N. V. Alkmaarsche Rijtuigmaatschappij, voorheen E. VAN DAM.
Kantoor: BREEDSTRAAT 23.
Interc. Telephoon 92.
woonhuizen,
Een SATIRIEKE KAART
van EUROPA =::r~--:
De vervloekte,
J. TAN DER TEEN,
Bureau tot publiciteit
Wetenschappelijk Nieuws.
Kanaalkade 41, Alkmaar,
Boelhuizen en Veilingen.
Notaris te Alkmaar,
EEN GEKKENHUIS
vijf en vijftig- cents
I I
Een nieuw wereldrijk is bezig zich te vormen juist
door het internationale verkeer. Door leugen en ophit
sing is de nationale waan aangewakkerd. Er zal ko
men een vrije ontwikkeling van het verkeer. De tegen
woordige oorlog is onzinnig, daarom slecht. Een
rechtvaardige oorlog noemde spr. die, waarin een klei
ne natie, die haar eigen karakter voelt, zich begeeft,
omdat ze zich niet wil assimileeren. Zijn de nationale
oorlogen weg, dan is er nog strijd zoolang er onrecht
is. Later zullen er oorlogen tomen om den eigendom,
omdat deze niet rechtvaardig is verdeeld, zooals de
Amerikaansche burgeroorlog ook voortsproot uit een
verschil van opvatting van wat (on)recht was. De Ul-
sterstrijd is in den grond een eigendomsstrijd, een
strijd van het conservatieve Engeland tegen het demo
cratische. Ook deze moet ééns worden uitgevochten,
zoo men den weg van de mogelijkheid om hem te
voorkomen niet op wil. Het doelwit, eindigde spr., zij
de gerechtigheid, dan ontstaat de vrede van zelf.
De met aandacht gevolgde rede werd met applaus
onderstreept. Na de pauze beantwoordde dr. van
Eeden verschillende vragen en droeg hij eenige zijner
gedichten voor, welke luid applaus oogstten.
Luid applaus volgde ook op de woorden van den
voorzitter, den heer ds. A. C. de Regt, wiens sluitings
woord een hartelijk dankwoord aan dr. van Eeden
was.
van EUGENE MOUTON.
Het is koud. In de hooge schouw van de groote
zaal brandt een vroolijk houtvuur; de vonken knette
ren als van vuurwerk en de rook stijgt zachtjes in
blauwe wolkjes omhoog; de blinkende wapenen, de
degens en hellebaarden, de spiegels en 't Venetiaan-
sche glaswerk, de kristallen luchters, de zilveren bo
kalen, alles schijnt van denzelfden gloed overgoten,
die brandt en trilt in den gloeienden haard. Bedien
den in deftig livrei, behoedzaam rondschrijdende, ver
zorgen met rustige bewegingen, onder het oppertoe
zicht van den „majordomus" in zwarten rok, den
disch van den edelen lord.
Wat is de wintertijd toch heerlijk en opwekkend en
wat doet het behagelijk aan om na een duchtigen
jachtrit bij sneeuwvlaag en bijtenden storm thuisko
mende, zich te nestelen in den grooten, hoogen leun
stoel, de beenen uit te strekken, met vóór zich een
glas verrukkelijken, gouden Rijnwijn!
Het is koud. In de sombere schouw branden nog
een paar .armoedige turfjes; een doordringende rook
vult de hut geheel; door de gaten in het dak dringen
de sneeuwvlokken naar .binnen en scherp snijdt de
wind door de reten van den muur.
- Wat is de wintertijd toch ellendig, en hoe hard, om
na een langen dag van inspanning en uitputting op
nieuw te lijden en te worden achtervolgd tot in de
armzalige hut door de koude, die door de muren naar
binnen dringt, door honger, die de ingewanden ver
teert, door slapeloosheid, aie als trouwe gezellin de
nachten meemaakt van den ongelukkigen mensch!
