DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Maniak en het Bombardement
No- 1
Honderd en ze¥©®tïende jaargang.
Ij
11
ZATERDAG
9 JANUARI
FEUILLETON.
DE WELDOENSTER
Leze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon en
Persdagen» uitgegeven. Abonneiii-rtsprijs ^cr 2 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per reeel f Ö.1 Bii groote contracten rabat
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9
Groote
m
ijg
Telefoon nummer 3,
door
M. A. DE JONO.
(Nadruk verboden.)
Het bombardement was in vollen gang.
De schemering lag over de verlaten stad en eerste
sterren vonkten op aan den verduisterenden hemel.
Voor zijn raam stond, bleek en kalm, de maniak, en
keek met peinzende blikken naar buiten.
Alles v/as stil. Alleen een groote, zwarte hond, een
wonderlijke donkerende schim in de halve duisternis^
liep door de stille straat, de staart tusschen de beenen
geknepen, de bewegelijke ooren onophoudelijk op en
neer klappend, af en "toe staan blijvend en opzij-
springend als ergens, in de lucht of in een naburige
straat met hevig, scheurend geknal een granaat uiteen-
berstte.
Vlak voor het raam van den maniak ging de hond
zitten, netjes de staart recht achteruit over de keien
gevlijd, met triest neerhangenden kop. Dan, met een
trage lachwekkende beweging, boog bij den kop achter
over, opende even zijn wijden muil en stiet een naar
geestig, langgerekt gehuil uit,, dat als een eindeloos
droeve noodkreet opsteeg in de groote eenzaamheid
der leege straat en een siddering joeg over de hooge
gestalte van den maniak voor het raam.
Men zegt, dat honden zoo huilen wanneer er in de
buurt weldra een lijk zal boven aarde staan.
De maniak verbleekte dieper en trad van voor het
venster weg. Vage woorden mompelend liep hij naar
zijn bureau, dat tegen den linkerwand naar de reus-
acntige boekenkast stond en stak zijn groote, bronzen
petroleumlamp aan. Aanstonds gleed een gouden
schijn over al de voorwerpen in de kamer en dreef de
schaduwen terug naar de verste hoeken waar zij, bleek
grijs, als weerstrevend bleven liggen.
Een glimlach gleed over het bleeke gelaat van den
maniak, als een weerschijn van de vriendelijke lampe-
klaarte en bedaard ging hij naar de ramen en sloot de
donkere overgordijnen, die met him zware, mollige
plooien de kamer afgesloten van den daarbuiten aan
sluipenden nacht, die zijn somberen mantel dichter en
dichter om de ongelukkige stad sloeg. Juist toen hij
de laatste plooien tegeneenschikte, zag hij door de vrij-
ebleven spleet plotseling een scherp, rossig licht, da-
lelijk gevolgd door een krakenden slag als van een
zeer nabij onweer. Hij hoorde duidelijk een dof gerom
mel van instortende muren en brekend glas, maar het
was spoedig voorbij.In een der naburige straten
was zeker de granaat vlak boven een huis ontploft en
had het dak verbrijzeldNog stond zijn straat ge
heel en ongeschonden.
Hij liet het gordijn neervallen en ging terug in de
kamer. Er was een beetje kleur teruggekeerd op zijn
gezicht en kalm zette hij zich In den breeden clubzetel,
die nabij z'n bureau stond en zag peinzend de kamer
rond.
Hij bedacht, hoe zonderling dat was. Misschien
was bij de eenige menscb in dit heele stadje. Allen
waren ze gevlucht; van den vroegen ochtend af in on-
aizienbare rijen waren ze hemgesneld, de burgers,
meedragend wat ze konden. Niemand durfde blijven,
want het bombardement was aangekondigd tegen
's middags drie uur en men wist, dat dit beteekende.
Met doodsangst op de strakke, krijtwitte gezichten wa
ren ze langs zijn raam gesneld, mannen, vrouwen en
door de schrijfster van
„Elizabeth and her German Garden".
26) -o
HOOFDSTUK VIII.
