Ho. 19. Honderd en Zeventiende Jaargang. 1915. Zaterdag 23 Jannari. De Schuldbekentenis. F' f naar GERTRUD SCHLACHCIKOWSKI. Hij zag haar komen, zag haar vanuit het zomer- bosch naar hem toekomen. Zonnestralen tooverden haar mooie haren tot gouden lokken, gleden over haar blanke handen, hechtten zich aan haar blauw kleedje. Licht was haar tred, ternauwernood beroerden haar voetjes den weeken mosgrond; droomerig gleed haar blik naar omhoog, naar de kruinen der boomen, haar oogen schenen al het liefelijke en weelderige in zich te willen opnemen, wat Natuur haar rondom bood. Hij zag haar jongen boezem zwellen en zinken door inner lijke emotie, haar blik omhoog geheven en stralend! Nog nooit had zij hem zóó mooi, zóó bekoorlijk ge schenen. Hij kende haar tot dusver slechts als net aantrekkelijke, overmoedige, dartele jonge meisje, gelijk aan een jong veulen, dat geen raad weet met al zijn overmatige levenskracht. Nog verdiept in zijn aanschouwing, zag hij haar opeens verder gaan en.hem ontdekken „Bonjour, Frits,zeide zij, vroolijk en verlegen verwonderd tezelfder tijd; „hoe kom jij zoo vroeg uit de veeren, slaapkop die je eigenlijk altijd bent, hoe kom jij hierheen? „En.stoort mij mijn rust," voltooide hij. „Volstrekt niet, hoormaar," en zij keek hem recht in de oogen, „maar heeft dat vroeg-opstaan een achter grondje?" „Ja, ik moet eens met jou praten en ongestoord ook. Ik heb daarom hier op jou gewacht, want bij jullie thuis is er nooit eenige gelegenheid om jou alléén te hebben." „Dat spreekt nogal vanzelf, als het huis vol is met gasten. Maar zeg nu maar wat je op het hart ligt; het moet wel iets heel ernstigs zijn, dat jij er zóó vroeg voor uit je mandje kruipt!" „Het is ook iets heel ernstigs, Hilda," zei hij, „en ik zou willen, dat je een klein idee had van wat ik nu ga zeggen. „Niet voor een cent, Frits!" lachte zij; „maar je ziet er zoo bedrukt uit, dat ik mij op het vreeselijkste ga voorbereiden. Kom, laten wrj aaar verderop, op die bank gaan zitten, daar zal ik in volmaakte rust je kunnen aanhooren." En vlug liep zij' van hem zoodat hij haar nauwelijks volgen kon. Hij beet zi< op de lippen. Zij had dus geen idee, geen voorgevoel van iets!.Inmiddels was hij naast haar gaan zitten en hervatte opnieuw „Hilda, ik moet je iets zeggen. „Ja, ja, dat weet ik immers al, ik wacht er al op," en haar kinderoogen glinsterden van spanning. „Hilda, ik heb. „Schulden zeker?" viel zij hem in de rede; „dat heb ik dadelijk al gedacht." „Dat heb je gedacht," viel hij uit; „dus zóó is de indruk, dien ik op je maakte?" „Nu," vergoelijkte zij, „dien precies nu niet; maar, weet je, mijn broers en neven maken allen schulden, zoolang zij jong zijn. Hebben zij eenmaal een positie, dan worden zij solide en doen heel deftig. Dat weet ik allemaal al en daar om wou ik je maar zeggen, tob er niet te hard over. Jij hebt wel iemand, die ze voor je betaalt!" „Denk je?" zei hij, en keek haar diep in de oogen, „maar als het eens wat anders was, en ik geen schul den had?" „Nu, dan was je een uitzondering, en uitzonderingen bevestigen den regel. Maar kom, kom, je hebt me zoo- even al een bekentenis gedaan," lachte zij. „Ik, een bekentenis?" „Enfin, 't is waar, ik heb haar eigenlijk geraden. Maar zijn het vele?" vorschte zij uit, vol belangstel ling. „Kan ik je op de een of andere manier helpen, om een van onze tantetjes als borg er voor te vinden?" „Hilda, je bent een engel!" barstte hij in lachen uit; „jij zoudt zelfs den strijd met een draak willen opne men, geloof ik, ter wille van een neef, die in de teer zit, is 't niet?" „Hola, niet voor allemaal, hoor, maar voor jou. „Voor mij, Hilda?" fluisterde hij, terwijl hij haar hand vatte en haar aankeek. Een licht blosje kleurde haar wangen en haastig trok zij de hand terug. „Waarom zou men iemand niet