Hoe Peter daclit. FEUILLETON. DE WELDOENSTER No. 294. Honderd en Zestiende Jaargang. 1914. Zaterdag 12 December. De vogels uit onze omgeving. lui ten (8n" 8" t vet Kerstvertelling door MARIE METZ—KONINO. (Nadruk verboden.) Peter Leenemans, de postbode, stapte hard op den hard-bevroren weg. Wild warrelde de sneeuw dooreen en joeg hem in 't gezicht en plakte tegen zijn cape en bleef liggen op zijn pet. 't Was avond, en hij kon niets zien dan het witte gedwarrel en vaag de strepen van de boomen op den witten grond. Maar Peter whs nu eenmaal postbode en moest er door: daar hielp niets aan. Bovendien was 't morgen Kerstdag en dan was er geen bestelling. Verdorie, je werd er haast blind vanAnders wel een mooi gezicht 1 't Lichtje dat hij op zijn borst droeg, verguldde de vlokken die nu op hem aanvlogen of t gouden vjinders waren. Peter s brieventasch onder de cape was leeg geworden; er zat nog maar één brief in en voor die eene brief moest hij nu nog dat heele eind loopen! En dat op zóó'n avond Zoo dadif Peter, mopperiger nog dan anders. Hij langde raai huis Niet dat t daar nou zoo prettig niks dan zelfbescherming. Als eerlijk 't Jcórtst duurde, zou hij misschien oneerlijk zijn. Zóó dacht Peter Leenemansen veel was hij daarbij vergeten. Hij was vergeten, dat hij een egoiste, koude, iaat hij 't ééne mop; -ea pa* lb Ktoii ps .Tc "lis -Lo adi d was, dat niet! Hij woonde maar alleen en had maar één plezier, dat va's avonds een paar groote gla zen cognac met veel suiker en erg heet water. En dan de klant nog eens inkijken om wat van den oorlog te weten te komen en dan maar lekker bakken bij de kachel. Peter Leenemans was een koude, egoiste oude man geworden zoo door den lijd. Om anderen bekommer de hij zich niet meer dan zijn plicht hem voorschreef. 1 lij potte zijn centjes netjes op, en bestond alleen voor zichzelf. 1 lij wist, dat hij een koude, egoiste oude man was en hij wou zoo zijn. Zóó hadt je 't minste hart zeer op de wereld. Stap, stap, stap- waren zijn eigen beenen die daar gingen: de beenen van Peter Leenemans. Iets anders dan Peter Leenemans, ging Peter Leenemans niéts aan. Allemaal malligheid, dat hartzeer van de menschen om mekaar. Dat zag ie nou wel aan dien oorlogals 't er op aan kwam, schoten ze mekaar allemaal dood. Peter stapte en dacht; en zijn gedachten, egoist als altijd, draaiden om zijn eigen Ik, als om 't éénige. Wat een gedwarrel! Je kon niks zien, zoo op den duur. Peter hield zijn hand voor 't lichtje op zijn borst. Zoozóó ging 't beter. Hij zag nu weer waar hij was. Juist: nog een stap of twintig en dan moest hij linksom over het brugje. Dan nog een vijf minuten en dan was hij bij Prinsen, waar de brief naar toe moest! 't Was zeker een brief van Prinsen zelf, die bi] de Landweer was; want hij was portvrij en er stond „Mi litair!' op. 's Jóngcs! nou óók een pretje, om mis schien op schildwacht te staan en dan een vrouw met vier kinders thuis! Maar dat ging Peter Leenemans niet aan. Waarom waren de menschen ook zoo gek om te trouwen. Alle maal last. Een vrouw was nog wat: die kon de boel schoon houdenmaar kinderen! Bahdat geblaer in huisT Peter stapte. Daar hadt je 't brugje. Juist: nu was hij er gauw. 't Huisje van Prinsen was van hier uit te zien, overdag; maar bij avond en dan met die sneeuw zag je niks! Peter stapte; en hard en eentonig klonk zijn stap. 