in hit Duitsche Rijk of in het Ko
ninkrijk België woonplaats heeft, of indien de
voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid
bezittende vereeniging. aan eene stichting of aan eene
instelling van weldadigheid op de bestuurders;
b. indien het een meerderjarige betreft, die onder
curateele staat, op zijn curator.
3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen
vader, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder
of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, is, be
houdens het bepaalde in het volgend lid, steeds zelf
tot het doen van de aangifte verplicht.
4. Hij, die is opgenomen in een der in art. 16 ver
melde gestidhten en inrichtingen of behoort tot de in
het tweede lid van genoemd artikel bedoelde personen
dan wel in dienst is bij de zeemacht, bij
te lande of bij de koloniale troepen, behoeft
ij de zeemacht, bij het leger hier
niet ter
inschrijving té worden aangegeven.
5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van
het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven
persoon het 18de levensjaar volbracht.
6. Voor hem of haar, die tot het doen van de aan
gifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een
ander, daartoe schriftelijk gemachtigd.
Artikel 16.
1. De bestuurders van krankzinnigen-, idioten-,
doofstommen- en blindcngcstichfcen, van gevangenis
sen, van rijkswerkinrichtingen, van rijksopvoedings
gestichten en van tuchtscholen zenden jaarlijks vóór
10 Januari eene opgave, ingericht in den door Ons
te bepalen voim, van de daarin opgenomen mannelijke
personen, die alsdan voor de militie moeten worden
ingeschreven, aan Onzen commissaris in de provincie,
binnen welke de inschrijving moet plaats hebben.
2. Ten aanzien van de mannelijke personen, die
ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter
beschikking van de Regeering zijn gesteld en niet in
een Rijksopvoedingsgesticht zijn opgenomen, ge
schiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van
Justitie.
3. De inschrijving van de in het eerste en het twee
de lid bedoelde personen, zoomede van die, welke in
dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger hier te lande
of bij de koloniale troepen, geschiedt overeenkomstig
door Ons te geven voorschriften.
Artikel 17.
1Voor de militie wordt ook ingeschreven of wordt
opnieuw ingeschreven:
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
gevestigd heeft en wiens vader, moeder of voogd niet
reeds in een dier Rijken woonplaats had;
2o. ieder minderjarige mannelijk Nederlander, die
niet in een der genoemde Rijken woonplaats heeft,
doch wiens vader, moeder of voogd na 1 januari van
op haar neer. Haar dochtertje kreeg het nooit in haar
hoofd naar te gehoorzamen. Anna zeit, bezield door
een koppigen geest van kieskeurigheid, die geen van
al tiaar tijdgenooten eigen was, wilde niet trouwen,
het eenige wat Susie van haar verlangde en Susie
was nu eenmaal een heel gewoon vrouwtje van geen
opvoeding en geen goede familie. Maar dat maakte
net niet roemrijker voor de Estcourts alies van haar
aan te nemen wat zij maar krijgen kouden en te doen
of zij zelf niet bestond. Het was Susie toch in ieder
geval, die de rekeningen betaalde. Anna had diep me
delijden met haar; zulk een eenzaam, ongelukkig
vrouwtje, uit haar eigen sfeer gerukt en huiverend
heel alleen achtergelaten, zonder een mantel van lief
de om haar te dekken en te troosten.
Wanneer zij niet bij Susie was, had 'Anna dit gevoel.
Maar was zij bij haar, dan was zij even koud en stil
en in strijd met haar als Peter. Als zij er gelegenheid
voor had, ging zij gewoonlijk naar den namiddag-
dienst in de St. Paulskerk. Dat was de eenige plaats en
tijd waarin het booze, dat in haar was, tot rust kwam
en het goede in vrede de overhand behield. De afzon
dering in dat groote gebouw, waar zij nooit iemand
ontmoette dien zij kende, de schoonheid van de mu
ziek, de statigheid van den dienst, iederen dag even
volmaakt voor iederen ongelukkige, die zich een uur
tje wou afzonderen van ae zorgen van het leven, dit
alles werkte mee om haar bezwaren in slaap te sussen
en haar hart te vervullen met teederheid voor hen die
niet gelukkig waren en voor hen die niet wisten, dat
zij ongelukkig waren en voor hen die hun kostbaar
leven verkwistten met ongelukkig te zijn, terwijl zij
gelukkig konden wezen. Hoe weinig moeite zou Jiet
kosten, dacht zij (want zij was jong en levendig van
verbeelding) om de zorgen en droefheid der meeste
menschen in vreugde te veranderen. Een klein verschil
in Susie's manieren en denkbeelden zou hen allen zoo
gelukkig kunnen doen zijn; een kleine verandering in
Peter's gewoonten zou het leven van zijn vrouw zoo
schoon kunnen maken. Maar zij leefden allen blinde
lings voort, iedere dag een dag van ledigheid, ieder
van die kostbare dagen, zoo vol kansen en mogelijkhe
den en verwaarloosde zegeningen en weldra zou het
het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het
18de levensjaar volbracht, en vóór het increden van
diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats bin
nen een dier Rijken gevestigd heeft;
3o. ieder minderjarige mannelijk Nederlander, die
van het jaar. volgende op dat, waarin hij het 18de le
vensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste
levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is
geworden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd bin
nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Konink
rijk België woonplaats heeft;
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij hel i 8de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van hei 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het
Rijk, in liet Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
gevestigd heeft;
5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Januari
van liet jaai. volgende op dat, waarin hij het 18de le
vensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste
levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is
cworden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche
'ijk of in het Konikrijk België woonplaats heeft
6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Ja
nuari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene
is geworden in den zin van art. 12, tweede lid;
7o. hij, die vóór het intreden van het 21ste levens
jaar opnoudt te verkeeren in een der gevallen, be
doeld in art. 13, indien hij overigens, hetzij volgens
art. 12, hetzij volgen» het hiervoren onder lo.6o. be
paalde ingeschreven zou moeten worden.
