DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
BIK w VERGOEDIHGEH
Verzetting Weekmarkten
Honderd en zestiende jaargang.
101
DINSDAG
22 DECEMBER.
FEUILLETON.
DE WELDOENSTER
No. 302
MILITIE en LANDWEER.
-taa
-si
Leze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk 1.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3
Prijs der gewone advertentiën s
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h MERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
-gfv
aiir.
»c,.
-si>
Zijdie zich met 1 Januari
op dit blad abonneerenont
vangen de tot dien datum verschijnende
nummers franco en gratis.
De Directie.
(in verband met de a.s. feestdagen).
BURQEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis dat, in ver
band met de a s feestdagen, de weekmarkten in
deze gemeente zijn bepaald als volgt
lo. de kaasmarkt, in plaats van op 25 December
en 1 Januari op Woensdagen 23 en 30 De
cember a.s.
2o. de graan- en zaadmarkt, in plaats van op
25 December en 1 Januari, eveneens op Woens
dagen 23 en 30 December a.s.
3o. de veemarkt, in plaats van op 26 December,
op Donderdag 24 December a.s.
4o. de z.g. kleine markten (op het Hofplel*),
benevens de boter» en elerenmarkten, In
plaats van op 26 December, eveneens op Don-
derdag 24 December a.s.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
O. RIPPINO, Voorzitter.
DQNATH, Secretaris.
■>bi
uuri
ni i
jit
•)d
a.
De Burgemeester van Alkmaar brengt ter
kennis van belanghebbendendat de uit
betaling der vergoedingen sal plaats hebben
op Donderdag, 94 December a.s., (over
bet UJdvak leopende van 10 tot en met SS
December) en wel voor boo veel de L1KD-
WEER aangaatvan 10 -11 nar en voor
zooveel de MILITIE betreft van 11— IS nar.
Alkmaar, 18 December 1014.
De Burgemeester voornoemd,
O. RIPPINO.
STADNIEUWS.
L
»/i
DE DAGERAAD.
In de voor ongeveer de helft bezette groote zaa
der Harmonie traden Vrijdagavond „De Dage
raad" als spiekers op mevr. W. Drucker, van Am
sterdam, met het onderwerp: „Eenheid en oorlog",
en de heer Jos. van Veen, te 's-Gravenhage, met het
onderwerp: „Rome en de oorlog".
Na een inleidend woord van den voorzitter, den
heer R. Zomerdijk, verkreeg mevr. Drucker het eerst
het woord, die begon met er op te wijzen, dat het
eeuwenlang het doel van millioenen en millioenen is
geweest, om één te worden van gedachte, samenge
smolten te zijn in de eenheid. Een eenheidsbegrip
moet uitgaan van een ver verwijderd doel, zoo b.v
bij het Christendom den hemel, voor een nuchter doe
zou men geen proselieten kunnen maken. Het doel
wordt onvermijdelijk een dogma. Elke éénheid wordt
tenslotte één mensch met er achter een troep schap-
door de schrijfster van
„Elizabeth and her German Garden".
15» o
Susie dacht dat zij nog nooit zulk een verlaten
land had gezien, zij drukte deze meening duidelijk
uit, zoowel op haar gezicht als in haar houding,
zonder den mond te hoeven openen; zij rilde opval
lend in een hoekje, wikkelde zich zorgvuldig in haar
bont als een ware martelares.
Nadat zij ongeveer een uur hadden voortgereden
over den straatweg, kwamen zij langs een groot
huis, omringd door boomen, een weinig rechts van
den weg, en wat verder langs een klein dorpje. Het
rijtuig bleef met een ruk stil staan; Anna keek be
langstellend om den rand van de kap en zag dat zij
stil stonden voor een nieuw rood baksteenen gebouw,
met een stoep die vol kinderen stond. Twee of drie
mannen en enkele vrouwen waren er bij. Twee van
de mannen schenen geestelijken te wezen, de oudste,
een man van middelbaren leeftijd, met een zacht ge
zicht, kwam de stoep af en met een diepe buiging
trad bij nader om Anna plechtig welkom te heeten in
haar nieuwe woonplaats, uit naam van deze kinderen
van Kleinwalde, die hier school gingen. Hij begreep,
dat Anna de persoon was die moest worden welkom
gehceten, omdat hij niets kon zien van de dame in
den anderen hoek behalve haar oogen, die alles be
halve vriendelijk keken, terwijl de jonge dame links
voorover leunde en glimlachte en haar hand uitstak.
