DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. m 'ieind van rampjaar, De Oorlog. UITBETALING van VERGOEDINGEN Van hat oostelijk oorlogsterrein, Honderd en zestiende Jaargang. 1914 t» fr.p. post f 1.—. Advertentieprijs 10 ot. p. regel, DONDERDAG naar plaatsmimte. Brieven fr. N. V. Boek- en fiandelsdrnkkorf] v,ö. HERffls. COSTER ZOON, Mam G 9, Telefoons 3. 31 DECEMBER. MILITIE en LANDWEER. ALKMAAR, 31 December. Den dag vóór Kerstmis 1913 schreef het Londensche Daily News in een hoofdartikel, dat het jaar ging slui ten met een helderder Europeeschen hemel, dan we in ange jaren mochten aanschouwen. Maar er is in den zomer van 1914 aan dien hemel een kleine wolk verschenen, die onheilspellend snel is aangegroeid, die de lucht heeft verduisterd en die door een feilen bliksemstraal het bloeiend Europa in vuur en vlam heeft gezet. En zooals men zich verleden jaar op Oudejaars avond na al de internationale spanningen, die zich toen hadden voorgedaan, heeft afgevraagd, hoe het mogelijk was, dat de groote katastrofe kon worden vermeden, zoo moet men zich thans wel afvragen, hoe het mogelijk is geweest, dat het pistoolschot van dien halfwassen moordenaar in Serajewo het aanvalssig- naal is kunnen worden tot den verschrikkelijken oor log, zooals de mensckheid er nog nimmer een heeft aanschouwd. Wij weten weinig van de wetten, die den gang be- heerschen der wereldgeschiedenis. Wij kunnen gissen naar de oorzaken van dezen volkerenkrijg, doch het zal wellicht eerst voor het nageslacht zijn weggelegd, uit de gegevens, die wij nog niet kennen, de oorzaken van deze ramp vast te stellen. En evenmin zijn wij in staat een profetischen blik te werpen naar hetgeen vóór ons ligt en te voorspellen, waarop onze fèlbewo- gen tijd tenslotte zal uitloopen en hoe de Oudejaars avond van het naderende nieuwe jaar ons zal terug vinden. Zal het vrede zijn ia 1915? In „Jörn Uhl" wordt verhaald van menschen, die den knevel opdraaiden, eerst links, „'70", dan rechts, „71", en daarna aan beide kanten met groote uitroe- pingsteekens zeiden: „medegemaakt". Wij vragen: zullen de overblijvende soldaten van de strijdende volkeren ook met twee knevelpunten den duur van d e z e n krijg kunnen aangeven? Men kan over die vraag denken, men kan hopen, maar het antwoord geven kan men niet Vanavond gaan onze gedachten uit naar de strijders te velde, naar de lijders tehuis, naar de zwaar geteister de landen, naar de zwaar beproefde volkeren. En van daar keeren ze terug naar ons eigen vaderland. Wij bedenken, dat wij verleden jaar om dezen tijd een jubeljaar afsloten en dat wij thans van een ramp jaar afscheid nemen. Maar met dankbaarheid mag worden verklaard, dat we, na in 1913 het eeuwfeest van onze nationale onafhankelijkheid luisterrijk te heb ben gevierd, in 1914 meer dan ooit getoond hebben, prijs te stellen op die onafhankelijkheid. Wij hebben ontegenzeggelijk aan zelfvertrouwen en daardoor aan achting gewonnen. Rustig maar krachtig hebben wij het aan onze grenzen dreigende gevaar gekeerd. Met Oranje als symbool, met een ministerie, dat zich ver leden jaar profetisch heeft aangediend als „een ministe rie met het geweer op schouder" als regeering, heeft iiet Nederlandsche volk zich vereenigd tot vastheid van wil, tot ontplooiing van macht, zoodat wie zijn recht zou willen aantasten, zijn grens zou willen schenden, overtuigd kon en kan zijn, dat hij een bezielde natie, een niet te onderschatten tegenstander tegenover zich zou vinden. In oorlogstijd regeert alleen de macht. Het gezag wordt uitsluitend ontleend aan de kracht der