uit den brand hel en, als er de gelegenheid toe bestaat," zei zij achte loos, opstaande. „Je weet toch ook wel. dat ik bij va der en bij de tantes heel wat invloed heb?" „Zou je mij dat op schrift willen geven?" vroeg hij, „dat jij mij van mijn kwellingen wilt verlossen?" „Al As je dat rust kan geven, ach ja, vooruit, dat ook wel Met nieuwsgierigen blik zag zij hem zijn portefeuille uit zijn borstzak neuien en iets krabbelen op een pa piertje. Zij las over zijn schouder: „Ik verplicht mij, mijn neef Frits, na zijn voltooid doctoraal examen, de hand te reiken om hem uit den nood te helpen, die hem heden drukt en waarvoor ik hem verzachting aanbood. Ik wil ook bij mijn vader en bij mijn tantes een goed woord voor hem doen, om dat hij beloofd heeft, den schat, dien zij hem geven, al zal hij dien niet afbetalen, dan toch te bewaren en te hoeden, als zijn kostbaarste goed." „Donker is mij der rede zin," lachte zij; „dus, eerst nadat jij je doctoraal hebt gedaan, vervalt de schuld?" „Ja, eerst dan, helaas!" glimlachte hij oolijk. „jij bent de dwaaste jongen, dien ik ooit ontmoet heb, Frits," bracht zij in. „Eerst doe je of je niet ademen kunt onder je schuldenlast en dan opeens heeft het tijd, komt het er op een jaar niet op aan. Maar ik bemerk al, jij bent een uiterst voorzichtig man, en zorgt tijdig voor borgen „Dat moet men ook. Hilda, andere heeft men ach terna maar getob. Maar nu vooruit, nu eerst onder teekenen." Zij zette vlug haar naam er onder en gaf het papier terug. „Ziezoo, nu ben je zeker maar wèt tevreden," maar zij kleurde opeens heftig, toen hij haar opnieuw heel vast aankeekhaar wangen werden nog gloeien- der, toen hij haar hand kuste. „Wat doe je daar, malle Frits," zei ze afwerend, „dat heeft me nog niemand ooit gedaan, brutale jon gen!" „Laat mij dan nu ook de eenige zijn, totdat vervuld is, wat jij mij heden beloofde.En hij nam haar handen en drukte ze vol innigheid aan zijn lippen. lc Zij boog haar hoofd, vloog toen op. „Nog één verzoek heb ik, nil filda! Ik zal je een vol gend jaar schrijven van allés wat ik denk, wat ik voel..., dat mag ik wel, hé?" „Ja, je moogt, Frits." „En zul je mij antwoorden?" „Ik zal je antwoorden, ja." „Dikwijls?" „Zoo vaak jij mij geschreven hebt." „En dan zal ik komen om de schuldbekentenis in te wisselen. Zul je je er tegen verzetten?" „Neen." Heel zacht klonk haar stem. „ik dank je, fluda", zeide hij, en wilde opnieuw haar handen grijpen, maar zij rukte zich los en rende het pad ai, dat naar het woonhuis voerde. Hij volgde haar, langzaam en glimlachend. En toen zij achter de nuisdeur verdwenen was, nam hij het papiertje uit de porteleuille en kuste haar onderteekening. „Over één jaar, mijn lieveling, over éeu jaar!" zoemue het zacht in hem. „Heb tot zoolang geduld, oude jongen, neden zou 't nog te vroeg geweest zijn!" Hij hield woord. Hij schreef haar, lange, uitvoerige brieven. En zij beantwoordde ze hem. Eerst verle gen, stijijes, gedwongen en bevangen, maar langza merhand ontuooiüe zij. Zijn aandoeningen vonden weerklank bij naar; het leven golfde op haar aan in wanne, vohc suoumen en vervulde haar ziel met on- geaenden rijkdom. Hij deed haar de diepere beteeke- nis voeten van atles wat haar omgaf, van alles wat zij zag en dacht. Een nieuwe wereld deed zich aan haar voor, hij vertelde haar van alles en haar geest genoot van het levende voedsel, dat hij haar schonk. Als een trouwe kameiaad wisselde hij met haar zijn gedachten uit en deze briefwisseling behoedde haar onmerkbaar voor het oppervlakkige leven der vele jonge meisjes uit haar naaste omgeving. Hij trok haar, die willig volgde, uit de alledaagsche banaliteiten omhoog met zachte, wijze hand en wist zich aan haar begrijpen aan Le passen. Doen van liefde sprak hij niet. Hij spaarde haar nog, oin haar jeugd. Maar hij