DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 13. Honderd en srwnitiende Jaargang. 191ë ZATERDAG 10 JANUARI FEUILLETON. DE WELDOENSTER Leze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Co<>" Magen k uitgegeven. M>otineTrfrt+<!r>njs per 3 voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Per regel f 0,10. Bi] groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en flandekdcukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 335 Ta V! TeieföQüRü!9iitMir 3. Prijs der gewone advertentiën 1K/L 3EÏ IE* j£Sl- Een Hollandsch detective-verhaal, door W. KERREMANS. De in geheel ons land bekende Haagsche detect! /e tocht en begon het zich op zijn smaakvolle jongegezd Kleppieni was juist teruggekeerd van vermoeiend n tocht en begon riet zich op zijn su lenkamer pleizierig te maken. Hij had zijn schoenen van zijn bijna gezwollen voeten getrokken, een gemak kelijk zittend huisjasje aangetrokken, een gemakkelijk zittend huisjasje aangetrokken en deelde nu »an zijn huishoudster mede dat hij over een half uurtje wilde dineeren, maar dat hij den verderen avond voor nie mand te spreken was. Kleppieni was te vermoeid om eenigen geestelijken arbeid te verrichten, zelfs de courant, waar hij aanvan kelijk naar gegrepen had, liet hij weer vallen nog voor hij er tien regels in gelezen had. Alleen van zijn korte houten pijp genoot hij en van de rust, die niet meer stoord zou worden. Hij overdacht het moeielijke en pannen vernuft-werk, dat hij dien dag had ver richt en ging na of hij geen fouten had kunnen maken. E>e huishoudster, die hem in al zijn eigenaardighe den volledig kende, dekte de tafel zonder een oword te spreken. Zij wist dat ze meneer nooit in zijn gedach ten mocht storen en zij kon op een mijl afstand zien of meneer in gepeins was of niet. De tafel was gedekt en zij zou naar de keuken gaan om het eten te halen, toen er gebeld werd. Getrouw aan de voorschriften liet zij de deur der kamer open staan, zoodat Kleppieni hooren kon wat de bezoeker zeide. Altijd als hij order gegeven had dat hij niet gestoord wilde worden moest ae huishoudster de deur open la ten, dan kon hij zelf beoordeelen of hij den bezoeker toch wilde ontvangen. Hij hoorde een zachte vrouwenstem, die dringend vroeg om den detective te spreken. Meneer is niet thuis, antwoordde de huishoudster automatisch. O God, kreunde de andere stem, niet thuis. waar is hij dan.wanneer komt hij.Ik moet hem «preken, onmiddellijk.er is geen minuut meer te ver liezen. Misschien is 't al.Neen, neen. Och, zegt u me toch bid ik u, waar is meneer Kleppieni? Kleppieni zelf verscheen i nde gang en wendde zich tot de dame; Ik ben juist tehuis gekomen, mevrouw, de huis houdster wist dat niet, maar ik hoorde u spreken. Wilt u mij volgen? Hij geleidde haar naar zijn werkkamer en bood haar een gemakkelijken stoel aan. Het was een dame blijk baar uit de hoogste kringen, die in hevige opwinding verkeerde. Zij viel bevend neer in de fauteuil en snikte zenuwachtig in haar zakdoek. Kleppieni onderbrak haar niet en wachtte tot zij uit zich zelf zou beginnen spreken. Kunt u mij helpen, begon zij plotseling. Kunt u.zou het nog niet te laat zijn.Ik zal u vertel len, want er moet spoedig gehan deld worden.Zij komt altijd dadelijk*thuis of anders toch. Uw dochter, vroeg de detective, om haar gedach ten in de goede richting te brengen. ja, ja, zeker, mijn dochter, Meta. Zij is nog op de Hoogere Burgerschool en gewoonlijk komt zij direct van de school naar huis. Soms brengt ze een vriendin weg, maar in elk geval is zij altijd nog vroeg genoeg thuis om zich voor het diner te verkleeden. Dat ver zuimde zij nooit Vandaag is ze.niet thuisgeko men. zij is nog niet thuis. door de schrijfster van „Elizabeth and her German Garden". 