DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
MEIAIM n KBU
Diimrubriok.
Honderd en zeventiende jaargang.
1<N 5
ZAT ER I) AO
2 JANUARI
Trouw
A
FEUILLETON.
DE WELDOENSTER
No. 1
MILITIE en LANDWEER.
Leze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen uitgegeven Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk 11,—
\fzonderlijke nummers 3 Cents
Telefoonnummer 3
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h HtïRMs COSTER ZOON, Voordam C 9.
ns
m.
-o
-s
bi
De Burgemeester van Alkmaar brengt ter
kennis van belanghebbendendat de uit
betaling der vergoedingen stal plaats hebben
op Maandag 4 Januari a.s., (over
het tydvak loopende van 34 tot en met SI
December) en wel voor zooveel «Ie LiASTD-
WKEB aangaat, van 10 lï nnr en voor
zooveel de Mil ATI F betrelt van 11- 13 uur.
Alkmaar, 30 December 1914.
De Burgemeester voornoemd
Q. RIPPING.
.Had papa de stervende niet beloofd, nooit te her
trouwen?
Hoe kón hij dat vergeten hebben, al wós het nu vijf
jaar geleden, als zij, die toen pas negen jaar was, het
zich altijd herinnerd had?
Papa was bleek geworden toen zij er over was be
gonnen; koud en hard had hij haar geantwoord dat zij
te beooraeelen en toen, wat
door
HELENE SWARTH.
(Nadruk verboden.)
In de kille kamer, waar de vorst fantastische varens
en sparretakken op de ruiten had geteekend, lag Trui-
dy, voorover op haar bed, hartstochtelijk te schreien,
ns
-n
hi
ei
ah
plette Jonker op het wit van de wild verfrommelde
sprei. Zij wist wel dat zij zich nu moest verkleeden,
haar mooie nieuwe jurk aandoenvan witte Libertyzij.
om aan de bruiloftstafel-feestelijk te verschijnen. Juf
had de opengewerkte kousen, de witte schoentjes, het
witte haarlint, de zilveren armbanden al klaar gelegd;
zelfs het ragfijn kant-omzoomd zakdoekje had zij niet
vergeten. Al dat wit lag zoo sneeuwig -en teer op het
donkerrood tafelkleed en de mooie witte jurk, waarmee
Truidy er uit zou zien als een prinsesje, hing al lok
kend over een stoelrug gespreid.
Maar Truidy wóu zich niet mooi maken. Truidy
wóu niet aanzitten aan het bruiloftsmaal, 't Was al
erg genoeg dat zij gedwongen was geweest, mee te
gaan naar het stadhuis en ae kerk om haar vaders hu
welijk bij te wonen. Zij haatte de vreemde vrouw, die
zich dorst te vermeten, de plaats in te nemen van haar
moeder. Een kind kan toch maar één moeder hebben,
nooit zou zij de tweede vrouw van haar vader mama
noemen. Hoe had papa het kunnen doen? Het was
toch heiligschennis, ontrouw. Snikkend sloeg zij de
handen voor de oogen, dieper beproef zij het tranen-
rood gezichtje in het kussen. Zij schaamde zich over
haar vader. Nu zij mee was geweest naar het stadhuis
en naar de kerk voelde zij zich al medeplichtig hoe
zou het dan wel zijn als zij aanzat aan den vroolijk
versierden bruiloftsdisch Juf zou wel aanstonds ko
men om haar te helpen kleeden, dan zou zij zeggen
dat zij ziek was van hoofdpijn, d|t zij niet kón komen
aan tafel, dat zij naar bed móest. Juf zou wel tegen
stribbelen, haar probeeren te dwingen met haar harde
oogen en haar strenge stem. Maar zij zou niet toege
ven, en jokken was niet eens noodighaar hoofd bons
de en brandde van al die lang opgekropte tranen, die
•nu zoo geweldig losbarstten, dat zij er van duizelde
en héél haar tenger lijfje er van was doorschokt. O
was zij maar dood! dan was zijjbij moeder. Een groot
verlangen naar haar vroeg verloren geïdealiseerde
moedei kwam in haar hart op, mét den drang, de lieve
doode te vergoeden wat de ontrouwe echtgenoot, in zijn
verblinding; misdeed aan zijn vrouw, die, volgens haar
kinderlijke logica toen zijn vrouw was gebleven, al
was zij dood.
door de schrijfster van
„Elizabeth and her German Garden".
te klem was om zijn dae*..
vriendelijker had hij beweerd dat de doode, als zij het
wist, zeker 't wel goed zou keuren dat er een eind
kwam aan zijn eenzaamheid.
