DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Van let westelllk oorlogsterreln. Van lat oostelijk oorlogsterrein. 3E^ O o 3L o Honderd en zeventiende jaargang. 1915 0% 12 JANUABI NOo 9 Ba i, &.p. post f 1.—fldTBrtenfleprlis 10 ot. p. DIISDAG regel» groote letters naar plaatsrnimte. Brieven fr» N. Boel» en Handelsdrokknrü v4 HERflft. GOSTER Z0QN; Vaordam C 9. Te!efoönnr0 3. BELGIE. ALKMAAR, 12 Januari. Hebben wij gisteren naar aanleiding van een uit treksel van het antwoord der Engelsche regeering op de officieele Amerikaansche handelsnota enkele opmer kingen gemaakt, heden, nu we in het bezit zijn van den volledigen Engelschen tekst, willen we op dit ook voor ons land belangrijke staatsstuk nog even terug komen. Allereerst dan zij er de aandacht op gevestigd, dat dit stuk niet moet worden beschouwd als een afdoend antwoord, gelijk het uittreksel deed vermoeden. Sir Edward Grey, de Engelsche minister van buiten- land3che zaken, begint, na de goede ontvangst der no ta te hebben gemeld, aldus: „Zij wordt zorgvuldig onderzocht, en de te berde gebrachte punten worden in overweging genomen, als resultaat hiervan zal aan Uwe Excellentie een ant woord worden gezonden, waarin in bijzonderheden de gerezen geschilpunten en- de punten, waarop de re geering der Vereenigde Staten de aandacht heeft ge vestigd, zullen worden behandeld. Deze overweging en de voorbereiding van het antwoord zullen noodza kelijk eenigen tijd vereischen en daarom wensch ik on verwijld enkele voorloopige beschouwingen te zen den, welke, naar ik vertrouw, er toe zullen bijdragen de lucht te zuiveren en enkele misverstanden, welke er schijnen te bestaan, weg te nemen." „Zijn Majesteits regeering", zoo gaat dan het ant woord voort, „wil vriendschappelijk samenwerken op den grondslag, aangegeven door de regeering der Ver eenigde Staten, dat een in oorlog zijnd land ten op zichte van den handel tusschen neutralen, niet tus- achenbeide moet komen, tenzij zulk een inmenging noodzakelijk is om de nationale veiligheid van het oorlogvoerend land te beschermen en dan nog alleen in zooverre dit noodzakelijk is. „Wij zullen trachten ons optfeden binnen de perken van dezen grondslag te houden, met dien verstande, dat dit ons recht om tusschenbeide te komen toelaat, wanneer zulk een inmenging betreft, niet den bona fide handel tusschen de Vereenigde Staten en een an der neutraal land, maar den handel in contrabande, be stemd voor het land van den vijand, en wij zijn bereid, wanneer ons optreden onopzettelijk dit grondbeginsel overschrijdt, dit te herstellen." Vervolgens wordt betoogd, dat niet de Engelsche regeering aansprakelijk is voor den tegenwoordigen toestand van den handel met neutrale staten. De minis ter verklaart, dat hij nog niet in staat is geweest vol ledige of afdoende cijfers te verkrijgen en hij hoopt daarom, dat de vraag nader zal worden overwogen of de handel der Vereenigde Staten met de neutrale ian- den wei zoo ernstig geleden heeft. Hij geeft echter de uitvoercijfers van Nieuw-York van November 1913 en 1914, waaruit blijkt, dat de uitvoer van Nieuw-York naar Italië toenam met 60 procent, naar Noorwegen met bijna 400 procent, naar Zweden met meer dan 600 procent, met Denemarken met meer dan 1100 procent, terwijl de uitvoer naar Nederland verminderd is met 10 procent. Te veel waarde wil minister Grey aan on volledige statistieken niet hechten, de genoemde cijfers wil hij niet h priori als beslissend doen gelden en een nader onderzoek wordt voorbereid. [De