DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Maniak en het Bombardement No- 1 Honderd en ze¥©®tïende jaargang. Ij 11 ZATERDAG 9 JANUARI FEUILLETON. DE WELDOENSTER Leze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon en Persdagen» uitgegeven. Abonneiii-rtsprijs ^cr 2 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per reeel f Ö.1 Bii groote contracten rabat letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9 Groote m ijg Telefoon nummer 3, door M. A. DE JONO. (Nadruk verboden.) Het bombardement was in vollen gang. De schemering lag over de verlaten stad en eerste sterren vonkten op aan den verduisterenden hemel. Voor zijn raam stond, bleek en kalm, de maniak, en keek met peinzende blikken naar buiten. Alles v/as stil. Alleen een groote, zwarte hond, een wonderlijke donkerende schim in de halve duisternis^ liep door de stille straat, de staart tusschen de beenen geknepen, de bewegelijke ooren onophoudelijk op en neer klappend, af en "toe staan blijvend en opzij- springend als ergens, in de lucht of in een naburige straat met hevig, scheurend geknal een granaat uiteen- berstte. Vlak voor het raam van den maniak ging de hond zitten, netjes de staart recht achteruit over de keien gevlijd, met triest neerhangenden kop. Dan, met een trage lachwekkende beweging, boog bij den kop achter over, opende even zijn wijden muil en stiet een naar geestig, langgerekt gehuil uit,, dat als een eindeloos droeve noodkreet opsteeg in de groote eenzaamheid der leege straat en een siddering joeg over de hooge gestalte van den maniak voor het raam. Men zegt, dat honden zoo huilen wanneer er in de buurt weldra een lijk zal boven aarde staan. De maniak verbleekte dieper en trad van voor het venster weg. Vage woorden mompelend liep hij naar zijn bureau, dat tegen den linkerwand naar de reus- acntige boekenkast stond en stak zijn groote, bronzen petroleumlamp aan. Aanstonds gleed een gouden schijn over al de voorwerpen in de kamer en dreef de schaduwen terug naar de verste hoeken waar zij, bleek grijs, als weerstrevend bleven liggen. Een glimlach gleed over het bleeke gelaat van den maniak, als een weerschijn van de vriendelijke lampe- klaarte en bedaard ging hij naar de ramen en sloot de donkere overgordijnen, die met him zware, mollige plooien de kamer afgesloten van den daarbuiten aan sluipenden nacht, die zijn somberen mantel dichter en dichter om de ongelukkige stad sloeg. Juist toen hij de laatste plooien tegeneenschikte, zag hij door de vrij- ebleven spleet plotseling een scherp, rossig licht, da- lelijk gevolgd door een krakenden slag als van een zeer nabij onweer. Hij hoorde duidelijk een dof gerom mel van instortende muren en brekend glas, maar het was spoedig voorbij.In een der naburige straten was zeker de granaat vlak boven een huis ontploft en had het dak verbrijzeldNog stond zijn straat ge heel en ongeschonden. Hij liet het gordijn neervallen en ging terug in de kamer. Er was een beetje kleur teruggekeerd op zijn gezicht en kalm zette hij zich In den breeden clubzetel, die nabij z'n bureau stond en zag peinzend de kamer rond. Hij bedacht, hoe zonderling dat was. Misschien was bij de eenige menscb in dit heele stadje. Allen waren ze gevlucht; van den vroegen ochtend af in on- aizienbare rijen waren ze hemgesneld, de burgers, meedragend wat ze konden. Niemand durfde blijven, want het bombardement was aangekondigd tegen 's middags drie uur en men wist, dat dit beteekende. Met doodsangst op de strakke, krijtwitte gezichten wa ren ze langs zijn raam gesneld, mannen, vrouwen en door de schrijfster van „Elizabeth and her German Garden". 