DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en zeventiende jaargranir.
1915
ZATERDAG
9 JANUARI
Planten uit onze omgeving.
Indische Bedragen.
i\o. 7
leze Courant «nrili eiken avond, behalvt op >n -n
.--estdagen uitgegeven Abonnementsprijs per 3 maanden
vor Alkmaar f0.80; franco door het eeheele Rijk fl.
Afzondei lijke nummers 3 Cents
Telefoonnummer 3
Prijs der gewone advertentiën
Per rngel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
tetters naar plaatsruimte.
Brieve franco aan de N V Boek- en Handelsdrukkerij
v/h HERMs COSTER ZOON, Voordam C 9,
-te
an
-rei:
bis
8
asv
rtii;
-&1
-ir
JANUARI.
In het vorig jaar hebben we gezien, welke vogels er
rondom onze woonplaatsen alzoo voorkwamen; thans
zullen we een kijkje nemen bij de planten die in de
weiden en moerassen, in de duinen en op de heide zoo
elke maand in onze omgeving voorkomen. We zullen
er des zomers veel meer kunnen opmerken, dan in het
barre seizoen, en ook dan wel eens een greep uit het
vele moeten doen, evenals we dat bij de vogels meer
malen deden. Toch zal het ons blijken, dat er in de
wintermaanden nog vele planten voorkomen en ook
zelfs bloeiende. En wanneer we tegenwoordig eens
in de aarde gaan graven, dan zien we daar reeds de
voorbereiding voor het nieuwe leven ,dat ons in de
lente weer blijde zal maken. Uveral vindt men bollen,
knollen en wortelstokken opgevuld met reservevoedsel,
en meermalen ook ziet men er reeds knopjes en spruit
jes uit te voorschijn komen. Als in Januari de winter
vorst niet al te streng zijn scepter zwaait, zal men zoo
tegen het einde der maand talrijke kleine plantjes bo
ven den grond zien verschijnen.
Dóch, /.uuais boven gezegd is, kunnen we ook nu
nog wei bloeiende planten vinden. Zie maar eens in
uw tuintje, ol in dat van uw buurman, en stellig zult
ge er, nu er geen vorst van beteekenis geweest is, vin
den het plantje, dat Kruiskruid heet en wetenschappe
lijk wordt aangeduid met den den naam Senecio vul
garis. Ook treft men voor dit gewas nog aan de na
men Pluiskruid, Schaapssteentjes, Kanariekruid,
Kruiswortel en Klein Grintkruid. Men vindt het ook
overal op wegen en dijken, in bouwlanden en zelfs op
de daken van boerenschuren en schaapskooien. We
willen iiet even bekijken. Dat het plantje tot de Compo
sieten of Samengesteldbloemigen moet gerekend wor
den, zien we wel dadelijk aan de aardige, kleine bloem-
hoofdjes, die enkel buisbloempjes bevatten. Deze klei
ne, vijfslippige bloempjes zitten dicht opeengehoopt en
komen maar heel weinig boven het omwindsel uit. Het
heeft er iets van, alsof dit met een geel dekseltje is ge
sloten.
Als we zoo'n bloemhoofdje uiteenpluizen, zien we,
dat elk afzonderlijk bloempje slechts een haarkroontje
voor kelk heeft. Neemt men een hoofdje, waarvan de
gele buisjes zijn gevallen, dan steken deze haarkroon-
tjes boven het omwindsel uit en 't is is dan, alsof het
gele dekseltje door een wit is vervangen. Ook het om
windsel is mooi, een fraai cylindertje, dat uit smalle
blaadjes bestaat, die dicht tegen elkander aangedrukt
zijn en bovenaan in een zwart puntje uitloopen. Wan
neer de bloem nog in knop is, vormen al die puntjes
samen een sierlijk kegeltje. Bezie ook de keurige bla
deren van deze plant! Ze zijn bochtig-vinsplefig en
de slippen nemen naar den stengel toe langzamerhand
af. Ze zijn kaal, stengelomvattend en worden naar
boven aan de plant smaller en kleiner, terwijl bij de
bloemhoofd]"es kleine schutblaadjes zijn te vinden. Elk
zoo'n plantje brengt een groote hoeveelheid zaadjes
voort, zoodat de soort niet spoedig zal uitsterven. In
den zomer voert de tuinman er strijd tegen, als tegen
een van de lastigste onkruiden, doch in elk najaar ver
toont het Kruiskruid toch weer overal zijn gele bloem
hoofdjes.