wapenen. En het eigenbelang geeft bij de oorlogvoerende par tijen in alles den doorslag. Andere overwegingen geiden thans niet. En daarom zijn ons leger en onze vloot de eenige middelen, waardoor het risico, om in den oorlog te worden betrokken, kan worden beperkt. Tot dusverre is die verzekering van onze onzijdig heid voldoende gebleken. Moge het evenzoo zijn, wan neer het gevaar eens nog ernstiger mocht gaan drei gen. Is dit het geval, dan zal er voor ons kleine Ne derland, van alle kanten door de oorlogvoerende sta ten omringd, véél gewonnen zijn. En indien niet, in dien ons land als onafhankelijke, als koloniale mo gendheid mocht worden aangerand, dan zal het Ne derlandsche volk, dat den oorlog niet wil, doch slechts den vrede verlangt, zijn land of zijn overzeesche ge westen duur verdedigen 1 In het jubeljaar 1913 heeft Nederland zijn histori sche gastvrijheid betracht, toen er hier in verband met de opening van het Vredespaleis, vele internationale congressen werden gehouden en er naar aanleiding van de tentoonstellingen ter gelegenheid van het Eeuwfeest tallooze vreemdelingen naar hier werden gelokt. Het rampjaar 1914 heeft gelegenheid geboden, die gastvrijheid te betoonen tegenover de honderd duizenden vluchtelingen, die in deemiswekkenden staat over onze grenzen kwamen, om de verschrikkingen van den oorlog te ontgaan. Deze beklagenswaardige slachtoffers van den oorlog zijn vooral niet minder vriendelijk ontvangen dan de bevorderaars van den vrede en voor deze armen, die ons door den nood ge drongen kwamen bezoeken en meer dan veiligheid vroe gen, zijn vooral niet onhartelijker ingehaald dan de rijken, die hier het jaar te voren voor veel geld ont spanning zochten. Heel het Nederlandsche volk stond dadelijk klaar om zijn medelijden met de natie, die door zijn aard rijkskundige ligging en in verband daarmee gepleegd onrecht, zooveel had te lijden, daadwerkelijk te bewij zen. Doch daarbij werden de nooden van de eigen land- genooten geenszins vergeten. Een prachtig koninklijk initiatief schonk het aanzien aan een nationaal steun comité, dat alom in plaatselijke comité's zijn kanalen vond, dat de beurzen van de meergegoeden deed ope nen en de behoeftigen door dezen moeieüjken tijd heen hielp. De vaardigheid op velerlei gebied kwam aan het licht. De vaardigheid, om offers te brengen, om hulp te verschaffen, om kleine geschillen op zij te zetten, om eendrachtig samen te werken.zij zullen als een schoone herinnering aan het rampjaar verbonden zijn, zij zullen als lichtpunten boven veel leed en veel scha de bleven glanzen. De menschheid in het algemeen zal van 1914 af scheid nemen als van een doode, wiens nagedachtenis niet in eere zal worden gehouden, wiens bestaan en kel een spoor van ellende en rouw nalaat, wien men het omkomen of verminken van millioenen menschen, het vernietigen van schier onmetelijke rijkdommen, ook het verliezen van veel mooie idealen en het verbreken van met moeite geknoopte vriendschapsbanden te wij ten heeft Ook wij aanschouwen het jaar van dien kant Maar bovendien is het ons gegeven geweest, het jaar ook nog van een andere zijde te bezien. Een belofte voor de toekomst kan het ons niet brengen. Wel echter heb ben wij voor enkele goede lessen erkentelijk te zijn. Onze horizont is verwijd. Wq hebben nooit zoo sterk gevoeld de begrippen „vaderland" en „onafhankelijk heid." Nimmer is cos onze samenhoorigheid zoo dui-1 deljjk geworden. Wij hebben geleerd zuinig ie zijn en onze behoeften in te krimpen. Velen van ons hebben óf harder óf anders moeten werken. De vrouwen