DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Honderd en zeventiende jaargranir. 1915 ZATERDAG 9 JANUARI Planten uit onze omgeving. Indische Bedragen. i\o. 7 leze Courant «nrili eiken avond, behalvt op >n -n .--estdagen uitgegeven Abonnementsprijs per 3 maanden vor Alkmaar f0.80; franco door het eeheele Rijk fl. Afzondei lijke nummers 3 Cents Telefoonnummer 3 Prijs der gewone advertentiën Per rngel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote tetters naar plaatsruimte. Brieve franco aan de N V Boek- en Handelsdrukkerij v/h HERMs COSTER ZOON, Voordam C 9, -te an -rei: bis 8 asv rtii; -&1 -ir JANUARI. In het vorig jaar hebben we gezien, welke vogels er rondom onze woonplaatsen alzoo voorkwamen; thans zullen we een kijkje nemen bij de planten die in de weiden en moerassen, in de duinen en op de heide zoo elke maand in onze omgeving voorkomen. We zullen er des zomers veel meer kunnen opmerken, dan in het barre seizoen, en ook dan wel eens een greep uit het vele moeten doen, evenals we dat bij de vogels meer malen deden. Toch zal het ons blijken, dat er in de wintermaanden nog vele planten voorkomen en ook zelfs bloeiende. En wanneer we tegenwoordig eens in de aarde gaan graven, dan zien we daar reeds de voorbereiding voor het nieuwe leven ,dat ons in de lente weer blijde zal maken. Uveral vindt men bollen, knollen en wortelstokken opgevuld met reservevoedsel, en meermalen ook ziet men er reeds knopjes en spruit jes uit te voorschijn komen. Als in Januari de winter vorst niet al te streng zijn scepter zwaait, zal men zoo tegen het einde der maand talrijke kleine plantjes bo ven den grond zien verschijnen. Dóch, /.uuais boven gezegd is, kunnen we ook nu nog wei bloeiende planten vinden. Zie maar eens in uw tuintje, ol in dat van uw buurman, en stellig zult ge er, nu er geen vorst van beteekenis geweest is, vin den het plantje, dat Kruiskruid heet en wetenschappe lijk wordt aangeduid met den den naam Senecio vul garis. Ook treft men voor dit gewas nog aan de na men Pluiskruid, Schaapssteentjes, Kanariekruid, Kruiswortel en Klein Grintkruid. Men vindt het ook overal op wegen en dijken, in bouwlanden en zelfs op de daken van boerenschuren en schaapskooien. We willen iiet even bekijken. Dat het plantje tot de Compo sieten of Samengesteldbloemigen moet gerekend wor den, zien we wel dadelijk aan de aardige, kleine bloem- hoofdjes, die enkel buisbloempjes bevatten. Deze klei ne, vijfslippige bloempjes zitten dicht opeengehoopt en komen maar heel weinig boven het omwindsel uit. Het heeft er iets van, alsof dit met een geel dekseltje is ge sloten. Als we zoo'n bloemhoofdje uiteenpluizen, zien we, dat elk afzonderlijk bloempje slechts een haarkroontje voor kelk heeft. Neemt men een hoofdje, waarvan de gele buisjes zijn gevallen, dan steken deze haarkroon- tjes boven het omwindsel uit en 't is is dan, alsof het gele dekseltje door een wit is vervangen. Ook het om windsel is mooi, een fraai cylindertje, dat uit smalle blaadjes bestaat, die dicht tegen elkander aangedrukt zijn en bovenaan in een zwart puntje uitloopen. Wan neer de bloem nog in knop is, vormen al die puntjes samen een sierlijk kegeltje. Bezie ook de keurige bla deren van deze plant! Ze zijn bochtig-vinsplefig en de slippen nemen naar den stengel toe langzamerhand af. Ze zijn kaal, stengelomvattend en worden naar boven aan de plant smaller en kleiner, terwijl bij de bloemhoofd]"es kleine schutblaadjes zijn te vinden. Elk zoo'n plantje brengt een groote hoeveelheid zaadjes voort, zoodat de soort niet spoedig zal uitsterven. In den zomer voert de tuinman er strijd tegen, als tegen een van de lastigste onkruiden, doch in elk najaar ver toont het Kruiskruid toch weer overal zijn gele bloem hoofdjes. Wanneer man op een helderen Januaridag een wan deling maakt langs een dijk en men beziet