Wanneer man op een helderen Januaridag een wan
deling maakt langs een dijk en men beziet dan de zui
delijke helling, zoo aanschouwt men er talrijke groene
plantjes, die met eiken dag van zonneschijn aanmerke
lijk meer tot ontwikkeling komen. Enkele plantjes
dragen reeds bloempjes, die we onder de vroegste len
teboden kunnen rekenen, 't Zijn Madeliefjes, hier en
daar beter bekend als Velderbloempjes, en ook wel ge
noemd Meizoentjes, Mariabloempjes en in in den laat-
sten tijd ook Julianabloempjes geheeten. Over enkele
weken zullen we ze weer overal in volle pracht kunnen
vinden. Nu zien de lintbloempjes van dit Composietje
er nog wat geelachtig uit, niet zoo sierlijk wit als in
de warme dagen, en het gouden hartje, dat uit buis
bloempjes bestaat, is nog niet zoo fraai, als het in mid
zomer wel kan zijn.' Al de groene bladrozetjes met de
spatelvormige bladeren, die we nu tusschen het dorre
gras zien, zullen straks weer bloempjes dragen en dik
wijls zullen we er onder kunnen vinden, die aan den
buitenkant van de witte lintjes eenigszins rood zijn
aangeloopen. Dit rood doet ons denken aan den
naam Mariabloempje en tevens aan een lieve legende:
't Was winter. De bloemen waren schaarsch en nu
maakte Maria ter eere van Jezus verjaring een krans
van kunstbloemen. Eén dier bloempjes was het mooist
een geel hartje met witten stralenkrans omgeven. Door
dat ze zich bij 't maken in den vinger geprikt had, wa
ren de blaadjes min of meer rood aangeloopen. Jezus
vond 't bloempje zoo mooi, dat hij het leven inblies en
noemde het naar zijn Moeder Mariabloempje.
„Bellis perennis" heet dit plantje wetenschappelijk
en die naam zegt ons, dat het 't geheele jaar door
mooi is. Men kan dan ook bijna steeds bloeiende Ma
deliefjes vinden.
We verlaten thans dit vroeg-bloeiende plantje met
den wensch, dat het nederige Juliana-bloempje steeds
't zinnebeeld mag blijven van de trouwe liefde tusschen
ons Vorstenkind en het Nederlandsche Volk.
Zouden er nu al meer bloemen te vinden zijn? Zie
maar eens langs het kantje van den weg en spoedig
zult ge er vinden kleine, witte bloempjes en eenigszins
lager aan den stengel ziet ge aan lange steeltjes ge
zeten vele platte vruchtjes, mooi groen van kleur.
Buig.nu het dorre gras eens terzijde, en behalve
stengelbladeren zult ge onder aan het plantje vinden
een mooi kransje van allerkeurigste blaadjes, te zamen
een wortelrozet vormende. Deze blaadjes zien er heel
anders uit, dan de hooger geplaatste, die verspreid
langs hoofd- en bijstengels staan. Dit aardige plant
je heeft verscheidene namen; de meest gebruikte is
Herderstaschje, maar dikwijls hoort men ook Lepel
blad, Tuinlepeltje en Lepeldiefje en deze namen zijn
wel aardig, want de vruchtjes met de eenigszins ge
bogen steeltjes gelijken wel wat op lepeltjes. Ook bij
na het geheele jaar door kan men dit plantje bloeien
de vinden en men weet niet of het in Januari nog of
al weer bloeit. Bijna altijd ziet men er bloempjes en
vruchtjes aan. Uit elk zoo'n lepelvormig vruchtje,
waarin men vooral, wanneer het rijp is, het tusschen-
schotje heel duidelijk kan zien, komen een groot aantal
zaadjes te voorschijn. De plantkundigen vertellen
ons dan ook, dat één zoo'n plant van het Herderstasch
je wel 60000 zaadjes kan voortbrengen. Als men het
plantje eenmaal goed bekeken heeft, zal men het nim
mer weer vergeten. Als men een plantje uit den bodem
neemt, zal men een eigenaardige geur aan den wortel
bespeuren. Aan elk bloempje vallen op te merken 4
kelkblaadjes, 4 bloemblaadjes en 6 meeldraden, waar
van er twee kort en 4 lang zijn. In het voorjaar en in
den zomer kan men meer zulke bloemen vinden, die
alle deze kenmerken hebben, en die ie zamen uitmaken
één familie, die der kruisbloemigen, of, zooals ze met
den Latijnschen naam genoemd worden, die der Cru-
ciferen. Er vallen nog wel meer bloemen van andere
soort in het oog, vooral veel geelgekleurde, die ons
doen denken aan de paardenbloemen, welke in 't voor
jaar zoo veelvuldig voorkomen. Doch ze hebben niet
zulke sappige en rolronde stelen, als dit uit 't voorjaar,
waarvan de jeugd zoo dikwijls kettingen en krulletjes
maakt en waarvan ze zoo gaarne de kaarsjes, dat zijn
de stelen met vruchtjes en net vruchtpluis, willen weg
blazen.