30) o „Gut", zei Dellwig; en hij ging naar binnen en ver telde aan zijn vrouw dat die Engelsche dames al heel vrij met heeren waren; zij moest op zijn woorden let ten, het zou niet lang meer duren of Lohm en Klein- walde waren één landgoed. „En wij? wat zal er dan van ons worden?" vroeg zij, terwijl zij hem bezorgd aanzag. „Dat wou ik ook wel eens weten", antwoordde haar echtgenoot. „Dat komt er van als men een landgoed nalaat aan een ander dan de natuurlijke erfgenomen". En met grooten nadruk vervloekte hij de nagedachte nis van zijn overleden meester. Lohm's Engelsch was zoo goed dat Anna er zich over verbaasde. Het was wat stijf en langzaam, maar hij maakte in 't geheel geen fouten. Hij had iets ern stigs in zijn manier van doentoen zij hem oplettender aanzag, ontdekte zij sporen van inspanning en hard werken op zijn gezicht. Hij vertelde dat zijn moeder een nicht was geweest van oom Joachim's vrouw. „Zoodat wij door zijn huwelijk een klein beetje familie van elkaar zijn", zei hij. „Een heel klein beetje", zei Anna glimlachend, „bij na niet na te sporen." „Blijft uw nichtje voor onbepaalden tijd bfj u?" vroeg hij, „ik kan er niets aan doen dat ik weet dat zij uw nichtje is, en dat zij hier is met haar gouvernante en dat lady Estcourt op Goeden Vrijdag plotseling vertrokken is; alles wat u betreft wekt de grootste be langstelling van de inwoners van dit stille plaatsje en zij praten over niet veel anders." „Hoe lang zou het duren, dat zij aan mij gewend zijn? Ik vind het niet prettig een voorwerp van belang- Hoe laat dineert u, vróeg Kieppieni, op de klok ziende. Altijd om half zes. De klok wees nu kwart over zevenen. Hoe laat bent u van huis gegaan? Ik kom regelrecht van mijn huis. Kleppieni poogde haar moed in te spreken door kts te zeggen over de mogelijkheid, dat Meta bij een vrie.< din zou zijn gebleven of dat zij nu a! thuis zou rijn, maar zelf geloofde hij daar niet veel van. H*t was na tuurlijk niet mogelijk dat midden in de stad een meisje geroofd zou zijn, maar stellig was er iets gebeurd, wat niet in orde was. Als ik u een oogenblik mag laten zal ik mij tot uwe dispositie stellen, zeide hij opstaande. Vlug kleedde hij zich aan en overwoog wat gedaan moest worden. Verdwenèn was nu zijn vermoeidheid of behoefte aan rust en zijn vlugge geest was even vaardig en werkzaam als altijd. Twee minuten nadat hij zijn bezoekster verlaten had was hij weder bij haar terug. Zij ging hem ijlings voor naar de straatdeur en toen hij die geopend had zag hij een weelderige automobiel daarvoor staan wachtca. Naar huis, gebood de eigenares der auto kort te gen den in een deftig livrei gekleeden chauffeur. Wilt u nu zoo goed zijn, zeide Kleppieni naast haar plaats nemende, mij kort en duidelijk te antwoor den op eenige vragen die ik u wilde stellen. rloe oud is uw dochtertje? Bijna zestien jaar. Wanneer hebt u haar het laatst gezien? Vanmiddag toen zij naar school ging Heeft iemand anders haar na dien nog gezien? Ja, zij is na de school nog even thuis geweeat Zij was vlug naar haar kamer gegaan, toen weer terugge keerd en had aan een knecht gezegd; „Als moeder thuiskomt zeg dan dat ik al hier geweest ben en dat ik nog even naar Elsje B. ben." Dat was dus omstreeks half vijf? Ja. Ik kwam om