DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
Broodvoorziening.
No. 19
Honderd en zeventiende jaargang.
1915
ZATERDAG
JANUARI
Moeder Waakt.
FEUILLETON.
DE WELDOENSTER
MILITIE en LANDWEER.
v, r (.nuraiu umrdt eiken avond, behalv
'.2LV
Alkmaar f0,80; franco door het eeheele Rijk ft.
-u/ondeilijke nummers 3 Genu
SB La. vf&
Teiatnanriunufief
Prij« ^evs'^ne advertentiën
t' reee) f 0,10. Ku groote contracten rabat. Groote
tetters naar plaatsruimte
öneven franco aan de N. V, Boek- en Handelsdrukkerij
v/b HFRMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR,
Gelet op een schrijven d,d. 19 Januari 1.1. No. 2*16
van den Minister van Landbouw, Nijverheid en
Handel
brengt ter kennis van de ingezetenendat aan de
broodbakkers in deze gemeente de last is verstrekt
om van Maandag, 85 Januari a.s. af, het door
hen te bakken of te verkoopen roggebrood te doea
bestaan uit een mengselsamengesteld voor de
helft alt rogge en voor de liellt alt tarwe.
Alkmaar, 22 Januari 1915.
De Burgemeester voornoemd
O. RIPPING.
De Burgemeester van Alkmaar brengt ter
kennis van belanghebbenden, dat de uit
betaling der vergoedingen (loopende over
liet tijdvak van 16 tot en met 85 Januari)
ral. plaats bebben ten Stadlmize op D1 n s»
dag 86 Januari a.s., voor zooveel de IAN1).
WEEK betreft, van 10—11 uur en voor zoo
veel de MILITIE aangaat van 11—18 uw.
Alkmaar, 22 Januari 1915.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
KENNISGEVING.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur te ALK
MAAR brengt op grond van art. 1 der Wet van 22
Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der inge
zetenen. dat bij hem ingekomen en aan den ontvanger
der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter
invordering is overgegevenhet kohier der Grondbelas
ting, voor net dienstjaar 1915
executoir verklaard door den Directeur der directe
belastingen in Noordholland te Amsterdam den 20
januari 1915.
dat ieder verplicht is zijn aanlag, op den bij de Wet
bepaalden voet, te voldoen en dat heden ingaat de
termijn van drie maanden binnen welken daartegen be
zwaarschriften kunnen worden ingediend.
Alkmaar, den 21 Januari 1915.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur
voornoemd,
G. RIPPING.
door
JAN EIGENHUIS.
(Nadruk verboden).
Moeder Steffekens sloeg het groen-serge bedstee-gor
dijntje wat dicht.
„Dan hindert het licht je niet in de oogen, Guduleke
Sluit ze nu maar.Moedertje waakt."
En ze zette zich op den biezen stoel voor het ziek
bed, het magere handje van haar dochter tusschen de
hare koesterend. Ze streelde het bleeke gelaat met
baar blik. De wangen waren ingevallen en de lippen
bleek, de neus wat dun en scherp. Maar toch was Gu-
dule nog schoon en het mooie ovale gelaat met de ge
penseelde git-zwarte wenkbrauwen en wazige wimpers,
die als een schaduw over de gesloten oogen lagen, was
door de schrijfster van
„Elizabeth and her German Garden".
35) o
Zij mende roekeloos, zij rolden en zwaaiden door
het zand tusschen Kleinwalde en Lohm met een ver
ontrustende snelheid. Zij passeerden Letty en miss
Leech, die hun middagwandeling deden, en op zij van
den weg het rijtuig stonden na te staren.
„Wie is dat?" vroeg Trudi.
„De dochter van mijn broer met haar gouvernante."
„O ja, daar heb ik al van gehoord. Die blijven hier
om u gezelschap te houden, totdat u een dame hebt.
Beviel het uw schoonzuster niet op Kleinwalde?"
„Neen."
Trudi lachte.