dan de zui delijke helling, zoo aanschouwt men er talrijke groene plantjes, die met eiken dag van zonneschijn aanmerke lijk meer tot ontwikkeling komen. Enkele plantjes dragen reeds bloempjes, die we onder de vroegste len teboden kunnen rekenen, 't Zijn Madeliefjes, hier en daar beter bekend als Velderbloempjes, en ook wel ge noemd Meizoentjes, Mariabloempjes en in in den laat- sten tijd ook Julianabloempjes geheeten. Over enkele weken zullen we ze weer overal in volle pracht kunnen vinden. Nu zien de lintbloempjes van dit Composietje er nog wat geelachtig uit, niet zoo sierlijk wit als in de warme dagen, en het gouden hartje, dat uit buis bloempjes bestaat, is nog niet zoo fraai, als het in mid zomer wel kan zijn.' Al de groene bladrozetjes met de spatelvormige bladeren, die we nu tusschen het dorre gras zien, zullen straks weer bloempjes dragen en dik wijls zullen we er onder kunnen vinden, die aan den buitenkant van de witte lintjes eenigszins rood zijn aangeloopen. Dit rood doet ons denken aan den naam Mariabloempje en tevens aan een lieve legende: 't Was winter. De bloemen waren schaarsch en nu maakte Maria ter eere van Jezus verjaring een krans van kunstbloemen. Eén dier bloempjes was het mooist een geel hartje met witten stralenkrans omgeven. Door dat ze zich bij 't maken in den vinger geprikt had, wa ren de blaadjes min of meer rood aangeloopen. Jezus vond 't bloempje zoo mooi, dat hij het leven inblies en noemde het naar zijn Moeder Mariabloempje. „Bellis perennis" heet dit plantje wetenschappelijk en die naam zegt ons, dat het 't geheele jaar door mooi is. Men kan dan ook bijna steeds bloeiende Ma deliefjes vinden. We verlaten thans dit vroeg-bloeiende plantje met den wensch, dat het nederige Juliana-bloempje steeds 't zinnebeeld mag blijven van de trouwe liefde tusschen ons Vorstenkind en het Nederlandsche Volk. Zouden er nu al meer bloemen te vinden zijn? Zie maar eens langs het kantje van den weg en spoedig zult ge er vinden kleine, witte bloempjes en eenigszins lager aan den stengel ziet ge aan lange steeltjes ge zeten vele platte vruchtjes, mooi groen van kleur. Buig.nu het dorre gras eens terzijde, en behalve stengelbladeren zult ge onder aan het plantje vinden een mooi kransje van allerkeurigste blaadjes, te zamen een wortelrozet vormende. Deze blaadjes zien er heel anders uit, dan de hooger geplaatste, die verspreid langs hoofd- en bijstengels staan. Dit aardige plant je heeft verscheidene namen; de meest gebruikte is Herderstaschje, maar dikwijls hoort men ook Lepel blad, Tuinlepeltje en Lepeldiefje en deze namen zijn wel aardig, want de vruchtjes met de eenigszins ge bogen steeltjes gelijken wel wat op lepeltjes. Ook bij na het geheele jaar door kan men dit plantje bloeien de vinden en men weet niet of het in Januari nog of al weer bloeit. Bijna altijd ziet men er bloempjes en vruchtjes aan. Uit elk zoo'n lepelvormig vruchtje, waarin men vooral, wanneer het rijp is, het tusschen- schotje heel duidelijk kan zien, komen een groot aantal zaadjes te voorschijn. De plantkundigen vertellen ons dan ook, dat één zoo'n plant van het Herderstasch je wel 60000 zaadjes kan voortbrengen. Als men het plantje eenmaal goed bekeken heeft, zal men het nim mer weer vergeten. Als men een plantje uit den bodem neemt, zal men een eigenaardige geur aan den wortel bespeuren. Aan elk bloempje vallen op te merken 4 kelkblaadjes, 4 bloemblaadjes en 6 meeldraden, waar van er twee kort en 4 lang zijn. In het voorjaar en in den zomer kan men meer zulke bloemen vinden, die alle deze kenmerken hebben, en die ie zamen uitmaken één familie, die der kruisbloemigen, of, zooals ze met den Latijnschen naam genoemd worden, die der Cru- ciferen. Er vallen nog wel meer bloemen van andere soort in het oog, vooral veel geelgekleurde, die ons doen denken aan de