enkele minuten over vijf thuis en toen tegen half zes Meta nog niet teruggekeerd was, zond ik de auto naar het huis van Elsje B. en gelastte den chauffeur om onderweg goed uit te zien of hij Meta ook ontmoette. Waar woont de vriendin van uw dochter? Op het Plein 1813. En u? Op den Vijverberg. Mijn naam is baronesse v. H, t. W.e. H. Weik bericht bracht de chauffeur? Hij zeide dat de meid van de familie B. gezegd had dat Meta daar niet geweest was, maar toen had hij gevraagd of zij toch niet eens even wilde vragen of de freule er niet was en daarna was Elsje zelf gekomen en had verteld dat Meta wel bij haar was geweert, doch maar een kort oogenblik om iets te vragen over het schoolwerk en dat zij toen direct weer was heen gegaan. Kleppieni zweeg en ook toen de auto voor het huis op den Vijverberg stilhield, had hij nog niets gezegd. De chauffeur opende het portier en de baronnesse wilde uitstijgen, toen de detective driftig vroeg: - Zijn uw dochter en Elsje op dezelfde school en in dezelfde klasse? De baronesse keek ontsteld op, zoo plotseling-drin- gend was de vraag er bij Kleppieni uitgekomen. Ja, wel op dezelfde school, maar niet in dezelfde Wie zit hooger? Elsje is verleden jaar niet overgegaan, Meta wel. stelling te wezen. Neen, Letty gaat naar huis zoodra ik een gezelschapsdame gevonden heb. Daarom nam ik de couranten mee van den inspecteur. Ik kan geen ad vertentie opstellen uit mijn voorraad Duitsch; nu wil de ik trachten iets te vinden, dat als model kan die nen." „O, mag ik u helpen? Wat moet u ieder uur van den dag een moeilijkheden ondervinden „Dat is zoo", stemde Anna toe. Zij dacht aan alles wat er nog gedaan moest worden voordat zij haar deuren en haar armen kon openen voor het twaalftal. „Iedere dienst dien ik bewijzen kan aan het nichtje van mijn oudsten vriend, zal een groot genoegen voor mij zijn. Wilt u mij toestaan de advertentie voor u in te zenden? U kunt nauwelijks weten hoe en waar ze ingezonden moet worden." „Neen, dat weet ik ook niet. Het zou heel vriende lijk van u zijn ik zou er u werkelijk dankbaar voor wezen. Het is van heel veel belang voor mij spoedig iemand te vinden." „Het is van het allergrootste belang." „Zou de predikant hem al van mijn plannen verteld hebben?" cfacht Anna. Maar Lohm had Manske dim morgen niet gezien, hij stelde het zich alleen maar voor, hoe dat kleine ding, die aardige, kleine freule, aan een geheel ander leven gewend was en nu alleen in dat leege huis, zich meoilijk verstaanbaar zou kun nen maken met haar klein beetje Duitsch aan de twee onbeschaafde dienstboden. Anna was volstrekt geen klein ding, ze zou er om hebben gelachen, maar toch ook verontwaardigd geweest zijn als ze geweten had dat zij dien indruk op hem gemaakt had. „Mijn zuster, Gravin HasdorP', begon hij „o he mel dacht zij, „heeft h ij ook al een losloopende juis ter?" „logeert soms met haar kinderen bij mij, zij zou u misschien in veel dingen behulpzaam kunnen zijn, indien u haar dit wilt toestaan. Zij heeft van klein kind af uw oom ook gekend. Hetzai haar bijzon der interesseeren dat u den moed gehad hebt u hier te vestigen." „Moed?" herhaalde Anna. „Waarom, ik doe het graag. Het is het mooiste plekje van de wereld." Het gelaat van den detective verhelderde alsof hij 'n belangrijke ontdekking gedaan had. Inderdaad had de scherpzinnige speurder reeds de eerste stekken gesto ken voor den weg, dien hij moest inslaan. Bij voi daglicht, aldus had hij geredeneerd, kan in Den Haag niet een meisje van 16 jaar