voelde, dat zij begreep, /.dg net aan uc opumat ugheiu, waarmee zij hem haar inneriijke-zijn openbaarde De uagen gingen voorbij, maanden trokken voorbij en rijgden zich tot een jaar. Ais een overmoedig kind, die wel heel even eenig veiinoedcn van zijn wenscnen had ondervonden, haa nij naar verlaten, ais bloeiend meisje, zich van haar liefde oewusi, vond hij haar weer. Hij bood haar de schuldbekentenis aan. „Hier", zei ze, hem met bekoorlijken glimlach haar handen reikend, „hier, zij zullen je bevrijden." En toen hij ze aan zijn lippen wilde brengen, sprak zij „Jij waart de eenige, die ze heeft mogen kussen. Maar dat behoort nog bij het verleden Toen kuste hij haar lippen, die zij in vrije, heerlijke liefde hem gaf, en hij ondervond de zaligheid, de liefde van een meisje te bezitten, wier innigste-zijn zich ge heel met hem had vereenzelvigd. „Zullen wij nu naar vader gaan, Frits?" vroeg zij, zich losmakend uit de omarming; „nu zal ik probee- ren een goed woordje voor jou te doen En öf zij die kunst verstond! Het gezicht van den ouden heer drukte heelemaal geen zorg of gedruktheid uit, toen hij aan den „jongen doctor" den „schat" toe vertrouwde, waarom hij hem vroeg, en toen hij aan zijn verzekeringen geloof schonk, hem te zullen bewa ren en hoeden, als zijn „kostbaarste goed!" INGEZONDEN STUKKEN. DE BESTRIJDING VAN HET MOND- EN KLAUWZEER. Nu van alle kanten berichten komen over het Mond en Klauwzeer onder het rundvee en de middelen der Regeering tot bestrijding dezer ziekte, komt het mij gewenscht voor, om aan de veehouders in de Provincie Noord-Holland enkele mededeelingen te doen over de bemoeiingen van den Bond van Zuivelfabrieken in Noord-Holland in deze en de te verwachten maatrege len van Regeeringswege. Zoodra bekend werd, dat de mogelijkheid van ver plichte pasteurilisatie van de ondermelk, karnemelk en het wei aan zuivelfabrieken bestond, heeft het bestuur de mogelijkheid van de pasteurisatie van genoemde producten voor Noord-Holland in hoofdzaak het wei overwogen, en het kwam daarbij tot de conclu sie, dat inzonderheid voor de kleine kaasfabrieken de uitvoering uiterst moeilijk en in verschillende gevallen onmogelijk zal zijn, wegens de geringe capiciteit van de kleine stoomketel van die fabrieken. Aan de hand van ervaring uit de practijk veronder stelt het, dat wei, in goed gezuurden toestand zijn be smettend vermogen voor mond- en klauwzeer heeft verloren, en zou op eenvoudige wijze eene proef op groote schaal kunnen worden genomen, door de afle vering van gezuurde wei aan fabrieken verplicht te stellen, waardoor de moeilijkheid van het pasteurisee- ren wordt voorkomen. Nevens de voedering van wei is de kans op besmet ting in gewone omstandigheden zeer groot en het stre ven om een algemeen optreden van de ziekte te voor komen, wordt ra veel gevallen niet gesteund. Voor een groot deel is dit te verklaren uit de veelal geringe vrees voor de ziekte en ook omdat vele veehou ders, meenen, dat de ziekte niet te keeren is, vandaar veel onachtzaamheid; doch ook voor een niet onbelang rijke deel uit de bijna of geheel onoverkomelijke be zwaren, welke zich in het veehoudersbedrijf voordoen. Op eene conferentie met Zijne Excellentie den Minis ter van landbouw, Nijverheid en Handel zijn van Bondswege vele bezwaren, die eene doelmatige bestrij ding in dén weg etaan uiteengezet en gehoopt wem, dat voor NoordHolland -- de eenige provincie in ons land met zijn bijzondere bedrijfsvormen van zuivelfa brieken, n.l. kleine kaasfabrieken bijzondere maat regelen zouden worden getroffen. Van Bondswege zal gaarne alles gedaan worden, om het inzicht in de maat regelen tot het bestrijden der ziekte te verruimen. Nu tot onzen spijt het antwoord van den minister van dien aard is, dat verplichte pasteurisatie van de ondermelk, karnemelk