DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. MEIAIM n KBU Diimrubriok. Honderd en zeventiende jaargang. 1<N 5 ZAT ER I) AO 2 JANUARI Trouw A FEUILLETON. DE WELDOENSTER No. 1 MILITIE en LANDWEER. Leze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen uitgegeven Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk 11,— \fzonderlijke nummers 3 Cents Telefoonnummer 3 Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h HtïRMs COSTER ZOON, Voordam C 9. ns m. -o -s bi De Burgemeester van Alkmaar brengt ter kennis van belanghebbendendat de uit betaling der vergoedingen stal plaats hebben op Maandag 4 Januari a.s., (over het tydvak loopende van 34 tot en met SI December) en wel voor zooveel «Ie LiASTD- WKEB aangaat, van 10 lï nnr en voor zooveel de Mil ATI F betrelt van 11- 13 uur. Alkmaar, 30 December 1914. De Burgemeester voornoemd Q. RIPPING. .Had papa de stervende niet beloofd, nooit te her trouwen? Hoe kón hij dat vergeten hebben, al wós het nu vijf jaar geleden, als zij, die toen pas negen jaar was, het zich altijd herinnerd had? Papa was bleek geworden toen zij er over was be gonnen; koud en hard had hij haar geantwoord dat zij te beooraeelen en toen, wat door HELENE SWARTH. (Nadruk verboden.) In de kille kamer, waar de vorst fantastische varens en sparretakken op de ruiten had geteekend, lag Trui- dy, voorover op haar bed, hartstochtelijk te schreien, ns -n hi ei ah plette Jonker op het wit van de wild verfrommelde sprei. Zij wist wel dat zij zich nu moest verkleeden, haar mooie nieuwe jurk aandoenvan witte Libertyzij. om aan de bruiloftstafel-feestelijk te verschijnen. Juf had de opengewerkte kousen, de witte schoentjes, het witte haarlint, de zilveren armbanden al klaar gelegd; zelfs het ragfijn kant-omzoomd zakdoekje had zij niet vergeten. Al dat wit lag zoo sneeuwig -en teer op het donkerrood tafelkleed en de mooie witte jurk, waarmee Truidy er uit zou zien als een prinsesje, hing al lok kend over een stoelrug gespreid. Maar Truidy wóu zich niet mooi maken. Truidy wóu niet aanzitten aan het bruiloftsmaal, 't Was al erg genoeg dat zij gedwongen was geweest, mee te gaan naar het stadhuis en ae kerk om haar vaders hu welijk bij te wonen. Zij haatte de vreemde vrouw, die zich dorst te vermeten, de plaats in te nemen van haar moeder. Een kind kan toch maar één moeder hebben, nooit zou zij de tweede vrouw van haar vader mama noemen. Hoe had papa het kunnen doen? Het was toch heiligschennis, ontrouw. Snikkend sloeg zij de handen voor de oogen, dieper beproef zij het tranen- rood gezichtje in het kussen. Zij schaamde zich over haar vader. Nu zij mee was geweest naar het stadhuis en naar de kerk voelde zij zich al medeplichtig hoe zou het dan wel zijn als zij aanzat aan den vroolijk versierden bruiloftsdisch Juf zou wel aanstonds ko men om haar te helpen kleeden, dan zou zij zeggen dat zij ziek was van hoofdpijn, d|t zij niet kón komen aan tafel, dat zij naar bed móest. Juf zou wel tegen stribbelen, haar probeeren te dwingen met haar harde oogen en haar strenge stem. Maar zij zou niet toege ven, en jokken was niet eens noodighaar hoofd bons de en brandde van al die lang opgekropte tranen, die •nu zoo geweldig losbarstten, dat zij er van duizelde en héél haar tenger lijfje er van was doorschokt. O was zij maar dood! dan was zijjbij moeder. Een groot verlangen naar haar vroeg verloren geïdealiseerde moedei kwam in haar hart op, mét den drang, de lieve doode te vergoeden wat de ontrouwe echtgenoot, in zijn verblinding; misdeed aan zijn