Hij vatte die hand en schudde haar langzaam op
en neer terwijl hij verzocht de kap van het rijtuig te
mogen neerdoen, zoodat de kinderen uit het dorp, die
drie mijlen ver waren komen loopen om haar te ver-
Kens. uuuer üe personen, cue zich opwerpen of op
geworpen hebben, zijn velen te goedertrouw, maar
ijuei, neerschuzuchtig, op macht oelust. Die eene
mensch zegt dan meestal dat hij zijn macht van God
heelt, hetgeen hij zichzelf suggereert, of waarmee hij
tie uieuigie bedriegt, /.oo ziju vorsten altijd vroom,
net tiuoit o ij het van.
Een massa, die een éénheid vormt, kijkt als minder
waardig neer op iemand, die buiten die éénheid staat.
Twee zulke groote eenheden zijn er thans, het Katho
licisme en het militairisme. Van dit laatste is Duitsch-
land thans bij uitstek het land, het militairisme is er
een éénheid. De Duitschers zijn abnormaal, ze zijn
thans allen nniitairist. Ze willen den „cultuur" bren
gen, beginnen met Europa en dan over andere we-
reiddeeien. Spr. betoogde dat dit streven is gekweekt
door een systematisch denkloos maken. Alles, ver
woesting, moord enz. wil men in de verschillende
landen om de éénheid te brengen, die vrede brengt.
Men w i 1 ook inderdaad den vrede, het is zoo. maai
zelf wil men heer zijn en al de anderen moeten slaaf
wezen.
Spr. noemde oud-mmister Staal als de consequen
tie van het eenheidsbegrip op militaristisch geoied.
Alles wat uit noodzaak gebeurt is geen barbaarsch-
heid. Het strategische plan is op het oogenblik de
God, die Europa regeert.
Spr., die vaderlandsliefde een fictie noemde, waar
mee men de menschen opzweept, betoogde, dat men
met lijdelijk moet volgen. Dat is niet menschelijk,
evenmin als de éénheid, die een doode wereld zou ge
ven In de eerste plaats steeds gevraagd: Wat denk ik
zelf er van? Het zou gelukkig zijn, als we alle heer-
schers van ons afwierpen, zoowel de geestelijke sug-
estie als het alleenheidsheerschap van wie dan ook.
4en moet leeren durven denken, dat is reeds een
groote stap vooruit.
De heer Jos. van Veen, die daarop het woord ver
kreeg, merkte op, dat het publiek eenigszins senti
menteel is. Het handelt meer door gevoel dan door
verstandsoverwegingen. Het hoort graag goede, lie
ve dingen en wie daarover spreekt, heeft veel volge
lingen. Zoo komt nu Paus Benedictus XV met zijn
encycliek geschreven over den vrede; de kerk komt
weer met haar vredes-ideaal, bij haar is geen vijand
schap. Spr. wees er op, dat geen encycliek geschreven
is over den oorlog, de Paus had zich tot de macht
hebbers moeten richten om te zeggen, hoe hij over
den oorlog denkt, maar dat is niet gebeurd, omdat de
Paus de machthebbers nu en later noodig heeft. Dat
schrijven heeft niets te maken met een mannelijke
daad.