paardenbloemen, welke in 't voor jaar zoo veelvuldig voorkomen. Doch ze hebben niet zulke sappige en rolronde stelen, als dit uit 't voorjaar, waarvan de jeugd zoo dikwijls kettingen en krulletjes maakt en waarvan ze zoo gaarne de kaarsjes, dat zijn de stelen met vruchtjes en net vruchtpluis, willen weg blazen. We zien ook wel, dat elke bloem van de nu bloeiende planten minder blaadjes draagt, dat deze breeder en ook meer roodachtig geel zijn. Dat we ook hier te doen hebben met een Composiet, blijkt wel dadelijk, uit de vele lintjes, die met het omwindsel een sierlijk bloem hoofdje vormen. We willen nu nog alleen mededeelen, dat deze gele winterbloeister Leeuwentand of Leónto- don autumnalis L. heet, en dat men de soort altijd kan kennen aan de roode streepjes, die zich aan de buiten zijde van ieder lintje vertoonen. Al het bovenstaande kan men in Louwmaand reeds vinden in de vrije natuur, doch ook in de tuintjes en hofjes der menschen begint zich reeds veel te ontwik kelen zie maar hoe de sneeuwklokjes de groene kopjes door den ook zelfs bevroren bodem duwen, hoe de pri mula's reeds veelvuldig bloempjes dragen, hoe de bloeiknoppen van de Rhododendrons reei pen hebben, die eiken dag in omvang toenemen. :e knop- Doch genoeg voor heden 1 Sprokkelmaand willen we beginnen in een met riet begroeiden plas bij dc duinen. J. DAALDER Dz. Nadruk verboden. Wijzende op de huidige toestanden in de binnenlan den van Java als een gevolg van de tijdsomstandig heden, voor een deel ook van de jongste langdurige droogte, zegt de „Loc" vernomen te hebben dat de Regeering laat werken aan een monografie over de in vloeden van den oorlog op de welvaart van de inland- sche bevolking. Daarop behoeft toch niet gewacht te worden om krachtig in te grijpen tot leniging van den nood. Uit de rapporten van de gewestelijke besturen moet bet der Regeering bekend zijn dat de toestand geenszins gun stig is en toch moeten er nauwelijks voorzorgen geno men zijn. Van reliefworks? zooals bij het begin van den oorlog door de Regeering werd aanbevolen, be merkt men zegt de „Loc." niet veel, waarbij het Sem$rangsohe blad het oog voornamelijk heeft op dé residienties Pekalongan, Saïnarang en Rembang, de drie gewesten langs de Noordkust van eigenlijk Mid den-Java. Er heerscht veel werkloosheid als een gevolg van het verminderde havenbedrijf, van het stopzetten van cul tuurondernemingen, dan wel bet reduceeren harer werkkrachten. De inlandsche planters lijden schade aan de achter uitgegane export van kapok, van arichides, copra, ke- tella en van djagong, wegens dfe verhoogde risico en de ontwrichting van de Europeesche markt. Daarbij is een langdurige droogte de oogsten komen bedreigen. De vooruitzichten moeten zeer ongunstig zijn en de gevolgen van dezen tegenslag doen zich reeds nu ge voelen, aangezien de inlandsche bevolking nu eenmaal voornamelijk op toekomstige oogsten leeft. Ernstige malaise ook heerscht in het batik-bedrijf, dat duizenden en duizenden werk verschaft. Door de weinige koopkracht van de bevolking van Java, den belangrijk minderen uitvoer naar de Buitenbezittingen van gebatikte goederen wordt de bevolking in Solo en Djokja de Vorstenlandsche gewesten in Pekalon gan, het Rembangsdie en meerdere streken van Mid- den-Java bedreigt in een voornaam bestaanmiddel. Armoe is troef in de binnenlanden- van Java, de vooruitzichten voor de inlandsche wereld zijn aller minst gunstig. En als een van de gevolgen van dezen toestand wordt het verminderde gebruik van import artikelen genoemd, ook al vanwege het opvoeren der prijzen van die artikelen. Zoo ondervindt ook de Europeesche invoerhandel alsmede de Chineesche tusschenhandel bij den invoer den terugslag van de heerschende malaise. De op dit gebied blijkbaar deskundige schrijver in de „Loc." ver wacht lastige tijden voor den import. Het