vrouw, die, volgens haar kinderlijke logica toen zijn vrouw was gebleven, al was zij dood. door de schrijfster van „Elizabeth and her German Garden". te klem was om zijn dae*.. vriendelijker had hij beweerd dat de doode, als zij het wist, zeker 't wel goed zou keuren dat er een eind kwam aan zijn eenzaamheid. Door haar tranen heen, zag Truidy de sterfkamer van haar moeder weer. Papa wist toen niet dat zij, achter een gorcujn verscholen, in de kamer gebleven was. Maar nog hoorde zij de zwakke stem van de stervende angstig' en gejaagd smeeken dat haar kind nooit een tweede moeder zou krijgen en nog hoorde zij de in tranen half verstikte stem van Papa de belofte van eeuwige trouw afleggen, die de de stervende rust gegeven had. Wel schoof Truidy het zwaarste van de schuld op de gehate vrouw, die papa had verleid tot deze misdaad, maar zij was te eerlijk om haar va der geheel vrij te pleiten. Hij had die aanhalige vrouw moeten zeggen dat hij niet met haar kon trouw en, dat hij 't niet mocht, dat hij gebonden was door een belofte aan zijn stervende vrouw. Truidy. vond dat heel eenvoudig, zoo zou zij hebben gedaan. Als vlijm- scherpe naalden doorpriemden al die gedachten haar hersens, als fijne harde hamertjes klopten zij in haar hoofd, in haar borst. Zij voelde zich een weerloos kind, al was ze al een groot meisje van veertien jaar. Niets had zij kunnen doen om hét verschrikkelijke te be letten, als dwaze kinderpraat was haar ernstige waar schuwing in den wind geslagen. Truidy richtte zich op, sprong van haar bed af en vroeg zich af wat kon doen om haar moeder te troosten in haar graf? Juf kwam haastig binnen, begon aanstonds te knor ren omdat Truidy nog met slordig haar en in haar wandelpak op haar bed' zat. Heftiger nog aan Trui dy vreesde drong juf er op aan dat ze aan tafel zou komen, al had zij hoofdpijn. Maar het kind gaf met toe, beweerde dat zij koorts had, dat zij naar bed moest Juf. die nog voor 't één en ander moest zorgen, haalde de schouders op, stelde Truidy voor, een uurtje te rus ten, zich dan te kleeden en aan het dessert te verschij- nen-. Als zij belde zou An tie wel haar jurk komen dichtmaken, héélemaal wegblijven ging toch niet. Toen juf weg was kleedde Truidy zich haastig uit. In het koude bed, in de koude kamer, lag zij te klapper tanden en te rillen,, maar nu had zij tenminste rust en natuurlijk zou zij niet als een baby aan het dessert ko men. Als zij nu maar kon slapen en alles vergeten. Maar, al trok zij het dek op haar kin, al wikkelde zij zich stijf in de dekens, haar lichaam werd hoe lan ger hoe kouder, terwijl haar hoofd hoe langer hoe gloeiender werd. Haar adem hijgde, een drang tot handelen kwam in haar op. Maar wat kón zij doen. Die vreemde vrouw met haar valschen glimlach was nu al de vrouw van haar vader, ndm nu al de plaats van haar engelachtige voor haar onvergetelijke moeder in. Üpeens wist zij wat zij moest doen: naar het graf van haar moeder gaan, iiaar nagedachtenis troosten En haastig sprong zij uit het koude bed om zich tt reppen naar het nog koudere bed van haar moeder. Zij kleedde zich aan alsof er geen tijd te verliezen viel en bedacht hoe zij ongemerkt het huis uit zou sluipen Door het tuinpoortje natuurlijk, maar als ze iemand icgenkwam op de trap? Ademloos luisterde zij, tot er geen gerucht meer door 't huis te bespeuren was. Nu zatéu allen zeker aan de bruiloftstafel, de mel den waren bezig in de keuken, de gehuurde luiechteu bedienden de gasten. gang vjug uuui tot zij de tutuueur beteikte, vtoog „aar tiet luinpooi tje en stond, nijgend ntaar vettig, m ue veriaten man aenler den tuin. tiet bloed ruiseiite in naai ouieu, ^.oouat zij teiiveito gumden mceuue te ouuerseueiuen. licL maken van de sneeuw ouder naai voeten, net niseten van net dorre etkentooi in den wind, het opwieken van een kraai met zwaar vieugel- gekiepper, alies verschrikte haar en deed haar angstig omkijken ot zij achtervolgd werd. Maar hoe verder zij van huis ai kwam, hoe geruster zij werd. De koude vrieslucht pmkeiüe haar verhit gezicht, stak pijnlijk in haar betraande oogen, maar iltnk spoedde zij zich voort. Nu was zij toch op weg naar moeder. Zij had haar taschje meegenomen, waarin wat zak geld zat tn het zilveren beursje, dat zij op haar ver jaardag gekregen had van papa. Zij wou niet met lee- ge handen bij moeder komen. Als de bloemist nu maar mooie bloemen hadl Witte seringen daar had moeder altijd zooveel van gehouden en die bracht ze wet meer op moeders graf. Ja, de bloemist had nog witte seringen, maar, ter wijl hij de takken m.papier wikkelde keek hij verwon derd naar Truidy, waut het heeie dorp wist toch wel dat lruidy's vader bruiloft vierde en dat de gasten nu aan tafel wareii gezeten. Hij kon zijn meuwsgierig- neid met betoomeu; terwijl Hij het dunne papier om de seringen vasispeide vroeg irij of er bloemen tekort walen voor de tatel en of de jongejuifrouw daar nu zeive voor door de kou moest. Truidy antwoordde en eel dat zij haast had, betaal de en repte zicii naar liet kerkhof. Toe n zij, na een langen weg door de velden, waar dc wind haar bijna den adem benam, eindelijk liet wel bekende giaf bcieikle, kreeg ze een gevoel alsoi zij Üiuis kwam. Eerst offerde zij de seimgen, wit op liet wisbesueeuwde graf. In een warme broeikas gekweekt zouden ze aanstonds tbevriezen in de felle winterkou, maar I ruidy had geen deernis met de teere bloemen. Zij had geen deernis met zichzelve; zij knielde op de bevroren sneeuw. Zij duizelde van smait, nu liet won der niet gebeurde dat haar koortsig brein haar onbe wust had voorgespiegeld. Een ontgoocheling kwam over haar: zij voeide het bijzijn van haar moeder niet. Zij bleef eenzaam in haar leed, geen streeling voelde ze op haar wangen, geen zegenende hand op haar hoofd, zooals zij wel op zachte najaarsdagen had gevoeld. Zij vertelde moeder wel alles, maar zij wist niet of moe der haar wel verstond. Zij was de beleedigde, verla ten en verraden vrouw van haar vader troost komen brengen, maar zelve had zij ook zoo erg troost noodig en zij had heimelijk troo9t verwacht, 't Was misschien kinderachtig, zij was toch al veertien jaar, maar zi had zoo'n behoefte aan koesterende moederliefde en zij was thuis omringd van kille onverschilligheid. En w.at zij al geleden had was nog dragelijk, vergeleken bij het leven, dat haar te wachten stond. Die vreemde vrouw, die indringster met haar valschen glimlach, haatte Truidy zooals Truidy haar haatte en dat zou haar vader van haar vervreemden. O kon zij maar bij moeder zijnhaar hart was vo heimwee, niet naar het graf nu, maar naar den hemel, waar moeder was. Hoe lang zij op de sneeuw geknield had gelegen wist Truidy niet, maar toen ze om zich heen keek zag zij dat de hemel al donker werd Alleen de besneeuw de grond gaf nog wat licht. Zij moest naar huis, het hek werd zeker gauw gesloten. Maar toen zij op wou rijzen overviel haar een duizeling, zij viel achterover en er bleef een vreemde lichtheid in haar hoofd en een vreemde loomheid in haar leden De wind was gaan iiggen inaar de vorst was