DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
Meneer „Combinaas".
Damrubriek.
No. 304
Honderd en zestiende jaargang.
1914
DONDERDAG
24 DECEMBER
Billy Barrington zat bij het open haardje in zijn
speelkamer en keek met bedenkelijke vroolijkheid naar
de speelsche vlammen tongetjes. Er waren o.l. in den
laatsten tijd vreemde en onaangename dingen gebeurd.
Ten eerste was zijn kindermeisje, zijn lieve Nelly, plot
seling verdwenen en een vervelend, onhandig spook
was er voor in de plaats gekomen. Ten tweede kwamen
zijn veelgeliefd paatje en maatje lang niet zoo vaak als
vroeger bij hem, en als zij bij hem kwamen, keken zij
zoo bedrukt en deden zij ook heel anders dan vroeger.
Eenmaal slechts nam zijn moeder hem in haar armen
om hem te kussen, terwijl vroeger
Dat alles was wel heel vreemd.
Beneden in het bureau zat William Barrington en
rookte droefgeestig zijn pijp, terwijl hij een melancho-
ïieken blik wierp naar een hoop brieven en papieren
vóór hem op zijn schrijftafel: het huis Barrington trii-
n.l. op zijn grondvesten. Een groote combinatie van
zaken, en een klein privaatzaakje waren in botsing ge
komen, met het noodzakelijk gevolg, dat het kleine
zaakje het onderspit moest delven. Daarin lag de
oorzaak dat Bill zich enkele dingen moest ontzeggen,
waaraan hij tot nog toe gewend was geraakt.
Op zekeren dag speelde Billy met zijn looden sol
daatjes terwijl zijn ouders bij den haard de couranten
lazen. Na een poosje begonnen zij over hun zorgen te
praten, wat tot nog toe steeds vermeden was in Billy's
gezelschap.
Veel waar over gesproken werd, ging aan Billy
voorbij, maar zooveel begreep hij toch wel. dat er
iemand was, een „combinaas", dié de oorzaak was van'
-hun tegenwoordig gebrek. Die Combinaas was zeker
een afschuwelijke kerel, want had hij niet goed ge
hoord, had die Combinaas zich zelf niet gevestigd in
het allereigenste kantoor van zijn vader, in de city
Wat hij buitendien allemaal nog gedaan had, begreep
Billy niet heelemaal, toch dit snapte hij heel goed, dat
deze Combinaas zijn lieven vader, zijn besten eigen
vriend, had geruïneerd. Bij die gedachte alléén, kook
te zijn kinderbloed
„Hadden de anderen mij nu maar geholpen, danhad
:1 'A" T>!""
ik "den strijd met hem wel aangedurfd," hoorde Billy
zijn vader zeggen.
„Ach ja," antwoordde zijn moeder zacht. „De za
ken hadaen dan zeker een andere wending genomen."
Billy lag den nacht hierop, wakker in zijn bedje, en
dacht over ales na, wat hij had gehoord. Plotseling
kreeg hij een prachtigen inval.
Hij was menigmaal in den goeien tijd in Oresham
Street, op het kantoor van zijn vader geweest. Waar
om zou hij er nog niet eens heengaan en dien ellende
ling ombrengen? Wel was het een heel eind en lii;
zou geen vader of motder bij zich hebben, die den
omnibus aanhielden en voor hem betaalden.
Zijn plan was gewaagd en aan vele gevaren verbon
den. Maar Billy was een moedig, pienter kereltje. Hac
hij niet met Jones gevochten, die nog wel twee jaren
ouder was en veel grooter? Den volgenden dag, toen
hij met het kindermeisje uit wandelen ging, wist hi;
te ontsnappen in de richting van Lancaster Gate.
Maar daar wachtte hem een moeilijkheid. Er kwamén
een, twee, drie omnibussen aangereden en hij wist niet
welke hij nemen moest. Ten langen leste besloot hi
maar den volgenden te pakken, dat zou wel de goeie
zijn, overlegde hij bij zichzelf.