Susie's woede was zoo vreeselijk, dat zij weigerde
van Anna afscheid te nemen en zij maakte miss Leech
doodelijk verschrikt door duistere toespelingen op
dwangbuizen te maken, terwijl zij in de hall op het
rijtuig stonden te wachten. Maar toen de predikant
den volgenden avond na tafel in Anna's vertrouwen
genomen werd, kende zijn verrukking geen grenzen.
„Liebes, edeldenkendes Fraulein!" riep hij, terwijl hij
de handen samenvouwde en deze jeugdige spruit van
vroomheid met vochtige, verrukte oogen aanzag. Hij
was een goede man, niet zeer geleerd, niet zeer be
schaafd, uiterst gevoelig en zeer geneigd welsprekend
te worden en tot tranen toe bewogen over onderwer
pen als „die lieben kleinen Kinder, die herrliche Na-
tur, die Frau als Schutzengel" en de heiligheid van
„das Familienleben.
Anna begreep, dat hij de eenige beschikbare persoon
was, die haar misschien helpen kon twaalf terneerge
slagen dames te zoeken, die bereid waren zich geluk
kig te laten maken. Zij had hem haar plan zoo be
knopt mogelijk ontvouwd in haar gebrekkig Duitsch,
zonder een van de uitwendingen, die door Susie met
den naam van gewauwel bestempeld werden. Zij zat
vrij somber tegenover hem, terwijl hij haar overlaadde
met eindelooze loftuitingen over haar goedheid en edel
moedigheid. Het is moeilijk er niet sullig uit te zien
wanneer iemand luide uw deugden verkondigt, en zij
kon er niets aan doen, dat zij dwaas keek en zich
dwaas voelde gedurende deze overdreven verheerlij
king. Zij twijfelde niet aan zijn oprechtheid en hij was
inderdaad volkomen oprecht, maar zij wilde dat hij wat
minder bloemrijk en wat minder langdradig was, over
zijn verrukking heenstapte en tot het belangrijkste van
kinderen, met wonderlijke voertuigen bij zich, grijs
aards op kruiwagens oi in rolstoelen. Én tegen mid
dag was alles verlaten. En hij alleen was gebleven
van de duizenden.
En klokslag drie uur was de eerste granaat huilend
over de huizen gevlogen en ergens in een der buiten
wijken ontploft. En talloos velen waren gevolgd.
een eindeloos onweer, dat krakend in de heldere lucht
oir daver de boven de doode stad.
En hij zat hier, in het van alv? leven verlaten ztaijs,
de eenige hchtergehlevene. En hij was achterge
bleven, omdat hij een maniak was. Glimlachend
sprak hij voor zichzelf het woord uit. En hij
erkende er zonder protest de waarheid van. Het
was het laatste woord, dat hij gehoord had. Zijn broer,
bij wie hij inwoonde en die met z'n vrouw en z'n drie
kinderen overhaast was weggevlucht, had het hem,
toen alle overreding om mee te gaan, vruchteloos bleek,
in machtelooze woede toegeschreeuwd, met van rade
loosheid half verstikte ctem. Maar ook dit was afge
stuit op zijn onverzettelijke^ wil, zooals alle andere,
minder sterke argumenten, en hij was gebleven.
„Dolzinnige maniak 1"
Hij nam het hem niet kwalijk. Want hij wist maar
al te wel, dat hij inderdaad een maniak was. Allen
wisten dat Alleen, niemand kon vermoeden, in welke
mate. Omdat ze niet begrepen, welke belangen er voor
hem op het spel stonden.
Hij zag rond naar de boekenkast en langs de wan
den, die ui plank bij plank boeken droegen, al maar
boeken, rij bij rij, van kniehoogte af tot zoover als zijn
armen reiken konden. Alleen was er wat ruimte naast
de kast en boven den schoorsteenmantel, waar de oude
gravuren hingen en boven de deur, waar het schoon-
geschilderde portret van zijn moeder glimlachend op
hem neerzag. Op de tafel lagen ook boeken, openge
slagen, en in prettige wanorde dooreengeworpen. Dat
waren de nieuwelingen, die hij nog niet geheel gelezen
had en die wachtten op hun bijzetting in de schatka
mer zijner weelde.
Want hij was een boekenmaniak, Of neer eigenlijk is
dit woord onrechtvaardig. Want hij was meer verzot
nog op den inhoud dier boeken, dan op hun uiterlijke
verschijning. Maai in ieder geval was hun tegenwoor
digheid hem onmisbaar, zooals alles trouwens wat in
deze kamer was.