't Sneeuwen werd wat minder! Kijk: de vlokken werden hl kleiner, hl kleiner; er vielen er hl minder, Al minder, en eindelijk heelemaal geen meer. Hèdht was 'n rustPeter stond stil, haalde zr bonten zakdoek uit en droogde zijn gezicht en zi; baard af, die nat waren geworden. Ziezoonu zi, cape wat afgeschud, zijn pet wat afgeslagen, zi schoenen wat afgestampt en daar ging hij weer. Wat lag alles wit en stilZóó wit en stil! en de sterren stonden er te twinkelenWaar kwamen dié op eens vandaan? Daar: nou kon je 't huisje van Prin sen zien. 't Licht tenminste boven de ruitjes van de deurwant de blinden waren natuurlijk dicht. Weer stapte Peter. N< hij was er. Eigenlijk ha nen houden tot na de Kerstdagen, haan naar hebben gekraaid. Weer stapte Peter. Nog maar een klein eindje, en i had hij J~ *"1'J 1 e K ..eau gekra- niet. Eerlijk duurt het langst; en hij zou 't nooit zoo ver hebben geschopt als hij niet altijd zijn plicht hac gedaan. Niet dat daar verdienste in stak: 't was lij den brief best weg kun- dagen. Daar zou Maar zooiets deed geen hi' e/ oude vrijer was geworden, ome meisje niet had kunnen krijgen en omdat hij té koppig was geweest om dan een ander te nemen. Dat was ook allemaal al zoo lang geleden! Hij was 't vergéten. Hij wou 't vergeten zijn I Hij dacht er nooit van zijn leven meer aan. Hij leefde nu voor zichzelf, en de rest was weggevallen. En als 't nog eens een enkele keer naar boven kwam, dan een flinken borrel, en wég was t! Hij had 't goéd. Hij kon eten wat hij wou, drinken wat hij wou, en al was 't soms wat erg stil in huis sinds zijn stokoude moeder stierfzorgen had hij niet, en dat was toch maar 't voornaamste. Wat wit en stil lag alles tochEn 't huisje van Prinsen, zoo wit en stil, met alleen dat plekje licht. Hij was er nu vlak bij. Rechts een vlondertjen over en dan was hij er. Oppassen! alles was zóó wit, dat je geen verschil zag tusschen de weg en de sloot. Ze had den 't bij die Prinsen nou zeker óók niet al te breed, 't Was toch altijd al armoe troef. De kerel verdiende nooit veel. Hé, wat was datZe schenen anders nog al vroolijk te zijn daar binnen! Zingen! Nou: dié trok d'r eigen óók niet veel d'r van aan, dat d'r man nou in die kou misschien op schildwacht stond Maar wat zeurde hij toch van „schildwacht"? De kerel lag misschien wel lekker op één oor en sliep als een os. Even stil staan, en luisteren. Hoor: het waren kinderstemmen. Zeker een schoolversje. Nou: leelijk was 't niet 1 Daar hield 't zingen op. Wat lag d'r hier een sneeuw Zeker opgewaaid om 't huis! Voorzichtig stapte Peter. Diep en zonder gerucht vielen zijn voren weg in de sneeuw. Nu was hij bij de aeur en klopte. Wat uitroepen klonken dooreen. Ja, doe maar open! Ik ben'tl Een brief van Prinsen, knorrigde hij. Waarom deden ze ook niet direct de deur los? Een verheugde, maar onverstaanbare kreet ant woordde. Snel werd 't slot omgedraaid, de deur open gedaan: Met één blik overzag Peter de kamer, terwijl hij vrouw Prinsen den brief gaf. Hij zag de vier kin ders om de potkachel zitten, de gezichtjes allen naar hem heen. Hij zag het verheugde gezicht van vrouw Prinsen, die den brief aan alle kanten bekeek. Toen hoorde hij een beetje teleurgesteld: Zit er geen geld in? Geld? Nee, knorrigde Peter, dan moest ie aangeteekend zijn. Hij zou me geld sturen vandaag, flauwde vrouw Prinsen. 