Hij hield den omnibus op zeer daadwerkelijke wijze
aan, door midden op den weg te gaan staan en hevig
met beide armen te zwaaien. Daarop klauterde hij,
met behulp van den conducteur, de treden op en nam
plaats.
De overige passagiers namen hem nieuwsgierig op,
maar Billy was ongevoelig voor hun lachende gezich
ten. .Hij had al zijn aandacht noodig om op zijn
plaats zijn evenwicht te bewaren.
De conducteur beurde de entree's. Billy vertelde,
zoo goed als hij kon, hij wou naar vaders kantoor in
Gresham Street. -
„Gresh'm Street!" zei de conducteur, „die is in de
buurt van de Bank."
„Ja, zeker," beaamde Billy zelfbewust.
„Twee stuivers", zeide de man, en scheurde een kaar
tje af.
De situatie werd bedenkelijk. Twee stuivers beteeke-
nen soms een bagatel, soms een groote somhet komt
er maar op aan, hoe men er tegenover staat
Billy bezat slechts één stuivertje, een stukje touw en
twee pepermuntjes. Hij hield den conducteur het heele
zaakje voor.
De man keek er lachende naar.
„Het stuivertje is goed, maar het overige is geen
gangbare munt,grinnikte hij.
Billy gleed van zijn zitplaats af.
„Dan moet ik er maar uit, dan loop ik vérder," zei
hij overtuigd.
De overige passagiers protesteerden; een oude da
me betaalde het ontbrekende, terwijl zij mompelde: die
kleine schat van een jong!"
De rit liep verder goed afde conducteur hielp Bil
ly bij het uitstappen, toen hij aan zijn eindpunt ge
komen was.
Billy stapte bij de Bank op een politieagent at en
aan de zijde van dezen veiligen man stapte hij op den
hem welbekenden ingang van het kantoor af, v aar hij
zoo dikwijls door was gestapt. Hij dankte zijn bege
leider, den man van de wet in heerlijke verbazing ach
terlatend over het plotseling in onbeperkt bezit-zijn
van een stuk touw en van een pepermuntje.
Billy liep haastig de bekende trap op. Hij was hee
lemaal vergeten, dat hij nu niet zijn lieve vader ging
bezoeken Jnaar een ellendig monster, die zijn papa ge
ruïneerd had. Eerst bij het bereiken der glazen deur,
waartegen hij zoo vaak met ietwat bevend hartje ge
klopt had, stond de vreeselijke waarheid weer duide
lijk vóór hem.
Op de deur stond met groote, zwarte letters
„De vereenigde papierleveranciers",
Directeur Silas B. Packer.
Terwijl hij onthutst die nieuwe, onleesbare woorden
aanstaarde, werd de deur plotseling geopend en een
groote, magere man met opgestreken snor kwam naar
buiten, Billy bijna omver loopend.
„Halo, kleine vent," riep hij uit en greep Billy aan
den schouder, daar deze bijna tuimelde.
„Dank u," zei Billy. „Is u meneer Combinaas?"
De man schudde zijn hoofd.
„Dien ken ik niet. Vraag binnen maar eens."
Hij wèes met de hand naar de deurplaat en liep
door.
Billy schoof met inspanning de deur op zij en trad
moedig in het hol van het monster.
Hij bevond zich nu in een klein, doosvormig vertrek,
ïetwelk door 'n wand van. hout en glas ingekast
scheen, waarachter hij een wonderlijk krassend ge
luid en zacht gemompel waarnam. Deze wand was
er in den tijd van zijn vader nog niet en terwijl hij
ïierover napeinsde, wat hij nu eigenlijk doen zou,
hoorde hij achter zich een diepe mannestem vragen:
„Nu, jongmensch, wat wensch je?"
Billy keek ylings om.
„Ik zou meneer Combinaas willen spreken," stotter
de hij
„Welken meneer?"
„Meneer Combinaas," herhaalde Billy.
„Dien ken ik niet." Toen sdheen hem iets te binnen
te schieten. „Hoe is je naam vroeg hij.
William Patrick Barrington." antwoordde Billy.