Met liefkoozecde blikken zag hij langs de wanden
en met welgevallen merkte hij voor de duizendste maal
op, hoe prettig de planken even doorbogen onder het
geweldig gewicht, dat zij te dragen hadden. Langzaam
stond hij op en liep langs de wanden, zachtjes stree-
lend langs de ruggen der boeken, af en toe even staan
blijvend en een boek in de hand nemend om den da
tum en de handteekening voorin te bekijken en het
even door te bladeren.
Buiten, nog steeds, kraakten de berstende granaten,
maar reeds hoorde hij het niet meer. Reeds was hij
weer geheel verdiept in de beschouwing van den schat,
die zijn levensgeluk uitmaakte, die zijn bestaan vervul
de met de altijd durende weelde van z'n aanwezigheid.
Hij ging verder en bekeek de banden van de moder
ne werken. Daar waren groote en kleine boeken, met
groen- en rood- en blauw- en blank-leeren ruggen,
met gouden letters den titel voerend en ook eenvoudi
ge linnen banden en gansche rijen gele, Fransche ro
mans, allen van hetzelfde formaat, met hun zwarte let
ters en hun eenvoudige, sobere figuurtjes tusschen de
het onderwerp overging, dat wil zeggen tot een practi-
schen raad.
Zij had de eenvoudige, witte japon aan, die zulk een
opschudding verwekt had in de buurt, een gewaad dat
in lange, zachte plooien neerhing en haar slanke ge
stalte goed deed uitkomen. Haar glanzend haar was
in het midden gescheiden en achter de ooren opgesto
ken. Alles wat aan haar was getuigde van volkomen
gebrek aan zelfbewust zijn en ij delheid. Toch was zij
mooi, en de goede man, die haar schoonheid aan
schouwde en uit hetgeen zij hem zoo even verteld had,
een daaraan geëvenaarde schoonheid van karakter ver
onderstelde, bekleedde sedert dat oogenblik in zijn ge
dachte de engelen met een gewaad zooals Anna dien
avond droeg, wanneer hij op kalme Zondagavonden
in zijn tuin zat te mijmeren. Hij deinsde zelfs niet te
rug voor de mooie, bloote schouders en armen met kor
te mouwen, maar aanschouwde ze met een moed een
man waardig.
Zijn vrouw, in haar beste japon, die ook haar
nauwste was, zat op den punt van haar stoel op eeni-
gen afstand, en verbaasde zich zeer over vele dingen.
Zij kon niet hooren wat Anna tot haar man gezegd had
behalve de uitroepen, daar de gouvernante voortdu
rend trachtte Duitsch met haar te spreken en zich niet
tevreden stelde met vage antwoorden. Het was een te
leurstelling voor haar, dat de schoonzuster zoo plotse
ling verdwenen was vertrokken vóórdat zij zich aan
iemand ter wereld vertoond hadhet verbaasde haar,
dat zij niet verzocht werd op de canapé plaats te ne
men, op welke eereplaats de jonge Fraulein bijna lang
uit was gaan liggen, zoodat zij haar kleeren zeker ver
kreukelde. Zij was verontwaardigd, dat men haar aan
tafel niet had geanimeerd zelfs niet gevraagd
een tweede maal van ieder gerecht te nemenneen, nie
mand scheen er zelfs op te letten, of zij in 't geheel wel
at, ja of neen. Dat waren vreemde manieren. En waar
waren de Dellwigs, die voorname lui, die gewoon wa
ren haar in bescherming te nemen, omdat zij de vrouw
was van den dominé? Zou het mogelijk zijn, dat zij
niet geïnviteerd waren? Hadden zij dan nu al onaan
genaamheden gehad? Zij kon natuurlijk niet denken,
dat het niet in Anna's hoofd was opgekomen haar in
specteur en zijn vrouw te dineeren te vragen en dat zij
in haar onwetendheid den predikant als een persoon
beschouwde op een hooger maatschappelijk standpunt
geplaatst dan haar inspecteur. Deze dingen, gevoegd
scheidende lijntjes. Ook die zag hij graag. Ze oefenden
in hun simpele regelmaat een zonderlinge bekoring
op hem uit. Een lange rij van die gele boeken, met
hun enkele lichte kleurnuance, dat was een gansche
verzameling, schitterend vernuft, fijne geestigheid en
droefgeestige wijsheid, of wel cLicutussehen de brui
send onstuimige opstandigheid van een rustelooze
ziel, die kreet na kreet uitstiet in vraag naar schoon-
üeiu en geluk, die nimmer kwamen.