en het wei binnen korten tijd te verwachten is, is het noodig om alle veehouders langs dezen weg hiermee in kennis te stellen en zooveel mogelijk aller medewerking in te roepen. Want onge twijfeld zullen voor de uitvoering van de maatregelen strenge wettelijke bepalingen worden gemaakt, en is het geraden zoo veel mogelijk te trachten om aan den eisch van verplichte pasteurisatie te voldoen. Binnen korten tijd zullen door den Bond enkele wenken worden gegeven, om het besmettingsgevaar te bestrijden, in de hoop dat deze zullen worden opge volgd en het verwijt niet kan worden gemaakt, dat N.- I iolland niet mee wil werken tot voorkoming van de ziekte. 01 het mogelijk is, om de bestrijding met succes ten uitvoer te brengen nu de ziekte in Duitschland in steeds heviger mate optreedt, en waar, door den oorlogstoestand uit den aard der zaak geen nauwkeu rige maatregelen worden genomen is niet aan mij, dit te beoordeelen, de tijd zal het moeten leeren. Het gaat hier in hoofdzaak om zooveel mogelijk medewer king te verkrijgen van allen die met de veehouderij in aanraking komen. Ten slotte wil ik nog iets zeggen omtrent de z.g. bëdrijfsschade, welke van Rijkswege wordt uitgekeerd in gevallen, wanneer bewezen kan worden dat de vee houder, bij wien het mond- en klauwzeer uitbreekt, voldaan heeft aan de bij de wet voorgeschreven ver plichtingen en tevens de noodige voorzorgsmaatrege len heeft genomen. Onder bedrijfsschade wordt verstaan de schade die de veehouder lijdt aan anders gemaakte „bedrijfs winst" gedurende het tijdperk van het onteigenen van zijn vee tot aan de opheffing van het „verdacht" zijn van zijn boerderij. Dit laatste meen ik te moeten mededeelen ter voor koming van allerlei vragen hierover. Lutjewinkel, Jan. 1915. De Secretaris v. d. Bond van Zuivel fabrieken in Noord-Holland, G. NOBEL. KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. MYRA HESS. Meermalen heeft meu de laatste dagen in dit blad uittreksels kunnen vrnutn un verslagen over het kla- vierspei van de Engeische pianiste Myra 1 less, en die ze geiezen heeft zal nog wel weten dat zij zeer waar neer end waren. Nu hebben wij gisteravond het voor- rechL gehad hier in ue 1 larmonie van haar kunstvol spel ie kunnen genieten, hetgeen wij aan de bemoeiin gen van den heer Oushoorn te danken hebben Het spel van mej. H. kan men karakteriseeren door het woord bekoorujk. Bekoorlijkheid, daarin staat zij het hoogst (en enomi hoog ook) dat is haar groot ste kracht Forsch en fier kan zij in de toetsen grijpen, tot een groot volume kan zij de klank ontwikkelen, toch treft dat niet zoo als haar toonvoortbrenging in het mf. p. pp. en soms nog zachter dan laatstgenoemde klank kleur. Op haar met zorg ingericht programma vorm den de symphonische etuden van Schumanu het hoofd nummer, een geweldig somber werk En in de talrij ke onderdeden wist zij telkens oogenblikken te voor schijn te roepen die onweerstaanbaar aantrokken, ja aangrijpend waren We noemen slechts het gedeelte waar pp. begonnen, langzamerhand de tonenzee kwam aanzwellen om daarna wederom in een fluisterende klank te eindigen en de buitengewoon moeilijke finale, een jubellied, dit slotstuk, een schitterend einde na inoeizamen arbeid. In het werk van Beethoven, de variatiën, opus 34 en in de juweeltjes van Scarlatti alles, alles klankcnweelde en een uiterst gepareld spel. Als slotnummer vóór de pauze drie composities van Brahms. Toen kwam Chopin aan de beurt met drie etudes en de bekende Ballade opus 47, Llszt met „Lle- bestraum" en Rubinstein met „de Valse Caprice", een stuk dat jaren geleden zeer dikwijls op de program ma's voorkwam, maar nu zelden of nooit meer wordt gehoord. Dit alles op virtuose wijze voorgedragen, met eenvoudige, gezonde opvatting en een gemakke lijkheid, de die grootste bewondering