Majoor Hardstone is de halfgod, die over dit uit
gestrekte landgoed heerscht. Men kan den omvang
van zijn domein bepalen vanaf zijn kasteel tot aan
de hut van de oude Meggy, vanaf zijn hoogsten berg
top van rijkdom tot aan den versten afgrond der el
lende. En ziet, daar naderen elkaar de twee wezens,
zonder het zelf te weten, elk van het uiterste einde van
den langen boschrand: de mensch wikt, God be
schikt
Naarmate zij hun weg vervolgen, houdt het sneeu
wen op; een valsche, twijfelachtige opklaring laat een
enkele zonnestraal door en verlicht een plek middenin
de laan, als ware het om een rendez-vous aan te dui
den. Ze komen dichterbij.
De majoor, gehuld in grooten bontjas, loopt met
beslisten pas. Zijn krachtige neusvleugels snuiven
met lust de pittige en gezonde lucht op, die zijn bloed
verfrischt en zijn hart verheugt. Hij loopt verder, den
kende aan het lekker houtvuur en den smakelijken
maaltijd, die hem wacht, aan zijn vrienden die komen
zullen, aan zijn paarden, zijn honden, zijn boomen.
Hij fluit tusschen zijn tanden door een jachtliedje, en
van tijd tot tijd kan hij niet Galaten bij zichzelven te
mompelen
„Verrukkelijke dag, verrukkelijk weer!"
De oude Meggy, gesteund op een boomstronk, ge
kromd onder het torsen van een bundeltje sprokkel
hout, dat nog te zwaar voor haar schouders blijkt,
sleept zich voort, trillerig en beverig en telkens stil
houdende. Een kleeding, waar geen naam méér voor
te vinden, stelletje lompen, ontelbare malen versteld,
ellendig en armoedig, hangt meer dan dat het omsluit
om deze schim van lichaam, verschikkelijk menschelijk
karkas, dat door lange jaren van ontbering en smart
kapot en verdaan is Zij neiiriet het refrein van een
oud liedje, dan houdt ze op en zij schreit.
En toch, dat wezen, dat hoopje zonder naam, dat j
op dit oogenblik niet anders dan walging en medelij-j
den wekt, was voorheen een fiere, heerlijke verschij-
ning, en waar zij zich vertoonde, klopte de harten
luid van bewondering en liefde, 's Avonds kon zij zich
niet aan het venster zetten, of zuchten of serenades ste
gen er omhoog, geen stap werd er door haar buiten
huis gezet, of zij vond aan haar deur tuiltjes bloemen
of slingers van bladen.
Toch scheed zij rustig en trotsch temidden dezer
liefdes-triomfen verder, zonder een glimlach terug te
geven, zonder eenige bloem op te rapen; haar donke
re oogen tuurden de verre ruimte in, waar zij haar
geliefde zochten.
Haar vader stierf, haar moeder stierf, alleen bleef
zij op de wereld, niets bezittende dan haar deugd en
haar moed. Op een avond klopte een schoóne ridder
aan haar deur: hij was de zoon van den lord, jong,
verleidelijk; nobel seigneur van top tot teen, zacht als
een vrouw was hij in zijn omgang, onderworpen als
een kind, vurig als een leeuw. Hij had haar innig lief
hij bevond zich in dien beminnelijken staat, die jeugd
heet, en waarvan de meest koude harten den invloed
niet ontgaan. Zij beminden elkaar een jaar lang.
Maar de vader van den jongen lord riep op zekeren
dag zijn zoon tot zich, wees hem op zijn verplichtin
gen als edelman, verbood hem den omgang met een
vrouw, niet gelijk aan zijn rang en geboorte, en ge
lastte hem eenigen tijd naar elders te vertrekken.
De jonge edelman dacht, dat zijn hart breken zou,
doch hij gehoorzaamde.
Wat Meggy betrof, haar geestvermogens werden
ei,w> ig gekrenkt door deze onverwachte scheiding. Zij
bleef alleen in haars vaders huis wonen, doch er wer
den geen zorgen' aan besteed, waardoor het door
groote verwaarloozing in verval raakte. Meggy zelve
leefde hoofdzakelijk van wilde vruchten en wortelen,
die zij in de bosschen zocht en van eenig brood, dat
af en toe houthakkers haar gaven.
Niets bleef er meer over van al haar schoonheid
dan haar wondervolle oogen, en haar opvallende en
bezielde blik, die steeds iets scheen te zoeken in de
wijde ruimte als in de dagen harer jeugd; de herin'
neringen van haar leven scheen zij alle bijna verge
ten; slechts één naam herhaalde zij eiken avond bij
zichzelve en een oud liedje, waarvan zij het refrein af
en toe neuriede.