We zien ook wel, dat elke bloem van de nu bloeiende
planten minder blaadjes draagt, dat deze breeder en
ook meer roodachtig geel zijn. Dat we ook hier te doen
hebben met een Composiet, blijkt wel dadelijk, uit de
vele lintjes, die met het omwindsel een sierlijk bloem
hoofdje vormen. We willen nu nog alleen mededeelen,
dat deze gele winterbloeister Leeuwentand of Leónto-
don autumnalis L. heet, en dat men de soort altijd kan
kennen aan de roode streepjes, die zich aan de buiten
zijde van ieder lintje vertoonen.
Al het bovenstaande kan men in Louwmaand reeds
vinden in de vrije natuur, doch ook in de tuintjes en
hofjes der menschen begint zich reeds veel te ontwik
kelen zie maar hoe de sneeuwklokjes de groene kopjes
door den ook zelfs bevroren bodem duwen, hoe de pri
mula's reeds veelvuldig bloempjes dragen, hoe de
bloeiknoppen van de Rhododendrons reei
pen hebben, die eiken dag in omvang toenemen.
:e knop-
Doch genoeg voor heden 1 Sprokkelmaand willen
we beginnen in een met riet begroeiden plas bij dc
duinen.
J. DAALDER Dz.
Nadruk verboden.
Wijzende op de huidige toestanden in de binnenlan
den van Java als een gevolg van de tijdsomstandig
heden, voor een deel ook van de jongste langdurige
droogte, zegt de „Loc" vernomen te hebben dat de
Regeering laat werken aan een monografie over de in
vloeden van den oorlog op de welvaart van de inland-
sche bevolking.
Daarop behoeft toch niet gewacht te worden om
krachtig in te grijpen tot leniging van den nood. Uit
de rapporten van de gewestelijke besturen moet bet der
Regeering bekend zijn dat de toestand geenszins gun
stig is en toch moeten er nauwelijks voorzorgen geno
men zijn. Van reliefworks? zooals bij het begin van
den oorlog door de Regeering werd aanbevolen, be
merkt men zegt de „Loc." niet veel, waarbij het
Sem$rangsohe blad het oog voornamelijk heeft op dé
residienties Pekalongan, Saïnarang en Rembang, de
drie gewesten langs de Noordkust van eigenlijk Mid
den-Java.
Er heerscht veel werkloosheid als een gevolg van het
verminderde havenbedrijf, van het stopzetten van cul
tuurondernemingen, dan wel bet reduceeren harer
werkkrachten.
De inlandsche planters lijden schade aan de achter
uitgegane export van kapok, van arichides, copra, ke-
tella en van djagong, wegens dfe verhoogde risico en de
ontwrichting van de Europeesche markt. Daarbij is
een langdurige droogte de oogsten komen bedreigen.
De vooruitzichten moeten zeer ongunstig zijn en de
gevolgen van dezen tegenslag doen zich reeds nu ge
voelen, aangezien de inlandsche bevolking nu eenmaal
voornamelijk op toekomstige oogsten leeft.
Ernstige malaise ook heerscht in het batik-bedrijf,
dat duizenden en duizenden werk verschaft. Door de
weinige koopkracht van de bevolking van Java, den
belangrijk minderen uitvoer naar de Buitenbezittingen
van gebatikte goederen wordt de bevolking in Solo en
Djokja de Vorstenlandsche gewesten in Pekalon
gan, het Rembangsdie en meerdere streken van Mid-
den-Java bedreigt in een voornaam bestaanmiddel.
Armoe is troef in de binnenlanden- van Java, de
vooruitzichten voor de inlandsche wereld zijn aller
minst gunstig. En als een van de gevolgen van dezen
toestand wordt het verminderde gebruik van import
artikelen genoemd, ook al vanwege het opvoeren der
prijzen van die artikelen.