hiervoren gegeven beeld van den toestand in de binnenlanden van Java moet wel diepe teleurstelling wekken, na het vertrouwenwekkende optreden in de eerste helft van Augustus der Regeering. Het wordt tijd voor anders handelen, concludeert de „Loc.", maar de vraag schijnt gewettigd, waarom de aanbeveling van de Regeering tot het nemen van voorzorgen niet aanstonds met den ernst is onder de oogen gezien die een zoo belangrijke zaak verdient. Een enquête naar hetgeen in de verschillende gewesten in dit opzicht werd verricht en werd nagelaten, mag dunkt ons niet achterwege blijven. Gemeend wordt dat het inlandsch credietwezen hier reeds goed werk had kunnen verrichten, aanbevolen nog een verlaging van de pandhuisrente, een verlaging ook van de interest voor op te nemen gelden bij de af- deelingsbanken. Is het bestuur in deze richting werk zaam geweest, zijn van die zijde de noodige voorstellen uitgegaan Een crisis, als thans wordt doorgemaakt, is voor Java moeilijker het hoofd te bieden, dan in het kleine Nederland met een zielenaantal slechts een vijfde van Java's bevolking en dat zooveel beter is toegerust ter controleering van de goede uitvoering en werking van bevolen maatregelen. Het uiterste dient dus gevergd aan energie en wilskracht van de bestuursambtenaren, ook aan initiatief. Toen in den aanvang der crisisdagen de prijzen van de eerste levensbehoeften schandelijk omhoog liepen en de bevolking onrustig werd, waren er onder de gewes telijke bestuurders die krachtig daartegen optraden en bij de Regeering op het nemen van maatregelen aan drongen. Dat alles had aanstonds een prachtig effect de verontruste gemoederen kwamen tot bedaren. En sedert? Zelfs dient gevraagd, waarom geen extra-cre- dieten geopend werden tot tegengang van de „geluk kig nog matige" werkloosheid? Dat onder toestanden op Java als werden aange stipt, de onveiligheid en de criminaliteit moeten toe nemen, ligt voor de hand. Reeds werd geklaagd over een verhoogde criminaliteit in het Pekalongansche en net Rembangsche. Daarenboven, in hier grooter nooddruft de bevolking verkeert, temeer is zijn gene gen gehoor te verkenen aan de voorspiegelingen van geestdrijvers, die een toekomststaat afschilderen waar in de bosschen allemans eigendom zijn en dus een ieder vrij prokkelen daarin heeft, waarin geen belas tingen, geen heerendiensten de menschen kwellen, voorspiegelingen in een woord van een heilstaat zoo als de inlander dien zich denkt en die tot verzet aan sporen tegen het Gouvernement. Meer of minder ernstige uitingen van verzet tegen het Nederiandsch gezag zijn vele aan te wijzen, maar al te lichtvaardig door de pers, vooral in de laatste tijden, met den naam „relletjes" bestempeld. Van den allerlaatsten tijd valt te wijzen op het verzet in het Pa- tische residentie Semarang waaraan moerids (volgelingen, jongeren) van den verbannen Rembang- schen geestdrijver Samin zich schuldig maakten. Of echter deze uitingvérgaande beleecjiging van de over heid, zelfs aanranding van inlandsche bestuursambte naren, gevolgd door een formeelen aanbal op de ge wapende politie, als een gevolg van de huidige crisis iii^et worden beschouwd, meenen we te moeten betwij felen. De actie van Samin in Rembang en diens ver banning dateert reeds van vóór resp. omstreeks Au gustus. We spraken reeds over den huidigen toestand in het batikbedrijf. De volgende wetenswaardigheden over deze speciaal Javaansche nijverheid, speciaal n.l. voor wat onze Oost betreft, moge hier nog een plaats vin den. De kust van Coromandel is het tweede plekje op de aarde waar de batik-kunst steeds werd beoefend. Zelfs had de O.