'k Heb niets als dit, kwam Peter kortaf. Goeien avond saam. Flauw gaf vrouw Prinsen hem zijn groet terug. De kinders vroegen haar iets, met korte zinnetjes die Pe ter niet verstond. De moeder antwoordde, stroef, met benepen stem. Peter hoorde niet wat ze zei en hij deed er ook geen moeite voor. 't Ging hem niks aan. Dan gaan gaan we maar weer zingen, zei 't oud ste meisje: een blond krulkopje met al te verstandige oogen. Dit laatste zAg Peter nog even. Toen draaide hij zich om. De deur viel achter hem dicht. Weer be gonnen de kinders te zingen. Mooi leerden ze dat toch zoo op school? 't Leek wel een Kerstversje! 't Leek wel iets uit den Bijbel! De kinders zongen Allemaal. Hoor, wat een pieperig stemmetje, dat éene kleine Ziezoo: nou flink doorstappen en dan lekker naar huis. Kerstmis viel juist op een Zondag. Peter had net zijn centen gebeurd en dat op zichzelf was al iets plezierigs. Hij droeg ze altijd een poosje bij zichdat voelde zoo prettig, als je geld bij je had. Daar stapte hij bijna in de slootDat was óók wat geweest 1 Nounou vlug naar huis. Hoe wit en stil iag alles toch.Hoe wit en stil was alles, behalve de hemel en de sterren. Peter stapte weer. De kinderstemmen klonken hem achterna. Toch beroerd, als je nou op zoo'n avond op wacht moest staan in de kou, terwijl je vrouw en kin ders thuis Daar had je 't weerWaarom moest die Prinsen nu juist op wacht staan? Peter leek wel mal van avond. En al stónd Prinsen op wacht, wat ging dat Peter aan D'r stonden er zóóveel op wacht I Over de heele wereld heen, stonden ze op wacht! En een ieder moest maar voor z n eigen zorgen Peter stapte. Leeg was zijn tasch, en zijn lantaarn wierp warme gouden glanzen op de sneeuw, die schit terde, hard als geslepen steentjes, 'n Mooie Kerstmis zou 't morgen zijnen dat was toch altijd plezierig;n mooie Kerstmis. Hoor I je kon de kinderen nóg hooren. ?,Dan gaan we maar weer zingen", had 't oudste meisje gezegd. Wat bedoeld ze daarmee? Was dat, omdat er geen geld was gekomen? Wou ze daarmee d'r eigen zoet houden Malligheid 1 Wat ging dat Peter aanWas 't zijn vrouw? Waren 't zijn kinders? leder voor zich, en les Ar «-)*•» lom -S3Ï door de schrijfster van Elizabeth and her German Garden". 10) o luen zij gekleed was en gereed om naar beneden te t,aau, was zij genoodzaakt zich zelve af te vragen of üe persoon, die zij in den spiegel zag, ei; in de veiste verte uitzag als iemand, die het eenvoudige, zuinige leven van hard werken moet leiden, dat oom Joachim liet betere leven genoemd had en waarin, naar hij scheen te meenen, alleen bevrediging kon warden gevonden Zij wist dat hij heel verstandig was Nu, er hoefde nog niets beslist te worden. Mis schien zou zij gaan misschien niet. Die witte japon past er zoo weinig bij", zei ze bij zichzelf, „en Hiltons prachtige ondulaties." En zij ging naar beneden en deed haar best om niel tc zingen als het liefste vrouwelijke wezen dat men zich kan voorstellen, geluk, liefde en vriendelijk heid uil haar "Ogen stralend, een liefelijke verschij ning, niet meet verwelkt door ledige jaren, maar te ruggebracht tot schoonheid, door de tijdige tus nchenkomst van oom Joachim. Letty en miss Leech hoorden haar zingen en hiel den onwillekeurig met praten op. Het was een vreemd geluid in dit sombere en vreugdelooze huis. „Ik weet niet wat er aan de hand is, Leechy", had Letty gezegd, toen zij uit den salon terugkwam, maar mama en tante Anna waren vanavond zoo