Zoo ondervindt ook de Europeesche invoerhandel
alsmede de Chineesche tusschenhandel bij den invoer
den terugslag van de heerschende malaise. De op dit
gebied blijkbaar deskundige schrijver in de „Loc." ver
wacht lastige tijden voor den import.
Het hiervoren gegeven beeld van den toestand in de
binnenlanden van Java moet wel diepe teleurstelling
wekken, na het vertrouwenwekkende optreden in de
eerste helft van Augustus der Regeering. Het wordt
tijd voor anders handelen, concludeert de „Loc.", maar
de vraag schijnt gewettigd, waarom de aanbeveling
van de Regeering tot het nemen van voorzorgen niet
aanstonds met den ernst is onder de oogen gezien die
een zoo belangrijke zaak verdient. Een enquête naar
hetgeen in de verschillende gewesten in dit opzicht
werd verricht en werd nagelaten, mag dunkt ons
niet achterwege blijven.
Gemeend wordt dat het inlandsch credietwezen hier
reeds goed werk had kunnen verrichten, aanbevolen
nog een verlaging van de pandhuisrente, een verlaging
ook van de interest voor op te nemen gelden bij de af-
deelingsbanken. Is het bestuur in deze richting werk
zaam geweest, zijn van die zijde de noodige voorstellen
uitgegaan
Een crisis, als thans wordt doorgemaakt, is voor
Java moeilijker het hoofd te bieden, dan in het kleine
Nederland met een zielenaantal slechts een vijfde van
Java's bevolking en dat zooveel beter is toegerust ter
controleering van de goede uitvoering en werking van
bevolen maatregelen. Het uiterste dient dus gevergd
aan energie en wilskracht van de bestuursambtenaren,
ook aan initiatief.
Toen in den aanvang der crisisdagen de prijzen van
de eerste levensbehoeften schandelijk omhoog liepen en
de bevolking onrustig werd, waren er onder de gewes
telijke bestuurders die krachtig daartegen optraden en
bij de Regeering op het nemen van maatregelen aan
drongen. Dat alles had aanstonds een prachtig effect
de verontruste gemoederen kwamen tot bedaren. En
sedert? Zelfs dient gevraagd, waarom geen extra-cre-
dieten geopend werden tot tegengang van de „geluk
kig nog matige" werkloosheid?
Dat onder toestanden op Java als werden aange
stipt, de onveiligheid en de criminaliteit moeten toe
nemen, ligt voor de hand. Reeds werd geklaagd over
een verhoogde criminaliteit in het Pekalongansche en
net Rembangsche. Daarenboven, in hier grooter
nooddruft de bevolking verkeert, temeer is zijn gene
gen gehoor te verkenen aan de voorspiegelingen van
geestdrijvers, die een toekomststaat afschilderen waar
in de bosschen allemans eigendom zijn en dus een
ieder vrij prokkelen daarin heeft, waarin geen belas
tingen, geen heerendiensten de menschen kwellen,
voorspiegelingen in een woord van een heilstaat zoo
als de inlander dien zich denkt en die tot verzet aan
sporen tegen het Gouvernement.
Meer of minder ernstige uitingen van verzet tegen
het Nederiandsch gezag zijn vele aan te wijzen, maar
al te lichtvaardig door de pers, vooral in de laatste
tijden, met den naam „relletjes" bestempeld. Van den
allerlaatsten tijd valt te wijzen op het verzet in het Pa-
tische residentie Semarang waaraan moerids
(volgelingen, jongeren) van den verbannen Rembang-
schen geestdrijver Samin zich schuldig maakten. Of
echter deze uitingvérgaande beleecjiging van de over
heid, zelfs aanranding van inlandsche bestuursambte
naren, gevolgd door een formeelen aanbal op de ge
wapende politie, als een gevolg van de huidige crisis
iii^et worden beschouwd, meenen we te moeten betwij
felen. De actie van Samin in Rembang en diens ver
banning dateert reeds van vóór resp. omstreeks Au
gustus.
We spraken reeds over den huidigen toestand in het
batikbedrijf. De volgende wetenswaardigheden over
deze speciaal Javaansche nijverheid, speciaal n.l. voor
wat onze Oost betreft, moge hier nog een plaats vin
den.
De kust van Coromandel is het tweede plekje op de
aarde waar de batik-kunst steeds werd beoefend. Zelfs
had de O.-I. Compagnie slechts oog voor de batiks
van die kust en liet zij de origineele Java-baiiks loo
I pen, „omdat er geen gewin, mee te doen was." Mede
in Voor-Iudië wordt die nijverheid nog op de z.g.