Daily Chronicle wijst er op, dit tusschen haak jes, dat de bedoelde cijfers het vermoeden wettigen, dat een groot deel van den Amerikaanschen uitvoer naar neutralen in Duitschland terecht komt. Slechts weinigen, zegt het blad, zullen veronderstellen, dat Denemarken geheel voor eigen rekening zijn inkoopen te Nieuw-York met meer dan 1100 procent heeft ver hoogd, of dat het feit, dat dit rijk grenst aan Duitsch land, niets hiermee te maken heeft. Maar dan mag o. i. ook worden opgemerkt, dat het vaak ernstig ver dachte Nederland uit deze cijfers een verblijdend ge tuigenis voor zijn betrouwbaarheid mag putten!] De katoen-uitvoer moge verminderd zijn, zoo be toogt de heer Grey verder, maar de Engelsche regee ring heeft katoen vrij gelaten en deze beslissing is strikt gehandhaafd, terwijl zij door de katoenbeurs te Liverpool den katoenhandel, niet slechts van Groot- Brittanje, maar ook van menig neutraal land te hulp is gekomen. Ten opzichte van koper heeft de minister ook nog iets te zeggen. Hij deelt mede, dat er van de Veree nigde Staten naar Italië gedurende de oorlogsmaan den in 1914: 36.285.000 pond koper is gezonden, te gen 15.202.000 pond in 1913, terwijl naar de Europee- sche landen buiten Groot-Brittanje, Rusland, Frank rijk, België, Oostenrijk, Duitschland, Nederland en Italië, in dienzelfden tijd van 1913 werd gezonden: 7,21.000 pond en in 1914 36.347.000 pond. Met zulke cijfers, zegt de minister, wordt het ver moeden zeer sterk, dat het voornaamste gedeelte van het koper, voor de landen Noorwegen, Zweden, Dene marken en Zwitserland geconsigneerd, niet bestemd is voor eigen gebruik, maar voor dat van een oorlogvoe rend land, hetwelk niet direct kan invoeren. Het is daarom een gebiedende noodzakelijkheid voor de veiligheid van Groot-Brittanje, omdat dit land in oorlog* is, dat zijn regeering alles doet, wat in haar vermogen is, om een einde te maken aan dat deel van den koperuitvoer, dat niet werkelijk bestemd is voor neutrale landen. Medegedeeld wordt, dat in vier ge vallen koper en aluminium geconsigneerd was voor Zweden, welke ladingen naar stellig gebleken is, Duitschland als eindbestemming hadden. Sprak het uittreksel vaag van „den vijand", in de clausule „nopens het in beslag nemen van levensmid delen zegt het antwoord dat Engeland geneigd is om „toe te stemmen, dat voedingsmiddelen niet moeten „worden aangehouden, tenzij er vermoeden bestaat, „dat zij voor den vijand zijn bestemd, maar Engeland „kan op dat punt geen bepaalde belofte doen", in het antwoord zelf is dit nader gepreciseerd, immers in plaats van den „vijand" «tast: „voor d<? gewapende machten van den vijand of de vijandelijke reg""nrg". Zou onder den vijand ook kunnen worden verstaan de geheele bevolking van een met Engeland in oorlog zijnd rijk, de nadere bewoordingen van het antwoord sluiten een dergelijke uitlegging, dunkt ons, uit. Het niet. doen van een bepaalde belofte wordt aldus toegelicht: „ofschoon wij geen onbeperkte en onvoor waardelijke belofte kunnen doen wegens het verlaten van de tot dusverre aangenomen regelen van bescha ving en menschelijkheid door degenen, met wie wij in oorlog zijn, en wegens de onzekerheid, wat betreft de mate, waarop in de toekomst dergelijke regelen door hen zullen worden geschonden". Deze zinsnede heeft blijkbaar betrekking op het ver nielen van koopvaardijschepen door onderzeeërs, waarover onlangs de Duitsche marine-minister von Tirpitz heeft gesproken. Aan het slot wordt gezegd deze zinsnede is ook voor ons