26) -o HOOFDSTUK VIII. Susie's woede was zoo vreeselijk, dat zij weigerde van Anna afscheid te nemen en zij maakte miss Leech doodelijk verschrikt door duistere toespelingen op dwangbuizen te maken, terwijl zij in de hall op het rijtuig stonden te wachten. Maar toen de predikant den volgenden avond na tafel in Anna's vertrouwen genomen werd, kende zijn verrukking geen grenzen. „Liebes, edeldenkendes Fraulein!" riep hij, terwijl hij de handen samenvouwde en deze jeugdige spruit van vroomheid met vochtige, verrukte oogen aanzag. Hij was een goede man, niet zeer geleerd, niet zeer be schaafd, uiterst gevoelig en zeer geneigd welsprekend te worden en tot tranen toe bewogen over onderwer pen als „die lieben kleinen Kinder, die herrliche Na- tur, die Frau als Schutzengel" en de heiligheid van „das Familienleben. Anna begreep, dat hij de eenige beschikbare persoon was, die haar misschien helpen kon twaalf terneerge slagen dames te zoeken, die bereid waren zich geluk kig te laten maken. Zij had hem haar plan zoo be knopt mogelijk ontvouwd in haar gebrekkig Duitsch, zonder een van de uitwendingen, die door Susie met den naam van gewauwel bestempeld werden. Zij zat vrij somber tegenover hem, terwijl hij haar overlaadde met eindelooze loftuitingen over haar goedheid en edel moedigheid. Het is moeilijk er niet sullig uit te zien wanneer iemand luide uw deugden verkondigt, en zij kon er niets aan doen, dat zij dwaas keek en zich dwaas voelde gedurende deze overdreven verheerlij king. Zij twijfelde niet aan zijn oprechtheid en hij was inderdaad volkomen oprecht, maar zij wilde dat hij wat minder bloemrijk en wat minder langdradig was, over zijn verrukking heenstapte en tot het belangrijkste van kinderen, met wonderlijke voertuigen bij zich, grijs aards op kruiwagens oi in rolstoelen. Én tegen mid dag was alles verlaten. En hij alleen was gebleven van de duizenden. En klokslag drie uur was de eerste granaat huilend over de huizen gevlogen en ergens in een der buiten wijken ontploft. En talloos velen waren gevolgd. een eindeloos onweer, dat krakend in de heldere lucht oir daver de boven de doode stad. En hij zat hier, in het van alv? leven verlaten ztaijs, de eenige hchtergehlevene. En hij was achterge bleven, omdat hij een maniak was. Glimlachend sprak hij voor zichzelf het woord uit. En hij erkende er zonder protest de waarheid van. Het was het laatste woord, dat hij gehoord had. Zijn broer, bij wie hij inwoonde en die met z'n vrouw en z'n drie kinderen overhaast was weggevlucht, had het hem, toen alle overreding om mee te gaan, vruchteloos bleek, in machtelooze woede toegeschreeuwd, met van rade loosheid half verstikte ctem. Maar ook dit was afge stuit op zijn onverzettelijke^ wil, zooals alle andere, minder sterke argumenten, en hij was gebleven. „Dolzinnige maniak 1" Hij nam het hem niet kwalijk. Want hij wist maar al te wel, dat hij inderdaad een maniak was. Allen wisten dat Alleen, niemand kon vermoeden, in welke mate. Omdat ze niet begrepen, welke belangen er voor hem op het spel stonden. Hij zag rond naar de boekenkast en langs de wan den, die ui plank bij plank boeken droegen, al maar boeken, rij bij rij, van kniehoogte af tot zoover als zijn armen reiken konden. Alleen was er wat ruimte naast de kast en boven den schoorsteenmantel, waar de oude gravuren hingen en boven de deur, waar het schoon- geschilderde portret van zijn moeder glimlachend op hem neerzag. Op de tafel lagen ook boeken, openge slagen, en in prettige wanorde dooreengeworpen. Dat waren de nieuwelingen, die hij nog niet geheel gelezen had en die wachtten op hun bijzetting in de schatka mer zijner weelde. Want hij was een boekenmaniak, Of neer eigenlijk is dit woord