Klinigsche kust aangetroffen.
Het batikken i3, zegt de beer Rouffaer, schilderen
met was. Men brengt op cffenwit katoen figuren- in
was aan en verft daarna pas de gedeeltelijk aldus met
was bedekte en „beschilderde" doeken. Waar geen was
zich bevindt, zal nu de koude kleurkuip vooral in
digo haar werk doen, maar de wèl bewaste plek
ken kunnen geen verf aannemen en blijven dus wit-
gereserveerd. Wordt dan daarna het doek in kokend
water gedaan, zoo smelt het was af, en komen de te
voren aangebrachte figuren te voorschijn als wit-uit-
gespaarde versiering op een gekleurd veld.
Raffles was de eerste die het Javaansche batikken
wezenlijk beschreef, doch van zijn tijd op Java dateert
ook de geleidelijke wijziging van he procédé in zoo
ver het aanbrengen van figuren in was met behulp van
een roodkoperen dopje, voor het stempel-drukken
(tjan'pen) plaats maakte.
Reeds in het begin der 19e eeuw was dit tjappen op
Java bekend, doch werd sporadisch slechts toegepast.
Men was het batikken uit de hand bij voorkeur blijven
eeren in navolging van de Koromandel-kust, die „het
groote productie-land bleef der heuschelijk uit de hand
„geschilderde" doeken.
Toen (1813) kwam de Engelsche namaak concurren
tie aandoen en aan dien strijd werd al spoedig deelge
nomen door imitatie Java-batiks afkomstig uit de Zui
delijke Nederlanden. Later, omstreeks 1813, trad tegen
over de origineele Javaansche hand-batiks nog in het
strijdperk het product van Zwitsersche katoendrukke
rijen. Sinds 1815 moest de Javaansche batik-nijverheid
„zich geducht inspannen om aan vreemden invloed van
inferieure „prints" op eigen markten het hoofd te bie
den, door zuiverder teekenwerk en standvastiger kleu
ren. Een ander systeem, dat min of meer fabriekmatig
goedkooper werk kon leveren, kwam allengs in zwang,
naast het vrije was-teekenwerk uit de hand. In navol
ging van de Europeesche fabrieken kwam men tot het
vervaardigen van „gedrukte katoenen", door middel
van het stempeldrukken met was.
In 1872 kon geconstateerd worden, lezen we bij
Rouffaer, dat dit stempeldrukken met was in bijna alle
residenties werd toegepast.
Dit soort „batikken", dat alleen door mannen wordt
uitgeoefend, is dus een gewoon ambacht, bedrijf ge
worden. z.ij die het batikken als wezenlijke kunstnij
verheid beoefenen, zijn allen vrouwen. Doch geconsta
teerd wordt, dat, dank zij het tjap'pen, de Javaansche
batik nijverheid met goed gevolg het hoofd heeft kun
nen bieden aan de Europeesche concurrentie.
We moeten nog nader wijzen op de batik-nijverheid
als volksbestaan en vermelden ten slotte het vol
gende: 2)
Het „batikken voor' den handel" geschiedt vooral in
de af deelingen Tjandjoer, Soekapoera en Cheribon, in
de residentie Pekalongan waar 345 batikkerijen be
staan met 1240 werklieden, Kendal met ongeveer 50
ondernemers, Soerabaja, Grissee, Toeloengagoeng en
Bangil.
Deze aanteekeningen, hoewel wat oud reeds, maken
duidelijk welk een voornaam bedrijf hier door den
oorlog is lam gelegd. De Europeesche industrie heeft
het niet kunnen nekken, nu doet de oorlog het en
maakt, al is het tijdelijk en al zijn de loonen schraal,
een niet onbelangrijk deel der bevolking van Java
broodeloos.
SI ANOE.
O. P. Rouffaer. Koloniaal-economische bijdra
gen 1904.
2) Ontleend aan het Algemeen overzicht van de uit
komsten van het Welvaart-onderzoek gehouden op Ja
va en Madoera in 19041905.
STADNIEÜWS.
DE MIDDAGHOOGTE.
Voor de afdeeling Alkmaar en omstreken van „de
Middaghoogte" trad gisteravond in de overvolie bo
venzaal der Unie ais spreker op de heer dr. Erederik
van Leden, uit Bussum, met het onderwerp: „De oor
log in de ontwikkeling der menschheid". Onder 4e
aanwezigen waren ook verscheidene personen uit de
omgeving.