Een oogenblik keek de man nem aan, waarna hij
achter den wand verdween. Hier achter werd nu een
algemeen gefluister waarneembaar en Billy hoorde
zijn naam door verschillende monden uitgesproken.
Daarna volgde een langdurig gezwijg.
Even daarna kwam de man terug.
„Meneer Packer wil je ontvangen, jongmensch. Wil
mij dus volgen."
Kort daarop trad Billy het privaatkantoor binnen
van den heer Packer, den machtigen directeur der ver
eenigde papierleveranciers.
Meneer Packer, een dikke, goedmoedig uitziende ou
de heer, was juist bezig een brief te schrijven, toen Bil
ly werd binnen gelaten.
„Neemt u plaats, meneer Barrington," zeide hij, ge-
dachtenloos.
Toen hij daarop echter den kleinen man ontdekte, die
tusschen lessenaar en deur in afwachtende houding
stond, schoof hij zijn bril recht en zag Billy met groote
verbazing aan.
„Wat drommels," riep hij uit. „Mij werd gezegd,
dat een jonge meneer Barrington mij verlangde te
spreken, maar ik had niet gedacht.
Hij brak af «n een vroolijk lachen gleed over zijn ge-
Z1(flk ben William Patrick Barrington," zeide Billy
met grooten ernst.
„Jij bent, wie je bent," lachte de oude meneer op
nieuw. „Maar zeg mij, wat kom je hier doen?"
„Is u meneer Combinaas?" vroeg Billy, „want als
u het bent, dan wil ik met u vechten."
„Jij met mij vechten?" riep de oude heer uit.
„Ja," zei Billy resoluut, zijn vuist ballende.
„Maar waarom?" vroeg het oude meneertje, een
en "al verwondering.
„Omdat u mijn vader iets misdaan hebt, hem in t
nauw hebt gedreven," antwoordde Billy met grooten
emSt
„Hemelsche goedheid! wat zegt die jongen daar?"
„Ja, ja, u hebt hem in 't nauw gedreven, u hebt mij
Nelly ontnomen, en mijn melk, en heel veel andere
dingen," stotterde en stamelde Billy.
Ozoozeide de oude heer nadenkend.
"En u heeft u heeft mijn mamaatje aan 't schrei
en gebracht," voegde Billy bevend er nog aan toe.
Een korte pauze volgde: toen stond meneer Packer
op en legde zijn hand op Billy's schouder.
wat hij heel vaak doet, staat hij steeds een oogenblik
voor de glazen deur stil, waarop nu met groote, zwar
te letters staat:
De vereenigde papierleveranciers.
Directeuren
Silas B. Packer.
William Patrick Barrington.
STADNIEUWS.
„Ik geloof, dat ik je Segrijp, kleine vriend," zei hij
vriendelijk. „Maar ik ben het niet, die al deze slechte
dingen heeft gedaan. Wil je dat van mij gelooven,
Billy?"
Billy keek in het goedige, gerimpelde gezicht, dat
zich over hem heenboog en zijn kinderhartje zeide
hem, dat de oude heer geen monster, maar een goed
soort van oude heer was.
„Ja," zeide hij, „ik wil het gelooven."
Een oogenblik stonden de directeur der wereldbe
roemde papier-combinatie en de kleine Billy hand in
hand Toen trok de directeur hem naar zijn draai
stoel mee, ging erop zitten, en nam Billy tusschen zijn
knieen. J
„Vertel mij nu eens alles wat je weet, vent," zeide j
hïjf
Én Billy vertelde maar los en vast, wat hij wist. Hij
vertelde waarover zijn ouders gesproken hadden, ook
van de vele veranderingen, die er in huis hadden plaats
gevonden. Meneer Packer luisterde aandachtig naar
hem. Terwijl Billy sprak, kwam er meermalen een
floers van tranen voor zijn oogen en ook hoestte hij
meermalen. Hij bezat een kleinzoontje en evenals bij
Billy golfde het haar ook bij dat ventje op gelijke wij
ze over het voorhoofd.