bijtend fel. Haar denken werd minder helder; zij voelde ook minder scherp de ^mart die haar naar het graf van haar moeder had ge- Oc Ji -b b' c 21) o Hij sloeg de handen ineen en staarde haar verslagen aan. 1 lij was bepaald zoo verpletterd door dit buiten gewone en moedwillig trappen van de beste gave die de natuur ons geschonken heeft, dat hij een oogenblik zwoeg en niet wist wat hij zou zeggen. Was er in het lichaam van één enkel varken niet een grooter ver scheidenheid van genot geconcentreerd dan in één an deren vorm van genoegen dat hij kon bedenken Bevat te het niet, behalve de fijnere vreugde die de gebraden ribbetjes verschaften, het meer soliede voedsel zooals ham, worst en spek Wedijverde de varkenslever, wan neer ze met zorg behandeld werd, niet in fijnen smaak met de Straatsburger ganzenlever? Waren de hersens niet een bron van genot aan een souper voor een ge heele familie? Maakte zelfs niet de snuit met eiwten gekookt, een soep, die anders flauw zou zijn, overheer lijk? De ribben van dit varken stonden op dit oogen blik op een koele plek, zijn vrouw had ze zorgvuldig weggezet, zoodat er geen kwaad aan kon geschieden. Zij waren bestemd voor het diner op eersten Paascn- dag van hun nieuwe meesteres, die bij haar eersten maaltijd begonnen was met de mindere genietingen van coteletjes, en gevoed zou worden met de verschil lende doelen van het varken, steeds in de volgorde van hun uitnemendheid, totdat het toppunt van vreugde zou worden bereikt op den Paaschdag met den schotel Schweinebratenen nu verklaarde zij met een doiie, geaffecteerde stem, dat zij in 't geheel niet van varkens vleesch hield. Waar en wat was dan haar kwetsbare punt? Hoe zou hij ooit in staat zijn haar gevoelig te treffen, invloed op naar te krijgen, indien zij onverschi lig was voor het voornaamste genotmiddel dat bekend was aan de bewoners van deze streek? Het was het eigenlijke einddoel van zijn arbeid, van den arbeid, zoo ver hij zien kon, van iedereen zooveel mogelijk geld verdienen om er zoo goed mogelijk van te kunnen levenen wat beduidde een goed leven anders dan het beste voedsel kunnen zijn als het geen varkensvleesch was? Niet doodmaken om haren 't wilVoor wie zou den ze dan doodgemaakt moeten worden? Als de eigenaar altijd op de plaats aanwezig was en niet wou hebben dat er varkens geslacht werden, hoe konden hij en zijn vrouw dan vaak genoeg genieten van hun meest geliefkoosd voedsel of het op Zondag voorzetten aan hun vrienden, die er zich alles van voorstelden? Hij betreurde den ouden Joachim, die zoo zelden op Klein- walde kwam, en als hij kwam, het varkensvleesch dat hem was toebedeeld opat als een man, ja hij betreurde hem op dat oogenblik dieper dan hij voor mogelijk ge houden had. „Mein seliger Herr!" barstte hij ver pletterd los, geheel onthutst door het verschil tusschen oom en nicht, „mein seliger HerrEn tóen niet in staat voort te gaan, begon hij zijn neus heftig te snuiten, want er waren echte tranen in zijn oogen. Anna keek verbaasd op. Zij dacht dat hij over var kens praatte, en nu betreurde hij in eens zijn overleden meester. Toen zij de tranen in zijn oogen zag was zij diep ontroerd. „Arme man," zei ze bij zich zelf, „wat ben ik onbillijk geweest. Natuurlijk hield hij veel van dien lieven oom Joachim: en mijn komst, hier op deze plaats, een vreemdeling aie van alles bezit komt nemen, dat moet vreeselijk voor hem zijn." Zij stond op, op eens vol verlangen, zooals gewoonlijk, om iemand te troosten die bedroefd was en zijn leed te verzachten