-I. Compagnie slechts oog voor de batiks van die kust en liet zij de origineele Java-baiiks loo I pen, „omdat er geen gewin, mee te doen was." Mede in Voor-Iudië wordt die nijverheid nog op de z.g. Klinigsche kust aangetroffen. Het batikken i3, zegt de beer Rouffaer, schilderen met was. Men brengt op cffenwit katoen figuren- in was aan en verft daarna pas de gedeeltelijk aldus met was bedekte en „beschilderde" doeken. Waar geen was zich bevindt, zal nu de koude kleurkuip vooral in digo haar werk doen, maar de wèl bewaste plek ken kunnen geen verf aannemen en blijven dus wit- gereserveerd. Wordt dan daarna het doek in kokend water gedaan, zoo smelt het was af, en komen de te voren aangebrachte figuren te voorschijn als wit-uit- gespaarde versiering op een gekleurd veld. Raffles was de eerste die het Javaansche batikken wezenlijk beschreef, doch van zijn tijd op Java dateert ook de geleidelijke wijziging van he procédé in zoo ver het aanbrengen van figuren in was met behulp van een roodkoperen dopje, voor het stempel-drukken (tjan'pen) plaats maakte. Reeds in het begin der 19e eeuw was dit tjappen op Java bekend, doch werd sporadisch slechts toegepast. Men was het batikken uit de hand bij voorkeur blijven eeren in navolging van de Koromandel-kust, die „het groote productie-land bleef der heuschelijk uit de hand „geschilderde" doeken. Toen (1813) kwam de Engelsche namaak concurren tie aandoen en aan dien strijd werd al spoedig deelge nomen door imitatie Java-batiks afkomstig uit de Zui delijke Nederlanden. Later, omstreeks 1813, trad tegen over de origineele Javaansche hand-batiks nog in het strijdperk het product van Zwitsersche katoendrukke rijen. Sinds 1815 moest de Javaansche batik-nijverheid „zich geducht inspannen om aan vreemden invloed van inferieure „prints" op eigen markten het hoofd te bie den, door zuiverder teekenwerk en standvastiger kleu ren. Een ander systeem, dat min of meer fabriekmatig goedkooper werk kon leveren, kwam allengs in zwang, naast het vrije was-teekenwerk uit de hand. In navol ging van de Europeesche fabrieken kwam men tot het vervaardigen van „gedrukte katoenen", door middel van het stempeldrukken met was. In 1872 kon geconstateerd worden, lezen we bij Rouffaer, dat dit stempeldrukken met was in bijna alle residenties werd toegepast. Dit soort „batikken", dat alleen door mannen wordt uitgeoefend, is dus een gewoon ambacht, bedrijf ge worden. z.ij die het batikken als wezenlijke kunstnij verheid beoefenen, zijn allen vrouwen. Doch geconsta teerd wordt, dat, dank zij het tjap'pen, de Javaansche batik nijverheid met goed gevolg het hoofd heeft kun nen bieden aan de Europeesche concurrentie. We moeten nog nader wijzen op de batik-nijverheid als volksbestaan en vermelden ten slotte het vol gende: 2) Het „batikken voor' den handel" geschiedt vooral in de af deelingen Tjandjoer, Soekapoera en Cheribon, in de residentie Pekalongan waar 345 batikkerijen be staan met 1240 werklieden, Kendal met ongeveer 50 ondernemers, Soerabaja, Grissee, Toeloengagoeng en Bangil. Deze aanteekeningen, hoewel wat oud reeds, maken duidelijk welk een voornaam bedrijf hier door den oorlog is lam gelegd. De Europeesche industrie heeft het niet kunnen nekken, nu doet de oorlog het en maakt, al is het tijdelijk en al zijn de loonen schraal, een niet onbelangrijk deel der bevolking van Java broodeloos. SI ANOE. O. P. Rouffaer. Koloniaal-economische bijdra gen 1904. 2) Ontleend aan het Algemeen overzicht van de uit komsten van het Welvaart-onderzoek gehouden op Ja va en Madoera in 19041905. STADNIEÜWS. DE MIDDAGHOOGTE. Voor de afdeeling Alkmaar en omstreken van „de Middaghoogte" trad gisteravond in de overvolie bo venzaal der Unie ais spreker op de heer dr. Erederik van Leden, uit Bussum, met het onderwerp: „De oor log in de ontwikkeling der menschheid". Onder 4e aanwezigen waren ook verscheidene personen uit de omgeving. De heer van Eeden zei te willen doen begrijpen, hoe het hem persoonlijk mogelijk is deze zware tijden te verdragen. Er is slechts één wijze, waarop