De jonge man was van blonden knaap een volwas
sen lordschap geworden; zijn jeugd-charme was ver
anderd in hooghartigheid, vanaf zijn verheven maat
schappelijke positie bezag hij de dingen der schep
ping met een onmetelijken hoogmoed. Hij kende het le
ven, had alles gekocht wat voor geld te koop wasvoel
de voor alles minachting, had niet echt liefgehad. Wat
Meggy betrof, hij herinnerde zich haar zelfs niet
meer
Na dertig jaren van vergeten en van gescheiden
zijn, naderden deze twee menschenkinderen elkander,
die eertijds door de liefde zoo nauw verbonden waren
geweest. Zij naderden elkaar zonder het zelve te weten
Voor dengene, die iets van hun geheim afwist, betee-
kende deze ontmoeting iets plechtigs, iets onheilspel
lends tegelijk.
Nauwelijks had de lord de oude vrouw ontdekt, of
zijn gelaat verduisterde zich; hij verhaastte zijn stap.
Van haar kant begon de oude vrouw bij het zien nade
ren van eenig levend wezen eveneens harder te loopen.
Zij naderden bijna tegelijkertijd de plek, waarheen
een onverwachte zonnestraal eenig licht had uitge
zonden. De oude liet haar bundel takken vallen ^zij
bracht haar hand naar haar hoofd als om eenige her
innering op te roepen, toen sloeg zij het krachtige vuist
op haar borst en met een flitsende uitdrukking van
herkennen sprak zij met doffe, trillende stem
„George 1"
De lord zag met geërgerden blik naar haar heen en
vroeg:
„Zeg eens, oude, van waar heb je die takkenbos mee
genomen?"
Maar zij hoorde niet, zij bleef hem aanstaren met
haar groote, zwarte oogen.
De edelman herhaalde zijn vraag.
Zij bleef hem aanzien; langzaam aan begonnen
haar lippen zich te bewegen, zij begon iets te mompe
len, eerst zacht, eindelijk luider; zij zong een oud lied.
„Vanwaar nam jij die takken mee? herhaalde de
lord nu woedend, ten derde male.
„Jij bent 't, George Hardstone, die mij dat vraagt?
Of dat er iets toe deed? Ken jij me dan niet meer?
Weet je dan niet, dat ik Meggy ben en van koude en
honger bijna omkom in een hut, die eertijds het huis
van mijn vader was? Jij kent toch dat huis wel, al is
het dertig jaar geleden, waar je als jonge man aan
klopte om binnengelaten te worden. Alles wat ik had
gat ik aan jou! En zul jij mij nu hard vallen, nadat
jij mij zoo smadelijk verbet, na dertig jaren hard val
len over een paar bossen sprokkelhout, terwijl de her
inneringen, die ik ophaal, jou op je knieën moesten
werpen
Lord Hardstone boog het hoofd. In het verdorde,
zelfzuchtige hart begon iets te bewegen, naarmate
Meggy doorsprak. Toen zij echter haar liefde voor
ïem als een weldaad voorstelde, toen zij hem sprak van
zijn ondankbaarheid, bovenal van zijn moeten „op de
knieën vallen", toen werd het trots-gevoel van den
edelman zoo zeer aangerand, dat hij zijn vuisten bal
de en knarsen-tandend, bleek van drift, zichzelf niet
meer meester, uitriep
„Ongelukkige heks, die je bent, jij verdient den strop
voor je diefstal; jij durft me op mijn eigen gronden
nog te beleedigen ook! Laat liggen de takken, ik
verbied je ze mee te nemen. En wat die fabel aanbe
langt, die jeugd-souvenirs, weet wel, dat gek of niet,
als jij den moed hebt ze eenig levend wezen op te dis-
schen, ik je zal laten opsluiten bij andere gekken, tot
je levensdagen!"