Spr. vergeleek daarna eenige zinnen uit de ency
cliek met hetgeen de Roomsche moraal over den oor
log leert en wel aan de hand van het zedeleerboek,
dat op de groote semenaria in Nederland en België
wordt gebruikt. Hierin staat o. m., dat God zelf wel
oorlogen heeft bevolen en goedgekeurd. Ondanks dat
de Paus in' zijn encycliek schrijft over vrede, terwijl
hij den oorlog niet bestrijdt, zou men zeggen: u hebt
niets te klagen, er wordt mooi gehandeld overeen
komstig uw moraal. De encycliek is geheel berekend
op de domheid van de menschen, omdat ze niet we
ten, hoe de kerk tegenover den oorlog staat en moet
staan.
Uit de geschiedenis is, betoogde spr., na te gaan,
dat de kerk allerminst afkeerig is van oorlog. Het
Pausuoui heeft zeli den oorlog bevolen tegen Tur
kije, hoewel de katholieken met hun gebed rechtens
Christus' graf van de Turken konden afsmeeken, toen
deze dit in iiadden haaden. Nog wees spr. op wat
gebeurde bij het verties van den kertcetijken smat bij
ue vorming van de eenheid van Italië.
De Kerk als zoodanig heeft nooit of te nimmer de
roeping gehad om vrede te stichten op aarde. Ze is
niet te kwader trouw, maar als éénheid witue ze deze
opdringen, ze kan nooit de roeping hebben om vrede
te brengen.
De Katholieke Kerk staat slap tegenover dezen
oorlog, en tracht er zooveel mogelijk van te profi
teered door in troebel water te visschen. De Kerk
heeft niet verhoed, dat er wonden zijn geslagen en nu
ze er zijn, zegt ze: ik heb medicijnen er voor.
De Pauselijke diplomatie tracht het in 1870 verlo
ren gebied terug te krijgen De Paus wil wel vrede
brengen, maar hij kan, wordt er bij gezegd, dit niet
doen, als men hem zijn Staten niet teruggeeft. Nog
wees spr. op den aandrang op herstel van het Neder-
landsch gezantschap bij den Paus.
Spr. ging de vier gronden in de encycliek ten aan
zien van het ontstaan van den oorlog genoemd, \pa,
en sprak ten slotte als zijn oordeel uit, dat als men de
Paus zijn Staten niet ontnomen had, Rome misschien
nog eens oorlog zou voeren.
De voorzitter sloot de vergadering met dank aan
de sprekers.
PROTESTVERGADERINO TEGEN DE
STEUNREGELING DER WERKLOOZEN.
in de geheet gevulde groote zaal der iiatmonte
weiu gisteiavonu ue aaugeKondtgde piotestvergade-
nug tegen ue sieuuiegumg uet wukluuzen gedouden.
in ueze vetgaueting, uiigesetitevett üuor ue Aiwiiaar-
sdte alueeiuigen üet vanuigauisaties op oualhankeitj-
aeu gtondstag en de Vrije Suciausten-V ereemging, tra
den ais spiekers op de heeren B. Luteraan, bestuurslid
S. D. P. met het onderwerp „De regeering en de
steuncomité's", en B. Lansink Sr., secretaris Nat. Arb.
secr. in Nederland, met het onderwerp „De oorlog en
de arbeiders".
Na een inleidend woord van den heer Moelaert,
voorzitter, was het eerst het woord aan den heer
Lansink. Deze wees er op, hoe de voortdurende bewa
pening in de verschilleüde staten moest leiden tot de
tegenwoordige catastrophe. De anti-militainsten en
de socialisten zijn alleen gelaten met hun protesteeren
en propageeren tegen de bewapening. Tegen dit drij
ven naar de bewapening moet de arbeidende klasse
voortdurend strijden, te vaak doet men het met, speelt
men in de kaart der bourgeoisie. Spr. zei, dat de gan-
sche Christenwereld in hoofdzaak mee verantwoorde
lijk is aan de menschenslachting van tegenwoordig.