Door haar tranen heen, zag Truidy de sterfkamer
van haar moeder weer. Papa wist toen niet dat zij,
achter een gorcujn verscholen, in de kamer gebleven
was. Maar nog hoorde zij de zwakke stem van de
stervende angstig' en gejaagd smeeken dat haar kind
nooit een tweede moeder zou krijgen en nog hoorde zij
de in tranen half verstikte stem van Papa de belofte
van eeuwige trouw afleggen, die de de stervende rust
gegeven had. Wel schoof Truidy het zwaarste van
de schuld op de gehate vrouw, die papa had verleid
tot deze misdaad, maar zij was te eerlijk om haar va
der geheel vrij te pleiten. Hij had die aanhalige
vrouw moeten zeggen dat hij niet met haar kon trouw
en, dat hij 't niet mocht, dat hij gebonden was door een
belofte aan zijn stervende vrouw. Truidy. vond dat
heel eenvoudig, zoo zou zij hebben gedaan. Als vlijm-
scherpe naalden doorpriemden al die gedachten haar
hersens, als fijne harde hamertjes klopten zij in haar
hoofd, in haar borst. Zij voelde zich een weerloos
kind, al was ze al een groot meisje van veertien jaar.
Niets had zij kunnen doen om hét verschrikkelijke te be
letten, als dwaze kinderpraat was haar ernstige waar
schuwing in den wind geslagen. Truidy richtte zich
op, sprong van haar bed af en vroeg zich af wat
kon doen om haar moeder te troosten in haar graf?
Juf kwam haastig binnen, begon aanstonds te knor
ren omdat Truidy nog met slordig haar en in haar
wandelpak op haar bed' zat. Heftiger nog aan Trui
dy vreesde drong juf er op aan dat ze aan tafel zou
komen, al had zij hoofdpijn. Maar het kind gaf met
toe, beweerde dat zij koorts had, dat zij naar bed moest
Juf. die nog voor 't één en ander moest zorgen, haalde
de schouders op, stelde Truidy voor, een uurtje te rus
ten, zich dan te kleeden en aan het dessert te verschij-
nen-. Als zij belde zou An tie wel haar jurk komen
dichtmaken, héélemaal wegblijven ging toch niet.
Toen juf weg was kleedde Truidy zich haastig uit.
In het koude bed, in de koude kamer, lag zij te klapper
tanden en te rillen,, maar nu had zij tenminste rust en
natuurlijk zou zij niet als een baby aan het dessert ko
men. Als zij nu maar kon slapen en alles vergeten.
Maar, al trok zij het dek op haar kin, al wikkelde
zij zich stijf in de dekens, haar lichaam werd hoe lan
ger hoe kouder, terwijl haar hoofd hoe langer hoe
gloeiender werd. Haar adem hijgde, een drang tot
handelen kwam in haar op. Maar wat kón zij doen.
Die vreemde vrouw met haar valschen glimlach was
nu al de vrouw van haar vader, ndm nu al de plaats
van haar engelachtige voor haar onvergetelijke moeder
in.
Üpeens wist zij wat zij moest doen: naar het graf
van haar moeder gaan, iiaar nagedachtenis troosten
En haastig sprong zij uit het koude bed om zich tt
reppen naar het nog koudere bed van haar moeder.
Zij kleedde zich aan alsof er geen tijd te verliezen viel
en bedacht hoe zij ongemerkt het huis uit zou sluipen
Door het tuinpoortje natuurlijk, maar als ze iemand
icgenkwam op de trap? Ademloos luisterde zij, tot er
geen gerucht meer door 't huis te bespeuren was.