land van belang: „Wij staan tegenover het stijgend gevaar, dat neu trale landen, die aan het vijandelijk gebied grenzen, op tot dusverre nog niet voorgekomen wijze, een basis van voorraden voor de gewapende machten van onze vijanden en van materialen voor wapenvervaardiging zullen worden. De cijfers van invoer doen zien hoe sterk deze neiging thans is, maar wij hebben niet ons beklag te doen over de houding der regeeringen van die landen, die, voor zoover wij kunnen nagaan, de juiste regels der onzijdigheid niet hebben geschonden Wij trachten, in het belang van onze eigen nationale veiligheid, dit gevaar te voorkomen, door goederen te onderscheppen, welke werkelijk bestemd zijn voor den vijand, zonder ons te mengen in die goederen, welke bona fide neutrale zijn." Het antwoord eindigt met de verzekering, dat de Engelsche regeering zooveel mogelijk verlangt, in het belang van de Vereenigde Staten en van andere neu trale staten, dat het Britsche optreden den normalen invoer en het normale gebruik door de neutrale staten van goederen uit de Vereenigde Staten niet belemmert. Uit het bovenstaande blijkt duidelijk, dat het schrij ven veel vriendsehappelijker en stelliger luidt, dan het uittreksel deed vermoeden. De houding der regeering is tegemoetkomend al blijkt nog niet veel van de be reidwilligheid, om de gevraagde tegemoeliomingen in te willigen. Met name niet ten opzichte van het Ameri kaansche verzoek om andere instucties aan de Britsche ambtenaren. En ook niet nopens de in de nota aange haalde verklaring van lord Salisbury, den voorlaatsten minister van buitenlandsche zaken, tijdens den Boeren oorlog: „Levensmiddelen zelfs als die naar een vijan dig land worden uitgevoerd, kunnen alleen als contra bande beschouwd worden, wanneer zij bestemd zijn voor de troepen des vijands. Het is niet voldoende dat zij daarvoor kunnen worden gebruikt. Het moet bewe zen zijn dat zij op het oogenblik dat zij werden prijs- gemaakt, feitelijk daarvoor bestemd waren." De contrabande-historie blijft onbesproken. Maar men seint uit Washington, dat de Engelsche re geering het later in haar utvoeriger antwoord speciaal over de contrabande zal hebben. Men mag het er voor houden, dat de verdere diplo matieke behandeling van Engeland's gedragslijn zeer vriendschappelijk zal worden gevoerd, ook al zal de Amerikaansche regeering reeds tegen het voorloopige antwoord (vooral wat de aangehaalde cijfers betreft, die ook haar natuurlijk niet onbekend waren en waar uit ook zij hare conclusies heeft getrokken) wel het een en ander in te brengen hebben, en ook al zal Engeland scherp willen blijven toezien op hetgeen er over de zeeën gaat. Het is met den stand der operaties als met den stand van het water der zee: de golven gaan vooruit en zij keeren weer, zij stijgen omhoog en vallen naar bene den. Straks in het voorjaar? kan er plotseling een ware springvloed komen opzetten. Maar op het oogenblik heerschen eb en kalmte. Wat golfjes hier, wat golfjes daar, wat bewegingen heen en wat bewe ging terug dit is het eenige nieuws, dat de offici eele berichten ons heden brengen. De particuliere be richtgevers zien en hooren meer maar wij vertrou wen hen eerst, wanneer onze oogen in de officieele communiqué's hetzelfde kunnen waarnemen. Het loont werkelijk heden de moeite niet, het oor logsnieuws te bespreken. Zoo weinig als vandaag was er zelden. Maar in- trusschen woedt de oorlog voort, worden volhardings vermogen en kracht der strijders en der oorlogvoeren de volkeren