DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. ING nu Verzetting Weekmarkten No. 288 Honderd en zestiende jaargans:. 1914 ZATERDAG 5 DECEMBER MILITIE. Insctirij ving. FEUILLETON. DE WELDOENSTER Hugo's lente, MILITIE en LANDWEER. (in verband mei de a.s. feestdagen). BURQEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algerneene kennis dat, in ver band met de a s feestdagen, de weekmarkten in deze geme.nte zijn bepaald als volgt: lo. de kaasmarkt, in plaats van op 25 December en 1 Januari op Woensdagen 23 en 30 De cember a.s 2o. de graan- en landmarkt, in plaats van op 25 Di ermi er en 1 Jinuari, eveneens op Woens dagen 3 en 30 D.cember a.s 3o de v< emarkl, in plaats van op 26 December, op Donderdag 24 December a.s.; 4o. de z.g. kleine markten (op het Hofplein), benevens de koter- en eierenmarkten, in plaats van op 26 December, eveneens op Don derdag 24 December a.s. Alkmaar, 3 December 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH. Secretaris. De Burgemeester van Alkmaar krengt ter kennis van belaiigliekbendeudat de uit- keering van de ergoedlugeu, loopende over liet tijdvak van 20 November tot en met O December, sal pluan* hebben tenStad- huize op Maandag, 7 Decembei o.»., voor coov&sl de LAMDWEE» a&saga&t, van 3d- 11 uur en voor aooveel de MIUTXE betreft van 11 12 uur. Alkmaar, 2 December 1914. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. De BURGEMEESTER van ALKMAAR, Gelei op art. i van het Militiebesluit (K. B. van 3 April 1912, ütaaisblad No. 145). Herinnert: aiie mannelijke ingezetenen, die op 1 JANUARI 1915 hun ioe levensjaar hebben volbracht (alzoo de mannelijke geborenen van 1896), om zith in de niaauu JANUARI 1915 voor de Militie te doen inschrijven. De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van het Stadhuis alhier, op DINSDAG en VRIJDAG tol 20 j ANUARl aa., van des namiddags 1 tot 3 uur, en verder ter Gemeente-Secretarie. Bij deze aangifte ter inschrijving bestaat tevens de gelegenheid om op te geven de reden van vrijstelling, die de in te schrijven persoon vermoedelijk zal kunnen doen gelden. Voorts worden belanghebbenden opmerkzaam ge maakt op de volgende bepalingen der Militiewet. Artikel 12. 1 Behoudens het bepaalde in art. 13 wordt voor de Militie ingeschreven: io. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18e levensjaar heeft volbracht, binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woon plaats heeft, of wiens vader, moeder of voogd op ge- noemd tijdstip in een dier Rijken woonplaats heeft; 2o ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken woonplaats heeft; 3o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op ge: noemd tijdstip ingezetene van het Rijk is. door de schrijfster van „Ehzaueth and her German Garden". 't erwijl Peter vischte te Estcourt en nadacht over de ïjdemeid van ue wenschen der menschen, was Anna met zeldzame uitzonderingen, daar waar Susie was, en Susie was waar het fashionable was te zijn. Een paar weken in den zomer, een paar dagen met Pa- scneii, gingen zij naar Devonshire; en Anna kon naar harielust dwalen door het oude huis en het landgoed en voelen hoe veel meer zij het had liefgehad in den ouden toestand van verval, den toestand dien zij als kniel had gekend toen haar moeder nog leefde en zij gelukkig was Alle dingen waren nu zoo akelig net- ,lS, binnen en buiten, Susie's geld en Susie's smaak '.aci a Je iieci ijkheid en al het romantische wegge vaagd Anna was blij als zij het verlaten kon en mee genomen werd naar Mariënbad of de een of andere piaais waar vorstelijke personen kwamen, want Susie nield van vorstelijke personen. Maar wat een leven was dat steeds op reis jaar op jaar met Susie! Lon- dei 'ev es i e A'ancnbad, Schotland, dan weer iaa Londen geduldig steeds de vorstelijke personen achterna, die zich dit niet bewust waren; dezelfde menschen ontmoeten luisteren naar dezelfde muziek, dezelfde praatjes hetzelfde eten zou nooit iemand iets nieuws uitvinden om te eten? De onuitsprekelijke wroeging iederen morgen de Rou op en neer te rij den, de vreeselijke uren wanneer ze boodschappen