Nu zatéu allen zeker aan de bruiloftstafel, de mel
den waren bezig in de keuken, de gehuurde luiechteu
bedienden de gasten.
gang vjug uuui tot zij de tutuueur beteikte, vtoog
„aar tiet luinpooi tje en stond, nijgend ntaar vettig, m
ue veriaten man aenler den tuin. tiet bloed ruiseiite
in naai ouieu, ^.oouat zij teiiveito gumden mceuue te
ouuerseueiuen. licL maken van de sneeuw ouder naai
voeten, net niseten van net dorre etkentooi in den
wind, het opwieken van een kraai met zwaar vieugel-
gekiepper, alies verschrikte haar en deed haar angstig
omkijken ot zij achtervolgd werd. Maar hoe verder zij
van huis ai kwam, hoe geruster zij werd. De koude
vrieslucht pmkeiüe haar verhit gezicht, stak pijnlijk in
haar betraande oogen, maar iltnk spoedde zij zich
voort. Nu was zij toch op weg naar moeder.
Zij had haar taschje meegenomen, waarin wat zak
geld zat tn het zilveren beursje, dat zij op haar ver
jaardag gekregen had van papa. Zij wou niet met lee-
ge handen bij moeder komen. Als de bloemist nu
maar mooie bloemen hadl Witte seringen daar had
moeder altijd zooveel van gehouden en die bracht ze
wet meer op moeders graf.
Ja, de bloemist had nog witte seringen, maar, ter
wijl hij de takken m.papier wikkelde keek hij verwon
derd naar Truidy, waut het heeie dorp wist toch wel
dat lruidy's vader bruiloft vierde en dat de gasten nu
aan tafel wareii gezeten. Hij kon zijn meuwsgierig-
neid met betoomeu; terwijl Hij het dunne papier om
de seringen vasispeide vroeg irij of er bloemen tekort
walen voor de tatel en of de jongejuifrouw daar nu
zeive voor door de kou moest.
Truidy antwoordde en eel dat zij haast had, betaal
de en repte zicii naar liet kerkhof.
Toe n zij, na een langen weg door de velden, waar
dc wind haar bijna den adem benam, eindelijk liet wel
bekende giaf bcieikle, kreeg ze een gevoel alsoi zij
Üiuis kwam. Eerst offerde zij de seimgen, wit op liet
wisbesueeuwde graf. In een warme broeikas gekweekt
zouden ze aanstonds tbevriezen in de felle winterkou,
maar I ruidy had geen deernis met de teere bloemen.
Zij had geen deernis met zichzelve; zij knielde op de
bevroren sneeuw. Zij duizelde van smait, nu liet won
der niet gebeurde dat haar koortsig brein haar onbe
wust had voorgespiegeld. Een ontgoocheling kwam
over haar: zij voeide het bijzijn van haar moeder niet.
Zij bleef eenzaam in haar leed, geen streeling voelde ze
op haar wangen, geen zegenende hand op haar hoofd,
zooals zij wel op zachte najaarsdagen had gevoeld. Zij
vertelde moeder wel alles, maar zij wist niet of moe
der haar wel verstond. Zij was de beleedigde, verla
ten en verraden vrouw van haar vader troost komen
brengen, maar zelve had zij ook zoo erg troost noodig
en zij had heimelijk troo9t verwacht, 't Was misschien
kinderachtig, zij was toch al veertien jaar, maar zi
had zoo'n behoefte aan koesterende moederliefde en zij
was thuis omringd van kille onverschilligheid. En
w.at zij al geleden had was nog dragelijk, vergeleken
bij het leven, dat haar te wachten stond. Die vreemde
vrouw, die indringster met haar valschen glimlach,
haatte Truidy zooals Truidy haar haatte en dat zou
haar vader van haar vervreemden.
O kon zij maar bij moeder zijnhaar hart was vo
heimwee, niet naar het graf nu, maar naar den hemel,
waar moeder was.