voortdurend en onafgebroken op een zwa re proef gesteld. Want ook wanneer wij meenen dat er niets gebeurt, omdat wij niets merken, gebeurt er nog heel wat men zou het maar eens moeten kunnen vragen aan de mannen aan het front, wier gelederen steeds gedund worden en wier lijden maar niet gelenigd wordt, en aan de in rouw; gedompelde naties, die ervaren, dat iedere dag van oorlog beteekent een dag van ellende en opoffering. Eén ding mogen we hier echter nog wel even aan halen: het buitengewoon succes van de Nederlandsche groote oorlogsleening, welke een gelukweusch aan na tie en regeering waard is FRANSCH COMMUNIQUé. Het Fransche middag-communiqué luidt: Van de zee tot aan de Leie had bij tusschenpoozen een niet zeer krachtig kanonvuur plaats. In de omgeving van La Boiselle hebben de bondge- nooten zich na een hevig gevecht meester gemaakt van een loopgraaf. Ten N.-O. van Soissons op den heuvel 132 werd een Duitsche aanval afgeweerd. Vervolgens vielen de bondgenooten twee linies loop graven over een front van 500 M. aan en namen ze. Deze rijen loopgraven strekken zich naar het oosten uit tot die welke op 3 Januari werden veroverd en ver zekeren dus den bondgenooten het volledig bezit van den heuvel 132. Ten noorden van Perthes namen de bondgenooten een linie van 200 M. loopgraven. Ten noorden van Beau Séjour deden de Duitschers hardnekkige pogingen de forten te heroveren, welke zij hadden verloren. Hun aanvallen waren zeer krachtig. Er hadden er 2 plaats, waarbij de bataljons dicht aan eengesloten oprukten. Beide werden afgeweerd. In de Vogezen valt dichte sneeuw. VLIEGERS BOVEN DUINKERKEN EN AMIENS. Officiel wordt te Parijs medegedeeld, dat een Duit sche vlieger over Duinkerken en de omgeving vloog en drie bommen wierp te Maio-!e-Bains nabij Duinker ken. Vijf burgers werden gedood. Te Amiens werd op een Duitsch vliegtuig geschoten door Fransche machinegeweren. Het viel in de Fran sche linies. De officier en de bestuurder werden ge dood, een derde persoon, die zich op het vliegtuig be vond, gewond. EEN SUCCES DER BELGEN. De Maasbode meldt het volgende over een een suc ces, door de Belgen behaald boven Dixmuiden, in den omtrek van Beers. De vijand, zoo zegt de Belgische berichtgever van dit blad, had dezer dagen aldaar schansen opgeworpen die voor de Verbondenen van strategische waarde waren, vooral omdat infanterie er de kanonnen dékte, welke voor Dikmuiden nog steeds gevaar opleveren. Immers telkens als de Verbondenen trachten in de stad te dringen worden zij op een bom bardement onthaald: ook werden menigmaal hunne ammunitiewagens door het vijandelijk vuur bedreigd. De Duitschers uit die stellingen te drijven was een hoogst gevaarlijke operatie. In dezen oorlog gaat het het nu eenmaal zoo, dat hij die zich buiten de ioopgra- ven waagt bijna altijd in het nadeel is en menigmaal nutteloos groote ofers brengt. Men ze: dus 's avonds de kans wagen en dan nog met de meest vastberaden soldaten, de meesten scherpschutters. Degenen die met dergelijke zendingen belast zijn, zijn vooral wel ge oefende vrijwilligers. Voor deze werden ze gekozen uit het 5e en 6e linieregiment. Onder hen noemde men mij eenige jonge Antwerpenaars, propagandisten der Vlaamsche beweging. Eenigen hunner behoorende tot het 5e linieregiment hadden zich weten te onder scheiden, toen hunne divisie stelling nam over Yser. Zij waren de eersten die door het water twee hoeven van Mannekensvere aanvielen, waar nog eenige land weermannen met mitrailleuzen aan het