in het bijzonder hebben zich dapper geweerd, met hoofd en hart en hand, met schrijf- en breipennen, en menige echtgenoote heeft haar land niet minder goed gediend dan haar man onder de-wapens, door de wijze, waar op zij den strijd om het bestaan alleen en zelfstandig heeft gevoerd, de zaak heeft beheerd, de huishouding heeft bestuurd, zich afgepijnigd heeft met de zorgvolle vraag, hoe onder de moeielijke omstandigheden de ein den aan elkaar te knoopen. Schooner gelegenheid om ons van onze uiterlijken schijn te ontdoen en onze innerlijkheid naar voren te brengen, om onzen waren volksaard en onze goede individueele eigenschappen te toonen, kon ons niet ge boden worden. Veel van wat we vroeger van hooge waarde dachten, heeft zijn beteekenis verloren, in veel hebben wij ons verheugd, dat ons voorheen koud liet, veel is ons ontdekt, waarvan we ons eerder niet be wust waren. Een wensch voor 1915? Dat wij, Nederlanders, het goede, door het rampjaar 1914 ons gebracht, als een kostbaar kleinood mogen bewaren en dat ieder landgenoot(e) zoowel van de moeielijkheid als van de heerlijkheid dier taak over tuigd, het „je maintiendrai" in het hart prcnte! ALKMAAR, 31 December. Gisteren maakten we melding van het voorstel van een Russisch blad, dat de ministers van oorlog en ma rine van Rusland en Frankrijk eens zoo spoedig moge lijk te Londen bijeen zouden komen om een gemeen schappelijk veldtochtsplan op te maken, te onderwer pen aan de goedkeuring der verschillende generale sta ven. De militaire medewerker van de Engelsche „Times" steunt dit plan krachtig en hij breidt het zelfs uit. Daar politiek de strategie beheeiseht zou het z. L goed zijn, indien de gezanten van Frankrijk, Rusland, België en Servië te Londen deze conferentie bijwoonden. Wij weten, nu allemaal vrijwel, aldus deze militaire me dewerker, wat de sterke en de 'zwakke kanten van onze positie en van die onzer vijanden zijn. Wij weten wat wij te land en ter zee kunnen doen eü wat er nog over blijft om te doen. Wij staan tegenover de laatste po ging van den vijand om al zijn hulpkrachten van elke soort te mobiliseeren en ze korten tijd daarna in het veld te brengen. Het is onze plicht van zijn voorbe reidingen nota te nemen en onze maatregelen te tref fen om ze te verijdelen. Hoe vriendschappelijk onze betrekkingen ook zijn, hoe werkzaam wij allen ook ge weest zijn om onze legers en vloten te organiseer en en te laten optreden, er is toch nog iets te wenschen om trent onze samenwerking tot het gemeenschappelijk einde en een ontmoeting tusschen de vertegenwoordi gers der bondgenooten zou niet slechts dienen om aan de wereld te toonen hoe innig en oprecht onze betrek kingen zijn, maar zou tevens voordeelig op de strate gie werken en harmonie brengen in onze pogingen om den vijand te verslaan. Deze militaire deskundige gelooft verder, dat de oorlog den geheelen winter onafgebroken zal voortdu ren en in het voorjaar zal verdubbelen in hevigheid. De storm kan misschien een ocgenblik sterker zijn dan de vechtwoede, over het geheel wordt er met groote hardnekkigheid op het Westelijk oorlogstooneel verder gevochten. De bondgenooten hebben thans terrein gewonnen in de buurt van Nieuwpoort, waar de Duitschers er kennen het gehucht Sint Joris te hebben moeten ont ruimen „na een verrassenden vijandelijken overval". Het geldt hier een van de punten, waarop de bondge nooten hoofdzakelijk hun aanvallen gericht hebben, n.l. de streek bij het onderwatergezette gebied en de Noordzee-kust. In deze streek komen de verbondenen aardig opzetten en moeten de