Zij passeerden Dellwig, te paard; hij nam zijn hoed
af op de gewone eerbiedige wijze en keek heel ver
baasd.
„Bevalt die man u?" vroeg Trudi.
„Wie?"
„Dellwig. Ik ken hem van vóór mijn huwelijk."
„Ik ken hem nog niet heel goed, maar hij lijkt mij
heel heel beleefd."
Trudi lachte weer en klapte met de zweep.
„Mijn oom had veel vertrouwen in hem", zei Anna,
die eenigszins onaangenaam werd aangedaan door
dien lach.
„Uw oom was een van de beste oeconomen van
Duitschland, heb ik altijd gehoord. Hij had zooveel
ondervinding en zooveel verstand, dat hij wel hon
derd Dellwigs bij den neus had kunnen nemen. Dell
wig hield zich natuurlijk heel „koest" zooals wij zeg
gen, in tegenwoordigheid van uw oom. Hij wist heel
goed, dat hij cader zoo'n meester moest zorgen, dat er
niets op firm viel aan te merken. Misschien dacht uw
oom dat htj op die manier zou voortgaan uit pure ge
woonte, al» hij niemand boven zich had om toezicht
door een weeide van blauw-zwart opgebold haar om
geven, dat in zware tressen over het grove beddelaken
kronkelde.
Zoo mooi vond moeder ze nog. Maar de schoonheid
liet de Heiland haar houden tot ze op haar doodbed
zou liggen.Zeker, om haar moeder tot den einde toe
een glorie tc zijnGudule, de mooiste maagd uit de
provincie Antwerpen, daar schatrijke heeren voor om
keken, en waar de buui ijwageliiigui beduusd an wei
den. En toch altijd de fcc loes.de, zachte. Gkikl? met
het heiligen-gezicht.
De kapelaan had wei gezegd, dat ze op Guduleke
goed moest toezien en haar niet te veel moest zeggen,
dat ze mooi was.
Maar dat was toch geen zonde, om tegen het zonne-
ke te zeggen, hoe heerlijk het 's morgens uit de wolken
bloost, oi tegen een roosje, hoe zoet het geurt of tegen
haar meisje, hoe ze de zachte oogen van Onze Lieve
Vrouw had.Dat was geen trots, dat was moeder
lijke verheugenis over den zegen van zoo'n schoon kind
te mogen groot brengen.
Dan donderden weer de Duitsche brommerkanonnen
en ze trilde op haar stoel en de ruiten rinkelden
Het handje van de zieke maagd trok zich heftig los
en de oogen openden zich met een starre schrik-uitdruk-
king.
Weer een ontploffing of de aarde openscheurde en
weer een en weer.
Maar de moeder hoorde er niet naar. Ze plaatste
haar kromgesloofd werkvrouwen-figuurtje bescher
mend tusschen het serge-gordijntje en de zieke maagd,
haar de wangen streelend en de oogen sluitend met
de aaiende vingers.
„Slapen, lieveke! Dat gaat je immers niet aan, wat
ze bij de forten van de stad zoo al dben. Je broer
Sjef vertelde 't laatst immers nog, dat de Fransooskens
met groote kanonnen gekomen waren op zijn fort.En
die probeeren ze nou.En de Fransooskens hebben
de sterkste kanonnen.Als je zoo'n.Daar, daar...
dat is weer 'n Fransoos' kanon.Zoo'n gebrom moet
je maar weten, da's vriendestem.... Da's om de Dut-
schen bang te maken.
De oogen waren weer dicht, en moeder trok het gor
dijn nóg meer toe, want ver, zoo ver ze zien kon, gons
de en schuifelde een menschelijke slang langs den
straatweg... En heel in de verte laaiden vlammen
op, als hooge zuilen, die doorbarstten uit muren van
smook. Dat was in de richting van de stad aan den
kant van de Schelde. Het gedonder bonkte en dreunde
zonder ophouden nu, en het waren net als gisteren
avond de Duitsche reuzenbrommers, zooals jef ze
noemde, die de forten uit den grond rukten en op
scheurden. Maar ze hield de wacht bij haar ster
vend kind.en ze streelde de kille hand en sloot de
oogen toe.