en zij legde haar hand zachtjes op zijn arm. „Ik hield ook veel van hem," zei ze fluisterend, „en u die hem zoo lang hebt gekend, moet zijn dood vreeselijk voelen. Wij zullen zien alles zooveel mogelijk te houden zooals hij het graag had, niet waar? U weet wat zijn weu- schen waren, u moet mij helpen ze ten uitvoer te bren gen. U kunt niet meer van hem gehouden hebben dan ik lieve oom Joachim!" Het scheelde niet veel of zij had ook de tranen in de oogen en zij vergaf liet luid klinkend neussnuiten als uroven. Een onoverwinnelijke behoefte aan slaap kwam over haar Hoeveel nachten had ze ook al niet gesla pen? Kom, zij moest nu naar huis, dan kon zij naar bed. Zij begon al in te dommelen, toen heugde haar dat ze eens gelezen had hoe gevaarlijk die slaap is: dan wordt je nooit meer wakker, nooit meer. Toen trachtte ze op te staan, maar zij kon niet en opeens ïerinnerde zij zich een plaatje in een kinderboek: een klein haveloos meisje, op een besneeuwden heuvel en een engel met witte vleugels, die uit den sterrenhemel neerzwcefde om het kindje te halen. En tegelijk hoorde zij moeders stem zeggen: Weet je wel, Truidy, dat Treue irouw beteekent? Altijd trouw blijven, kleine Truidy! Zij voelde geen kou meer. 't Was mooi cn goed, zoo trouw te zijn, even sloeg zij de zware oogleden opin het donkerblauw van den hemel begonnen sterren te flonkeren en zij voelde zich zoo licht, zoo licht, alsof zij op zou zweven naar de sterren. Toen zag ze opeens haar moeder komen. Zij was v^el mooier nog dan vroeger, licht straalde van haar licht gewaad, licht straalde van haar aangezicht. En Truidy lachte van extase, zij had wel willen zin gen van geluk. Nu kwam moeder haar halen 1 O nu was alles, alles goed. Tegen den morgen begon het te sneeuwen. En als witte bloemen vielen de vlokken op Truidy's levenloos gelaat. Aan dc Dammers! Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro bleem 318. Stand: Zwart: 11, 12, 13, 15, 18, 19, 20, 23, 24, 25, 26, 29, 30, 34. Wil: 22, 27, 31, 32, 37, 39, 41/48. Op lossing 1. 45—40 1. 34 45 2. 32—28 2. 23 :21 3. 44—40 3. 18 36 4. 39—34 4. 30 39 5 43 14 5. 45 34 6f 20 9 6. 37—32 6. 20 9 of 45 34 1. 32—27 7. 21 32 8. 42-38 8. 32 :43 9. 48 6 en wint Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: C. Betlem Jr., W. Blokdijk, G. Cloeck, D. üerling, J. Houtkooper, J. K., van Nieuwkuijk te Alkmaar, o 1 loman, Wijde Wortner, 1 i. E. Lantinga, Haarlem. Van 317 waren nog goede oplossingen ingekomen van R. W T. Bosman. Alkmaar, A. Tates, Heiloo, D. Klay, Oudkarspei, T. v. d. Velde, Huiswaard. UIT DE PARTIJ. Van den 1 eer J. de Haas troffen wij een aardig stuk je partij aan in d& rubriek van zijn vriend Battefeld. uiting van een eervolle aandoening. En toen Dellwig een oogenblik daarna thuis kwam en zijn vrouw hem nieuwsgierig tegemoet trad met de vraag: „Welnu, hoe was zij?" antwoordde hij lakoniek: „Krankzinnig." HOOFDSTUK VII. Toen Anna den volgenden morgen wakker werd had zij een vaag idee dat er dien vorigen avond iets onaan genaams gebeurd was, maar zij had zoo zwaar gesla pen, dat zij zich niet dadelijk herinneren kon wat het was. En toen de zon haar in 't gezicht scheen en haar meer volkomen deed ontwaken, herinnerde zij zich dat Susie tot het souper met Hilton boven gebleven was, dat zij toen beneden kwam en met onuitspreke- lijken afkeer keek naar de rauwe ham, de koude worst eieren en lauwe koffie waaruit het souper bèstond, dat zij geweigerd had te eten, geweigerd te spreken, zelfs geweigerd te glimlachen en later te kennen