O, het was wel een schoone verzameling, zijn kleine
boekerij.
Af eu toe hield hij „groote revue". Dan verplaatste
hij de boeken en als hij daar eenmaal mee begon, was
hij er avonden lang mee bezig. Want telkens vond hij
een boek, dat een bijzondere herinnering in hem wak
ker riep. Dan bekeek hij datum en signatuur en de tijd
waarop hij liet gekocht en gelezen had, doemde voor
zijn geestesoog op en al lezend de eene bladzij na de
andere, vergat hij den tijd en verdiepte zich in aller
lei herinneringen aan genoten weelde, aan voorbije
dagen en vaak ontwaakte hij uit zijn mijmerij, rillend
van kou, omdat de kachel was uitgegaan, zonder dat
hij het merkte en hij hervond zich zittend op de knieën
voor zijn boeken en den ganschen langen avond was
heen en nog zat hij daar met dat boek in zijn handen.
Maar ohet was heerlijk. Hij had de zomerzon gezien
en de zoele zuidenwind hooren ruischen door het
dichte gebladerte van het bosch, waar hij eenmaal dat
boek voor het eerst lasEn daarnaast heel de sfeer
van het boek, heel de omhelzing van den geest des
kunstenaars, die het meesterwerk schiep. Verre landen
en zeeën, schoone menschen vol hartstocht, liefde en
haat
Het kraakte dichterbij en de ramen rinkelden in hun
sponningen, maar de maniak sloeg er geen acht op.
Rookena zat hij weer in zijn fauteuil, de beenen rustig
over elkaar gekruist, één hand onder het hoofd, met
droomerige blikken rondziend van den eenen wand
naar den anderen.
Daar waren ze allen, de vrienden, de broeders, de
eenige verwanten, die zijn ziel en zijn geest erkenden.
In hun gezelschap alleen was hij thuis, in hun midden
alleen voelde hij zich veilig. En zij ook begrepen hem.
Want zooals zij zich voor hem geopend hadden, ge
heel en zonder voorbehoud zich overgegeven aan zijn
begrip en zijn genade, zoo ook had hij hen het bizon-
dere voorrecht geschonken van zijn "volkomen ver
trouwen, van zijn argelooze en totale zelfvergeting
zonder bijgedachten. Niemand kende hem, zijn naaste
omgeving misschien het allerminst, en zij waren hem
ook niet welgezind. Hij voelde onder hun vriendelijk-
stem glimlach, onder hun innemendst gebaar en hun
grootste voorkomendheid een koelheid, die hem pijn
deed, een soort hatelijk medelijden, dat hem kwetste,
een soort vrees, die zijn hoon wekte. Soms, als hij uit
een kort gepeins opschrok en hen aanzag, merkte hij
op, hoe ze plots de oogen afwendden eu in verwarring
begonnen te praten met voorgewende levendigheid, te
onbevangen om natuurlijk te zijn. Dan stond hij zwij
gend op, ging met duister gelaat naar zijn kamer en
sloot Zich op met zijn boeken. Daar had hij niets te
vreezen, geen hoon. geen verholen weerzin, geen wan
begrip. Daar was hij onder zijn eigen, zijn eenige
vrienden.
Van dag tot dag was het hem duidelijker geworden,
dat een leven als het zijne alleen WuJ voorbehouden
bij gissingen naar den prijs per el van Anna's, Letty's
en Miss Leeches kleeren gaven Frau Manske meer stof
tot nadenken dan zij in jaren gehad had; zij zat ze
langzaam in haar geest te verwerken tusschen de vol
zinnen van Miss Leech in, terwijl haar zijden japon
akelig kraakte bij iedere moeilijke ademhaling.
„Het beste zal zijn", zei de predikant, toen hij aan
het grootste gedeelte van zijn verrukking uiting had
gegeven: „het beste zal wezen een advertentie te plaat
sen."