„Papa kon niet alleen met meneer Combinaas gaan
vechten, omdat deze hem zooveel pijn had veroorzaakt
daarom wilde ik helpen," eindigde Billy.
„Hm ja, ja," zei meneer Packer, terwijl hij krach
tig zijn neus snoot.
„Je vader heeft er inderdaad groote nadeelen door
ondervonden, dat is waar, maar, hm, hm, wij zullen
zien, wat wij doen kunnen, om hem te helpen. Ik zal
je nu weer naar huis doen zenden." Meneer Packer
scheen wat zenuwachtig te worden. „Maar je be
hoeft niet te vertellen, dat je bij mij bent geweest, Bil
ly."
Billy gaf blijmoedig de belofte. Hij had graag den
vriefidelijken, ouden heer nog veel meer beloofd, die,
naar zijn meening, in staat was den slechten meneer
Combinaas op de een of andere manier onschadelijk te
maken. Hij beperkte zich echter tot het geven van een
kus en van zijn laatste pepermuntje, waarmee meneer
Packer zeer ingenomen scheen te zijn.
Toen Billy, m gezelschap van een jongen man, zich
huiswaarts begaf, ging de directeur voor zijn schrijf
tafel zitten en schreef een langen brief aan den chef
der papier-combinatie, waarin hij hem voorstelde, dat
het gewenscht zou zijn om zich de onschatbare hulp
te verzekeren van den overwonnen tegenstander, van
den heer William Patriks Barrington.
Billy kwam nooit te weten, wat er na zijn bezoek bij
meneer Packer plaats vond. Of het monster verslagen
of op andere wijze onschadelijk gemaakt werd, bleef
hem verborgen. Slechts dit wist hij, dat zijn vader «n
zijn moeder weer vroolijk werden, weer gelukkig: dat
alles, wat een jongen zich maar wenschen kon, op hem
neerdaalde, en dat hij zijn lieve Nelly terug kreeg.
Als hij nu naar het kantoor in Gresham Street gaat,
AnUL,»iE.t.iv ai UL.i.i.iiNUö z-lEKtiNrONDS.
ui aei uoiei ruuui wciu gisteravond de ue vorige
ween uitgestelde a.gaiiecue vergadering van het Aige-
meeu AiuLeiuigs-i-ieKenionus uer afdeeuug Alkmaar
en omstreken van ue iNeüeiiauuscüe Maatschappij tot
Bevuiueriug uer Ueneeskunst gehouden, rioewei ue
vergadering uuk nu lang met voltallig was in den zin
van art. 43 der inatuteu, was deze vergadering üiaus
tocli gerechtigu tut net nemen van alle besluiten.
Besloten werd aan art. 3 der statuten toe te voegen:
Het vereenigingsjaar loopt van 1 Jan. tot en met 31
Dec.
Ten aanzien van art. 4 was het voorstel ingekomen
dit artikel te lezen als volgt: Kostwinner of gehuwden
1200, ieder ander persoon 800, n.l. van de heeren
Jac. Greeuw, P. Oudt en H. Wolzak (Alkmaar).
Het bestuur zei in zijn prae-advieS, dat het na nader
gepleegd overleg van meening was, dat het. voorstel
niet kan worden aangenomen, omdat de bedoeling van
het hoofdbestuur is geweest, dat uitsluitend voor de
groote steden dat bedrag als weistandsgrens zal gel-
den. Het Hoofdbestuur is daarbij uitgegaan van de
overweging, dat in de grootere steden een hoogere le
vensstandaard is, dan in kleinere plaatsen. Het bestuur
stelde met algemeene stemmen voor het voorstel rfiet
te steunen, doch zelfstandig een voorstel in te dienen,
n.l.: de weistandsgrens voor Alkmaar bedraagt voor
een kostwinner 1100, voor ieder ander persoon
Na verschillende besprekingen, waaraan deelgeno
men werd door de heeren Oudt, dr. van Pelt (Bergen),
dr. Ten Veldhuijs (Stompetoren), Greeuw, Wolzak en
den voorzitter, dr. R. G. C. Schroder, trokken de hee
ren Greeuw, Oudt en Wolzak hun voorstel in, waarop
het bestuursvoorstel bij acclamatie aangenomen werd.