„Gelukkig.dat de Fransoos.zoo dapper schiet.
De Dutsch is zoo boos.lispelde het meisje met een
stillen glimlach tusschen het geschutgebulder door, en
vermoeid keerde ze zich om, het gelaat naar de binnen
zijde der bedstede. Moeder gluurde angstig naar den
vlammenkronkel aan de Westerbemel, vanwaar de
menschenslang scheen uit te kronkelen, die langs de
straatweg vcorbijscbuifelde.Ze zag ze langs haar
doornheg gaan, alleen één voortbewegende hoofdenme-
nigte. Door het hekje en door open plekken in de hoog
merkte ze kinderen en kruiwagens en hondenkarren en
kinderwagentjes.Alles schoffelde voort, zakjes en
bonte sloopen op den rug en onder den arm om om den
hals, zelfs de broekemannetjes van drie jaar. Koeien
loeiden er tusschen en honden blaften en kinderen
uit te oefenen."
„Dat denk ik ook", zei Anna. „Hij heeft mij aange
raden hem te houden. Het spreekt van zelf, dat i k
geen toezicht op hem kan houden."
Zij passeerden Axel Lohm eveneens te paard. Hij
reed aan Trudi's kant van den weg. Het scheen hem
te bevallen dat hij Anna met zijn zuster zag. Trudi
klapte met de zweep om de hitten aan te zetten en
vloog hem voorbij, zoodat het zand rechts en links
stoof. Toen zij vlak bij hem was, knipoogde zij hiel
ernstig tegen hem. Axel vertrok geen spier.
HOOFDSTUK XI.
Trudi noch Anna had ooit zoo hard gewerkt als in
de weinige dagen einde Maart en begin April. Alles
scheen tegelijk te gebeuren. Het huis was plotseling in
rep en roer. Er waren stucadoors, ververs, behangers,
menschen die allerlei dingen op wagens van Straal-
sond kwamen brengen, tuinlieden, menschen die zich
als dienstboden kwamen presenteeren, Dellwig, die
schreeuwende het huis in kwam loopen, Manske, die
een bezoek kwam brengen en lof toezwaaide. Anna
zou er totaal verbijsterd door geweest zijn als zij Tru
di niet had gehad, die den geheelen dag bij haar was
met een vierkant lapje kant en neteldoek onder haar
ceintuurlint gestoken, dat zij een schortje noemde en
heel gepast vond.
Trudi amuseerde zich ontzettend. Zij zag Jung-
bluth's golfjes langzamerhand verdwijnen uit haar
haren en voor het eerst van haar leven liet haar dat
kalm. Zij begon zelfs vage aspiraties te gevoelen
naar oom Joachim's beter leven en trad meer dan eens
in een ernstige beschouwing over de voorrechten die
het gevolg zouden zijn wanneer zij zich opeens be
vrijdde van Bill, haar man en van Billy en Tommy,
haar beide zoons, en van voren af begon als een van
Anna's twaalftal.
Frau Manske en Frau Dellwig konden haar ontzet
tende aanmatiging niet meer dan éénmaal verdragen
en bleven op een afstand, niettegenstaande haar bran
dende nieuwsgierigheid. Toen het schreeuwen van
Dellwig niet langer te verdragen was, aarzelde zij
schreiden en vrouwen krijschten. Dames met bloote
halzen, wasch vrouwen met opgestroopte mouwen, man
nen in werkkielen of in Zondagsdie colberts met groote"
bouffantes om, heer-en en koeiendrijvers.zieken op
handkarren, overladen rijtuigen met een sjokkend
paard.En klachten langs den wegkant van ver
moeiden en zieken, die zich neerwierpen om te sterven
Zoo zag ze dien menschenstroom voortkronkelen ca
ze hoorde het geroezemoes en stemmen.xegons als ge
weeklaag en dof gekreun. Waar tusschendoor de hel-
sche ontploffingen in de verte en met dreunen der aar
de.