de- rVn en nieuwe kleeren aanpasten, het vermoeiende van at die nieuwe schilderijen, al die concerten, al de ope ra's die ieder jaar minder mooi leken te worden, daar haar oog en oor kritischer werden. Zij kende op 't laatst iedere noot van de opera's en concerten van het repertoire, en iedere noot scheen haar kriebelig te maken En dan de menschen die zij kenden altijd dezelf- 2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt ge houden A. de minderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft: lo. indien zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of be zittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats gehad heeft; 2o. indien hij zelf gedurende de voorafgaande achttien maanden in liet Rijk of in de koloniën of be zittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet een vader I r 'der heelt cn deze cldcts dan binnen het Rijk woonplaats heeft. 0 de mccidcrjarige niet Nederlander, die binnen het Ki k woonp aals heeft en gedurende de vooraf gaande ach Uien maanden in het Rijk of in de kolo ïiiën A bezittingen des Rijks ui andere were.ddeelen woonplaa'3 gehad heeft. 3 Voor de toepassing van het bepaalde in het vo rig lid wordt gehouden: v >r ninderarig hij die minderjarig is in den zir der Ncderlandsche wet; voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in den zin der Ncderlandsche wet. Artikel 13. Voor de Militie wordt niet ingeschreven: 1 o. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te be- hooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wech i keerigheid is aangenomen; 2o. hij die blijkt in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats te hebben, mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst. Artikel 14. i. De inschrijving geschiedt: io. van uun, bedoeld m art. 12, eerste lid, onder lo a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk wuonp.aaLS heeft, in de gemeente der woonplaats van vaüer, moeder of voogd; b. zoo hij binnen hef Rijk woonplaats heeft, in de gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in den zin dezer wet een vader, moeder of voogd heeft en deze in eene andere gemeente binnen het Rijk woonplaats heeft; c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam; d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Ko ninkrijk België en hij niet binnen het Rijk woonplaats heelt, in de gemeente Rotterdam; e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zijn vader, moe der of voogd niet binnen het Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam; f. zoo hij in het Koninkrijk België en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Duit sche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotter dam; 2o. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 2o.: a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente zijner woonplaats; b. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam; c. zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk Bel gië in de gemeente Rotterdam; 3o. A. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, on der 3o., indien hij minderjarig is: a zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd b zoo hij in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft of zoo zijn voogd niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij zelf woon plaats heeft; B. van hem, bedoeld in art. 12, eerste Hd, onder 3oindien hij meerderjarig ls: de eentonigheid, altijd tevreden in denzelfden cirkel gang. Als zij met Susie een ritje deed door het Park, spraken zij geen woord, zij keek altijd optettenu naar de gezichten in de andere rijtuigen, het waren uijna allen kennissen, om te zien of een van haar vrooiijk keek, en het was een groote zeldzaamheid als zij één andere uitdrukking zag dan die van mistroos tige verveling. Ontevreden en boos, nauwelijks een enkel woord sprekende met den persoon, die naast hen zat, reden haar vrienden iederen middag heen en weer en zij en Susie deden eveneens, even stilzwijgend en even vervelend als zij. Enkele buitengewoon mooie of buitengewoon geestige of buitengewoon jonge menschen schenen het leven