Hoe lang zij op de sneeuw geknield had gelegen
wist Truidy niet, maar toen ze om zich heen keek zag
zij dat de hemel al donker werd Alleen de besneeuw
de grond gaf nog wat licht. Zij moest naar huis, het
hek werd zeker gauw gesloten. Maar toen zij op wou
rijzen overviel haar een duizeling, zij viel achterover
en er bleef een vreemde lichtheid in haar hoofd en een
vreemde loomheid in haar leden De wind was gaan
iiggen inaar de vorst was bijtend fel. Haar denken
werd minder helder; zij voelde ook minder scherp de
^mart die haar naar het graf van haar moeder had ge-
Oc
Ji
-b
b'
c
21) o
Hij sloeg de handen ineen en staarde haar verslagen
aan. 1 lij was bepaald zoo verpletterd door dit buiten
gewone en moedwillig trappen van de beste gave die
de natuur ons geschonken heeft, dat hij een oogenblik
zwoeg en niet wist wat hij zou zeggen. Was er in het
lichaam van één enkel varken niet een grooter ver
scheidenheid van genot geconcentreerd dan in één an
deren vorm van genoegen dat hij kon bedenken Bevat
te het niet, behalve de fijnere vreugde die de gebraden
ribbetjes verschaften, het meer soliede voedsel zooals
ham, worst en spek Wedijverde de varkenslever, wan
neer ze met zorg behandeld werd, niet in fijnen smaak
met de Straatsburger ganzenlever? Waren de hersens
niet een bron van genot aan een souper voor een ge
heele familie? Maakte zelfs niet de snuit met eiwten
gekookt, een soep, die anders flauw zou zijn, overheer
lijk? De ribben van dit varken stonden op dit oogen
blik op een koele plek, zijn vrouw had ze zorgvuldig
weggezet, zoodat er geen kwaad aan kon geschieden.
Zij waren bestemd voor het diner op eersten Paascn-
dag van hun nieuwe meesteres, die bij haar eersten
maaltijd begonnen was met de mindere genietingen
van coteletjes, en gevoed zou worden met de verschil
lende doelen van het varken, steeds in de volgorde van
hun uitnemendheid, totdat het toppunt van vreugde
zou worden bereikt op den Paaschdag met den schotel
Schweinebratenen nu verklaarde zij met een doiie,
geaffecteerde stem, dat zij in 't geheel niet van varkens
vleesch hield. Waar en wat was dan haar kwetsbare
punt? Hoe zou hij ooit in staat zijn haar gevoelig te
treffen, invloed op naar te krijgen, indien zij onverschi
lig was voor het voornaamste genotmiddel dat bekend
was aan de bewoners van deze streek? Het was het
eigenlijke einddoel van zijn arbeid, van den arbeid,
zoo ver hij zien kon, van iedereen zooveel mogelijk
geld verdienen om er zoo goed mogelijk van te kunnen
levenen wat beduidde een goed leven anders dan het
beste voedsel kunnen zijn als het geen varkensvleesch
was? Niet doodmaken om haren 't wilVoor wie zou
den ze dan doodgemaakt moeten worden? Als de
eigenaar altijd op de plaats aanwezig was en niet wou
hebben dat er varkens geslacht werden, hoe konden hij
en zijn vrouw dan vaak genoeg genieten van hun meest
geliefkoosd voedsel of het op Zondag voorzetten aan
hun vrienden, die er zich alles van voorstelden? Hij
betreurde den ouden Joachim, die zoo zelden op Klein-
walde kwam, en als hij kwam, het varkensvleesch dat
hem was toebedeeld opat als een man, ja hij betreurde
hem op dat oogenblik dieper dan hij voor mogelijk ge
houden had. „Mein seliger Herr!" barstte hij ver
pletterd los, geheel onthutst door het verschil tusschen
oom en nicht, „mein seliger HerrEn tóen niet
in staat voort te gaan, begon hij zijn neus heftig te
snuiten, want er waren echte tranen in zijn oogen.
Anna keek verbaasd op. Zij dacht dat hij over var
kens praatte, en nu betreurde hij in eens zijn overleden
meester. Toen zij de tranen in zijn oogen zag was zij
diep ontroerd. „Arme man," zei ze bij zich zelf, „wat
ben ik onbillijk geweest. Natuurlijk hield hij veel van
dien lieven oom Joachim: en mijn komst, hier op deze
plaats, een vreemdeling aie van alles bezit komt nemen,
dat moet vreeselijk voor hem zijn." Zij stond op, op
eens vol verlangen, zooals gewoonlijk, om iemand te
troosten die bedroefd was en zijn leed te verzachten
en zij legde haar hand zachtjes op zijn arm. „Ik hield
ook veel van hem," zei ze fluisterend, „en u die hem
zoo lang hebt gekend, moet zijn dood vreeselijk voelen.