Duitschers de laatsta da gen zoo ongemerkt heel wat terrein prijs geven. Een tweede punt van belang is de nog altijd felbe- vochten omgeving van Yperen. Daar verklaren de Franschen een Duitseh steunpunt te hebben vermees- terd. Deze streek is daarom van belang, omdat de Duitschers iiier tamelijk ver naar het westen zijn op gedrongen. Het Argonnen-woud vormt een brand punt der gevechten op het Oostelijk deel van het Wes telijk oorlogsterrein en dit staat vooral in verband met de beteekenis van dit gebied voor de vesting Ver dun. Slaagden toch de Duitschers er in dit gebied te veroveren, dan zou de verbinding van Verdun met het Westen zijn afgebroken en de gelegenheid zijn geop aid om de vesting geheel in te sluiten. Maar ook hiea win nen de Franschen veld, al gaat het uiterst langzaam. Verder wordt volgens het Fransche communiqué het Duitsche is veel minder uitvoerig op de Maas heuvels een verwoed artilleriegevecht geleverd. Daar trachten de Franschen de Duitschers, die bij St. Mihiel opereeren, van hun verbindingen af te snijden, wat tot dusverre nog niet lukt. Tot zoover het officieele nieuws. Uit particuliere berichten blijkt, dat vier Duitsche vliegers Woensdag een half uur lang bommen op Duinkerken, de Fransche Noordzeeplaats, dicht bij de Belgische grens, hebben geworpen, terwijl een vijfde op een afstand bleef, voor den aanval, zoo noodig, op vliegtuigen van de tegenstanders. Vijftien personen moeten gedood, twee en dertig gewond zijn. Vele ge wonden zijn vrouwen. Er heerschte groote opwin ding en velen schoolden samen op de markt toen het eerste vliegtuig in het gezicht kwam. De bommen misten, volgens de „Times", allen de militaire gebou wen, waarop zij bedoeld waren, maar vielen in de straten; zij richtten groote schade aan, vooral in de straat bij het gemeentehuis, waar menschen werden neergeworpen binnen een omtrek van twintig meter. De bommenwerpers werden niet aangevallen door de vliegtuigen der verbondenen, die waarschijnlijk elders bezig gehouden werden. Bommen werden ook te Veurnes en te Koudekerke geworpen. De „Daily Mail" meldt, dat een kind een armpje afgerukt werd; een ander kind met een oude vrouw werd vreeselijk verminkt. De bommen waren gevuld met granaatkartetsladingen, waarvan de hageltjes ga ten sloegen in de muren der gebouwen. De Engelsche ambulancewagens brachten de slachtoffers naar het hospitaal; eenigen waren reeds bij aankomst overte den. De Burgemeester van Alkmaar brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de uit betaling der vergoedingen zal plaats hebben op Maandag 4 Januari n»a„ (over het tij dvak loopende van 21 tot en met 31 December) en wel voor zooveel de UJD> WEEB aangaat, van 10—11 nnr en voor zooveel de MXLITÏE betreft van 11— 12 nnr. Alkmaar, 30 December 1914. De Burgemeester voornoemd G. RIPPING. Het zelfde blad meldt uit Rome, dat de Keizer weer ziek en wel zeer ernstig ziek, zou zijn. Maar dat be richt mag eerst wel bevestigd worden. Prins Eitel Friedrich, 's Keizeris tweede zoon, is be noemd tot legercommandant van de le garde-infante- rie-brigade. De Belgische gezant te Washington heeft bij het de partement van buitenlandsche zaken der Vereenigde Staten een uitvoerig protest ingediend tegen de requi- sities door de Duitsche militaire autoriteiten in ver schillende Belgische steden van koopwaar tot een waarde van ongeveer 57 millioen franken. De gezant verklaarde, dat deze goederen niet gevorderd worden ten behoeve van het leger, zoodat de requisities in strijd zijn met de Haagsche Conventies. Onder de goe deren behooren