prettig te vinden en za gen er gelukkig uit, maar zij vermeden Susie. Haar mug bestond uit de nuffen en leelijken, en alle amu sante en interessante menschen keerden haar en haar kring eenparig den rug toe. Dit waren de omstandigheden die Anna deden na denken over de vraagstukken van het leven, telkens keer, wanneer zij buiten het bereik was van Susie's stem. Haar positie van afhankelijkheid van Susie hinderde haar vreeselijk, ook hinderde het feit haar vreeselijk, dat het eenige middel er zich aan te onttrekken was trouwen. Telkens als zij een aanzoek kreeg, was het eerste wat zij deed het afslaan met een nadruk, die den ongelukkigen minnaar verbaasd deed staan, en dan volgden er dagen en nachten van strijd, omdat zij ge weigerd had en Susie gewild had dat zij het aannam en omdat een diep medelijden met Susie zich had meester gemaakt van haar ziel. Hoe kon Peter zoo kalmpjes voortleven op kosten van Susie, en haar met een volkomen gebrek aan teederheid behandelen? An na's liefde voor haar broeder verminderde aanzienlijk zoodra zij begrip begon te krijgen van Susie's leven. Het was zulk een treurig leventje van kruipen, drin gen en heldhaftig glimlachen als een heldin wanneer zij onaardig behandeld werd. Niemand gaf in de ver ste verte iets om haar. Zij had honderden kennissen, die bij haar op diners wilden komen en later om haar lachten, maar geen enkelen vriend. Haar man leefde van haar geld en sprak nauwelijks een woord met haar. Haar zoon te Eton, een verbazende kwibus, zag in de gemeente, waar hij woonplaats heeft. 2. De in het vorig lid als plaats van inschrijving aangewezen gemeente is die, waar de woonplaats ge vestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de le vensjaar volbracht. 1 en aanzien van hem, wiens in schrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet ge schieden wegen3 woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche RijK cf in het Koninkrijk België, wordt de gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben, oepaaid naai liet Kijk, waar de woonplaa.s gevestigd is of was op 1 Januari van liet jaar. volgende op dal 'v.v io i u s, uiv n p is on liet 18de levensjaar volbracht. I lij ti f \ittkel 1.3 gen 12 moet v ovden er nn: waai de ,.si igesclire ij; moe; geschieden 2 Indien itij ongesteld of afwezig is, rust de ver plichting tot het doen van de aangifte: a. indien het een minderjarige betreft op zijn va der. moeder f v ngd mils de vader, moeder of voogd binnen het Rijk in hit Duitsche Rijk of in het Ko ninkrijk België woonplaats heeft, of indien de voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging. aan eene stichting of aan eene instelling van weldadigheid op de bestuurders; b. indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele staat, op zijn curator. 3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, is, be houdens het bepaalde in het volgend lid, steeds zelf tot het doen van de aangifte verplicht. 4. Hij, die is opgenomen in een der in art. 16 ver melde gestidhten en inrichtingen of behoort tot de in het tweede lid van genoemd artikel bedoelde personen dan wel in dienst is bij de zeemacht, bij te lande of bij de koloniale troepen, behoeft ij de zeemacht, bij het leger hier niet ter inschrijving té worden aangegeven. 5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht. 6. Voor hem of haar, die tot het doen van de aan gifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. Artikel 16. 1. De bestuurders van krankzinnigen-, idioten-, doofstommen- en blindcngcstichfcen, van gevangenis sen, van rijkswerkinrichtingen, van rijksopvoedings gestichten en van tuchtscholen zenden jaarlijks vóór 10 Januari eene opgave, ingericht in den door Ons te bepalen voim, van de daarin opgenomen mannelijke personen, die alsdan voor de militie moeten worden ingeschreven, aan Onzen commissaris in de provincie, binnen welke de inschrijving moet plaats hebben. 2. Ten aanzien van de mannelijke personen, die ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking van de Regeering zijn gesteld en niet in een Rijksopvoedingsgesticht zijn opgenomen, ge schiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van Justitie. 