De Christenen hebben evenals iedere partij, die hei
roer van den Staat in handen had, de dienstweigeraars,
die het gebod: „gij zult niet dooden" wilden nakomen,
in de gevangenis gestopt. Spr. wees op het verschrik
kelijke van den oorlog aan alle zijden. Wanneer men
de Duitschers veroordeelt naar het gebeurde in België,
dan is men onrechtvaardig. Dit is niet speciaa
Duitsch. Spr. wees op het gebeurde in Betgië-Kongo,
Nederland-Indische Archipel, Frankrijk-Marokko, Tur-
kije-Tripolis, Engeland-Boerenrepublieken. Het is de
handelwijze van het internationale kapitalisme, dat er
niet voor heeft teruggedeinsd Keizers of Koningen te
vermoorden of te doen vermoorden, wanneer het daar
voordeel in zag.
Spr. wees er op, hoe in alle landen een groot deel
van hei land m honden is van ten aantal personen,
waarvan de anderen, de bezitloozen, afhankelijk zijn.
Voor dezen is dan ook van vaderland en onafhanke-
ujKiieid nergens sprake en van vrijheid evenmin. Men
spreekt wel van vrijheid, maar deze wordt van alle zij
den door de heerschende klasse aangerand, zooals
spreker met voorbeelden o. a. betreffende het door pa
troons tegengaan van het grondwettelijk recht van
veieenigaig, aantoonde. Altijd door worden de arbei
ders atgeoeuid en afgejakkerd, zonder voldoende loon
om in hun onderhoud te voorzien, 8 millioen men
schen sterven 's jaarlijks in Europa aan gebrek, terwijl
daartegenover dikwijls overproductie staat. De kapita
listen, gesteund door de door hen betaalde pers, staan
steeds in overleg met de regeering van het land. In den
oorlog, z.g.n. uit vaderlandsliefde, moeten de arbei
ders strijden om een nieuw afzetgebied te verwerven
voor de vele producten van de kapitalisten. Dan wees
spr. nog op de verdiensten van de bankiers, die naar
een toestand als den tegenwoordigen drijven. Spr. wek
te op tot strijd tegen het kapitalisme, dat de oorzaak
is van den oorlog, ten einde tot een gelukkige samen
leving te komen.
Daarna was het woord aan den heer Luteraan. Deze
wees er op, dat een der eerste maatregelen van minis
ter Treub, toen de arbeiders de gevolgen van de crisis
begonnen te ondervinden, was de instelling van werk
lozenfondsen. De Nederlandsche regeering schreef
tot toelichting van de aanvraag aan de l'weede Kamer
om subsidie voor bestaande en nog op te richten
werkioozenfondsen, dat het haar bedoeling was om
een kern van arbeiders te steunen. Daarin moet een
zekere toeleg liggen. Een bepaald deel van de geor
ganiseerde arbeiders van Nederland wil men steunen,
maar de anderen zenden paar de steuncomité's. 1 egen
dien opzet, vervolgde spr., zijn we van den aanvang
opgekomen. Het systeem is, dat een deel der arbei-
deis wordt afgehouden van de beweging, die noodig
was, om de Nederlandsche arbeiders in beweging te
krijgen tegen het systeem, waar we slachtoffers van
zijn. We "hebben steuncomité's gekregen, zelfs een Ko
ninklijk Nationaal 1 Als men dan iets gaat geven,
steunt men het koningschap en het militairisme. Men
is zoo goed, de arbeiders iets te geven omdat men an
ders weet, dat ze straks na den oorlog niet meer deu
gen in fabrieken. Zoo gaf de Nederl. Stoomvaart
maatschappij 25,000, maar in 1911 had ze maré
chaussees noodig bij de staking in haar bedrijf om 5
ets. loon per uur meer. De arbeidende klasse, die de
eenige voortbrengster is van allen maatschappelijken
rijkdom, moet thans armoede lijden en met het petje
in de hand bij de steuncomité's komen. Er wordt ge
steund naar klassen, de steuncomité's, ook in Alkmaar,
gaan vqpgdijschap spelen. Het kan nooit de bedoeling
van de arbeiders zijn om daarin te berusten, de niet-
productieve menschen, die den staat regeeren, hebben
de tegenwoordige ramp gebracht. De regeerende klas
se, daar eischen we van dat ze het volle loon uitkeert