„Lord Hardstone!" riep Meggy zonder de minste
vrees uit, „indien gij vergeten kunt, dat gij zelve een
hart bezit, vergeet gij nu ook, dat er een God in den
hemel is? Vergeet gij gansch én al wat gij aan uw
ras geslacht verplicht zijt, weet gij niet dat uw voor
vaderen uit hun graven zouden opstaan om eenige kas
tijding uit te deelen aan hen, die de blazoenen van
hun familie besmeuren? Zijt gij vergeten, dat bij ge
brek aan een afstammeling, een dienaar of een pach
ter die rol van eer-bewaarder kan vervullen, naar oude
traditie? Dus, ik, dochter der oudste pachters van
uw huis, niet in naam van uw familie van onze fa
milie mylord, ik gebied u op uwe kniën te vallen en
mij vergiffenis te vragen voor de laagheid, die gij in
uw bedreiging en uw bekleeding van een vrouw hebt
bedreven, terwijl uw eer en uw plicht gebiedt haar te
beschermen en bij te staan."
„Kom hier," gilde de edelman en meteen striemde
hij met zijn jachtzweep Meggy over de schouders.
Deze richtte zich kaarsrecht omhoog en haar armen
als een geestverschijning uitspreidende, sprak zij:
„George Hardstone, je bent niet anders dan een
schurk, een onwaardig cavalier'en in naam van den
Almachtige, in naam van 'al uw voorouders, vervloek
ik uDat, evenals de eer, dien gij hebt weggeworpen
en verloren, het bloed van uw ras uit u moge vloeien
en ophoude uw verknoeid lichaam te verwarmendat
de koude van het graf, dé koude van het ijs geheel uw
wezen overrompele en u niet meer verlate, en dat gij
tot het einde uwer levensdaden niet ophoude te kleumen
en te klappertanden, r bij machte te zijn u te
verwarmen. Ga nu, t; rinner u de oude Meggy!"
De edelman verbleekte even; hij huiverde bij den
aanroep zijner voorvaderen, hij voelde de gestreng
heid der koude door den opstekenden, ijzigen wind
hij voelde even spijt opkomen over zijn toom. Hij nam
uit zijn zak een goudstuk dat hij Meggy toestak:
„Kom hier, neem dit aan en ook den bundel brand
hout
„Het is te laat," antwoordde zij; „de uitspraak is
geschied; zij moet haar beloop hebben. Behoud uw
goud, uw hout. Ik behoef geen uwer weldaden meer,
want morgen verdwijn ik van uwen gronden
En zij verwijderde zich.
De majoor wierp haar een miachtenden blik na, trok
zijn schouders op, floot een jachtwijsje en hervatte
zijn wandeltocht
Hoewel uiterlijk niets op zijn gezicht te lezen viel,
had er niettemin toch eenige verandering plaats. Zijn
gang was niet meer dezelfde, het militaire in zijn
houding had plaats gemaakt voor iets anders, iets"
zwaks-weifelends.
Hij liep met buitengewone snelheid huiswaarts. Bij
het hek van zijn kasteel aangeland, wilde hij met een
enkele handbeweging naar zijn voorhoofd de pijnlijke
herinneringen aan de onverkwikkelijke scène met Meg
gy wegvagen.
Hij wierp haastig het noofd naar achteren: zijn
hand was koud als ijs, zoo koud dat de simpele aan
raking hem eén doodelijke huivering door de leden
joeg. Hij wilde aanbellen: driemaal trachtte hij de
handvat van de bel te grijpen, driemaal weigerde zijn
hand haar diensten. Doch een der dienaren had hem
ontdekt en liep ijlings toe om open te doen
De majoor liep schielijk de treden van de hooge
sloep op en haastte zich naar de open aard in ae
groote zaal. Nauwelijks was hij gezeten in zijn aarts
vaderlijden stoel met troonhemel, die sedert eeuwen
op dezelfde plaats, tien passen rechts-terzijde van den
schoorsteen, had gestaan, of hij riep een dienaar. De
gene, die hem naderde, was een oud-gediende met witte
haren.
„Zet die stoel dichter bij het vuur," sprak hij.
De oude knecht zag hem met verwonderden blik
aan:
„Uw lordschap wenscht zulks? Die stoel van de
plaats verzetten, waar ik haar sedert mijn kindertijd
steeds heb gezien? Trouwens, een grijsaard zooals ik,
zou de kracht missen een zoo zwaar meubel te vertil
len; en waarom zou uw lordschap nog dichter een
vuur naderen, die vanaf deze plek reeds bijna ondra
gelijk wordt door zijn gloed?"