vreemd. Waarvoor denkt u dat ik beneden moest ko men? Zij wisten niet waar Straalsond lag en dat moest ik z eken Zij beweerden dat zij wilden zien of ik het wist, maar dat spelletje heb ik gauw door zien. En tante Anna ziet er vreeselijk gelukkig uit. Ik geloof dat zij gaat trouwen en dat zij voor haar huwelijk naar Straalsond wil gaan." En Letty nam haar roostervork weer op, terwijl miss Leechy het als haar plicht beschouwde het ge- heugen van haar élève op te frisschen ten opzichte van Straalsond en Wallenstein en de Hanzesteden ■ver 't algemeen Onze-lieve-Heer voor ons allen! Onze-lieve-Heer.Peter stapte langzamer. Een oude gedachte streek door zijn hoofd: zacht, wónder- zacht.'t Was morgen Kerstmis.Hoe wit en stil was de wereld.en boven die sterrenWAt wilden die toch? Hoor, je kon de kinders nóg hooren. Peter stond stil. „Dan gaan we maar weer zingen" had 't oudste meisje gezegd. Er zou er zou bij Prinsen toch geen gebrek zijn? Toch beroerd, als je nou op schildwacht moest staan en je wist, dat er bij je thuis misschienOch komMalligheid I Dat geld zou wel komen. De Kerstdagen was er geen postbestelling; maar den dag daarop zou 't wel komen. Hoor: ze zongen nog! En de sterren, die deden óók iets: die drongen als duizend oogen neer in Pe ter's oogen. 'k Ben gek, vanavond, dacht Peter, en be- on sneller te loopen. Wat gaat die heele boel mij aan? aat een ieder voor z'n eigen zorgen 1 Maar weer stond hij stil. Ja: als ik het doe, dan moet ik het nou dadelijk doen, dacht hij, ineens weten de wat hij moest doen. Want 't is toch maar beroerd, zie je! Die twee Kerstdagen zitten ze dan toch maar te wachten. En als je daar nou op schildwacht moet staan, en. Peter stapte; maar hij stapte nu terug naar 't huisje van Prinsen. Dat waren niet zijn beenen, die daar nu stapten: dat waren stappen die hij niet Kendestap pen in den dienst van den ander.Snel was hij bij de deur. Ze zongen nog de kinders.Hei daar, doe open vrouw PrinsenIk heb 't geld tochzei Peter met een stem die niet van hem was. De deur schoot los. Ik heb 't geld toch! Het was uit den brief geval- 'en. Hoe kan je man ook zoo stom zijn 't er zóó maar in te stoppen Peter piobeerde heil knorrig te piaten. Een oude, koude brommerige man was ie! Maar het was tóch niet zijn stem Vrouw Prinsen stond met de mond open toe te zien hoe Peter tien guiden op tafel telde. 1 lij deed dit voor zichzelf héél vreemdmet een hand die niet zijn hand was. Tien gulden? Maar.stamelde vrouw Prinsen. De kinders kwamen om de tafel, staarden naar Pe ter op. -r Ja. Verder weet ik ook niet, zei Peter, met een lach in zijn oogen die niet van hem was. Maar zeg jij nou maar eens tegen Prinsen dat-ie niet weer zoo stom is'k Had 't geld best kenne' verliezen I" Moeder, nou gaan ik nog naar dorp, kwam snel het oudste meisje. Wel zeker, nou zal ik zeker nog moeten vragen of ze met me mee loopt, dacht Peter.en bang voor zich zelf draaide hij zich snel om, en liep hard heen. Hij wAs nou eenmaal niet wijs vanavond. Met stappen, die wél zijn eigen waren en toch heel anders klonken dan daarnet legde Peter Leenemans den weg naar dorp af. Wijs was-ie niet! Maar afijnals je ook op zoo'n avond op wacht moet staan. Wijs was-ie nietmaar waarom wou die lach niet weg uit zijn baard 't Was toch zijn baardde grauwe stoppelige baard van een oude, koude, Al te harde man.die alleen leefde voor z n eigen. Zoo