2. Met betrekking tot het bepaalde onder lo.—6o.
gelden art. 12, laatste lid, en art. 13.
3. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrij
ving of de inschrijving opnieuw moet geschieden,
geldt art. 14, eerste lid, met dien verstande, dat de
plaats van inschrijving wordt bepaald naar de ge
meente of het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is
of was op den dag, waarop de in te schrijven persoon
of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der
in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen.
4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter in
schrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de artt.
15 en 16, met dien verstande, dat de aangifte ge
schiedt binnen dertig en de opgave binnen tien dagen
na den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn
vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het
eerste lid van dit artikel omschreven gevallen.
Artikel 102.
1Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of
geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden
wordt gestraft:
lo. de in a~t. 15, eerste of tweede lid. bedoelde per
soon of diegene der in laatstgenoemd lid bedoelde be
stuurders, die niet voldoet aan eene hem bij dat ar
tikel of bij art. 17, vierde lid, opgelegde verplichting;
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd
gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in
het eerste lid bedoelde feiten pleegt.
De Burgemeester voornoemd:
O. RIFPING.
Alkmaar, 5 December 1914.
door
HELENE SWARTH.
(Nadruk verboden).
Toen Hugo het briefje van zijn model op zijn ont
bijttafel vond en, aleer hij het dunne couvert open
scheurde met haastige vingers, den inhoud al wist,
voelde hij plots zijn mooie lentestemming wijken.
Uf 't waar was dat Greta verkouden was en in bed
bleef met een gezwollen rooden neus en tranende
oogen? Ja, dan kon ze ook niet als model dienen.
Maar wie wordt er nu verkouden met zulk goddelijk
lenteweer? Misschien verveele het poseeren haar en
wou zij liever wandelen met haar jongen. De waar
heid bekende zij toch nooit. Maar 't was jammer, erg
leven achter hen liggen, en de kans was voor goed
voorbij.
„De wereld is een vreeselijk oord, vol ongelukkige
menschen", dacht zij, terwijl zij de wereld met onge
lukkige oogen aanzag. „Ieder heeft meer dan hij kan
dragen en niemand om hem te helpen. O, als ik kon
zou ik iedereen willen helpen en troosten, die droevig
is uf mistroostig, of treurig o, als ik maar kon 1"
En zij droomde van alles wat zij doen zou als zij
Susie was rijk en vrij van alle bemoeizucht om
anueren, minder door fortuin bedeeld, te helpen, ook
gelukkig te worden. Maar daar zij het tegenoverge
stelde was van rijk en vrij, schudde zij deze droomen
af en nam een menigte goede besluiten, besluiten, die
voornamelijk betrekking hadden op haar toekomstig
gedrag tegenover Susie. En zij verliet de kerk, ver
vuld van het vaste voornemen, voortaan altijd vrien
delijk en lief tegen haar te zijn; als Susie echter een
wourd sprak, maakte zij zich boos en sprak haar te
gen, wat haar verdriet deed, of zij verviel weder in
ar gewonen toestand van koude ontoeschietelijk-
heid.
Indien het in Susie's hoofd was opgekomen, dat
Anna medelijden met haar had en in den namiddag-
dienst goede besluiten nam, waarvan zij het voorwerp
was en dat zij in Anna's oogen een kruis was gewor
den, dat met heldenmoed gedragen moest worden, zou
zij waarschijnlijk verontwaardigd geweest zijn. Ande
re menschen te beklagen en zelf beklaagd worden, zijn
twen zeer verschillende zaken. Het eerste is bevredi
gend en aangenaam, het tweede is vervelend of zelfs
om krankzinnig te worden, al naar gelang van het
temperament van den patiënt. Susie vermoedde echter
geenszins, dat iemand naar kon beklagen; en als Anna
na een partij, voordat zij naar bed gingen, haar ar
men om haar hals sloeg en haar een veel teederder kus
gaf dm gewoonlijk, dan sprak zij haar verbazing
openlijk uit. ,.Hé, wat is er?" vroeg zij dan. „Anders
gestemd, Anna?" Want zij wilde niet weten, dat An
na de duwen gevoeld had die zij haar had zien ont
vangen Hoe zou dat ook mogelijk zijn? Zij was er
zoo aan gewend dat zii ze zelf nauweliiks opmerkte.
Zie vervolg in het andere blad.
3)
>u, gu
I L J)
IHR
a.; i V' n
ij (i<