katoen, rubber, gereedschappen, ma chinerieën, ingemaakte groenten, metalen. Hij liet uitdrukkelijk weten, dat de Duitsche poli tiek beteekent„De ruïne van de Belgische industrie". Uit het Oosten wordt niets belangrijks gemeld. Oos tenrijk polemiseert wat met de Russische staf-berichten, in het Zuiden zijn de Oostenrijkers nog eens weer de Montenegrijnen te lijf gegaan. Uit Zuid-Afrika komen bijzonderheden over een ge vecht, dat 22 December plaats had tusschen Maritz en Kemp eener- en regeeringstroepen andererzijds. De opstandelingen waren 800 man sterk en deden een aan val op Waterhol, zuidelijk van Schinsdrift, waar de te genstander met 480 man stond. Het telegram geeft te verstaan, dat de laats ten wonnen. Maar in elk geval blijkt het, dat de rust daar nog lang niet hersteld is. Ten slotte willen we even de aandacht vestigen op een bericht van de „Daily Chronicle" uit Huil, waar men het zeer verdacht moet vinden, dat een groote zen ding leege zakken naar Holland is verscheept. Men merkt op, dat er een opvallend groote aanvrage naar leege zakken vanuit Holland is, doch ondanks de vereischte verklaring omtrent haar bestemming, vermoedt men in welingelichte kringen, dat de eindbestemming dezer zakken in Duitseh land is, al waar men ze zeer noodig heeft voor zand vul ling om de Duitsche loopgraven te beschermen. De leege zak ken zijn in bundels van 25 verpakt en duizenden van deze bundels worden uit Huil verscheept. Onlangs werd een enkele zending van 30 ton van Huil naar Holland verscheept. Aldus het Engelsche bericht, dat verdacht maakt, zonder dat het bewijs wordt geleverd. Ware de be schuldiging juist het zou verschrikkelijk zijn. Maar zoolang de juistheid niet vaststaat, moet publicatie voorbarig en betreurenswaardig worden geacht, daar zulke berichten slechts kunnen dienen om een verkeer de stemming ten opzichte van ons land in het leven te roepen en het zakenverkeer van en met ons land, toch al belemmerd in dezen tijd, nog te bemoeielijken. En aan het een noch aan het ander hebben we behoefte 1 Het Fransche communiqué van gistermiddag luidt: In België hebben wij een weinig terrein gewonnen in de buurt van Nieuwpoort. De vijand heeft hevig SL Joris gebombardeerd. Wij hebben een Duitseh steun punt ten Oosten van Zonnebeke genomen. Van de Leie tot de Oise valt niets te melden. Aan de Aisne en in Champagne vertoont de vijand een toeneming van zijn activiteit vooral door een hevig bombardement, dat wij met vrucht hebben beantwoord In de Argonne gingen wij een weinig voorwaarts. Op de Maashoogte had een zeer heftige kanonnade plaats. In de Vogezen hebben wfj een vijandelijken aanval op Tête Faux teruggedreven, en onze posities in den Boven-Elzas vaster gevestigd Duitsche houwitzers, die Aspach-le-Haut bombar deeren, verstoren de stilte. Het EHiitsche groote Hoifdkwartier meldtBij het gehucht St. Joris, ten zuidoosten van Nieuwpoort, dat wij voor een onverhoedschen aanval moesten ontruimen wordt nog steeds gevochten. De storm en hevige slag regens hebben in Vlaanderen en Noord-Frankrijk aan de stellingen van beide partijen schade aangericht. De dag verliep op het verdere front over 't algemeen kalm. Een officieel bericht van het Duitsche groote hoofd kwartier meldt: In Oost-Pruisen werd Russische ca valerie op Pillkallen teruggeslagen. In Polen, rechts van den Weichsel, is de toestand onveranderd. Op den westelijken Weichseloever werd het offensief ten oosten van de Bzoera voortgezet. PUS fi)ftOïöt)i®)©r ®f> bfla'Sstfiin ARSCHE

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1914 | | pagina 1