onrechtvaardig. Want hij was meer verzot nog op den inhoud dier boeken, dan op hun uiterlijke verschijning. Maai in ieder geval was hun tegenwoor digheid hem onmisbaar, zooals alles trouwens wat in deze kamer was. Met liefkoozecde blikken zag hij langs de wanden en met welgevallen merkte hij voor de duizendste maal op, hoe prettig de planken even doorbogen onder het geweldig gewicht, dat zij te dragen hadden. Langzaam stond hij op en liep langs de wanden, zachtjes stree- lend langs de ruggen der boeken, af en toe even staan blijvend en een boek in de hand nemend om den da tum en de handteekening voorin te bekijken en het even door te bladeren. Buiten, nog steeds, kraakten de berstende granaten, maar reeds hoorde hij het niet meer. Reeds was hij weer geheel verdiept in de beschouwing van den schat, die zijn levensgeluk uitmaakte, die zijn bestaan vervul de met de altijd durende weelde van z'n aanwezigheid. Hij ging verder en bekeek de banden van de moder ne werken. Daar waren groote en kleine boeken, met groen- en rood- en blauw- en blank-leeren ruggen, met gouden letters den titel voerend en ook eenvoudi ge linnen banden en gansche rijen gele, Fransche ro mans, allen van hetzelfde formaat, met hun zwarte let ters en hun eenvoudige, sobere figuurtjes tusschen de het onderwerp overging, dat wil zeggen tot een practi- schen raad. Zij had de eenvoudige, witte japon aan, die zulk een opschudding verwekt had in de buurt, een gewaad dat in lange, zachte plooien neerhing en haar slanke ge stalte goed deed uitkomen. Haar glanzend haar was in het midden gescheiden en achter de ooren opgesto ken. Alles wat aan haar was getuigde van volkomen gebrek aan zelfbewust zijn en ij delheid. Toch was zij mooi, en de goede man, die haar schoonheid aan schouwde en uit hetgeen zij hem zoo even verteld had, een daaraan geëvenaarde schoonheid van karakter ver onderstelde, bekleedde sedert dat oogenblik in zijn ge dachte de engelen met een gewaad zooals Anna dien avond droeg, wanneer hij op kalme Zondagavonden in zijn tuin zat te mijmeren. Hij deinsde zelfs niet te rug voor de mooie, bloote schouders en armen met kor te mouwen, maar aanschouwde ze met een moed een man waardig. Zijn vrouw, in haar beste japon, die ook haar nauwste was, zat op den punt van haar stoel op eeni- gen afstand, en verbaasde zich zeer over vele dingen. Zij kon niet hooren wat Anna tot haar man gezegd had behalve de uitroepen, daar de gouvernante voortdu rend trachtte Duitsch met haar te spreken en zich niet tevreden stelde met vage antwoorden. Het was een te leurstelling voor haar, dat de schoonzuster zoo plotse ling verdwenen was vertrokken vóórdat zij zich aan iemand ter wereld vertoond hadhet verbaasde haar, dat zij niet verzocht werd op de canapé plaats te ne men, op welke eereplaats de jonge Fraulein bijna lang uit was gaan liggen, zoodat zij haar kleeren zeker ver kreukelde. Zij was verontwaardigd, dat men haar aan tafel niet had geanimeerd zelfs niet gevraagd een tweede maal van ieder gerecht te nemenneen, nie mand scheen er zelfs op te letten, of zij in 't geheel wel at, ja of neen. Dat waren vreemde manieren. En waar waren de Dellwigs, die voorname lui, die gewoon wa ren haar in bescherming te nemen, omdat zij de vrouw was van den dominé? Zou het mogelijk zijn, dat zij niet geïnviteerd waren? Hadden zij dan nu al onaan genaamheden gehad? Zij kon natuurlijk niet denken, dat het niet in Anna's hoofd was opgekomen haar in specteur en zijn vrouw te dineeren te vragen en dat zij in haar onwetendheid den predikant als een persoon beschouwde op een hooger maatschappelijk standpunt geplaatst dan haar inspecteur. Deze dingen, gevoegd