opwekt. Vele malen werd mej. H teruggeroepen, en aan het einde stond het publiek goed opgekomen op om haar, de groote kunstenaresse, nog eene hulde te be wijzen. A. K. 5TADNÏÏEUWS. lo de Harmonie, den heer W. de Lange, onder nader door den Raad te bepalen voorwaarden, een eveneens nader vast te stellen subsidie aan te bieden, opdat deze zijn inrichting overeenstemming brenge met de eischen dies In tegenstelling met het gevoelen van dit lid der eerste sectie werd in de 3° sectie betoogd, dat met de oprichting van een behoorlijke Schouwburg- en con cert-zaal juist een groot middens tan dsbelang gediend wordt, omdat men meent, dat de mogelijkheid gansch niet uitgesloten is, je zelfs, dat er groote waarschijn lijkheid bestaat, dat in onze stad, die de laatste jaren een goeden naam krijgt zoowel in binnen- als buiten land, van tijd tot tijd groote vergaderingen en congres sen zullen worden gehouden; dat ook onze stad door zulk een gebouw een aantrekkingskracht te meer zal krijgen voor de velen, die hier gevestigd zijn en die zidi komen vestigen, zonder door betrekking, beroep of bedrijf aan eene bepaalde plaats gebonden te zijn; dat ook de omgeving men dacht hier speciaal aan Bergen en Schoorl ervan zal profiteeren, wanneer in Alkmaar een geschikte gelegenheid bestaat, waar men ook des winters van tijd tot tijd eene passende ont spanning kan vinden, iets, waardoor uit den aard der zaak, weer het belang van de neringdoenden in onze stad zal gebaat zijn. Alleen uit het rapport der tweede sectie blijkt, dat men zich heeft bezig gehouden met het terrein voor dien eventueelen bouw, waarvoor dat der bestaande gasfa briek o.a. als geschikt werd geoordeeld, hoewel dit de eerste drie jaren niet vrij zou kunnen komen. Wat punt 2 van het adres aangaat was men in de 2° sectie van oordeel, dat er eene commissie van voorbereiding van 7 personen benoemd moest worden, waarvan 4 uit den Raad en 3 uit de gemeentenarenin de 3° sectie dat de Raad uit zijn midden eenige leden moest aan wijzen die deel zouden uitmaken van het comité ter ver dere behandeling van deze zaak; in de 4° sectie, dat, mocht de Raad besluiten om financieelen steun aan een Vereeniging te verleenen, in de op te richten com missie van voorbereiding een derde der leden moet be staan uit leden van den Raad; dat de eventueele plan nen voor een Schouwburg- en Concert-zaal moeten goedgekeurd worden door den Raad en dat bij eveatu- ALOEMEEN RAPPORT VAN HET IN DE SEC TIES BEHANDELDE IN ZAKE HET ADRES VAN HET VOORLOOPIG COMITé VOOR HET STICHTEN VAN EEN SCHOUW BURG- EN CONCERT-ZAAL IN DEZE GEMEENTE. Door B. en W. in den 8sten Januari j.l. het volgen de verslag ontvangen van de rapporteurs, de heeren A. Fortuin, P. N. Leguit en A. W. Udo: In de lo, 2o en 3o sectie was men er het algemeen over eens, dat er in deze gemeente behoefte bestaat aan een beter ingerichte schouwburg- en Concert-zaal. In alle secties was men eenparig van gevoelen, dat i nden bestaan dsn toestand van gemeentewege verbete ring dient te worden gebracht, behalve in de 4° sectie, waarvan één lid, in principe tegenstander van een stedelijke Schouwburg, op grond daarvan zich ook verklaarde tegenstander te zijn van finantieelen steun aan eene Vereeniging, die het exploiteeren van eene Schouwburg- en Concert-zaal ten doel heeft, terwijl in dezelfde sectie een ander lid, in beginsel wel geneigd eene dergelijke vereeniging finantieel te steunen, meent, dat onder de omstandigheden van het oogenblik (de 4° sectie-vergadering werd gehouden na den lo de gemeente geen finantieele verplichtingen op mag nemen. In de wijze, waarop in den bovenstaanden toestand verbetering te brengen ware heerscht groote verdeeld heid van gevoelen. In de 1° sectie huldigt één lid de meening, dat er wel termen aanwezig zijn, dat de gemeente door