aan de gemobiliseerden en de werkloozen. In Alkmaar
hebben we nu ook, als in Amsterdam, waar dit reeds
door de Miranda is gecritiseerd als onvoldoende, een
nieuw tarief gekregen. Doch de toestand is ook hier
nog absoluut onvoldoende, door de steuncomité's
komt men er nooit, het volle loon moet worden be
taald door regeering of gemeente. De regeering is ver
antwoordelijk, zooals ieder dat is, wanneer hij een
„groote daad" verricht. De heele truc van het comité
is de menschen bezig te houden met kleine dingen, de
verdeeling in klassen. Daardoor zijn ze elkaar in de
haren gevlogen tot groot vermaak van de groote en
welkomen, in staat zouden zijn haar te zien; en op
Annas onmiddellijke toestemming hielp hij den
koetsier Zelf met zijn witte handschoenen aan, om de
kap neer te doen. Susie was daardoor blootgesteld
aan de volle woede van den storm en dook nog die
per in haar hoekje een interessant en heel merk
waardig voorwerp voor de schoolkinderen, een don
ker, geueimzinnig mengelmoes van bont, hauenvet-
ren en zwarte wenkbrauwen.
Toen hield de predikant, met den hoed in de hand,
een ledevoering. Hij sprak duidelijk, gewend als hij
was dikwijls en lang te spreken en Anna begreep
ieder woord. Zij was totaal van haar stuk gebracm
door deze plechtigheden en wist in de verste verte
niet was zij zou antwoorden, zij zat maar vaag tegm
hen te lachen, en zag er heel lief en heel veriegen uit.
Zij begreep spoedig dat haar glimlachjes ongepast
waren en zij stierven weg op haar lippen; want naar
mate hij voortging, werd de predikant opgewondener
en hij scheen het als een vaststaand feit te beschou
wen dat zij van plan was op haar bezitting te gaan
wonen. Vol welsprekendheid weidde hij uit óver de
troost die zij zou wezen voor de armen, verzekerde
de aanwezigen, dat zij een moeder zou zijn voor de
zieken, dat zij hen zou verzorgen met haar teedere
vrouwenhanden, een engel van barmhartigheid zou
ze zijn voor hongerigen, zij zou hen voeden in tijden
van armoede en een vriendin en zuster zijn voor
kleine kinderen. Zij zou hen helpen, voor hen zor
gen, medelijden hebben met hun zwakheid en zonden.
Zijn gelaat straalde van geestdrift naarmate hij voort-
ging.
Anna was dankbaar dat Susie hem niet verstond.
Deze menigte kinderen, de vrouwen, de jonge predi
kant, haar koetsier, hoosden allen de beloften, gedaan
uit haar naam beloften die zij niet van plan was le
vervullen Zij sloeg de oogen neer en draaide zenuw
achtig met haar vingers en voelde zich niet op haar
gemak.
Aan het eind van zijn speech had de predikant de
oogen vol tranen, die zijn eigen welsprekendheid hem
had afgeperst; hij stak de hand uit en zegende haar
plechtig met een luid uitgesproken Amen tot slot;
daarna was er een drukkende stilte.
Susie hborde het woord Amen en dacht wel dat er
een soort zegen was uitgesproken, zij maakte een ge
baar van ongeduld. Die predikant was hatelijk in
haar oogen, ten eerste omdat hij er uit zag als de die
naren van de Baptisten-kapellen uit den tijd toen zij
nog ongetrouwd was, maar vooral omdat hij haar
daar in den wind liet staan en steeds langer bloot
stelde aan die pijniging van den vischreuk. Anna wist
niet wat zij zeggen zou na dat Amen en keek verlege-
ner dan ooit en stamelde in haar verwarring: „Danke
sehr", hopende dat dit een geschikte opmerking was;
waarop de predikant een buiging maakte en keek
alsof hij zeggen wou: „Geen dank. 't Is de moeite
niet waard." Toen nam een andere man, waarschijn
lijk de schoolmeester, een stemvork in de hand, gaf
den toon aan en de kinderen zongen een Choral, ge
volgd door andere meer vroolijke liedjes, waarin de
woorden Frühling en Willkomen menigmaal her
haald werden, terwijl de wind loeide in felle tegen
spraak met die woorden.