dacht Peter. DECEMBER. Veel, van ,wat in November kusten en plassen be volkt, kan men ook in December vinden, in welke maand dan toch ook weer veel te zien is. We zien dan hoofdzakelijk ganzen, zoowel zee- als landganzen. Komt de grauwe Gans (Anser anser) meer voor in November, in December heeft zij gewoonlijk plaats ge maakt voor talrijke Kolganzen (Anser albifions) en Rietganzen (Anser fabalis). Als zeegans mag we het eerst genoemd worden de Rotgans (Branta ber nicla), die zeer talrijk voorkomt, en zoowel bij nacht als bij dag haar eentonig „rot- rot hooren laat. De Branc gans (Branta leucopsis) komt zelden en de Roodhals gans (Branta ruficollis) zeer zelden bij ons voor. Ook wilde Zwanen komen gedurig voor en de groote Cygnus musicus, die haar melancholische geluiden tot op verren afstand kan laten hooren, is wel het sterlmt vertegenwoordigd. Veel zeldzamer komt voor de Cyg nus bewicki, die veel kleiner is, terwijl Cygnus olor, kenbaar aan het rood van den bek, meer bij zeer streng winterweer voorkomt. Enkele stormvogels komen mede in December aan onze stranden verblijf houden, en dan kan men er wel het meest vinden het stormvo- geltje (Procellaria pelagica). Evenals bij andere stormvogels komen de neusgaten uit in twee boven op den bek geplaatste buisjes. Het vaal Stormvogeltje (Procellaria teucohoa) is minder standvastig aan de kust verbonden, zoodat het somtijds bij storm en ijsgang ver in het binnenland wordt aangetroffen. Zeldzaam komen voor de groote stormvogels: Ful- maris glacialis en Puffinus puffinus. Verschillende Roof- of Jagermeeuwen zouden we nog kunnen zien, doch onze aandacht wordt voor wat anders gevraagd. Aan den buitenkant van den dijk zien we twee groote eenden zwemmen, die zich bij onze nadering tamelijk snel zwemmende verwijderen. Toch hebben we kunnen zien de donkerbruine, van geelbruine randen voorziene bovenvederen en hieruit >leek ons al spoedig, dat we te doen hebben met exem plaren van Somateria mollissima om Eidereend. Deze vogels onderscheiden zich van andere eendensoorten door meerdere grootte en vooral, doordat de vederen aan de zijden van den kop op een driehoekige streep doorloopen tot aan de neusgaten. Het zijn exemplaren in het bruine winterkleed. 1 let prachtkleed der manne tjes, dat hoofdzakelijk wit is, doch roodachtig op den top en zeegroen op den nek, komt slecïits zelden bij ons voor. Enkele paren broeden op de Waddeneilan den, doch alleen nog maar in de laatste jaren, overi gens zoeken ze hun broedplaats in koudere atrefön van het Noordelijk halfrond. Deze vogels duiken uit stekend en weten hun voedsel, hoofdzakelijk uit vis- schen bestaande, tot op groote diepte te bemachtigen, iet dons 'er van is zeer gezocht en wordt onder den naam eiderdons voor hoogen prijs in den handel ge bracht. Vooral op de Faroër houden de bewoners zich bezig met het inzamelen van eiderdons, dat uit de nesten der broedende vogels wordt weggehaald. De :ren plukken dan opnieuw de veeren uit borst en ik. Deze handelwijze wordt soms tot drie keer toe ïerhaald, wanneer het lijf der vogel geheel kaal ge plukt is. Eerst dan laat men de wijfjes broeden, zoo dat aan de voortplanting geen schade berokkend wordt, wat dan ook niet aan te bevelen zou zijn. Meerdere kleinere eenden kunnen we waarnemen, doch de meeste d zer soorten hebben we al eens meer gezien. Toch blijven de mooie Ijseenden