even tueelen steun de bereiking van het doel in de hand werkt, doch dat het particulier initiatief dient voor te aan. Hij stelt zich voor de oprichting van eene naam- 'ooze vennootschap met een aandeelen-kapitaal van een zoodanige samenstelling, dat een groot aantal ingeze tenen door het nemen van eenig aandeel van zijn be langstelling kan doen blijken. De exploitatie van het Schouwburg- en Concertgebouw zou, naar zijn raeenln, behooren te geschieden door een verantwoordelijken d; recteur, onder toezicht van een Raad van Commissa rissen. De gemeente zou de zaak moeten steunen door van een, in onderling overleg te bepalen, kapitaal een bescheiden rente te garandeeren, waardoor het gemeen telijk risico tot eene bepaalde som zou beperkt blijven In 2° sectie was men van gevoelen, dat het gewensciii was finantieelen steun te verleenen in den vorm van een zekere rente van een zeker kaptaal, en wel een rente van ten hoogste 3 van een kapitaal tot een maximum van 150.000, te verleenen gedurende 30 achtereenvolgen de jaren, terwijl er één lid was van om geen bedrag t aan te geven. In de 3° sectie was men eenparig van gevoelen, dat door financieele deeleneming door de burgerij het be-j wijs moest worden geleverd, dat ook daar de behoefte aan verbetering levendig wordt gevoeld en de wensche- lijkheid ter dege wordt ingezien; dat men daarom dén steun niet andere wenschte te zien verleend dan in den vorm van een rente-garantie van ten hoogste 3% op een maximum-kapitaal van 150.000; dat aan dien. steun verder moest worden verbonden de voorwaarde, dat de oprichting van de gedachte naamlooze vennoot schap geschiedt in overleg met het gemeente-bestuur, terwijl ook dat bestuur medezeggenschap behoort te houden in de geheele exploitatie. In de 4° sectie is één lid geneigd voor het beoogde doel gedurende 30 jaren een rente-bedrag te garan deeren van een som van hoogstens 150.000 gerekend ad. 3 In de 1° sectie werd door één lid de wenschelijkheid betoogd van gemeentelijke exploitatie van den schouw burg; mocht echter daarvoor geen meerderheid te vin den zijn, dan kan hij zich vereenigen met het gevoelen van het lid dier sectie wiens meening reeds werd weer gegeven. Ook in het rapport der 2° sectie komt ge meentelijke exploitatie ter sprake, doch eenparig bleek men daar van gevoelen, dat die exploitatie voor onze gemeente niet gewenscht is. In de 1° sectie werd door één lid, mochten de be schouwingen van de twee andere leden ingang vinden, daarin een groot gevaar gezien voor de middenstan ders, die naar diens meening op verschillende wijzen ernstig zullen benadeeld worden, indien, naast de be staande zalen en vergaderlokalen, van gemeentewege of met gemeentelijken steun, eenig gebouw zou worden opgericht, dat met de bestaande inrichtingen op scher pe wijze zou corrurreeren. Hij zou daarom wenschen. dat, waar in de gemeente nog zooveel behoefte bestaat aan andere meer noodzakelijke inrichtingen van alge meen nut, de gemeentekas voor de oprichting van een schouwburg- en concert gebouw, op welke wijze dan ook, niet worde aangesproken, doch hij acht het daar- entegen billijk aan den tegenwoordigen eigenaar van (De heer v. d. Bosch was bij de samenstelling van het rapport niet aanwezig.) AANVAARDEN VAN EEN LEOAAT BESPROKEN DOOR WIJLEN DEN HEER J. NIEROP. Blijkens een uittreksel uit het testament d.d. 6 April 1912 van den heer J. Nierop, overleden den 10 Janu ari 1915, zijn aan deze gemeente vermaakt, vrij van het recht van successie en van alle verdere rechten en kos ten, welke op de afgifte vallen: „al de roerende goede ren, aanwezig in de kamer aan de straat, naast den winkel van het perceel aan de Langestraat No. 58, dus al 't daar aanwezige porcelein, de kasten, tafels, stoe len, glas- en aardewerk, klokken, schilderijen en in het algemeen de