DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. 3D» e O o x* 1 o Van het oostelijk oorlogsterrein, Van hat zuidelijk oorlogsterrein, No. 11 Honderd en zeventiende jaargang. 1915 DOND30MDAG 14 JANUARI Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.80, fr.p. post f 1.—Advertentieprijs 10 et. p. regel groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrnkknrij ik HERMs, COSTER fi ZOON Voordam 0 9. Teiefoonnr, 3. Ter zee. In do koloniën. DUITSCHLANJD. c ALKMAAR, 14 Januari. Een bericht uit Washington meldt, dat president Wilson niet voornemens is een aanbod van goede dien sten te doen, eer hij overtuigd is, dat dit aanbod allen oorlogvoerenden welkom zou zijn en dat hij vo'komen de hopeloosheid van eenige poging tot verkrijging van den vrede op het oogenblik beseft. Dit doet ons denken aan een gevleugeld woord van lord Kitchener, dat thans van mond tot mond door Londen moet gaan. Op de vraag, wanneer toch de oorlog zal eindigen, antwoordde de minister van oor log: „Wanneer-ie eindigen zal, weet ik niet. Wel weet ik, dat-ie in Mei begint." Zullen wij het totMei moeten doen met officieele communique's, die uitweiden over halve hoeves, welke genomen zijn, over loopgraven, welke ver- en heroverd worden, over eenige vorderingen, welke men maakt, eenigszins achteruitwijken, dat noodzakelijk is, aan vallen, welke gemakkelijk worden afgeslagen, enz. enz.? Het is vandaag al niet anders. Noch van het Weste lijk, noch van het Oostelijk oorlogstooneel komt groot nieuws. Alleen melden de Russen een belangrijke ne derlaag der Turken. Men weet, dat de Turken met twee legers in den Kaukasus zijn opgerukt, die elk op zich zelf opereerden. Het eerste leger werd verslagen bij Sarykamysch, het tweede, na reeds 120 K.M. in noor delijke richting op Russisch gebied te zijn gevorderd, werd eerst uit de stad Argadan teruggeworpen en thans is de achterhoede „verpletterd, verslagen". De Turken ontkennen tot dusverre hun nederlagen maar dat zal wel niet veel baten! Alleen zullen de overwinningen wel niet zoo groot zijn als de Russen het telkens doen voorkomen, daar de Turken in dat geval toch niet steeds nog zooveel tegenstand kunnen bieden. Terwijl de Russen beweren, dat de bekende Enver Pasja zelf de nederlagen heeft geleden, zeggen de Turken alleen, dat hij in Konstantinopel is aange komen. In Perzië moeten de Turken Tebritz hebben geno men. Veel gerucht zal het ontslag van den Oostenrijksch- Hongaarschen minister van buitenlandsche zaken, graaf Berchtold, maken. Natuurlijk zullen de tegen standers van Oostenrijk beweren, dat graaf Berchtold „de maker van den oorlog" er genoeg van heeft, het nuttelooze van het voortzetten van den oorlog inziet, de dubbel-monarchie den bitteren beker der beproe vingen niet tot den bodem wil doen ledigen enz. En even natuurlijk zullen de Oostenrijkers, Hongaren en Duitschers en misschien de Turken ookl verzeke ren, dat de minister enkel aftreedt, omdat zijn boerde rijen hem meer aantrekken, dan de diplomatieke zaken. Intusschen worden de ware redenen van dit opzien- oarende heengaan verzwegen. Wij weten alleen dat het „gewichtige redenen van persoonlijken aard zijn" •in ongenade is graaf Berchtold niet, hetgeen trouwens ook het schrijven van den Keizer en de keizerlijke on derscheiding bewijst Moeten we gissen, dan zouden we dit willen zeg gen: graaf Berchtold is heengegaan om plaats te ma ken voor baron Stephan Burian, omdat hij in Italië en in Roemenië niet erg gezien was en omdat Oosten rijk in de tegenwoordige omstandigheden graag alles doet, om het Italië en Roemenië zoo aangenaam moge lijk te maken! Een van de vele merkwaardige verschijnselen, welke na het uitbreken van de vijandelijkheden in Augustus konden worden waargenomen, was de houding van hoogleeraren in verschillende oorlogvoerende landen. Niet waar, zij waren de prinsen der internationale we tenschap, zij kwamen op hun internationale congressen veelvuldig samen, zij waren de mannen met internatio nale namen, en zij zouden zich dan ook niet door de ziekte van het bekrompen nationalisme laten aantas ten, zich niet schuldig maken aan de „nationale domhe den", waaraan