,,'k Ben zoo moe.klaagde de zieke. „En 't
gonst zoo in m'n hoofdZoo, of paarden en wagens
en duizenden menschenstemmen om me roezemoezen...
En toch wil ik slapen.Als die Fransoos maar een
wijle wou ophouden.
„Slaap gerust, lief.En als de Dutsch dan weg is,
komt Sjef terug.
„En vader
„En vader.suste de moeder, maar haar stem
stokte, want vader was al bij Haelen gesneuveld en
Guduleke mocht er niets van weten.
Een breed gezicht voor de verweerde ruiten riep
haar toe, dat ze zou vluchten.Gudule schrok.
Maar nu was het kanongebulder een uitredding en
vrouw Staas was alweer weg, voor eigen veiligheid be
ducht.
De lucht scheurde en de hemel boven de stad gloeide
van bloedrooden smook. Heel de wereld toog haar
huiske voorbij, in doodangst voor den moordzuchtigen
vijand. Maar in die ondergaande wereld was er één
vast punt: dat was de bedstede en daarin haar Gudu
le, de schoonste maagd van Belgenland.Uitgeteerd
was ze nog schoon als de Moeder Gods en die schoon
heid had zij te bewaken. Niets van twijfel in haar aan
het vermogen om dien schat te verdedigen en voor
schennende Dutschen te vrijwaren.Ze slaapt, en
al slaapt ze honderd jaren, zij, de moeder waakt, om
de opstanding van de schoonste Belgenbloem te mogen
verwachten.
Alles is onwezenlijk en zoo kronkelt de weemoed s-
slang voorbij, terwijl Gudule naast haar wezenlijk is,
..elfs in deze atervensure.Gudule zal beteren nu ze
zoo goed rust, en weer krachten in dezen slaap verza
melen. en weer gezond en bloeiend worden gelijk met
den tijd, dat de oorlog in haar Belgenland is uitge
woed en dat ook weer jong en vrij oprijst.
Dwarsvelds rent een soldaat ongewapend door het
veld op haar huisje aan.Dit ziet ze, zooals ze den
geschutdonder en het menschengekreun hoort en zooals
ze de vlammen boven de Schelde ziet.Maar het
wordt haar eerst bewust als hij in het kamertje op den
roodsteenen vloer staat met verwilderde oogen.
Ze maakt haar handen los van de kille hand der
zieke en wenkt hem tot zwijgen met een gebaar naar de
bedstede.
Een ontploffend gedreun, als dichtbijvallende don
derslagen doet de deur uit de hengsels springen en de
ruitjes rinkelen.
„Moeder", roept opgewonden de stervende.„floor,
ik droomde van een watervloed,
Vrouw Steffekens buigt over de maagd heen en Jef
achter haar gluurt over haar schouders. De patiënt
vervolgt:
„Ik droomde van een watervloed, moeder.Maar
't is zeker geen droom.Want ik hoor het ruischen
en bulderen van den wind nog.
„Slaap weer, lieveke, dat zal je goed doen.Er is
niets dan dat de Fransooskes de kanonnen probeeren..."
niet zeer merkbaar ineen te krimpen en baar handen
aan het hoofd te slaan. Toen Manske vergat dat het
geen Zondag was en begon te preeken, viel zij hem in
de rede en zei kortaf. „Ja, ja, sehr schön, sehr schön,
aber lieber Herr Pastor". U moet ons dat alles aan
staanden Zondag maar in de kerk vertellen, als wij
tijd hebben er naar te luisteren mijn vriendin heeft
nu geen minuut vrij om de opinie van den Apostel
Paul us te waardeeren."
„Ik geloof, dat u onvriendelijk is tegen mijn domi-
né", zei Anna, die het snelle Duitsch van Trudi niet
altijd best verstond, maar zag dat Manske uit het veld
geslagen heenging.