„Maar niet met mijn naam er bij", zei Anna.
„Neen, neen, wij moeten verstandig zijn wij moe
ten zeer verstandig zijn. De advertentie moet met be
leid worden opgesteld. Ik zal tegelijkertijd informa
ties inwinnen bij mijn collega's in den heiligen dienst,
maar er moet ook een advertentie verschijnen. Wat zou
de freule er van denken alle sollicitanten naar mij te
verwijzen?"
„Wel, dat zou ik een uitstekend plan vinden, als het
u ten minste niet te veel moeite geeft."
„Moeite? Ik ben met vreugde vervuld bij de ge
dachte eenig deel te nemen aan dit goede werk.
Ik vermoedde weinig dat dit arme hoekje van ons
vaderland nog eens een heilige plaats zou worden,
een gezegend toevluchtsoord voor levensmoeden, een
gezellig plekje, welriekend van liefdadigheid
„Neen, geen liefdadigheid," bracht Anna in het mid
den.
En de predikant ging voort, want hij wilde den vol
zin voltooien„waarvan de geur nacht en dag zal op
stijgen tot de hemelen. Maar dit zijn de hemelsche
verrassingen waarover de Voorzienigheid beschikt en
waarmee zij te voorschijn treedt als wij het minst ver
wachten."
„Ja," zei Anna. „Maar wat zullen wij in de adver
tentie zetten?"
„Ach ja, de advertentie. In de beschouwing van dit
schoone vooruitzicht vergeet ik de advertentie." En
weder bevochtigde opgetogenheid zijn oogen en weder
sloeg hij de handen samen en zag haar aan met het
hoofd schuin, alsof de jonge dame zelve het schoone
uitzicht vormde.
Anna stond op en ging naar de schrijftafel om een
potlood te krijgen en papier, want zij wilde hem graag
bij dit punt houden; en de predikant zag de gracieuse,
witte figuur na en was meer dan ooit getroffen door
haar gelijkenis met engelen, zooals hij zich die voor
aan de uitverkorenen, waarvan hij er een was, mis
schien, wie weet, de eenigeTelkens sterker kwam
de gedachte bij hem op, dat deze boeken met hun die
pe en stralende geheimen van heerlijkheid slechts ge
schreven waren voor hem, door menschen, die hem
zeer liefhadden en nauwkeurig wisten, waaraan het
hem ontbrak, waarnaar hij verlangde en wat hij be
hoefde. De een na den ander was tot hem gekomen en
langzaam was tusschen hen en hem een vertrouwelijk
heid ontstaan, die door niets anders geëvenaard werd.
Nu kende hij ze allen, va naangezicht tot aangezicht,
hij sprak met hen en uit de boeken klonk him goede
stem hem tegen en nooit deed hij tevergeefs een
vraag, nooit bleef een verzoek hem geweigerd. Had hij
behoefte aan lichte geluiden, zij zongen voor hem met
klare stem, heerlijke gedichten op droomvervulde wijs;
was hij vroolijk gestemd, zij schertsten, en hun spot
was geestig en luimig, en scherp als fijne naalden; had
hij verdriet, zij troostten hem met het droeve verhaal
van hun duizendmaal zwaarder leed. Ah! dat waren
vrienden!
Zoo was zijn manie vergroeid in zijn leven en er één
geheel mee geworden.
Toen was de oorlog gekomen. Het had hem weinig
geschokt. Nader en nader was de krijg aangerukt
naar het stadje, waar hij leefde en alom was de krank
zinnige angst ontwaakt voor den moordenden oorlog,
die alle rust ontstelde en alle geluk verwoestte.
Maar het ging hem slechts uit de verte aan.
Wat raakte het hem of die anderen elkaar verdelg
den als rattenHij leefde voort als vroeger en zijn
vrienden verlieten hem niet en spraken steeds met hun
oude, goede stemmen van dezelfde dingen als voorheen.
En meer vroeg hij niet. Wat ging hem de krankzinni
ge oorlog aan
Tot de tijding zich verspreidde, dat het leger steeds
verder terug moest wijken voor den ovennachtigen vij
and en in de verte de donderende stem der kanonnen
zijn onheilspellend lied begon te zingen.