minde rruim denkende onderdanen zich schuldig maakten. Doch het is geheel anders uitgeko men. Zelfs de allergrootsten hebben er niet tegen op gezien om het bekrompenste nationale standpunt in te 'nemen en van daar af te pogen anderen van eigen voortreffelijkheid te overtuigen en te doen zien, hoe schuldig, hoe ellendig de tegenstanders wel zijn. Wij herinneren slechts aan het befaamde optreden der Duitsche hoogleexaren. En zoo klein bleken de aller grootsten, dat Zij de onderscheidingen niet meer met „vijandelijke geleerden" wilden deelen, omdat zij in hun mede-menschen met grooten wetenschappelijken naam niet meer de geleerden, maar slechts de vijanden zagen. Een van die Duitsche hoogleeraren, prof. v. Liszt, ja, de groote Liszt, de beroemde criminalist, heeft thans een artikel in het Tageblatt geschreven onder den titel „de crisis van het internationalisme". Onder internationalisme verstaat hij tweeërlei. In de eerste plaats een toestand: de werkelijk bestaande belangen gemeenschap der staten, welke zich in de tientallen ja ren van vrede door steeds toenemend en inniger wor dend ruilverkeer van goederen en denkbeelden tot te voren ongekende hoogte ontwikkeld heeft. Maar voorts ook 'n arbeid, zoowel die van afzonderlijke menschen, die in vereenigingen, congressen samenwerken, als die van de staten zelf door middel van internationale con venties en van de groote staten-organisatie der volke renrechtsgemeenschap. Deze laatste arbeid is voortge komen uit de overtuiging1 dat er de belangengemeen schap is, dat zij waarde heeft, zich verder kan ontwik kelen, dus uit, wat prof. van Hamel („mijn geachte vriend", schrijft prof. v. Liszt) in de Voss. Ztg. vap 25 December j.l. noemde „de internationale stemming". Dat het internationalisme in de oorlogsmaanden een ernstige crisis doormaakt, wijt de Duitsche hoog leeraar niet alleen aan de verwoestingen, maar bovenal aan leugen en haat. Eerst wanneer de vredf ge+eeWd is, zal kunnen worden nagegaan welke in dit opzicht de gevolgen van den oorlog geweest zijn. De belangen gemeenschap der staten zal met het sluiten van den vrede weer opkomen, zij het dan ook in beperkter vorm en in andere gedaante. Dan zoowel als vroeger zullen de staten, ook die nu in oorlog zijn, op in- en uitvoer van waren van elkander aangewezen zijn, zul len de menschen naar de verste landen reizen, zullen post en telegraaf, kabels en draadlooze telegrafie de ge dachten over bergen en zeeën brengen. Geen staat kan zich door een Chineeschen muur omringen, sinds de lucht verkeersweg geworden is. En wanneer juist de buitenlandsche handel veelvuldig nieuwe wegen zal opzoeken, dan mag niet vergeten worden, dat de rege ling der handelsbetrekkingen geroepen is een belang rijke rol in de vredesverdragen te spelen, dat dus door het sluiten van den vrede zelf, waarbij de betrokken kringen, naar te hopen is, tijdig gehoord zullen wor den, nieuwe belangengemeenschappen tusschen de te genstanders moeten ontstaan. Een stelsel van nieuwe verdragen moet zich hierbij noodzakelijk aansluiten. Maar de internationale stemming zal na het sluiten van den vrede niet onmiddellijk terugkeeren. Die is voor tientallen jaren verdwenen. D. w. z. het Duitsche volk en met name de Duitsche wetenschap zal wel met belangstelling volgen hetgeen andere volkeren op het gebied der menschelijke cultuur tot stand brengen en dat met de grootste objectiviteit onderzoeken, maar de critiek zal veel scherper, de ontvangst van hetgeen uit het buitenland komt zal veel koeler zijn dan tot dus verre. Daarmede is echter aan het gemeenschappelijke cultuurwerk den breeden en vasten grondslag ontno men, waarop het tot dusverre met blijdschap en vol vertrouwen zich kon ontwikkelen. De hoogleeraar acht het bijv. onmogelijk, dat een Ehiitscher in de komende jaren de navolging van een Engelsch rechtsinstituut zal aanbevelen. Reeds nu, zegt hij, doen zich stemmen hooren, die de jury of het parlementarisme trachten te bestrijden met de eenvoudige bewering, dat beideuit het gehate Engeland afkomsüg zijn! Daarbij komt dat internationale arbeid van de enke lingen met wel mogelijk is, zonder persoonlijke