Wij zullen zien alles zooveel mogelijk te houden zooals
hij het graag had, niet waar? U weet wat zijn weu-
schen waren, u moet mij helpen ze ten uitvoer te bren
gen. U kunt niet meer van hem gehouden hebben dan
ik lieve oom Joachim!"
Het scheelde niet veel of zij had ook de tranen in de
oogen en zij vergaf liet luid klinkend neussnuiten als
uroven. Een onoverwinnelijke behoefte aan slaap kwam
over haar Hoeveel nachten had ze ook al niet gesla
pen? Kom, zij moest nu naar huis, dan kon zij naar
bed. Zij begon al in te dommelen, toen heugde haar
dat ze eens gelezen had hoe gevaarlijk die slaap is:
dan wordt je nooit meer wakker, nooit meer. Toen
trachtte ze op te staan, maar zij kon niet en opeens
ïerinnerde zij zich een plaatje in een kinderboek: een
klein haveloos meisje, op een besneeuwden heuvel en
een engel met witte vleugels, die uit den sterrenhemel
neerzwcefde om het kindje te halen. En tegelijk hoorde
zij moeders stem zeggen: Weet je wel, Truidy, dat
Treue irouw beteekent? Altijd trouw blijven, kleine
Truidy!
Zij voelde geen kou meer. 't Was mooi cn goed, zoo
trouw te zijn, even sloeg zij de zware oogleden opin
het donkerblauw van den hemel begonnen sterren te
flonkeren en zij voelde zich zoo licht, zoo licht, alsof
zij op zou zweven naar de sterren.
Toen zag ze opeens haar moeder komen. Zij was
v^el mooier nog dan vroeger, licht straalde van haar
licht gewaad, licht straalde van haar aangezicht.
En Truidy lachte van extase, zij had wel willen zin
gen van geluk. Nu kwam moeder haar halen 1 O nu
was alles, alles goed.
Tegen den morgen begon het te sneeuwen. En als
witte bloemen vielen de vlokken op Truidy's levenloos
gelaat.
Aan dc Dammers!
Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro
bleem 318.
Stand:
Zwart: 11, 12, 13, 15, 18, 19, 20, 23, 24, 25, 26, 29,
30, 34.
Wil: 22, 27, 31, 32, 37, 39, 41/48.
Op lossing
1.
45—40
1.
34 45
2.
32—28
2.
23 :21
3.
44—40
3.
18 36
4.
39—34
4.
30 39
5
43 14
5.
45 34 6f 20 9
6.
37—32
6.
20 9 of 45 34
1.
32—27
7.
21 32
8.
42-38
8.
32 :43
9.
48 6 en wint
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren:
C. Betlem Jr., W. Blokdijk, G. Cloeck, D. üerling,
J. Houtkooper, J. K., van Nieuwkuijk te Alkmaar,
o 1 loman, Wijde Wortner, 1 i. E. Lantinga, Haarlem.
Van 317 waren nog goede oplossingen ingekomen
van R. W T. Bosman. Alkmaar, A. Tates, Heiloo,
D. Klay, Oudkarspei, T. v. d. Velde, Huiswaard.
UIT DE PARTIJ.
Van den 1 eer J. de Haas troffen wij een aardig stuk
je partij aan in d& rubriek van zijn vriend Battefeld.
uiting van een eervolle aandoening.
En toen Dellwig een oogenblik daarna thuis kwam
en zijn vrouw hem nieuwsgierig tegemoet trad met de
vraag: „Welnu, hoe was zij?" antwoordde hij lakoniek:
„Krankzinnig."
HOOFDSTUK VII.
Toen Anna den volgenden morgen wakker werd had
zij een vaag idee dat er dien vorigen avond iets onaan
genaams gebeurd was, maar zij had zoo zwaar gesla
pen, dat zij zich niet dadelijk herinneren kon wat het
was. En toen de zon haar in 't gezicht scheen en haar
meer volkomen deed ontwaken, herinnerde zij zich dat
Susie tot het souper met Hilton boven gebleven was,
dat zij toen beneden kwam en met onuitspreke-
lijken afkeer keek naar de rauwe ham, de koude worst
eieren en lauwe koffie waaruit het souper bèstond, dat
zij geweigerd had te eten, geweigerd te spreken, zelfs
geweigerd te glimlachen en later te kennen gegeven
had den volgenden dag naar Engeland terug te keeren.