Bezorgd had hij er naar geluisterd en de mogelijk
heid bedacht; dat één dier kanonnen een granaat kon
werpen in zijn boekerij, in zijn weelde, in zijn leven
alzoo. En, de handen tot vuisten ballend, had hij zijn
machteloosheid gevoeld tegen dit brute geweld, in
staat om alles in een seconde te verdelgen, waaraan
hij jaren lang met zooveel liefde en zorg, met zooveel
eerbied en genot, gewerkt had.
En de tijding van het aanstaande bombardement
was als een bliksemstraal in de stad en in zijn bewust
zijn gevallen. Hij had zich ijskoud voelen worden en
de razende angst van al de menschen om hem heen
had ook hem een oogenblik aangegrepen, dat hij rade
loos de handen om het hoofd geslagen had, zich af
vragend, hoe het mogelijk was, dat deze ramp over
hem kwam. Want ten slotte was het voor hem het ergst
Die anderen ze verloren huis en meubels en kleeren
maar dat was te herstellen. Straks zouden ze hun
huizen weer opbouwen en zich nieuwe meubels aan
schaffen. Ze zouden wat kou en wat honger lijden,
maar wat beteekende dit alles tegen het verlies, dat
hem bedreigde? Niets! Minder dan niets! Hij zou
alles verliezen, wat het leven eenigzins de moeite waard
maakte! Al zijn herinneringen zouden-plots worden
opgelost tot een vagen nevel, waarin niets duidelijks
meer te onderscheiden zou zijn! En zijn vrienden,
zijn arme, weerlooze vrienden, zijn eenige verwanten,
zou hij verliezen en verder alleen gaan door het trieste
stelde. Hij dacht er niet over na hoe gemakkelijk het
was er uit te zien als een wezen uit de andere wereld,
een wezen van alle aardsche grofheid, voor oogen die
gewoon zijn de al te groote weelderigheid te aan
schouwen van zijn eigen, uitnemende echtgenoote.
Zij bracht het papier mee en ging weer zitten aan
de tafel waar de lamp op stond. „Hoe schrijft men die
soort advertentie in het Duitschvroeg zij. „Ik zou
er geen kunnen schrijven al was het voor een kamer
meisje. En zoo een als deze moet zoo zorgvuldig op
gesteld worden."
„Zeer waar, want helaas, zelfs dames zijn somtijds
niet alles wat zij verklaren te zijn. Treurig dat er in
een Christenland bedriegers zijn. Dubbel treurig dat
er ook zijn onder de vrouwelijke sexe."
„Heel treurig," zei Anna glimlachend. „U moet mij
maar zeggen wat de leugenaarsters zijn onder de per
sonen die op de advertentie schrijven."
„Ach, gemakkelijk zal dat niet zijn," zei de predi
kant, wiens ondervinding op het punt van dames be
perkt was en die begon in te zien, dat hij een verant
woordelijkheid op zich nam, die zwaar dreigde te
worden. Veronderstel dat hij een sollicitante recom
mandeerde, die later verdween met de lepels van de
freule in haar reistasch? „Ach! het zal niet gemak
kelijk zijn," zei hij het hoofd schuddende.
„Kom," zei Anna, „wij moeten het er maar op wagen
met de bedriegster. Misschien zijn die er in 't geheel
niet bij. Hoe zou u willen beginnen?"
De predikant leunde achterover in zijn stoel, vouw
de de handen, sloeg de oogen op naar het plafond en
peinsde. Anna wachtte, met het potlood in de hand,
gereed op te schrijven wat hij dicteerde. Frau Mans
ke, aan het andere eind van de kamer, spande haar
ooren in om te hooren wat er gebeurde, maar miss
Leech die haar wou bezig houden en tevens haar
en hoopte steeds dat haar fouten verbeterd zouden wor-
Duitsch oefenen, hield niet op met haar korte zinnetjes
den. En er werd geen enkele verfrissching gepresen
teerd, geen glas verkoelend bier, geen vloeibare ver
troosting hoegenaamd, zelfs geen glas seltzer water.
Zij beschouwde den avond voor haar als volkomen
mislukt.
Wordt vervolgd.
ALKMAAR
COURANT
i - 1 >ii