De heer van Eeden zei te willen doen begrijpen, hoe
het hem persoonlijk mogelijk is deze zware tijden te
verdragen. Er is slechts één wijze, waarop we den
toesiand kunnen verdragen, zonder er onder te lijden,
er hopeloos, moedeloos onder te worden: het aanzien
van ue dingen vanuit een eeuwigheidsstandpunt.
De weg, dien de menschheid heelt af te leggen, is
een lange weg. Wat we er van zien, is maar een heel
kiein tijdstipje en de achter ons liggende tijd, dien wij
in ons leven kunnen overzien, is zeer klein. De mensch
heid op de wereld ontwikkelt zich in een vaste rich
ting. De menschen van vroeger waren halve roofdieren
en toch hebben wij bewijzen, dat het menschen zijn.
De vroegere menscii had dit voor boven het dier, dat
inj ïeis ueed met overleg. Het vernuft, de geest, begint
steeds meer te strijden tegen de ruwe kracht. Nu nog
altijd is die groote verandering niet voltooid. Er is
nóg geen zuiver geestelijke strijd, er wordt nóg steeds
gestreden door middel van het geweld. De mensch
wordt geschapen als een machine en dan komt eerst de
geestelijke machinist, die de machine drijft. De vonken
van het genie hebben altijd de menschen vooruitge-
bracht, daarmee begon altijd een schrede voorwaarts.
De mensch, die het eerst vuur maakte, was een genie,
evenzoo de eerste maker van pijl en boog. Spr. stond
daarna stil bij drie te onderscheiden periodes in de
menschelijke ontwikkeling, wanneer men alleen let op
de kennis der natuur: de periode van de aanbidding
der aarde, die van den zonnedienst en die van het in
zicht, dat de aarde maar is een kiein kogeltje, drijvend
in het oneindig groote heelal. In deze laatste periode
leven v/e thans neg geen dienst van de aarde thans,
geen dienst van de zon, doch de dienst van den geest.
I De mensch wordt gewezen op zijn eigen ik, om het
goddelijke te vinden. God vinden we alleen in ons zelf,
het „ik nu" verandert nooit. Dit is bij allen het geval.
Al die ikken zijn één ik, is één wezen. We zijn allen
deel van één groot geheel. Maar als we allen cellen
zijn van één lichaam, dan is het ook dwaas elkaar te
vermoorden. Wie iemand dood maakt, verminkt zich
zelf. flj I
üpr. wees op het feit, dat de graag vechtende vor-*
sten er vroeger niet groolsch op waren vredelievend te
zijn, thans spreekt ieder, van den opgedrongen oorlog,
allen zijn vredelievend, al is men hierbij niet vrij van
huichelarij.
Is er iets grootsch in dezen oorlog? vroeg spreker.
In de vroegere oorlogen, b. v. die der Grieken en
Spartanen, was meer schoons dan die van thans. Deze
strijd ergert door zijn domheid, hij zit vol leugen, vol
ongerijmdheid.
Spr. wees er op, hoe in begin Augustus in alle oor
logvoerende en neutrale staten gevoeld is een verhef
fing, een extase om het nationaal bestaan te verdedi
gen, een zelfwegcijfering, men voelde zich één. Dit zijn
elementen, die niet uit het oog mogen worden verlo
ren. Om geestelijke laagheid van het leven, dat is het
ergste, te ontgaan, is noodig een verheffing, al wil spr.
geen oorlog om deze verheffing te verkrijgen.
Ons streven naar vrede is naar een groot wereldrijk,
waar we ons voelen als broeders in één gezin, zooals
Jezus heeft gezegd. Vrees den oorlog niet, aldus spr.,
als het recht in gevaar komt; het vredige zonder recht,
zonder glans, zonder poëzie is het allerergste. De toe
stand van vrede komt. De neiging van het imperialisme
is de droom van een wereldrijk, welke in den huidigen
tijd Duitschland bezielt. De idéé van het wereldrijk is
er, maar er is bij de bekrompen gedachte, dat een
groep het wereldrijk moet formeeren. Die gedachte zal
men moeten overwinnen Een staat kan geen wereldrijk
vormen door de bestaande commercieele verhoudin
gen Spr. zag op onze veldkanonnen de spreuk: „Den
Vaderlant ghetrouwe, Blijf ick tot in den doet", Krupp!
Deze fabriek steunt door haar leveranties de eventueele
vijanden van den staat, waartoe zij behoort.
ALKMAARSCHE COURANT.
9i
tt-
-19
Si
t*
IK