scheidende lijntjes. Ook die zag hij graag. Ze oefenden in hun simpele regelmaat een zonderlinge bekoring op hem uit. Een lange rij van die gele boeken, met hun enkele lichte kleurnuance, dat was een gansche verzameling, schitterend vernuft, fijne geestigheid en droefgeestige wijsheid, of wel cLicutussehen de brui send onstuimige opstandigheid van een rustelooze ziel, die kreet na kreet uitstiet in vraag naar schoon- üeiu en geluk, die nimmer kwamen. O, het was wel een schoone verzameling, zijn kleine boekerij. Af eu toe hield hij „groote revue". Dan verplaatste hij de boeken en als hij daar eenmaal mee begon, was hij er avonden lang mee bezig. Want telkens vond hij een boek, dat een bijzondere herinnering in hem wak ker riep. Dan bekeek hij datum en signatuur en de tijd waarop hij liet gekocht en gelezen had, doemde voor zijn geestesoog op en al lezend de eene bladzij na de andere, vergat hij den tijd en verdiepte zich in aller lei herinneringen aan genoten weelde, aan voorbije dagen en vaak ontwaakte hij uit zijn mijmerij, rillend van kou, omdat de kachel was uitgegaan, zonder dat hij het merkte en hij hervond zich zittend op de knieën voor zijn boeken en den ganschen langen avond was heen en nog zat hij daar met dat boek in zijn handen. Maar ohet was heerlijk. Hij had de zomerzon gezien en de zoele zuidenwind hooren ruischen door het dichte gebladerte van het bosch, waar hij eenmaal dat boek voor het eerst lasEn daarnaast heel de sfeer van het boek, heel de omhelzing van den geest des kunstenaars, die het meesterwerk schiep. Verre landen en zeeën, schoone menschen vol hartstocht, liefde en haat Het kraakte dichterbij en de ramen rinkelden in hun sponningen, maar de maniak sloeg er geen acht op. Rookena zat hij weer in zijn fauteuil, de beenen rustig over elkaar gekruist, één hand onder het hoofd, met droomerige blikken rondziend van den eenen wand naar den anderen. Daar waren ze allen, de vrienden, de broeders, de eenige verwanten, die zijn ziel en zijn geest erkenden. In hun gezelschap alleen was hij thuis, in hun midden alleen voelde hij zich veilig. En zij ook begrepen hem. Want zooals zij zich voor hem geopend hadden, ge heel en zonder voorbehoud zich overgegeven aan zijn begrip en zijn genade, zoo ook had hij hen het bizon- dere voorrecht geschonken van zijn "volkomen ver trouwen, van zijn argelooze en totale zelfvergeting zonder bijgedachten. Niemand kende hem, zijn naaste omgeving misschien het allerminst, en zij waren hem ook niet welgezind. Hij voelde onder hun vriendelijk- stem glimlach, onder hun innemendst gebaar en hun grootste voorkomendheid een koelheid, die hem pijn deed, een soort hatelijk medelijden, dat hem kwetste, een soort vrees, die zijn hoon wekte. Soms, als hij uit een kort gepeins opschrok en hen aanzag, merkte hij op, hoe ze plots de oogen afwendden eu in verwarring begonnen te praten met voorgewende levendigheid, te onbevangen om natuurlijk te zijn. Dan stond hij zwij gend op, ging met duister gelaat naar zijn kamer en sloot Zich op met zijn boeken. Daar had hij niets te vreezen, geen hoon. geen verholen weerzin, geen wan begrip. Daar was hij onder zijn eigen, zijn eenige vrienden. Van dag tot dag was het hem duidelijker geworden, dat een leven als het zijne alleen WuJ voorbehouden bij gissingen naar den prijs per el van Anna's, Letty's en Miss Leeches kleeren gaven Frau Manske meer stof tot nadenken dan zij in jaren gehad had; zij zat ze langzaam in haar geest te verwerken tusschen de vol zinnen van Miss Leech in, terwijl haar zijden japon akelig kraakte bij iedere moeilijke ademhaling. „Het beste zal zijn", zei de predikant, toen hij aan het grootste