3. De inschrijving van de in het eerste en het twee de lid bedoelde personen, zoomede van die, welke in dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, geschiedt overeenkomstig door Ons te geven voorschriften. Artikel 17. 1Voor de militie wordt ook ingeschreven of wordt opnieuw ingeschreven: lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft en wiens vader, moeder of voogd niet reeds in een dier Rijken woonplaats had; 2o. ieder minderjarige mannelijk Nederlander, die niet in een der genoemde Rijken woonplaats heeft, doch wiens vader, moeder of voogd na 1 januari van op haar neer. Haar dochtertje kreeg het nooit in haar hoofd naar te gehoorzamen. Anna zeit, bezield door een koppigen geest van kieskeurigheid, die geen van al tiaar tijdgenooten eigen was, wilde niet trouwen, het eenige wat Susie van haar verlangde en Susie was nu eenmaal een heel gewoon vrouwtje van geen opvoeding en geen goede familie. Maar dat maakte net niet roemrijker voor de Estcourts alies van haar aan te nemen wat zij maar krijgen kouden en te doen of zij zelf niet bestond. Het was Susie toch in ieder geval, die de rekeningen betaalde. Anna had diep me delijden met haar; zulk een eenzaam, ongelukkig vrouwtje, uit haar eigen sfeer gerukt en huiverend heel alleen achtergelaten, zonder een mantel van lief de om haar te dekken en te troosten. Wanneer zij niet bij Susie was, had 'Anna dit gevoel. Maar was zij bij haar, dan was zij even koud en stil en in strijd met haar als Peter. Als zij er gelegenheid voor had, ging zij gewoonlijk naar den namiddag- dienst in de St. Paulskerk. Dat was de eenige plaats en tijd waarin het booze, dat in haar was, tot rust kwam en het goede in vrede de overhand behield. De afzon dering in dat groote gebouw, waar zij nooit iemand ontmoette dien zij kende, de schoonheid van de mu ziek, de statigheid van den dienst, iederen dag even volmaakt voor iederen ongelukkige, die zich een uur tje wou afzonderen van ae zorgen van het leven, dit alles werkte mee om haar bezwaren in slaap te sussen en haar hart te vervullen met teederheid voor hen die niet gelukkig waren en voor hen die niet wisten, dat zij ongelukkig waren en voor hen die hun kostbaar leven verkwistten met ongelukkig te zijn, terwijl zij gelukkig konden wezen. Hoe weinig moeite zou Jiet kosten, dacht zij (want zij was jong en levendig van verbeelding) om de zorgen en droefheid der meeste menschen in vreugde te veranderen. Een klein verschil in Susie's manieren en denkbeelden zou hen allen zoo gelukkig kunnen doen zijn; een kleine verandering in Peter's gewoonten zou het leven van zijn vrouw zoo schoon kunnen maken. Maar zij leefden allen blinde lings voort, iedere dag een dag van ledigheid, ieder van die kostbare dagen, zoo vol kansen en mogelijkhe den en verwaarloosde zegeningen en weldra zou het het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en vóór het increden van diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats bin nen een dier Rijken gevestigd heeft; 3o. ieder minderjarige mannelijk Nederlander, die van het jaar. volgende op dat, waarin hij het 18de le vensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd bin nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Konink rijk België woonplaats heeft; 4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij hel i 8de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van hei 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in liet Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft; 5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Januari van liet jaai. volgende op dat, waarin hij het 18de le vensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is cworden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche 'ijk of in het Konikrijk België woonplaats heeft 6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Ja nuari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden in den zin van art. 12, tweede lid; 7o. hij, die vóór het intreden van het 21ste levens jaar opnoudt te verkeeren in een der gevallen, be doeld in art. 13, indien hij overigens, hetzij volgens art. 12, hetzij volgen» het hiervoren onder lo.6o. be paalde ingeschreven zou moeten worden. 