Tegen zijn gewoonte in, antwoordde de majoor, die
anders geen tegenspraak duldde, niet op de woorden
van den ouden knecht, hij stond op, greep een der arm
leuningen en rok den zwaren fauteuil tot vlak bij den
haard.
Het oude meubel, bij wijze van protest, kreunde, als
voelde het als een beleediging dezen bijna ontheiligen
den ruk; de vermolmde troon, versierd met het wapen
der Hardstone's, kraakte onheilspellend en viel neer
aan de voeten van den lord.
De oude knecht, op den drempel van de deur zich
omkeerende, hief zijn armen ten hemel, en riep uit:
uit den hoogen fauteuil opstond en bij
derhurkte, de handen bijna in het vuur stak en tevens
huiverde van koude.
ADVERTENTIE.
TE HUUR twee flinke nieuw gebouwde
van alle gemakken voorzien, aan de Prins Hendrik
straat 20—22. Te bevragen Prins Hendrikstraat 24.
Beëedigd Makelaar, Taxateur en Veller,
beveelt zich beleefd aan tot het AANNEMEN van
INLICHTINGEN KOSTELOOS.
is voornemens in het openbaar te verkoopen op
Maandagen 35 Jannari 1915, bij opbod, en
1 Februari 1915, bij afslag, telkens des avonds
7 uur, in het Café „de Tabakshandel", van den
heer N. SCHERMERHORN, te Alkmaar
1. Een Woon- en Winkelhuig met Eri, aan de
Hekelstraat, groot 58 centiaren, waarin
ruim 35 jaar een gistzaak wordt uitgeoefend.
Bewoond door den eigenaar, den heer K. N.
RANSIJN.
2. Huis en Eri, aan de Kinheimstraat, groot 66
centiaren.
Verhuurd voor f 3.25 per week aan K. Meijer.
Een Woon- en Winkelhuis met Eri, aan de
Gashouderstraat groot 72 centiaren.
Verhuurd voor 4.per week aan A. van 't Hoff.
4. Hnis en Eri naast het voorgaande perceel, groot
69 centiaren.
Verhuurd voor ƒ2.85 per week aan W. H. Groot.
5. Huis, naast het voorgaande perceel, groot 43
centiaren.
Verhuurd voor 2.85 per week aan A. van 't Hooff.
6. Huis en Erf, naast het voorgaande perceel,
groot 1 are, 5 centiaren,
Verhuurd voor ƒ11.50 per week aan P. Blokdijk.
Eigendom van den heer G. L. SCHUURMAN te
Alkmaar.
Inlichtingen worden verstrekt ten kantore van
genoemden Notaris, aan de Oudegracht 291 te
Alkmaar.
VAN
Singel 276, Amsterdam.
Tel. N. 10789, 10148.
CURATORIUM:
Mr. Dr. C. F. SCHOCH, hoofddirecteur der Suri-
naamsche Bank.
Dr. H. C. PRINSEN directeur der filiale Ne-
GEERLIGS, derland v. h. Proefstation
voor de Java Suiker-
Industrie.
Prof. Dr. H. D. J. hoogleeraar a. d. Gera.
BODENSTEIN, Universiteit.
Jhr. Mr. L. H. v. LENNEP, lid van de firma Patyn
Van Notten 8t Co.
Afdeeling schriftelijke cursussen.
Onder leiding van Mr. G. FELIX, griffier van het
Kantongerecht te Appingedam, Dr. F. H. FISCHER,
Dr. A. A. FOKKER, privaat-docent aan de Univer
sieit, en Ieeraar aan de Handelsschool te Amster
dam, W. C. DE GRAAFF, lector aan de Universiteit
te Leiden, Dr. J. M. HOOGVLIET, privaat-docent
aan de Universiteit te Utrecht, Mr. Ch.THORS, ad
vocaat en procureur te Amsterdam, en andere be
kende docenten, organiseeren wij 110 diverse
schriftelijke cursussen:
A. Handelswetenschappen
Handelscorrespondentie (Nederlandsch, Fransch,
Duitsch, Engelsch, Spaansch, Maleisch), Boekhouden,
Handelsrekenen, Warenkennis," Handelskennis, Han
delsrecht, Handelsaardijkskunde, de Techniek der
Administratie, de Techniek der Bedrijfsreclame,
Schoonschrijven, Machineschrijven, Stenografie.