gewelddadig worden weggevoerd zonder dat dit het grootste op zien zou baren en dus tegelijk overal bekend zou zijn. Len ougeiuk kon hef meisje niet overkomen zijn, war* dan zou de moeder reeds bericht hebben. Rest'dus eeiT vrijwillig heengaan en gezien de omstandigheden waarin zij leeft moeten er zeer bijzondere redenen zi, i, die haar tot zoo'n daad hebben doen besluiten. Als haar vriendin niet in dezelfde klasse en zelfs nog een lager zit dan de vermiste, kon Meta nooit naar Elsje gaan om deze iets over haar schoolwerk te vra gen. De meid bij B., die de deur toch had moeten ope nen voor Elsje, had gezien dat Meta niet bij haar was en ook later had zij het meisje niet binnen gelaten. De meid wist dus met zekerheid dat Meta daar niet was toen de chauffeur naar haar vroeg. Uit het feit dat Elsje zeide, dat Meta wel bij haar was geweest en daartoe een direct doorzichtbaren leugen aanhaalde, maakte Kleppieni op dat Elsje meer moest weten. De detective ondervroeg nu eerst de bedienden, vooral de lakei aan wien Meta had gezegd, dat zij naar Elsje ging. Kon je iets bijzonders merken aan de freule toen zij je die boodschap gaf? De freule leek me wel een weinig geagiteerd, maar ik dacht dat dit meer kwam door het snelle trap- penloopen dat zij gedaan had. Daarna stelde Kleppieni een onderzoek in op Me ta's kamer. Alle kasten, laden, doosjes werden snel, maar goed doorzocht en geen stapel zakdoekjes bleef onaangeroerd. Toen hij daarmee gereed was vroeg hij aan Meta's moeder of hij voorloopig onbeperkt kon beschikken over de auto en den chauffeur en na beko men toestemming stapte hij in den wagen en zeide tot den bestuurder: Naar B., Plein 1813. Daar aangekomen vroeg hij den heer B. te spreken, vertelde dezen in 't kort was er gebeurd was en ver zocht hem vergunning Elsje zonder tegenwoordigheid van anderen te ondervragen, wat hem gereedelijk werd toegestaan. Elsje kwam en deed erg uit de hoogte, als een stij f-adel lij ke dame tegen een onderdanigen winke lier en beweerde van niets te weten. Meta was bij haar geweest en weer heen gegaan, meer wist ze er niet van. Jonge dame, zeide Kleppieni streng, ik wil u waarschuwen voor een gevaar dat u blijkbaar nog niet kent. U weet zeker niet dat degene met gevangenisstraf bedreigd wordt, die opzettelijk door onware verkla ringen de politie misleidt. Ik ben van de politie en u poogt me te misleiden. Bedenk wel wat u doet. U ziet daar aan den overkant dien politieagent wachtend tot ik hem roep. Ik vraag u au nog eens en voor de iaasie maalis Meta vanmiddag na vier uur hier bij u ge weest? Zij aarzelde en keek bevend naar de nagent, die toe vallig aan de overzijde was blijven staan. Ik zal 'i u zeggen, fluisterde ze. Meta is niet hier geweest, maar ze had me gevraagd dat te zeggen als men naar haar kwam vragen. Met voorzichtige en listige vragen vernam Klep pieni nu van Elsje, dat Meta zich had laten schaken. Een heer had Meta sinds geruimen tijd achtervolgd. Hij was zeer rijk en had heerlijke verhalen gedaan over zijn bezittingen in Amerika, waarin hij Meta nu Lohm keek haar een oogenblik twijfelend aan; maar in de oprechtheid van die oogen kon men zich niet vergissen. „Het doet mij plezier u dat te hooren zeg gen. Mijn zuster Trudi zou haar ooren niet gelooven, als zij hier was. Zij vindt het hier een vreeselijk oord en beklaagt mij van ganscher harte, dat het lot mij hier heeft gebracht." Anna lachte. Zij dacht, dat zij heel goed begreep hoe zuster Trudi was. „Ik heb geen medelijden met