geheele inventaris van die kamer." B. en W. berichten den Raad, dat dit legaat, onder betuiging van hulde en dank aan de nagedachtenis van den overledene, behoort te worden aanvaard, wijl daaraan geene voorwaarden verbonden zijn, die tegen de aanvaarding een hinderpaal zouden kunnen opwer pen. B. en W. stellen daarom voor het legaat te aan vaarden. INSTELLEN VAN EEN RECHTSVORDERING. B. en W. stellen den Raad voor den heer J. H. El- frfng alhier in rechten aan te spreken tot betaling van een door hem aan de gemeente verschuldigd bedrag ad 118.6OV2, als restant-kosten van verpleging en kos ten van begrafenis van wijlen zijn vader. BEMALING TERREINEN TUSSCHEN DE HOORNSCHE VAARTEN. B. en W. stellen den Raad voor hen een crediet te verleenen van ten hoogste 540, voor het aanschaffen en plaatsen van een Starwindmotor, ter bemaling van de terreinen der gemeente, gelegen tusschen de beide 1 loornsche vaarten. VOLKSHUISVESTING. B. en W. stellen den Raad voor te besluiten aan de Vereeniging voor Volkshuisvesting „Alkmaar", als beschikking op haar adres d.d. 5 December 1.1., te be richten, dat op den inhoud van bedoeld adres niet kan worden ingegaan. HET UITVOEREN VAN WERKZAAMHEDEN IN DEN HOUT EN DE PLANTSOENEN. B. en W. stellen den Raad voor: van de opbrengst der gehouden houtveiling 3000), een bedrag van 1247 te bestemmen ter bestrijding van de kosten van het opruimingswerk in den Hout en de plantsoenen in verband met de aan het houtgewas door den storm van 28 op 29 December 1.1. toegebrachte beschadigin gen en van het aanbrengen van eenige nieuwe beplan tingen. IN ZAKE STRATENPLAN OP BOUWTERREIN „RIJNECOM". B en W. stellen den Raad voor aan de Bouwmaat schappij „Rijneeom", ais beschikking op haar adres d.d. 15 September 1.1., de Gezondheidscommissie ge hoord, blijkens haar schrijven d.d. 9 januari 1.1. No. 498, te berichten, dat geene termen zijn gevonden om terug te komen op 's Raads besluit van 22 Juli 1914 No. 13, in zake de verplichting tot aanleg van een ge deelte straat op haar bouwterrein. STEUNCOMITé TIJDENS DE MOBILISATIE. Het Comité tot steun tijdens de mobilisatie heelt aan B. en W. medegedeeld, dat het, bij gebreke van de noodige geldmiddelen, genoodzaakt zou zijn op 23 Januari 1915 zijne werkzaamheden te staken, indien het niet in de gelegenheid wordt gesteld deze voort te zetten door steun op andere wijze dan vroeger ver kregen. In verband hiermede is door B. en W. op 14 Janu ari 1.1. eene vergadering belegd tot bijwoning waar van zij bedoeld comité hebben uiigenoodigd. B. en W. deelden mede, genegen te zijn bij den Raad een crediet aan te vragen, ten einde in de ontbrekende middelen te kunnen voorzien. Deze mededeeling heeft de leden van het comité doen besluiten de zaken op den ouden voet voort te zetten, althans voorloopig tot ultimo Februari a.s. Diensvolgens stellen B. en W. den Raad voor te be sluiten: A. aan B. en W. een blanco crediet te verlee nen ten einde in de gelegenheid te zijn het comité tot steun tijdens de mobilisatie financieel bij te staan; B. genoemd college uit te nood'igen te zijner tijd de noodige voorstellen te doen tot vinding der sub A. be doelde gelden. SUBSIDIE AMBACHTSSCHOOL VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. B en W. stellen naar aanleiding van het adres van het bestuur der vereeniging de Ambachtsschool voor Alkmaar en Omstreken d.d. 24 Nov. j.l., den Raad voor: de subsidie van de Ambachtsschool voor Alk maar en omstreken, ingaande 1 Januari 1915 met 3000— te verhoogen en te brengen op 11318, „NOVUM". De directie van het bioscoop-theater „Novum" ver zoekt ons te melden, dat zij thans geeft een prachtig, spannend en rijk gevarieerd hoofdnummer, getiteld: Het Noordlottig Nummer", modern drama in 3 ae- 1 Alkmaar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 9