met haar verlengde staartvederen, de Zeeëenden met haar glim mend zwarte vederen en van oranje voorziene snavels; de Brikluikers; waarvan de mannetjes goudgroene, de wijfjes roodbruine koppen hebben; de Kuifeenden met haar verlengde kruinvederen, en ook nog andere soor ten, die we alle ook in ieze maand bij ons kunnen zien, mooie wintergasten, die het doodsche van de Natuur te niet doen. Talrijke soorten vogels vertoeven hier verder op de bij ebbe droogvallende .vlakten. Steeds verblijven er gewone en rosse grutto's, regenwulpen en verschillende meeuwen, waaronder we ook stellig de minder algemeen voorkomende drieteenige meeuw (Rissa tridactyla) kunnen ontmoeten. Deze soort is in de vlucht wel te kennen aan haar eenlgszins uit gesneden staart en aan een zwarte vlek achter de wan gen en een zwarten kraag aan het benedendeel van den hals. Den naam ontleent zij aan het volkomen ge mis van een nagel aan den achterteen, die zelfs tot een kort stompje vergroeid is. Ook de Burgemeester (Larus glaucus), die zich vooral onderscheidt door haar grootte, maar ook door haar geheel witte slagpennen, zweeft hier in deze maana rond, doch nimmer in talrijke exemplaren. Nog zien we op de slibbige vlakten vele Scholeksters, maar vooral Strandloopers, die we er in nog wel vijf soorten kunnen vinden. Hierbij is ongetwijfeld de Bonte Strandlooper het sterkst vertegenwoordigd. Zwarte Ruiters en Tureluren zoeken we evenmin te vergeefs en Alksoorten, waar we ook de Zeekoeten toe rekenen, treffen we in groote hoeveelheid aan. We zouden voort kunnen gaan met nog meerdere vogels te noemen, waarvan we voor eenige maanden de meeste als broedvogels hebben ontmoet. Ook in moerassige streken vindt men de bekende bleshoenders, meerkoet en waterhoentje in niet gering aantal en de dodaars, de kleinste onzer futen, verricht er, als het water niet gestold is, zijn duikende bewe gingen. Heeft het tamelijk sterk gevroren, dan trekken deze soorten bij elkander te zamen in een wak, waarin men ook eenden van diverse pluimage aantreft. Vele vogels komen dan om, zoowel door koude als door het moordend lood, en de dodaars en de zaagbek duiken dan wel onder het ijs op, waar ze den verstikkings dood sterven. In de bosschen is nog 4wel meer beweging, dan men er op het eerste zien zou verwachten. Zoo hebben we er een „goed-gebekte" vinksoort te zien in den Appel- vink, die in de wetenschap wordt aangeduid met den minder mooi klinkenden naam van Coccothraustes coccothraustes coccothraustes. Ook deze vogel heeft, behalve het roodbruin van de boven- en het rose van de onderdeden, nog verschillende kleuren, en hij is ge makkelijk te kennen aan zijn dikken tolsnavei en aan de binnenste groote slagpennen, die aan het einde spa- devormig verbreed en gekronkeld zijn. Vele spreeuwen zijn naar het Zuiden verhuisd, doch vele andere blijven hier gezellig bijeen. Alleen bij vroeg invallenden winter komen wel velen om. Ook wordt zoo'n troep dikwijls uiteengejaagd door een sperwer, die bloeddorstig rondwaart en menig klein vogeltje verslindt. Niet gemakkelijk ontkomt de vogel, die door een sperwer achtervolgd wordt, daar deze HOOFDSTUK IV. Peter, peinzende aan de oevers van de rivier te Estcourt, kwam tot het besluit dat een reis naar Londen niet noodzakelijk was en een felicitatiebrief volkomen voldoende. Hij was zeer getroffen geweest door de tijding van het