u", zei ze, „ik zou met niemand medelijden kunnen hebben, die in deze lucht en onder dezen hemel moet leven. Kijk, hoe blauw de lucht is en die ganzen heeft u ooit zulke witte ganzen gezien?" Een troep ganzen werd over de zonnige plaats ge dreven, schitterend van witheid. Anna hief haar gezicht op naar de zon en ademde met volle teugen de scherpe lucht in. Zij vergat Lohm een oogenblik het was zulk een prachtige Paaschzondag, en de wereld was zoo vol van de overvloedige gaven Gods. Dellwig, die van het raam uit naar hen stond te kij ken, vond dat de ruziemakers die beboet moesten wor den, nu lang genoeg gewacht hadden en kwam weer naar buiten op de stoep. Lohm zag hem en begreep dat hij gaan moest. „Ik moet aan 't werk", zei hij, ^maar daar u mij permissie gegeven hebt, zal ik voor vanavond een ad vertentie naar de courant zenden. U wenscht natuur lijk een dame op leeftijd, van goede familie?" „Ja, maar niet al te oud niet zoo oud dat zij niet meer werken kan. Er zal veel te doen zijn heel veel." Lohm ging weg en vroeg zich af, welk werk er met mogelijkheid te doen zou wezen, behalve de aange name en gemakkelijke taak toe te zien, dat deze jonge dame naar behooren gevoed werd en naar behooren vertroeteld en in ieder opzicht verzorgd. HOOFDSTUK X. Hij zond de advertentie met de avondpost naar twee of drie van de beste couranten. Hij had den predikant gesproken na den ochtenddienst in de kerk, en deze zou geleiden, omdat zij van haar aristocratische fami lie nooit toestemming zou krijgen, om met de nrijken, interessentan Amerikaan te huwen. Een echt bakvischjes-idee, een belangwekkende vreemdeling met groote bezittingen, een romantische ontvoering, liefde, huwelijk en avonturen. Kleppieni ontstelde geweldig van hetgeen hij hoor de, want onmiddellijk begreep hij, wat hier gebeurd was. De zoogenaamde rijke Amerikaan was natuurlijk niets aDders dan een handelaar in blanke slavinnen, die in Meta terecht een kostbare vangst hoopte te doen. De detective bedwong zijn schrik en vroeg onver schillig of Elsje ook wist waar de Amerikaan gewoond had. Ja, Meta had haar wel eens zijn kamera gewezen in de Trompstraat ergens. Nu wist Kleppieni genoeg. Hij besefte dat er geen oogenblik verloren mocht worden. Hij drukte op een schel in de kamer, en zoodra de meid verscheen, vroeg hij om den heer B. te spreken. Dezen vertelde hij het resultaat der ondervraging en vroeg nu of Elsje hem het huis in de Trompstraat zou mogen wij zen. De heer B. ging zelf ook mede en eenige oogen- blikken later stond Kleppieni tegenover de hospita van den Amerikaan, terwijl de chauffeur Elsje en haar va der terugbracht. De Amerikaan had vijf maanden daar gewoond, maar wat hij eigenlijk uitvoerde had zij nooit kunnen ontdekken. Hij had zich nooit daarover willen uitlaten. Hij ontving veel brieven vooral uit het buitenland en uit de stad. Eenige dagen geleden had hij gezegd vandaag te willen vertrekkenhij had zijn koffers gepakt, maar er geen adres opgeplakt en toen zij hem vroeg of dat niet moest gebeuren, had hij geantwoord: „Bemoei je er niet mee." Zij had hem gevraagd waarheen ze zijn brieven moest zenden. Hij had gezegd: „Nergens heen. Schrijf er op: „Vertrok ken zonder adres achter te laten." Op verzoek van Kleppieni beschreef de hospita het uiterlijk en de kenteekenen van den Amerikaan. Hij begreep, dat er geen twijfel kon bestaan of Meta was in handen van een handelaar in blanke slavinnen, die haar zoo spoedig mogelijk in veiligheid zou brengen Het kwam nu