gedeelte van zijn verrukking uiting had gegeven: „het beste zal wezen een advertentie te plaat sen." „Maar niet met mijn naam er bij", zei Anna. „Neen, neen, wij moeten verstandig zijn wij moe ten zeer verstandig zijn. De advertentie moet met be leid worden opgesteld. Ik zal tegelijkertijd informa ties inwinnen bij mijn collega's in den heiligen dienst, maar er moet ook een advertentie verschijnen. Wat zou de freule er van denken alle sollicitanten naar mij te verwijzen?" „Wel, dat zou ik een uitstekend plan vinden, als het u ten minste niet te veel moeite geeft." „Moeite? Ik ben met vreugde vervuld bij de ge dachte eenig deel te nemen aan dit goede werk. Ik vermoedde weinig dat dit arme hoekje van ons vaderland nog eens een heilige plaats zou worden, een gezegend toevluchtsoord voor levensmoeden, een gezellig plekje, welriekend van liefdadigheid „Neen, geen liefdadigheid," bracht Anna in het mid den. En de predikant ging voort, want hij wilde den vol zin voltooien„waarvan de geur nacht en dag zal op stijgen tot de hemelen. Maar dit zijn de hemelsche verrassingen waarover de Voorzienigheid beschikt en waarmee zij te voorschijn treedt als wij het minst ver wachten." „Ja," zei Anna. „Maar wat zullen wij in de adver tentie zetten?" „Ach ja, de advertentie. In de beschouwing van dit schoone vooruitzicht vergeet ik de advertentie." En weder bevochtigde opgetogenheid zijn oogen en weder sloeg hij de handen samen en zag haar aan met het hoofd schuin, alsof de jonge dame zelve het schoone uitzicht vormde. Anna stond op en ging naar de schrijftafel om een potlood te krijgen en papier, want zij wilde hem graag bij dit punt houden; en de predikant zag de gracieuse, witte figuur na en was meer dan ooit getroffen door haar gelijkenis met engelen, zooals hij zich die voor aan de uitverkorenen, waarvan hij er een was, mis schien, wie weet, de eenigeTelkens sterker kwam de gedachte bij hem op, dat deze boeken met hun die pe en stralende geheimen van heerlijkheid slechts ge schreven waren voor hem, door menschen, die hem zeer liefhadden en nauwkeurig wisten, waaraan het hem ontbrak, waarnaar hij verlangde en wat hij be hoefde. De een na den ander was tot hem gekomen en langzaam was tusschen hen en hem een vertrouwelijk heid ontstaan, die door niets anders geëvenaard werd. Nu kende hij ze allen, va naangezicht tot aangezicht, hij sprak met hen en uit de boeken klonk him goede stem hem tegen en nooit deed hij tevergeefs een vraag, nooit bleef een verzoek hem geweigerd. Had hij behoefte aan lichte geluiden, zij zongen voor hem met klare stem, heerlijke gedichten op droomvervulde wijs; was hij vroolijk gestemd, zij schertsten, en hun spot was geestig en luimig, en scherp als fijne naalden; had hij verdriet, zij troostten hem met het droeve verhaal van hun duizendmaal zwaarder leed. Ah! dat waren vrienden! Zoo was zijn manie vergroeid in zijn leven en er één geheel mee geworden. Toen was de oorlog gekomen. Het had hem weinig geschokt. Nader en nader was de krijg aangerukt naar het stadje, waar hij leefde en alom was de krank zinnige angst ontwaakt voor den moordenden oorlog, die alle rust ontstelde en alle geluk verwoestte. Maar het ging hem slechts uit de verte aan. Wat raakte het hem of die anderen elkaar verdelg den als rattenHij leefde voort als vroeger en zijn vrienden verlieten hem niet en spraken steeds met hun oude, goede stemmen van dezelfde dingen als voorheen. En meer vroeg hij niet. Wat ging hem de krankzinni ge oorlog aan Tot de tijding zich verspreidde, dat het leger steeds verder terug moest wijken voor den ovennachtigen vij and en in de verte de donderende stem der kanonnen zijn onheilspellend