geluk van zijn zuster en in de eerste opwel ling van vreugde en sympathie had hij bevel gegeven zijn koffertje te pakken, daar hij met den nachttrein vertrekken wilde. Toen was hij naar de rivier geloo- pen en alles nog eens kalm overdenkende, te midden van den kalmeerenden invloed van een grijze lucht, grijs water en groen gras, had hij langzamerhand be grepen dat een brief alles wat hij gevoelde best kon overbrengen, misschien beter dan eenige mondelinge uitdrukking van vreugde, en daar hij in ieder geval slechts enkele uren in de stad kon doorbrengen, scheen het de moeite van de lange reis niet waard. Hij schreef daarom dienzelfden avond een brief een vriendelijken, broederlijken brief, waarin hij eerst zijn lief zusje hartelijk geluk wenschte en daar na zei dat het noodig zou wezen dat zij naar Duitschland ging om met den advocaat te spreken en bezit te nemen van haar landgoed. Wanneer zij dat gedaan had en alle schikkingen getroffen die verband hielden met de toekomstige uitbetaling van het inko men, dat de bezitting opbracht, zou zij natuurlijk bij hen terugkomen; want Estcourt moest steeds haar te huis blijven en nu zij onafhankelijk was, behoefde zij niet langer altijd te wezen waar Susie was, maar zij zou, hoopte hij, bij hem komen en ze zouden samen visschen „en niets is beter dan visschen", besloot Peter „als men veel van kalmte houdt." Maar Anna had geen behoefte aan kalmte, ten min ste op dat oogenblik niet die soort van kalmte; zit ten in 'n platboomde schuit was niet wat zij wensch te Zij trilde van liefde voor haar minder gelukkige medemenschen en van besef van macht om hen te helpen en verlangen heen te gaan en dit te doen. Van Peter verlangde zij. dat hij met haar naar Duitschland zou gaan en haar door al die formali teiten heen helpen; want voordat zijn brief kwam had zij ook wel ingezien dat dit in de eerste plaats gedaan moest worden. Hierover schreef hij echter geen woord. Zij dacht dat hij het vergeten had, zoo natuurlijk scheen het haar loe dat haar broer met haar mee zou gaan; er- zij schreef hem een briefje cn vroeg of hij weg kon. Zij kreeg een langen brief tot antwoord, voi betui gingen van spijt en verontschuldigingen en goede re denen, die zij met verbazing las. Was zij zelfzuchtig geweest, of was Peter zelfzuchtig? Zij dacht er zorg vuldig over na en kwam tot het besluit, dat het zelf zuchtig van haar geweest was, te verwachten, dat Peter, die altijd een vijand geweest was van zaken doen en een vriend van rust, dat heele eind zou rei zen en zich vermoeien met vervelende geldkwesties. Daarenboven voelde hij zich misschien niet wel. Zij wist, dat hij aan rheumatiek leed; en als je rheuma- tiek hebt, dan is de gedachte aan een lange reis al leen al een schrik. Susie, die een heel helder hoofd had voor alle za ken die met geld in verband stonden, had ook de noodzakelijkheid ingezien, dat Anna naar Duitsch land zou gaan. Zij had Peter eveneens als den na tuurlijken metgezel en gids voor Anna beschouwd. Maar ze was niet verbaasd toen Anna zei, dat hij niet gaan kon. „Dat was te veel gevergd", verontschul digde Anna, „hij heeft dikwijls rheumatiek in het voorjaar, misschien nu ook wel." Susie snoof. „De vraag is", zei Anna na eenig stilzwijgen, „wat moet ik doen, hulpelooze maagd, ondanks mijn gevorderde jaren nooit in staat iets zelf te doen." „Ik zal met je meegaan." „Jij? En je