N.B. Speciale leergangen voor de practijk-diploma's.
B. Taal- en Letterkunde:
Fransqh, Duitsch, Engelsch, Italiaansch, Spaansch,
Deensch-Noorsch, Zweedsch, Russisch, Maleisch,
Latyn, Grieksch, Esperanto, Literatuurgeschiedenis,
N.B. Bijzondere cursussen voor het Staatsexamen
A en B.
C. Exacte Wetenschappen en Techniek:
Wis- en Natuurkunde, Scheikunde, Dierkunde,
Physiologie, Weer- en Sterrekunde, Werktuigkunde,
Electro-Techniek, Lijnteekenen, Meten en Teekenen,
Vak-Duitsch, Vak-Engelsch.
D. Algemeene Ontwikkeling:
Algemeene Ontwikkeling, Algemeene Beschaving,
Psychologie, Sociologie, Logica (de kunst van het
denken), Rhetorica (de kunst om zich uit te drukken),
Aesthetica, Muziekgeschiedenis, Harmonieleer, Bijbel
kennis, Gezondheidsleer en Sexueele Hygiëne, Schrij
ven zonder Fouten, een Goede Styl, een Goed Hand
schrift, Vlug en Goed Rekenen, Fröbelen, Slöjd,
Spelleiden, de Techniek van het Dammen en Schaken,
Fotografeeren, Bibliotheekwezen.
E. Opleiding voor een acte L. 0.1
Fransch, Duitsch, Engelsch, Wiskunde.
F. Opleiding voor een acte M. O.:
Geschiedenis, Staatsinrichting, Staathuishoudkunde,
Boekhouden, Schoonschrijven.
G. Cursussen voor de Hulsvrouw:
De Techniek van het Huishouden, Kookkunst en
Voedingsleer, Linnen-naaien, Kinderkleeding, Cos-
tuumnaaien, Costuumknippen.
De cursussen duren minstens 3 maanden, hoog
stens 2 jaar. Normaal lesgeld f 5.per kwartaal.
Wekelijks wordt den leerling een les toegezonden*
Iedere les bevat de stof voor de week. In de eerst
volgende les worden de vragen beantwoord en de
opgaven uitgewerkt. Er bestaat persoonlijk contact
tusschen docent en cursist.
Leergangen voor beginners, eenigszinsgevorderden
en meergevorderden. Speciale repetitie-cursussen. De
examen-cursussen worden streng gescheiden van de
meer populaire leergangen, die men „uit liefhebberij''
volgt.
Ieder, die nadere inlichtingen wenscht, vrage dade
lijk aan de Administratie van het Bureau aan het
interessante No. 22 van de „Mededeelingen", bevat
tende Prospectus en Reglement van onze afdeeling
Schriftelijke Cursussen. Dit nummer wordt U om
gaand gratis en franco toegezonden, zonder dat U
zich tot iets verbindt, en U wordt er uitvoerig door
ingelicht.
ln kleuren met onderschrift.
(Oud liedje op een nieuwe wijs
Geteekend door LOUIS RAEMAEKERS.
Formaat 50 x 65 cM.
Deze plaat, waarbij streng gehouden is aan de topografische gegevens omtrent
Europa en waarbij voor de vormen der verschillende landgrenzen figuren zijn geteekend
in overeenstemming met het landskarakter en de militaire positie, zoowel voor zich
zelf als tegenover de naburige landen, wordt door velen gekoekt.
Zooals van Louis Raemaekers te verwachten was, is ook deze karakteristieke ge
kleurde teekening subliem uitgevoerd.
De kaart wordt uitgegeven op kunstdrukpapier ln keurig omslag, op
kloek formaat, terwijl de prijs slechts
zal bedragen.
Verkrijgbaar in den Boekhandel van de
N.V. v|h. HERMs. COSTER ZnVoordam C 9, Alkmaar.