aan raking in vereenigingen en op congressen. Dit ge schiedde tot dusverre op groote schaal. Men heeft él- kaar op allerlei wijzen persoonlijk zooveel mogelijk geholpen. Talrijke vriendschapsbanden zijn er aldus ontstaan en belangrijk zijn de ^gevolgen van den ge- meenschappelijken arbeid geweest. Maar thans doen juist de ontwikkelden den oorlog van de staten met hartstochtelijke betoogingen vergezeld gaan. Het is geheel uitgesloten, dat bij het sluiten van den vrede de vroegere toestand weer intreedt. De persoonlijke ban den, die in den loop van den oorlog verscheurd zijn, Kunnen heelemaal niet weer geknoopt worden en een nieuw geslacht moet opgroeien, voor de „internatio nale stemming" weer hersteld is. De tijd heelt alle wonden, zij zal het ook deze doen. Maar wij, ouderen, zullen dit niet meer beleven. Intus schen zal het de taak der neutrale staten zijn, de over- olijfselen van dit eertijds zoo bloeiend maatschappelijk internationalisme zorgvuldig te verzamelen, hen op hun bodem een nieuwe geboortegrond te schenken en het verbindingsteeken tusschen de onderdanen der thans oorlogvoerende staten te vormen. Het is volgens mijn gevoelen voor jaren uitgesloten, dat Duitsche geleerden een wetenschappelijk congres in Parijs of Londen of St. Petersburg bezoeken, of dat Franschen en Russen en Engelschen als goede gasten in Berlijn begroet worden; maar men kan immers be proeven, in Zwitserland of in een der andere neutrale landen, elkaar te ontmoeten en dan zal blijken, of ge meenschappelijke arbeid in het algemeen nog mogelijk is. Ik zelf houdt het echter wel is waar voor waar schijnlijker, dat de Duitsche landelijke afdeelingen van talrijke organisaties de internationale gemeenschap op geven en zich op nationalen bodem terugtrekken. Veel belangrijker is het, dat ook in de betrekkingen der staten tot elkaar de „internationale stemming" zoo goed als geheel verdwenen is. Wat zou het voor zin hebben, verder te werken aan Haagsche overeenkomsten, nadat de oorlog ons ge leerd heeft, dat zelfs de conventie van Genève niet door onze tegenstanders in acht genomen wordt? Moeten wij misschien met de vertegenwoordigers van Enge land op een nieuw Londensch congres over het zee oorlogsrecht onderhandelen, ondanks alle ervaringen, welke wij met Groot-Brittanje's willekeurige heer schappij ter zee dagelijks kunnen opdoen? Wat baat ons een volkerenrecht, dat, wanneer het ernst wordt, niets geeft? De crisis van het internationalisme is in waarheid een crisis van het volkerenrecht. De toekomst van dit recht, ligt niet op den weg, dien de staten tot dusverre zijn gegaan. Aan het volkerenrecht moet een staten gemeenschap vooraf gaan. De ontwikkeling der laatste tientallen jaren is averechtsch geweest. Daarin ligt zijn zwakte. De tegenstelling in de groepeering der Euro- peesche mogendheden, vooral zooals deze sinds 1906 gebleken is, is directe ontkenning Van elke staten gemeenschap geweest. „Wij moeten door een afzonderlijk volkerenrecht, voordat wij tot een sterk wereldvolkerenrecht kunnen geraken", schrijft de hoogleeraar met duidelijke letters. D. w. z. het volkerenrecht moet zijn stevigen grond slag in kleinere staten-groepeering zoeken; eerst van hieruit kan het het geheel der staten langzamerhand omvatten. Het zal een der belangrijkste taken voor de op het sluiten van den vrede volgende jaren zijn, dat de middel-Europeesche staten hun betrekkingen onder elkaar door rechtsregelen, zelfstandig en zonder te let ten op de overige machten, vaststellen. Daardoor zouden twee groepen van staten gevormd worden, in Amerika en Europa, tusschen welke een stelsel van nieuwe verdragen, een beide groepen omspannend in hen vastgeankerd volkerenrecht zich zou kunnen ontwikkelen. Wij behoeven niet nader aan te duiden, dat, hoeveel goeds er in dit betoog moge zitten, hier de be krompen geleerde aan het woord is, die een heel klein standpunt inneemt. Fijntjes geeft de redactie van het Tageblatt dit zelf te kennen, door in een nootzich te beroepen op Russische geleerden en in het bijzon der op een artikel in der Tag van gisteren, dat aldus begint: „De aanwijzingen vermeerderen