artillerievuur der Belgen hadden weerstaan. Die heldendaad be loonde de militaire overheid met een paar te bevorde ren tot de Leopoldsorde, de anderen met de militaire medaille. Over de modderwegen slopen ze nu vooruit. In groepjes had het vertrek plaats en op het aangeduide uur kwamen ze weer bijeen in de nabijheid der vijande lijke stellingen. De verkenners, die vooruit werden gestuurd, waren niet weinig verwonderd geen teeken van den vijand waar te nemen: Ondertusschen had de Fransche artillerie die de operatie steunde opgehou den dezen te beschieten en bastberaden trokken twee dr dappere Belgen naar de eerste loopgraaf. Geen en kel schot weerkionk. Toen zetten ze hunnen tocht voort en vonden een tweede schans insgelijks onbezet. Beide hadden van de 75 m. kanonnen zeer geleden. Op ze kere plaatsen waren ze heelemaal dichtgeworpen en op andere stond het water een voet hoog. In der haast groeven nu allen eenige loopgraven recht over eene oeve waaruit de Duitschers de Belgen met mitrailleuzen hadden beschoten. Was het een wij ze voorzorg, gelukkiglijk hoefden de Belgen er geen ge bruik van te maken, want weldra bleek ook dat de hoe ve was ontruimd. Vooraleer van hunnen nachtelijken tocht terug te keeren, dolven ze bijna op dezelfde plaats als die der Duitschers lagen, diepe loopgraven. Nog voor den morgen werd bet werk door verschillende andere com pagnieën voortgezet. De Belgen namen bezit van het veroverde terrein. RUSSISCH COMMUNIQUé. De Russische generale staf bericht: Op den linkeroever van de Weicbsel beproefden de Duitschers den lOen Januari nacht en dag zonder suc ces het Russische front op verscheidene punten aan te vallen, maar zij werden overal teruggedreven door het Russische vuur. Bij een aanval in de omgeving van het dorp Samiel ten Oosten van Skemovice kwamen de Duitschers tot de Russische prikkeldraadversperringen en begonnen te roepen: „Vuur niet op de uwen". Daar echter dergelijke listen reeds tevoren hadden plaats gehad, gaven de Russische troepen hun waak zaamheid niet op en lieten zij zich niet misleiden door deze manoeuvre van de Duitschers en openden op deze een moorddadig vuur. Bij een tegenaanval wierpen de Russen de Duitschers terug en brachten hen daarbij ernstige verliezen toe. In Galicië bleven de Russen in aanraking met de Oostenrijkers en openden op deze een geweer en een kanonvuur. OOSTENRIJKSCH COMMUNIQUé. Officieel wordt te Weenen bekend gemaakt: De toe stand is onveranderd in Russiscb-Polen. Aan de Beneden-Nida hadden gisteren hardnekkige gevechten plaats. Hier gingen de Russen over tot den aanval en beproefden op verscheidene punten met be langrijke troepenmachten over de rivier te trekken. Zij werden echter overal met geweldige verliezen terugge slagen. Gedurende deze infanterieaanvallen had in naburige gedeelten een hevig artilleriegevecht plaats, dat eenige uren duurde. Op het overige front heeft niets belangrijks plaats gehad. Een de ractieve Oostenrijksche verkennings-patrouil- les gelukte het gisternacht een vijandelijke stelling te doorbreken en de daarachter gelegen plaats binnen te dringen. Na deze stoute onderneming keerde de patrouille te rug met een officier en zes man gevangenen. Daar onlangs is geconstateerd, dat soldaten, die tot het Russische leger behooren, zich bedienen van Oos- tenrijksch-Hongaarsche uniformen, om patrouilles en kleine afdeelingen te overvallen, wordt nogmaals uit drukkelijk verklaard, dat officieren en manschappen van den vijand, die op deze wijze de wetten en