aan op elke minuut. De moeielijke, alles beheerschende vraag was nu: wat is mijn eerste daad? Daarvan hing alles af. Was zijn eerste daad tot bereiking der gevluchten in goede richting, dan kon hij hen vinden, maar was die ver keerd, dan zou Meta misschien binnen enkele uren op weg zijn naar haar vreeselijk lot. Kleppieni viel op een stoel en verborg zijn gelaat in beide handen om ongestoord te kunnen denken Waar heen nu? Waren de twee vluchtelingen vertrokken per Hollandsche spoor, per Staatsspoor, per automobiel, waren ze misschien nog in Den Haag? Waar te be ginnen? Had hij nergens een houvast, een uitgangs punt? Plotseling sprong hij met een kreet op en rende de trappen af naar beneden, in de auto, ..Naar huis", riep hij, „grootste snelheid De auto stormde door de drukke straten zonder op iets of iemand te letten tot voor het huis op den Vijver berg. Meta's moeder vloog hem tegemoet en overstelp te hem met vragen, maar Kleppieni zeide haar met zachten drang dat hij geen seconde mocht verliezen. Hij vloog de trappen op naar Meta's kamer en riep onderweg: „Laat den chauffeur het benzine-reservoir en de lantaarns vullen. We moeten onmiddellijk weg." In de Trompstraat was het hem te binnen gtschoten, dat hij in een laadje op Meta's kamer een boekje had had hem dadelijk alles verteld van Anna's twaalf da mes, en het verhaal doorspekt met zeer waardeerende opmerkingen over de hand der Voorzienigheid in dit geval. Lohm was buitengewoon verbaasd geweest, maar had weinig gezegd; hij was niet gewend veel tot den predikant te zeggen en de loftuitingen over de nieuwe buurvrouw hinderden hem. Freule Estcourt moest al wanhopig verlegen zijn geweest om raad om haar plannen toe te vertrouwen aan Manske. Hij waardeerde zijn goede hoedanigheden, maar zijn fami lie was nooit intiem geweest met den predikant, mis schien omdat van onheugelijke tijden de familie Lohm voornamelijk uit mannelijke leden bestaa nhad, en de verhouding van Duitsche mannen tot predikanten op zijn mooist genomen verdraagzaam is, maar meer niet. Deze Lohm bepaalde zijn omgang met hem, evenals zijn vader gedaa nhad, tot de noodzakelijke besprekingen over de behandeling van zieken en ar men en officieele vergaderingen in het schoolgebouw. Hij was altijd beleefd tegen hem en opende zoowel het oor als zijn bescheiden beurs, wanneer om hulp ge vraagd werd; maar het denkbeeld hem te raadplegen of wanneer hij verdriet had er hem in te mengen of over zijn moeilijkheden te praten, het zou nooit bij hem opgekomen zijn. De gemakkelijke familiariteit waarmee Manske van God sprak hinderde hem. Deze dingen, deze heilige en plechtige mysterieën, waren de geheimen tusschen de ziel en haar God. Geen mensch, dachl Lohm, mocht het wagen door profane vragen den sluier aan te raken die. het innerlijk leven van zijn naaste bedekte. Manske echter, kende geen vrees en geen schroom. Hij deed de wonderlijkste vragen tus schen twee happen pudding in en gaf zich zelf den steun van al het gezag der Luthersche kerk benevens de Schrift. Al werden de armen en minder ontwikkel den gesticht en spraken zij gaarne over hun godsdien stige aandoeningen, bijna even gaarne als over de laat ste dorpsschandaaltjes, Lohm, die geen smaak had noch in schandaaltjes noch in aandoeningen, hield den predikant op eenigen afstand. Hij dacht ernstig na over hetgeen Manske hem dien middag verteld had. Arm kind! Hij kon zich vooratel- ALKMAARSCHE COURANT. 1/j QCOP

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 5