afspraken dan?" „O', die laat ik in ded steek en ik ga met jou mee, Letty kan ook meegaan. Dat zal goed zijn voor haar Duitsch. Herr Schumpf zegt, dat hij zich voor haar schaamt." Susie had verschillende redenen om zichzelf zoo vriendelijk aan te bieden, een van die redenen was zeker nieuwsgierigheid. Maar de voornaamste was, dat dezelfde vrouw, die zoo onbeleefd tegen haar ge weest was op dien dag toen Anna het groote nieuws kreeg, aan iedereen invitaties had gezonden voor het huwelijk van haar dochter na Paschen, en niet aan Susie. Dat was een van die beproevingen, die men niet in 't aangezicht kan zien. Indien zij in Londen zijnde op dat oogenblik, zorgvuldig verklaarde aan haar vriendin, dat zij dien dag ziek was en ook werkelijk in haar bed bleef en ook den volgenden dag en den vongen, wie zou haar geloovcn? Zij geloofden haar niet, al hield zij hun het certificaat van den dokter onder den neus. Zij zouden weten dat zij niet geïnvi teerd was en daarover zouden ze zich verheugen. Zij begreep, dat zij dit niet verdragen kon. Een onver- mijde.ijke reis voor zaken naar het vasteland was juist was zij noodig had om haar uit dezen wanho- pigen toestand te redden Bij haar terugkomst zou zij 'over het huwelijk kunnen hooren praten en haar tueursielling te kennen geven, dat zij het gemist had met een open oog en een gerust geweten. Het is zeer de vraag of zij met Anna meegegaan zou zijn, hoe noodzakelijk dit ook was, indien zij wel geïnviteerd was. Maar Anna, die de geheime gedach ten van haar hart niet kon kennen, herinnerde zich weder hoe zij Susie vroeger behandeld had, Susie, zoo vriendelijk en gewillig om alles te doen wat zij kon en zij boog hethoofd vol schaamte. Zij vertrokken uit Londen een paar dagen vóór Paschen, Letty en miss Leechy gingen mee, beiden haast, ziek van ingehouden vreugde over de onver wachte vacantie. Zij hadden hun komst aangekon digd aan oom Joachim's rechtsgeleerde en hem ge vraagd alles in gereedheid te laten brengen op Klein- walden, Anna's nieuwe bezitting. Susie stelde voor een dag in Berlijn te blijven om Anna tijd te geven alles met den advocaat te bespreken, en Letty in de gelegenheid te stellen de museums te bezoeken. Zij was vol hoop dat Letty Duitsch zou opnemen in al haar poriën als ze maar eenmaal in het land zelf was; van aangezicht tot aangezicht te staan tegen over de standbeelden van Goethe en Schiller in hun geboorteland, zouden de vonken van haar belangstel ling voor de Duitsche'letterkunde aanwakkeren tot een laaiende vlam van geestdrift. En die vonken moesten aanwezig zijn, zoo veronderstelde zij, in ieder goed onderwezen kind. Zij kon niet gelooven dat in Letty geen vonken zouden smeulen. Nu een van haar kinderen zoo abnormaal knap was, moest het zuivere stijfhoofdigheid zijn van de andere die haar belette de kennis te verwerven welke haar dage lijks volop werd aangeboden. Zij had geen illusies omtrent Letty's uiterlijk; zij begreep, dat indien zij dan nooit mooi zou wezen, het van belang was dat zij ten minste beschaafd zou zijn. Zij zat tegenover haar dochter in den trein en daar zij niets beters te doen had gedurende de lange uren die zij door 00 boo B09 nd'u Alkmaar, i ..!nt T T11 ..TA am /l n Mi nor O 1 1 ootl AVI h Q H til Ck C\ T iat; n i BIET ■BV/ v CA icing UC I CIC'.l 11U 'O MUL i IO ÈfOi

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 5