De heer P. Otto, die voorgesteld had, dat de wei
standsgrens voor de buitengemeenten vastgesteld
wordt op 750 voor een kostwinner, trok dit voor
stel in.
De heer J. Langendijk stelde voor: De welstands-
grens voor de buitengemeenten worde vastgesteld op
900 voor een kostwinner. Het bestuur meende dit
voorstel te moeten ontraden en wenschte de welstands
grens voor de buitengemeenten vast te stellen voor
een kostwinner op 800. Na verschillende besprekin
gen trok de heer Langendijk zijn voorstel in, terwijl
het bestuursvoorstel daarop bij acclamatie werd aan
genomen. De heer Hageman had te voren een door
hem gedaan voorstel ingetrokken. Dit voorstel beoog
de te bepalen, dat de weistandsgrens voor de buiten
gemeenten als volgt zou worden geregeld: voor man
en vrouw zonder kinderen 750, id. met 1 of 2 kinde
ren 850, drie tot 5 kinderen 1000, 6 en meer
1200.
Besloten werd verder art. 17 te lezen als volgt:
Ieder geneeskundige, lid van de Ned. Maatschappij t.
b d. Geneeskunst en ieder apotheker, lid van de Neck
Maatschappij t. b. d Pharmacie, die naar het oordeel
enz Het betreft het herstel van een abuis, er was niet
opgenomen, dat- de geneeskundige aan het fonds ver
bonden van de Nederlandsche Maatschappij moest
zijn en de apotheker van de Nederlandsche Maat
schappij t. b. d. Pharmacie.
Het eerste gedeelte van art. 19 der statuten luidt: De
deelnemers-huisarts worden gehonoreerd naar ver
houding van het getal der bij hen ingeschreven perso
nen en der bij hen ingeschreven kinderen over de 16
jaar.
I let honorarium in het eerste jaar mag niet lager
zijn dan 2 voor huisarts, 3,20 voor apotheek-hou
dend gen esheer per persoon van 16 jaar of ouder.
Besloten werd de tweede alinea te lezen: het hono
rarium mag niet lager zijn dan 2,50 voor een huis
arts, 4 voor een apotheek-houdend geneeskundige
per persoon van 16 jaar of ouder, terwijl 3 kinderen
onder de 16 jaar gelden voor één persoon van 16 jaar
of ouder. De derde alinea van het artikel vervalt. Een
met deze wijziging verband houdende wijziging van
art. 21 werd eveneens goedgekeurd.
In art. 33 werd in alinea 4 geschrapt het woord
„désgewenscht". Hierdoor wordt duidelijk uitgedrukt,
dat de bestuursleden geen honorarium ontvangen, uit
gezonderd de secretaris-penningmeester.
In art 35 werd een wijziging goedgekeurd, beoogen-
de, dat het bestuur met behoud van zijn verantwoor
delijkheid, een deel zijner macht kan overdragen aan
een commissie uit het bestuur of daarbuiten.
Aangenomen werd het reeds de vorige week door
ons vermelde voorstel om de in al. 4 van art. 43 ge
noemde getallen 25, 4 en 20 (voor artsen, apothekers
en verzekerden-vertegenwoordigers) te veranderen in
10, 3 en 10, ten einde te ontkomen aan de zeer groote
mogelijkheid, dat steeds de algemeene vergadering in
competent zou zijn tot het nemen van besluiten. Er
ging aan dit besluit een vrij uitvoerige discussie voor
af, sommige heeren wenschten de limiet nog lager te
stellen, hetgeen devoorzitter ontried
Daarna werden nog verschillende reglements-wijzi-
gingen, welke voor het meerendeel het gevolg waren
van de aangenomen statutenwijziging, goedgekeurd.