zich, dat ten minste in de denkende kringen van Rusland na de aan vankelijke overhitting der nationale hartstochten een terugkeer tot de bezonnenheid zich voorbereidt." De oorzaak van dezen ommekeer zoekt de schrijver in een stap van den Russischen ministerraad, die besloot de onderdanen van vijandelijke staten van de lijsten der eere-leden van alle Russische universiteiten, academies wetenschappelijke instellingen etc., te schrappen. Toen er één geschrapt werd (toevallig professor v. Litszt bo vengenoemd!) werd niets gedaan, maar thans verlang den de bladen Rjetsj en Dien, dat Rusland de wereld zou bewijzen, dat het geestelijke verdiensten onafhan kelijk van alle politieke constellatiës weet te waardee- ren. En tal van Russische hoogleeraren lieten zich op dezelfde wijze uit Zoo schreef een hunner: „Het zou nog zoover komen, dat wij elk jaar, al- naar gelang der oorlogen, die Rusland voert, van leden der academie zouden moeten veranderen." Het Tageblatt besluit zijn fijne opmerking met dezen zin: „Heel natuurlijk is het echter, dat er zeer veel tact noodig zal zijn, om de intenationale bedekkingen der geleerden wereld weer te regelen." En wij zouden hierbij nog willen voegen, dat voor al de kleine landen hierbij een groote taak te vervullen kunnen krijgen mits de mannen var regeering en wetenschap daarvan maar van het begin af aan over tuigd zijn en voor deze zware, maar dankbare taak over hebben hetgeen het hierbij verbonden belang wettigt! FRANSCH COMMUNIQUé. Het Fransche legerbericht van gistermiddag luidt: Door het aanhoudende slechte weder werden de operaties langs bijna het geheele front belemmerd. Aan de Aisne rondom hoogte 132 wordt hevig ge vochten. De Duitschers ontplooiden een groote strijd macht. Wij handhaafden ons boven op de hellingen ten westen van de hoogte, aan het oosten moesten on ze troepen wijken. Het gevecht duurt voort. Tusschen Soissons en Berry-au-Bac bracht onze ar tillerie een ontploffing teweeg in de, batterijen van den vijand. Van Reims tot Argonne hebben hevige artillerie duels plaats. In de streek van Souains is de uitspringende hoek ten noordes van de hoeve Beau Séjour nog in onze handen. Wij hebben er een loopgraaf ingericht op min der dan 6 M. afstand van de Duitsche loopgraven. Van Argonne tot den Moezel hadden van tijd tot tijd artillerie-gevechten plaats. In de Vogezen was het mistig en sneeuwde het hard. DUITSCH COMMUNIQUé. Het Duitsche groote hoofdkwartier meldde gisteren In de omstreken van Nieuwpoort had een hevig artil lerie-gevecht plaats, dat de ontruiming der vijandelijke loopgraven bij Palingsbrug, een voorstad van Nieuw poort, ten gevolge had. De vijandelijke aanvallen aan het kanaal van La Bassée zijn definitief afgeslagen. Eveneens werden de Fransche aanvallen op La Boisselle, op de hoogvlakte bij Nouvron, afgeslagen. Op de met succes bekroonde Fransche aanvallen op de hoogte bij Croucy is een Duitsche tegenaanval ge volgd, die eindigde met een volslagen nederlaag der Franschen en terug-verovering van de hoogte ten N.O. van Cuffies en ten noorden van Croucy. De Duitsche troepen namen, bezit van deze beide Fransche stelling en, waarin zij 1700 Franschen gevangen namen, vier kanonnen en eenige mitrailleurs buit maakten. De Franschen sappen-aanval tegen St Michiel werd met succes afgewezen. Onze troepen namen bezit van de hoogten ten noorden en noordoosten van Nomeny. De toestand in de Vogezen is onveranderd. EEN GEVECHT IN DE LUCHT. Een treffend verhaal hoe een „Taube" bij Amiens werd neergeschoten, is, naar Reuter meldt, te Parijs be kend geworden. Toen Zondag een der meest ervaren Fransche vlie gers met een officier als waarnemer naar de Fransche linie's terugkeerde, werd bij Rijssel een vijandelijke vlieger opgemerkt. Men besloot jacht op hem te maken en zette dus de motoren aan. De vervolging duurde een uur en werd zoo handig verricht, dat de Duitsche vlieger dacht dat hij het gevaar ontkwamhij ontdekte zijn fout te laat. Toen hij ongeveer twintig meter van zijn tegenstander af was, nam de Fransdie officier- waarnemer hem rustig op den korrel van zijn repe teergeweer en gaf vier schoten af in geregelde