gebrui ken van den oorlog te land schenden, niet als oorlog voerende worden behandeld. DE TOESTAND. Uit Russische bron wordt uit Kieff gemeld: Lange stoeten Oostenrijksche krijgsgevangenen trek ken dagelijks door de stad. Het treft de toeschouwers, dat zij er verschrikkelijk ellendig uitzien, in lompen gehuld zijn, terwijl zij aan wintergezwellen en rheu- matiek lijden. Gedurende de Kerstdagen zijn hier 10.000 soldaten en ongeveer 400 officieren aangeko men, ook verscheidene hoofd-officieren. Men ver wacht dezer dagen een nog grooter aantal. Volgens de gevangenen is het Oostenrijksche leger geheel gedemo raliseerd en het gelooft, dat de veldtocht mislukt is. Geheele détachementen maken gebruik van dien toe stand en nemen alle middelen te baat om zich over te geven. DE „HEILIGE OORLOG." Als voorbeeld van de volkomen mislukking van Duitschland en Turkije om de Moslims te overtuigen, dat zij moeten deelnemen aan den Heiligen Oorlog, meldt Reuter uit Londen het volgende: Te Damaskus heeft Zekki Pasja, die onlangs avn zijn post was ont zet, aai proclamatie uitgevaardigd, waarin hij zeide: „Indien de vijand de kustplaatsen beschiet zullen we ons niet verdedigen; maar de Christenen en vreemde lingen in het binnenland voormoorden". De Sheik in de groote Moskee van Omayad te Damaskus rukte Vrijdag na de preek zijn tulband af, dierp dien op den grond en riep de menigte toe: „Trapt er opl" Alle aanwezigen riepen„Dat verhoede God De Sheik vervolgde: „Het is beter mijn tulband te vertrappen, dan in koelen bloede de Christenen te doo- den, die evenals wij schatting betalen aan onze sultan. Deze oorlog is niet „djehad" maar is een oorlog van Christenen tegen Christenen, en gij moet u herinneren, dat de profeet ons verboden heeft te moorden, maar ons heeft bevolen, vriendelijk en dienstvaardig te zijn jegens onze naasten." HET HERDERLIJK SCHRIJVEN VAN KARDINAAL MERCIER. De gouverneur-generaal van België, Freiherr von Bissing, heeft een schrijven gericht tot alle geestelijken van het bisdom Mechelen, waarvan de „Maasbode" den tekst geeft. Deze luidt: Generaal-gouvemement van België. Brussel, 7 Januari 1915. Aan alle geestelijken van het bisdom Mechelen. Kardinaal Mercier te Mechelen heeft mij na mijn op merkingen over de het volk opwindende en verontrus tende uitwerking van zijn herderlijk schrijven schrifte lijk en mondeling verklaard, dat hij een zoodanige be doeling geenszins gehad heeft en een zoodanige uit werking niet verwacht had. Hij heeft juist den groot sten nadruk daarop gelegd, om de bevolking op de noodzakelijkheid van gehoorzaamheid aan de macht, die het land bezet houdt, te wijzen, zelfs wanneer een Belgisch patriot innerlijk in opstand zou komen tegen het Duitsche bestuur In geval ik echter een opwindende uitwerking zou vreezen, zou de kardinaal er niet aan vasthouden om van zijn geestelijkheid te verlangen, dat, zooals in het slotwoord gezegd wordt, het herderlijk schrijven oor spronkelijk herhaaldelijk zou worden voorgelezen op de volgende Zondagen en dat het verder verspreid zou worden. Dit vooropstellend, hernieuw ik derhalve het verbod van 2 Januari j.l. met betrekking tot de voorlezing en verspreiding van het herderlijk schrijven. Ik wijs er de geestelijkheid op, dat zij in strijd met de mij schriftelijk verklaarde bedoeling van den kardi naal zullen handelen, in geval zij dit mijn verbod niet naleven. Gouverneur van België, Maarschalk Fhr. Voa Bissing. ALKMAARSCHE RANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 1