2. Met betrekking tot het bepaalde onder lo.—6o. gelden art. 12, laatste lid, en art. 13. 3. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrij ving of de inschrijving opnieuw moet geschieden, geldt art. 14, eerste lid, met dien verstande, dat de plaats van inschrijving wordt bepaald naar de ge meente of het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. 4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter in schrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de artt. 15 en 16, met dien verstande, dat de aangifte ge schiedt binnen dertig en de opgave binnen tien dagen na den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. Artikel 102. 1Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft: lo. de in a~t. 15, eerste of tweede lid. bedoelde per soon of diegene der in laatstgenoemd lid bedoelde be stuurders, die niet voldoet aan eene hem bij dat ar tikel of bij art. 17, vierde lid, opgelegde verplichting; 2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in het eerste lid bedoelde feiten pleegt. De Burgemeester voornoemd: O. RIFPING. Alkmaar, 5 December 1914. door HELENE SWARTH. (Nadruk verboden). Toen Hugo het briefje van zijn model op zijn ont bijttafel vond en, aleer hij het dunne couvert open scheurde met haastige vingers, den inhoud al wist, voelde hij plots zijn mooie lentestemming wijken. Uf 't waar was dat Greta verkouden was en in bed bleef met een gezwollen rooden neus en tranende oogen? Ja, dan kon ze ook niet als model dienen. Maar wie wordt er nu verkouden met zulk goddelijk lenteweer? Misschien verveele het poseeren haar en wou zij liever wandelen met haar jongen. De waar heid bekende zij toch nooit. Maar 't was jammer, erg leven achter hen liggen, en de kans was voor goed voorbij. „De wereld is een vreeselijk oord, vol ongelukkige menschen", dacht zij, terwijl zij de wereld met onge lukkige oogen aanzag. „Ieder heeft meer dan hij kan dragen en niemand om hem te helpen. O, als ik kon zou ik iedereen willen helpen en troosten, die droevig is uf mistroostig, of treurig o, als ik maar kon 1" En zij droomde van alles wat zij doen zou als zij Susie was rijk en vrij van alle bemoeizucht om anueren, minder door fortuin bedeeld, te helpen, ook gelukkig te worden. Maar daar zij het tegenoverge stelde was van rijk en vrij, schudde zij deze droomen af en nam een menigte goede besluiten, besluiten, die voornamelijk betrekking hadden op haar toekomstig gedrag tegenover Susie. En zij verliet de kerk, ver vuld van het vaste voornemen, voortaan altijd vrien delijk en lief tegen haar te zijn; als Susie echter een wourd sprak, maakte zij zich boos en sprak haar te gen, wat haar verdriet deed, of zij verviel weder in ar gewonen toestand van koude ontoeschietelijk- heid. Indien het in Susie's hoofd was opgekomen, dat Anna medelijden met haar had en in den namiddag- dienst goede besluiten nam, waarvan zij het voorwerp was en dat zij in Anna's oogen een kruis was gewor den, dat met heldenmoed gedragen moest worden, zou zij waarschijnlijk verontwaardigd geweest zijn. Ande re menschen te beklagen en zelf beklaagd worden, zijn twen zeer verschillende zaken. Het eerste is bevredi gend en aangenaam, het tweede is vervelend of zelfs om krankzinnig te worden, al naar gelang van het temperament van den patiënt. Susie vermoedde echter geenszins, dat iemand naar kon beklagen; en als Anna na een partij, voordat zij naar bed gingen, haar ar men om haar hals sloeg en haar een veel teederder kus gaf dm gewoonlijk, dan sprak zij haar verbazing openlijk uit. ,.Hé, wat is er?" vroeg zij dan. „Anders gestemd, Anna?" Want zij wilde niet weten, dat An na de duwen gevoeld had die zij haar had zien ont vangen Hoe zou dat ook mogelijk zijn? Zij was er zoo aan gewend dat zii ze zelf nauweliiks opmerkte. Zie vervolg in het andere blad. 3) >u, gu I L J) IHR a.; i V' n ij (i<

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1