„Lieve, hij moet op zijn plaats gezet worden als hij
probeert er af te komen. Je weet niet wat een zoodje
die dominé's hier zijn. Je kunt ze niet vergelijken met
de geestelijken in Engeland. Als je te vriendelijk bent
tegen dien man, dan laat hij je nooit met rust. Ik her
inner mij toen mijn vader nog leefde, toen kwam hij
iederen Zondag dineeren, zat onder aan tafel, en als
de pudding kwam maakte hij een buiging en ging
heen."
„Hield hij niet van pudding?"
„Ik weet niet of hij er van hield ja of neen, maar hij
kreeg er nóóit wat van. Het was een goede ouderwet-
sche gewoonte dat de dominé heenging voor de pud
ding, en Axel heeft zich niet aan die gewoonte gehou
den. Mijn vader had nooit last van hem."
„Maar wat heeft die pudding, waar hij tien jaar ge
leden niet van kreeg, er mee te maken dat je nu on
vriendelijk tegen hem bent?"
„Ik wou je verklaren op welken voet je tegenover
hem moet staan."
„En dat is er een zonder pudding? Nu, in mijn huis
zal hij pudding en vriendelijkheid in gepaste hoeveel
heid ontvangen, wees dus niet onvriendelijker tegen
hem dan je absoluut noodzakelijk acht voor zijn wel
zijn."
„O, je bent een allerliefst meisje!" zei 'Trudi en zij
legde "haar handen op Anna's schouders en keek haar
in de oogen net waren beiden lange jonge vrouwen
en haar oogen kwamen op gelijke hoogte „Ik ben
benieuwd hoe het nog eens met je zal afloopen. Als je
„Dan was 't toch een droom.Een wilde water
vloed was het, over heel België heen.En ik was zelf
België.En ik werd op en neer gesleurd en ging
onder in de kokende brandingen.En ik weeklaagde
met millioenen stemmen.al de stemmen van al de
vrouwen en mannen en kinderen van heel ons land.
Zoo klaagde en steunde ik onder den stortvloed.. En ik
voelde me stikken en wist dat ik platgeslagen werd te
lle foteen - En toen ik weer uit de
rees een gouden zon op over ons land.En alles lag
in aanbidding geknield.En ik was dat alles, heel
het Belgenland was ik... Alles dankte door mijn
mond.O, wat was ik sterk en blij en dankbaar
En toen ik zwakker werd, zag ik Sjef.En ik hoorde
dat zuchtende ruischen van den watervloed, of men
schen en vee klagen en schreien.
Ze viel achterover, een blos op het mat-getinte ovale
gelaat, het blauw-glanzende haar als een golvende
weelde er om heen.Juist zoo mooi als in haar gezon
de dagen, wanneer ze stond met een rozig slaaptintje.
Sjef knielde voor het bed, het hoofd in de dekens ver
borgen en snikteJezus Maria, mijn schoone Gudule
ke dood.En België dood.
Toen bedekte hij het gelaat met kussen en streelde
het, tot z'ü moeder er in slaagde hem tot kalmte te
brengen en van de doode te scheiden.
Ze lei haar dochtertje rustig recht op het kussen of
ze haar een makkelijke houding wilde geven.En
met gevouwen handen baden ze beiden niets dan„Gu
duleke, Guduleke.Moeder Gods.Heiland onze
Heer!.België, ons BelgiëGuduleke, heerlijke
Guduleke
Want dat was alles wat er in hen opweldeEn ze
konden niet gretig genoeg aanzien dat nog altijd blo
zende maagdengelaat.
Onderwijl weeklaagt de menschenstroom verder
langs de haag voor het huisje en barsten de ruitjes
rinkelend in scherven.Ze hooren het en zien de
smook en vlammen opkronkelen aan den Westerhemel
boven de torens en daken der stad.Maar 't blijft
aan hen voorbijgaan als van een vizioen en alleen de
gestorven, nog altijd blozend-schoone maagd is htm
eenige werkelijkheid.