gegeven had den volgenden dag naar Engeland terug te keeren. Het was tevergeefs dat Anna geredeneerd had en bezwaren gemaaktniets kon dit plotseling opgevat besluit aan het wankelen brengen. Op al haar ver maningen en smeekbeden antwoordde Susie dat zij nog nooit onder wilden verkeerd had en zij daar nu niet ma: zou beginnenAnna was genoodzaakt hieruit op te maken, dat Hilton een scène gemaakt had en daar zij de uitwerking van een scène van Hilton kende, gaf zij haar pogingen op om Susie over te halen, maar zei uiterlijk kalm maar inwendig trillende, dat zij zelf met geen mogelijkheid vertrekken kon. Toen was Susie heel boos geworden en nog boozer toen Anna de reden opgaf, en die reden was dat zij den predikant en zijn vrouw voor Zaterdag geïnviteerd had en zij zich aan de afspraak moest houden. Susie zei, dat ze die nienschen toch nooit zou weerzien want ze zou toch nooit lust hebben hier weer naar toe te gaan en het dus een dwaasheid zou wezen er een zier om te geven wat die menschen van haar dachten. Wat ter wereld kwatn het er op aan of twee bewoners van de wildernis beleedigd waren ja of neen, als zij zich toch goed en wel aan gene zijde van de zee be vond? En wat kwam het er op aan hoe zij hen behan delde? Zij hoopte allerlei adjectieven als ongerijmd, dom, idioot, op Anna's hoofd, maar Anna was niet te bewegen. Zij dreigde miss Leech en Letty mee te ne men en Anna bloot te stellen aan de kritiek van de boo ze wereld; Anna zei dat zij er niets aan doen ^kon, als ze dat wenschte. Susie werd al meer en meer opge wonden, al meer en meer een Dobbs, geprikkeld door de herinnering aan hetgeen Hilton en zij hadden moe ten uitstaan en Anna, zooals gewoonlijk bij zulke om standigheden, werd heel stil. Letty zat te luisteren, doodsbang dat deze beker vol nieuwe ondervindingen zoo spoedig van haar begeerige lippen zou worden ge rukt en miss Leech verliet heel bescheiden de kamer, ofsihoon zij in de verste verte niet wist waar zij naar toe moest, en eindelijk trachtte de tranen van zenuw achtigheid die haar ontvielen te verdrijven in haar een zame, krakende slaapkamer, waar de ratten aan het houtwerk knaagden zij trachtte met aandacht aan mr. Jessup te denken, die bij deze gelegenheid echter bleek niet meer te zijn dan een gebroken riet in den strijd met de wreede werkelijkheid der ratten. Het eind van dit alles was, nadat Susie de gewone verwijten had uitgekraamd over Anna's groote ondank baarheid vijftien jaren lang, dat miss Leech en Letty zouden blijven zooals oorspronkelijk het plan was ge weest en naar huis gaan met Anna tegen het eind van de vacantie: Susie zou den volgenden dag met Hilton vertrekken. Anna's poging om het bij te leggen toen zij goeden nacht zei, werd met kracht verworpen. Anna deed al tijd onuitstaanbare dingen en wou het dan later weer bijleggen; maar de hand ter.verzoening reiken' als men geen handbreed heeft toegegeven, dit werd door Susie beschouwd als een onnoodige plechtigheid. O, die Estcourts en hun stijfhoofdigheid! Zij marcheerde af naar bed, ten hoogste verontwaardigd een ver ontwaardiging, die niet veel kans had gekalmeerd te worden door Hilton, die haar uitkleedde. Anna was afgemat en sliep in zoodra zij in bed lag en zij ontwaakte zooals zij zich liad voorgesteld in dat £U ifi w tv 13 ai -£) 3b -O 1 j.i. ai- ai„ Ur>4. t 1 11. J J A aimn 11H li 111" -II BI Ifii si' ti zij II UUC11 mil naai inuvuvi ia. «vvw.w» j i l ociUiuw^» iiuiujf ut uappui cU, utp een zij JB

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 5