opvol ging. Het eerste schot trof den Duitschen officier- waarnemer midden in het hart (het bleek dat hij de zoon was van generaal Falkenhyn, den chef van den generalen staf); het tweede en derde schot troffen den bestuurder, het vierde raakte de machinerie. Plotseling begon de „Taube" te dalen en kwam neer midden tus schen de Fransche stellingen. Efe Fransche machine bereikte slechts enkele meters verder den grond. Toen voigde een treffend tooneel. De twee bestuurders lie pen op elkaar toe en terwijl de Duitseher zijn onge- wonde hand uitstak zeide hij„Hoewel mijn vlucht mislukt is ben ik er trotsch op een man als gij zijt tot tegenstander te hebben gehad." Kapitein v. Falkenhyn was dadelijk dood geweest. Het eenige papier dat bij hem gevonden werd, was een klacht van zijn vader, dat het vliegerskorps niet die goede diensten had weten te bewijzen, welke men er van verwacht had. OOSTENR1JKSCH COMMUNIQUÉ. Het Weensche communiqué zegt: De aanvallen, die de vijand voortdurend aan de Beneden-Nida doet, zijn vooral gericht op een in ®nze Jverdedigingslinie gelegen plaats. Door hevig artillerievuur over het geheele front ondersteund, trucht de vijandelijke infanterie naar voren terrein te winnen en de plaats binnen te dringen. Dit mis lukt echter geregeld,] terwijl de vijand daarentegen zware verliezen lijdt. Voor onze eigen stellingen in Galicië en de Kar- pathen is het bijna overal rustig; mist en sneeuw jacht begunstigen kleine eperaties van onze troepen, die op verschillende plaatsen leiden tot geslaagde overvallen en schermutselingen. DUITSCH COMMUNIQUÉ. Volgens de mededeeling van den Duitschen gene ralen staf is gisteren op het oostelijk gevechtsterrein de toestand niet veranderd. OOSTENRIJKSCH COMMUNIQUÉ. Op het Zuidelijk oorlogstooneel is het over het algemeen rustig, zoo wordt uit Weenen gemeld. Al leen hebben kleine grensgevechten plaats ten be hoeve der verkenningen. DUITSCHE DUIKBOOTEN BIJ DOVER? Reuter meldt uit Dover: Dinsdagavond om half twaalf zijn twee kanonschoten afgevuurd in de haven van Dover. Er zou een vijandelijke duikboot bij den ingang van de haven zijn gezien. IN DUITSCH ZUIDWEST-AFRIKA. heeft ge- Reuter meldt uit Kaapstad: Een bereden troep in den nacht van 8 Januari een verkenningstoent daan van de Walvischbaai uit naar Usuras en is 28 mijlen in het binnenland doorgedrongen. Ze vond daar een verlaten Duitschen politiepost. De troep is teruggekeerd zonder een enkelen Duitseher te hebben gezien. Deze tocht was de eerste dien troepen van de Zuid-Afrikaansche Unie op vijandelijk terrein heb ben gedaan. VAN 'T WESTELIJK NAAR 'T OOSTELIJK FRONT. De tot dusverre als gasten bij het Duitsche westelijk leger vertoefd hebbende militaire attaché's zijn, naar het Wolff-bureau meldt, naar het oostelijk oorlogstoo neel vertrokken. GEEN VREDESONDERHANDELINGEN. Dezer dagen werd gemeld, dat de Russische graaf Witte dezelfde die indertijd voor Rusland de be sprekingen leidde, welke een voor Rusland niet al te nadeeligen vrede bracht na de dat land toegebrachte hevige slagen in den Russisch-Japanschen oorlog naar Duitschland was gegaan om de voelhorens eens uit te steken. De Frankf. Zeitung kan echter op grond van inlichtingen van bevoegde zijde mededeelen, dat van het bericht over een reis van graaf Witte naar Duitschland geen woord waar is. Wellicht, aldus merkt het blad op, verbeeldt men zich bij onze vijanden, dat Duitschland vermoeid is en naar vrede verlangt. Daarom mogen dergelijke geruchten niet zonder te genspraak blijven. DUITSCHLAND EN DE AMERIKAANSCHE LIEFDADIGHEID. De „Nordd. Allgem. Zeitung" schrijft onder het hoofd: „De Amerikaansche oorlogssteuncommissie en Russisch Polen"Naar wij vernemen, zijn de voorzit ter en eenige leden van de door de Rockefeller-stichting ingestelde steuncommissie, Wicliff Rose, de directeur van het Amerikaansche Roode Kruis en Ernest Bick- nell te Berlijn aangekomen, nadat zij zich eerst van den arbeid van het Amerikaansche comité ter voorzie ning in de behoefte aan levensmiddelen in België ter plaatse zelf nauwkeurig op de hoogte hadden gesteld. s

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 1