Op art. 9 van het reglement had de heer D. Kansen
te Noord-Scharwoude het volgende voorstel tot wijzi
ging ingediend: 1. De algemeene vergadering besluite
tot het heffen eener uniforme contributie. 2. Bij ver
werping hiervan tot verlaging der contributie aan den
Langendijk tot het bedrag, vastgesteld voor de andere
buitengemeenten of van de gemeente Alkmaar.jln een
het voorstel vergezellende toelichting kwam de voor
steller op verschillende gronden op tegen de heffing
van een hoogere contributie aan den Langendijk, dan
in andere gemeenten.
Dokter Verdonk zette de noodzakelijkheid van deze
hoogere heffing uiteen. Ze bleek voornamelijk te berus
ten op het verhoogde typhusgevaar aan den Langen
dijk; typhus is een ziekte, welke er veel voorkomt en
deze vereischt zeer veel zorg van den dokter.
Na verschillende besprekingen vroeg de voorzitter
of de heer Verdonk bij verminderd typhusgevaar zijn
medewerking zou willen verleenen tot verlaging der
contributie. De heer Verdonk,, die niet namens alle
doktoren aan den Langendijk kon spreken, zei dat van
zijn zijde eventueel de gevraagde medewerking kon
worden verwacht. De lieer Kansen trok daarop zijn
voorstel in.
Tot plaatsvervangende bestuursleden uit de verte-
jen woordigers der verzekerden (de heeren Butter,
>mit en Fenijn) werden' resp. gekozen de heeren
D Kansen, J. Langendijk en P. Oudt.
Nadat bij de rondvraag nog eenige punten ter spra-
te waren gebracht, deelde de voorzitter mede, dat van
het bestuur zal uitgaan het voorstel aan de andere af-
deelingsziekenfondsen, om een overeenkomst te slui
ten dat wanneer één der leden ziek wordt, hij elders
geneeskundige hulp kan verkrijgen, alsof hij lid was
van het daar bestaande fonds. Deze mededeeling werd
met applaus begroet.
Hierna werd de vergadering gesloten.
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro
bleem 317 (auteur J. Dijkstra.)
Stand
Zwart: 8, 9, 11, 12, 13, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 24, 27, 35.
Wit: 25, 30/34, 36, 38, 39, 42, 44, 48.
Oplossing
25—20 v 1. 24 15
42—37 2.. 35 24
33—28 3. 22 42
31:22 4. 18:38
4440 5. 42 31
6. 15:24
7. 38 29
36 20
no33
34 21 en wint
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren:
J. Amelsbeek, C. Betlem Jr., W. Blokdijk, G. Cloeck,
D. Gerling, J. Houtkooper, J. K., G. van Nieuwkuijk,
te Alkmaar; S. Homan, Wijde Wormer; H. E. Lan-
tinga, Haarlem. t
EEN PRACHTIG VRAAGSTUK.
Van den auteur F. van Gelder bevatte de Damru
briek van „de Telegraaf" in Juni het volgende vraag
stuk:
Wit speelt en wint
Toen de auteur dit vraagstuk in het V. A. D. liet
zien, hebben verscheiden zeer sterke spelers er lang
naar zitten turen, 't Mocht echter niemand gelukken
de oplossing te vinden, zonder de schijven aan te ra
ken.
Laat de lezer 't ook eens beproeven. Alleen als men
't beslist met vinden kan, zie inoi onJciouiande oplos
sing:
1. 38—32 1. 37:28
39—34 2. 28 48 (meeste stukken)
2721 3. 7 45
22—18!! Een prachtige zet. 4. 48 14
21—16 5. 45 21 (steeds gaat meerslag
voor
16:7 6. 1 12
26 10!
Een juweeltje
Naar aanleiding van dit vraagstuk vestigde de heer
de Bruijn toen de aandacht op een probleem, lang ge
leden gepubliceerd en waarin dezelfde zet werd toe
gepast.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Oplossing:
1. 23—18
2. 28—23
3. 33 22
4 39—33
5. 48—43
6. 31—26
7. 26:17!!
8 31 9
9. 25 5!
1. 22 13
2. 19 28
3. 17 28
4. 28 39
5. 39 48
6. 48 31
7. 11 22
8. 14 3
ALKMAA
ORANT.
mm. W6& 1