we den toesiand kunnen verdragen, zonder er onder te lijden, er hopeloos, moedeloos onder te worden: het aanzien van ue dingen vanuit een eeuwigheidsstandpunt. De weg, dien de menschheid heelt af te leggen, is een lange weg. Wat we er van zien, is maar een heel kiein tijdstipje en de achter ons liggende tijd, dien wij in ons leven kunnen overzien, is zeer klein. De mensch heid op de wereld ontwikkelt zich in een vaste rich ting. De menschen van vroeger waren halve roofdieren en toch hebben wij bewijzen, dat het menschen zijn. De vroegere menscii had dit voor boven het dier, dat inj ïeis ueed met overleg. Het vernuft, de geest, begint steeds meer te strijden tegen de ruwe kracht. Nu nog altijd is die groote verandering niet voltooid. Er is nóg geen zuiver geestelijke strijd, er wordt nóg steeds gestreden door middel van het geweld. De mensch wordt geschapen als een machine en dan komt eerst de geestelijke machinist, die de machine drijft. De vonken van het genie hebben altijd de menschen vooruitge- bracht, daarmee begon altijd een schrede voorwaarts. De mensch, die het eerst vuur maakte, was een genie, evenzoo de eerste maker van pijl en boog. Spr. stond daarna stil bij drie te onderscheiden periodes in de menschelijke ontwikkeling, wanneer men alleen let op de kennis der natuur: de periode van de aanbidding der aarde, die van den zonnedienst en die van het in zicht, dat de aarde maar is een kiein kogeltje, drijvend in het oneindig groote heelal. In deze laatste periode leven v/e thans neg geen dienst van de aarde thans, geen dienst van de zon, doch de dienst van den geest. I De mensch wordt gewezen op zijn eigen ik, om het goddelijke te vinden. God vinden we alleen in ons zelf, het „ik nu" verandert nooit. Dit is bij allen het geval. Al die ikken zijn één ik, is één wezen. We zijn allen deel van één groot geheel. Maar als we allen cellen zijn van één lichaam, dan is het ook dwaas elkaar te vermoorden. Wie iemand dood maakt, verminkt zich zelf. flj I üpr. wees op het feit, dat de graag vechtende vor-* sten er vroeger niet groolsch op waren vredelievend te zijn, thans spreekt ieder, van den opgedrongen oorlog, allen zijn vredelievend, al is men hierbij niet vrij van huichelarij. Is er iets grootsch in dezen oorlog? vroeg spreker. In de vroegere oorlogen, b. v. die der Grieken en Spartanen, was meer schoons dan die van thans. Deze strijd ergert door zijn domheid, hij zit vol leugen, vol ongerijmdheid. Spr. wees er op, hoe in begin Augustus in alle oor logvoerende en neutrale staten gevoeld is een verhef fing, een extase om het nationaal bestaan te verdedi gen, een zelfwegcijfering, men voelde zich één. Dit zijn elementen, die niet uit het oog mogen worden verlo ren. Om geestelijke laagheid van het leven, dat is het ergste, te ontgaan, is noodig een verheffing, al wil spr. geen oorlog om deze verheffing te verkrijgen. Ons streven naar vrede is naar een groot wereldrijk, waar we ons voelen als broeders in één gezin, zooals Jezus heeft gezegd. Vrees den oorlog niet, aldus spr., als het recht in gevaar komt; het vredige zonder recht, zonder glans, zonder poëzie is het allerergste. De toe stand van vrede komt. De neiging van het imperialisme is de droom van een wereldrijk, welke in den huidigen tijd Duitschland bezielt. De idéé van het wereldrijk is er, maar er is bij de bekrompen gedachte, dat een groep het wereldrijk moet formeeren. Die gedachte zal men moeten overwinnen Een staat kan geen wereldrijk vormen door de bestaande commercieele verhoudin gen Spr. zag op onze veldkanonnen de spreuk: „Den Vaderlant ghetrouwe, Blijf ick tot in den doet", Krupp! Deze fabriek steunt door haar leveranties de eventueele vijanden van den staat, waartoe zij behoort. ALKMAARSCHE COURANT. 9i tt- -19 Si t* IK

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 9