Het was tevergeefs dat Anna geredeneerd had en
bezwaren gemaaktniets kon dit plotseling opgevat
besluit aan het wankelen brengen. Op al haar ver
maningen en smeekbeden antwoordde Susie dat zij nog
nooit onder wilden verkeerd had en zij daar nu niet
ma: zou beginnenAnna was genoodzaakt hieruit op
te maken, dat Hilton een scène gemaakt had en daar
zij de uitwerking van een scène van Hilton kende, gaf
zij haar pogingen op om Susie over te halen, maar zei
uiterlijk kalm maar inwendig trillende, dat zij zelf met
geen mogelijkheid vertrekken kon.
Toen was Susie heel boos geworden en nog boozer
toen Anna de reden opgaf, en die reden was dat zij
den predikant en zijn vrouw voor Zaterdag geïnviteerd
had en zij zich aan de afspraak moest houden. Susie
zei, dat ze die nienschen toch nooit zou weerzien
want ze zou toch nooit lust hebben hier weer naar toe
te gaan en het dus een dwaasheid zou wezen er een
zier om te geven wat die menschen van haar dachten.
Wat ter wereld kwatn het er op aan of twee bewoners
van de wildernis beleedigd waren ja of neen, als zij
zich toch goed en wel aan gene zijde van de zee be
vond? En wat kwam het er op aan hoe zij hen behan
delde? Zij hoopte allerlei adjectieven als ongerijmd,
dom, idioot, op Anna's hoofd, maar Anna was niet te
bewegen. Zij dreigde miss Leech en Letty mee te ne
men en Anna bloot te stellen aan de kritiek van de boo
ze wereld; Anna zei dat zij er niets aan doen ^kon,
als ze dat wenschte. Susie werd al meer en meer opge
wonden, al meer en meer een Dobbs, geprikkeld door
de herinnering aan hetgeen Hilton en zij hadden moe
ten uitstaan en Anna, zooals gewoonlijk bij zulke om
standigheden, werd heel stil. Letty zat te luisteren,
doodsbang dat deze beker vol nieuwe ondervindingen
zoo spoedig van haar begeerige lippen zou worden ge
rukt en miss Leech verliet heel bescheiden de kamer,
ofsihoon zij in de verste verte niet wist waar zij naar
toe moest, en eindelijk trachtte de tranen van zenuw
achtigheid die haar ontvielen te verdrijven in haar een
zame, krakende slaapkamer, waar de ratten aan het
houtwerk knaagden zij trachtte met aandacht aan mr.
Jessup te denken, die bij deze gelegenheid echter bleek
niet meer te zijn dan een gebroken riet in den strijd
met de wreede werkelijkheid der ratten.
Het eind van dit alles was, nadat Susie de gewone
verwijten had uitgekraamd over Anna's groote ondank
baarheid vijftien jaren lang, dat miss Leech en Letty
zouden blijven zooals oorspronkelijk het plan was ge
weest en naar huis gaan met Anna tegen het eind van
de vacantie: Susie zou den volgenden dag met Hilton
vertrekken.
Anna's poging om het bij te leggen toen zij goeden
nacht zei, werd met kracht verworpen. Anna deed al
tijd onuitstaanbare dingen en wou het dan later weer
bijleggen; maar de hand ter.verzoening reiken' als
men geen handbreed heeft toegegeven, dit werd door
Susie beschouwd als een onnoodige plechtigheid. O,
die Estcourts en hun stijfhoofdigheid! Zij marcheerde
af naar bed, ten hoogste verontwaardigd een ver
ontwaardiging, die niet veel kans had gekalmeerd te
worden door Hilton, die haar uitkleedde.
Anna was afgemat en sliep in zoodra zij in bed lag
en zij ontwaakte zooals zij zich liad voorgesteld in dat
£U
ifi
w
tv
13
ai
-£)
3b
-O
1 j.i. ai- ai„ Ur>4.
t 1 11. J J A aimn 11H li 111"
-II
BI
Ifii
si'
ti
zij
II UUC11 mil naai inuvuvi ia. «vvw.w» j i l
ociUiuw^» iiuiujf ut uappui cU, utp een zij
JB