„Kom mee, vlucht.... De uhlanenDe Dutschen",
krijscht Gonda als een stormwind naar binnen
Dat brengt hen tot bezinning.... Gonda valt in de
armen van haar verloofde en en snikt: „Vlucht, vlucht
De Dutsch laat geen Belg in 't leven
Ze rukt hem de uniform van het lichaam. Het Zon-
dagsch costuum draagt moeder aan met een roodbon
ten reiszak, waarin al zijn bezittingen en wat brood
en spek geborgen zijn.
De stevige Gonda met het breede volblozende ge
zicht en het blonde stugge haar neemt moeder en Sjef
bij den arm om te vluchten. Maar de oude vrouw zoent
ze beiden en vergezelt 3e tot de deur.
„God zegen je, ik moet waken bij hhhr", zucht ze,
en terwijl de donder van het geschut dreunt, valt de
helder^ zonneschijn over het gekat van de gestor
vene,...
„Is het niet of ze leeft", zegt Gonda.
Met geweld stuwt de oude vrouw de twee weg en
beurtelings starend naar de rookzuilen met de uitbar
stende vlammenkronkels boven de Schelde en naar de
rustige, sluimerende maagd op het doodbed, slaat het
wee van haar vluchtende volk als een stortzee over
haar. Ze wankelt, doch weet den biezen stoel voor de
bedstede te bereiken. Daar valt ze voorover neer, het
hoofd in ht kussen naast de doode. En in haar be-
al die menschen beter kent dan zal je wel inzien, dat
mijn manier om met hem om te gaan, die je onvrien
delijk vindt, de eenige manier is. Je moet je neus zoo
hoog mogelijk in den wind steken tegenover hen, dan
loopen zij over van eerbied. Wees niet al te vriendelijk
en vertrouwelijk dat begrijpen ze niet en ze denken
vast en zeker dat er iets niet in orde bij je is, en ze be
ginnen kwaad van je te spreken en verzinnen allerlei
akelige histories over je. En wat den dominé betreft,
waarom zou hij al je kamers als zooveel preekstoelen
mogen beschouwen en jou alsof je nooit gehoord hadt
van den Apostel Paulus."
Anna stemde toe, dat zij niet altijd in de gepaste
stemming was voor die ongevraagde preeken, maar
weigerde te gelooven aan de noodzakelijkheid om haar
neus in de lucht te steken. Op een in 't oog loopende
wijze animeerde zij Manske, toen hij den volgenden
keer kwam, te blijven soupeeren; het souper had in
die woelige dagen wel iets van een pic-nic, maar ter
wille van Letty was er altijd een pudding bijen zij
animeerde hem drie maal om van de pudding te nemen
en telkens nam hij het aanbod aanen telkens als zij
hem bediend had; vestigde zij haar oogen met een uit
dagen den ernst op Truai's gezicht.
Axel kwam nu en dan binnen als hij voor zaken op
de boerderij moest wezen, en dan moest hij kijken welke
vorderingen reeds gemaakt waren. Trudi stelde er
evenveel belang in alsof het haar eigen huis was; ze
nam hem mee en vroeg zijn goedkeuring en bewonde
ring met een geestdrift, die zich mededeelde aan Anna,
en zij en Axel waren spoedig goede vrienden. De be-
hangels in Straalsond waren zoo afschuwelijk, dat An
na had verklaard dat ze de meeste kamers wou laten
witten. De hall was al klaar, de grasgroene kleur was
veranderd in maagdelijk wit en Anna vond dat zoo
frisch en zindelijk en zoo passend bij den eenvoud van
't betere leven, dat zij tot verbazing der werklieden
zoowel de eetkamer als de salon liet witten in plaats
van het mooie chocolade-kleurig behang, dat nu in die
kamers op de muren zat, te houden.
„Het twaalftal zal het vreeselijk vindien," zei Trudi.
„Waarom?" vroeg Anna, die 'bepaald verzot was
geworden op gewitte muren. „Het is de reinheid zelve
Het zal een zinnebeeld wezen van de onschuld en zui-
AARS
'V