Toen dit afgeloopen was, nam de predikant af
scheid en stelde den anderen persoon, die er als een
geestelijke uitzag, voor, een lange, magere jongeling,
eveneens met glacé-handschoenen en een lange, toe-
knoopte jas aan. met een bleek gezicht en dik, op
staand vlashaar
„Herr Vicar Klutz", zei de oudere predikant met
een gebaar; en de Herr Vicar maakte een buiging en
terwijl zijn slappe hand hartelijk werd gedrukt door
die andere kleine hand en die schuwe oogen tot die
andere vriendelijke oogen glimlachend opzagen, werd
hij onmiddellijk wanhopig verliefd; en dit was heel
natuurlijk, daar hij in een half jaar met geen enkele
vrouw van onder de veertig gesproken had en zelf
twintig jaar en een dichter was Hij bracht de rest
van den middag door opgesloten op zijn slaapka
mer; alle voedsel weigerend en vervaardigde een ge
dicht, waarin „berauschten Sinn" moest rijmen op
„Engl&nderin", terwijl de predikant, bij wien hij aan
huis woonde, dacht dat hij bezig was zijn preek voor
Goeden Vrijdag te maken.
Toen werd de schoolmeester voorgesteld en daar
na kwamen de twee vrouwen de vrouw van den
meester en de vrouw van den predikant; en toen An
na geglimlacht had en beleefde, onsamenhangende
toespraakjes had gehouden, om ieder op zijn beun. te
beantwoorden, en op zijn minst twaalf maal had ge
knikt en gebogen voor ieder van die dames, die maar
niet konden ophouden met buigen en zij de dames
had voorgesteld aan de sombere gedaante in den
hoek. Gedurende deze plechtigheden had Letty met
groote oogen en open mond naar de schoolkinderen
gestaard, en de schoolkinderen met groote oogen en
open mond naar Letty, en miss Leech heel stemmig
voor zich gekeken; en Susie zat met wanhopig opge
trokken wenkbrauwen en Anna vroeg zich af of zij
nu niet gevoegelijk haar reis zou kunnen voortzetten
en indien clat zoo was of men verwachtte, dat zij het
signaal zou geven.
Iedereen glimlachte tegen elkaar om de pauze aan
te vullen gedurende dit oogenblik van weifeling, be
halve Susie, die met groote waardigheid de oogen
sloot en huiverde op zulk een in 't oog loopende ma
nier, dat de predikant zelf te hulp kwam en den koet
sier verzocht hun te helpen de kap van het rijtuig
weer op te zetten, met de verklaring aan Anna, terwijl
hij dit deed, dat haar „Frau Schwester" niet aan het
klimaat gewend was.
Blijkbaar was het oogenblik van vertrekken aange
broken en de buigingen, waarmee zij pas waren op
gehouden, begonnen van voren af aan. Anna wilde
gaarne op het laatst iets vriendelijks zeggen, daarom
vroeg zij aan de vrouw van den predikant, toen zij
haar goeden dag zei, of zij en haar man lust hadden
den volgenden dag op, „Kleinwalde" te komen di-
neeren
Deze uitnoodiging had een zeer diepe buiging ten
gevolge en een blos van dankbaarheid, maar zij,- die
haar ontvangen had, wendde zich tot haar heer en
meester, voordat zij de uitnoodiging aannam, om
zijn wensch te vernemen.
ALKMAARSCHE COURANT.
-I£
-i
OJ
-Bid
niiï
113
;oo
(Wordt vervolird.)