lied begon te zingen. Bezorgd had hij er naar geluisterd en de mogelijk heid bedacht; dat één dier kanonnen een granaat kon werpen in zijn boekerij, in zijn weelde, in zijn leven alzoo. En, de handen tot vuisten ballend, had hij zijn machteloosheid gevoeld tegen dit brute geweld, in staat om alles in een seconde te verdelgen, waaraan hij jaren lang met zooveel liefde en zorg, met zooveel eerbied en genot, gewerkt had. En de tijding van het aanstaande bombardement was als een bliksemstraal in de stad en in zijn bewust zijn gevallen. Hij had zich ijskoud voelen worden en de razende angst van al de menschen om hem heen had ook hem een oogenblik aangegrepen, dat hij rade loos de handen om het hoofd geslagen had, zich af vragend, hoe het mogelijk was, dat deze ramp over hem kwam. Want ten slotte was het voor hem het ergst Die anderen ze verloren huis en meubels en kleeren maar dat was te herstellen. Straks zouden ze hun huizen weer opbouwen en zich nieuwe meubels aan schaffen. Ze zouden wat kou en wat honger lijden, maar wat beteekende dit alles tegen het verlies, dat hem bedreigde? Niets! Minder dan niets! Hij zou alles verliezen, wat het leven eenigzins de moeite waard maakte! Al zijn herinneringen zouden-plots worden opgelost tot een vagen nevel, waarin niets duidelijks meer te onderscheiden zou zijn! En zijn vrienden, zijn arme, weerlooze vrienden, zijn eenige verwanten, zou hij verliezen en verder alleen gaan door het trieste stelde. Hij dacht er niet over na hoe gemakkelijk het was er uit te zien als een wezen uit de andere wereld, een wezen van alle aardsche grofheid, voor oogen die gewoon zijn de al te groote weelderigheid te aan schouwen van zijn eigen, uitnemende echtgenoote. Zij bracht het papier mee en ging weer zitten aan de tafel waar de lamp op stond. „Hoe schrijft men die soort advertentie in het Duitschvroeg zij. „Ik zou er geen kunnen schrijven al was het voor een kamer meisje. En zoo een als deze moet zoo zorgvuldig op gesteld worden." „Zeer waar, want helaas, zelfs dames zijn somtijds niet alles wat zij verklaren te zijn. Treurig dat er in een Christenland bedriegers zijn. Dubbel treurig dat er ook zijn onder de vrouwelijke sexe." „Heel treurig," zei Anna glimlachend. „U moet mij maar zeggen wat de leugenaarsters zijn onder de per sonen die op de advertentie schrijven." „Ach, gemakkelijk zal dat niet zijn," zei de predi kant, wiens ondervinding op het punt van dames be perkt was en die begon in te zien, dat hij een verant woordelijkheid op zich nam, die zwaar dreigde te worden. Veronderstel dat hij een sollicitante recom mandeerde, die later verdween met de lepels van de freule in haar reistasch? „Ach! het zal niet gemak kelijk zijn," zei hij het hoofd schuddende. „Kom," zei Anna, „wij moeten het er maar op wagen met de bedriegster. Misschien zijn die er in 't geheel niet bij. Hoe zou u willen beginnen?" De predikant leunde achterover in zijn stoel, vouw de de handen, sloeg de oogen op naar het plafond en peinsde. Anna wachtte, met het potlood in de hand, gereed op te schrijven wat hij dicteerde. Frau Mans ke, aan het andere eind van de kamer, spande haar ooren in om te hooren wat er gebeurde, maar miss Leech die haar wou bezig houden en tevens haar en hoopte steeds dat haar fouten verbeterd zouden wor- Duitsch oefenen, hield niet op met haar korte zinnetjes den. En er werd geen enkele verfrissching gepresen teerd, geen glas verkoelend bier, geen vloeibare ver troosting hoegenaamd, zelfs geen glas seltzer water. Zij beschouwde den avond voor haar als volkomen mislukt. Wordt vervolgd. ALKMAAR COURANT i - 1 >ii

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 5