DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 31
Honderd en zeventiende jaargang.
1915
ZATERDAG
6 FEBRUARI
KIEZERSLIJST.
FEUILLETON.
DE WELDOENSTER
Oeze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V, Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Op Post
Telefoonnummer 3.
De Burgemeester der gemeente Alkmaar,
Gezien de artikelen 11, 12 en 13 der Kieswet,
Noodigt de mannelijke inwoners der gemeente uit,
die vóór of op 15 Mei a.s. den leeftijd van 25 jaren
hebben bereikt en geplaatst wensehen te worden op de
lijst, aanwijzende de kiesgerechtigden voor de Tweede
Kamer der Staten Generaal, de Provinciale Staten
en den Gemeenteraad, voorzoover die inwoners
dat kiesrecht niet ontleenen aan een aanslag in de
Rijks directe belastingen over het laatstverloopen dienst
jaar in de gemeente Alkmaar opgelegd (grond- en per-
soneele belasting, dienstjaar 1914; bedrijfs- en vermo
gensbelasting, dienstjaar 19131914) daarvan ter
Secretarie der gemeente vóór 16 Februari a.s. te doen
blijken op de volgende wijze:
lo. wanneer zij over het laatstverloopen dienstjaar
in een andere gemeente of in andere gemeenten in eene
of meer der Rijks directe belastingen zijn aangeslagen
geweest (in de grondbelasting voor minstens 1door
inlevering van de voor voldaan geteekende aanslagbil
jetten van alle die belastingen, waarin men is aange
slagen geweest, welke biljetten na de vaststelling der
lijst worden terug gegeven
2o. wanneer zij aanspraak op kiesrecht meenen te
kunnen maken van te zijn mede-eigenaar van onroe
rende goederen in een onverdeelde nalatenschap, om
dat hun aandeel in den niet te hunnen name gestèlden
aanslag in de grondbelasting voor die goederen ten
minste 1 bedraagt, door inlevering van een ter.
secretarie daarvoor kosteloos verkrijgbaar gesteld for
mulier, vergezeld van de noodige bewijsstukken, waar
toe behooren het aanslagbiljet of een afschrift daarvan
en de noodige bescheiden ten bewijze van het gemeen
schappelijk bezit;
(Deze bewijsstukken worden na de vaststelling der
lijst terug gegeven).
Personen, vallende onder de belastingschuldigen
sub. lo. en 2o., kunnen geen aanspraak, op kiesrecht
ontleenen aan de gevallen, hierna sub. 3o. behandeld.
3o. a. wanneer zij als hoofden van gezinnen of als
alleen wonende personen in deze gemeente op den 31
Januari 1915 hebben bewoond sedert 1 Augustus 1914
krachtens huur één huis of een gedeelte van een huis,
dan wel hoogstens twee huizen of gedeelten daarvan
(al of niet met bijbehoorenden of gehuurden grond of
niet ter bewoning bestemde bijlokalen of bijgebouwen),
waarvan de per week berekende huur minstens 1.50
heeft bedragen (huurkiezers),
of krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur een
zelfde vaartuig van tenminste 24 kubieke meter in
houd of 24000 Kg. laadvermogen (vaartuigkiezers);
b. wanneer zij op 31 Januari 1915 sedert 1 Januari
1914 onafgebroken in dienstbetrekking zijn geweest bij
één of niet meer dan twee patroons, ondernemingen,
openbare of bijzondere instellingen of als inwonende
zoons werkzaam zijn geweest in 't bedrijf of beroep
hunner ouders en als zoodanig over 1913 hebben geno
ten 400 inkomen, of vrije kost en 200 inkomen,
of vrije kost en inwoning en 125 inkomen, of wel vrije
woning of inwoning en 325 inkomen (loonkiezers)
c. wanneer zij op 1 Februari 1915 in het genot zijn
van een pensioen of lijfrente van 400, verleend door
eene openbare of bijzondere instelling of door eene on
derneming (pensioenkiezers);
(Voor hen die in beide gevallen, sub b en c. vermeld,
verkeeren, kunnen inkomen, pensioen en lijfrente wor-
door de schrijfster van
„Elizabeth and her German Garden".
43)
Anna sprak Duitsch en schonk koffie met een voor
haar ongewone zenuwachtige haast. De drie dames
rondom het kleine tafeltje gezeten, keken haar voort
durend aan en dat maakte haar vreeselijk zenuwachtig.
Zij was onuitsprekelijk blij, dat zij ze eindelijk veilig
en wel onder haar dak had, maar zij was zenuwach
tig. Zij had besloten dat zij zich van het eerste oogen-
blik af aan vrij en ongedwongen tegenover haar moes
ten gevoelen; er mocht geen minuut van haar leven
verspild worden; dit was hun tehuis en zij was bereid
hen lief te hebben; zij had er over nagedacht en vond
dat, hoe verlegen zij zich mocht gevoelen, zij doen
moest en zich gedragen alsof het haar dierbare vrien
dinnen waren en dat waren zij ook inderdaad, naar
zij zich zelf trachtte te verzekeren. Daarom streed zij
dapper tegen haar zenuwachtigheid. Zij sprak tegen
alle drie tegelijk en tegen ieder afzonderlijk, ze zei wat
haar het eerst voor den geest kwam in haar verlangen
om iets te zeggen, zij glimlachte tegen haar, animeerde
ze om van de koekjes van de prinses te eten, en gunde
ze nauwelijks tijd hun kopje leeg te drinken of zij vul
de het weer. Maar het hielp niet; zij was en bleef ze
nuwachtig en haar hand beefde zoo. dat zij er zich
voor schaamde.
Fraulein Kuhrauber was degene, die haar het minst
aanstaarde. Indien zij Anna's blik ontmoette, sloeg zij
de oogen neer, terwijl de oogen van de twee anderen
nooit van haar af waren. Zij zat op den rand van haar
stoel op een wijze die Anna reeds bekend voorkwam
door Frau Manske en bij al wat een ander zei, knikte
zij en mompelde „Ja, eben". Zij was in 't oog loopend
weinig op haar gemak en liet het suikertangetje, toen
haar suiker werd aangeboden, luid kletterend op den
gewreven vloer vallen, zij gooide de kopjes haast van
den samengesteld ter bereiking van het vereischte be
drag van 400.)
d. wanneer zij op 1 Februari 1915 sedert 1 Februari
1914 den eigendom met recht van vrije beschikking
hebben van minstens 100 nominaal, ingeschreven in
hunner ouders en als zoodanig over 1914 hebben geno-
boekkiezers)
of van minstens 50, ingelegd in de Rijkspostspaar
bank, in eene gemeentelijke spaarbank of in eene spaar
bank, beheerd door het bestuur van een rechtspersoon
lijkheid bezittende vereeniging, van eene naamlooze
vennootschap, van eene coöperatieve vereeniging of van
eene stichting (spaarbankkiezers);
e. wanneer zij met goed gevolg een examen, hebben
afgelegd, ingesteld door of krachtens de wet of aange
wezen bij een algemeenen maatregel van bestuur
(examenkiezers),
door inlevering van daartoe strekkende ter gemeente
secretarie kosteloos verkrijgbaar gestelde formulieren,
waarbij voor de onder 3o sub. d. genoemde kiezers, die
voor het eerst op de lijst wensehen te worden geplaatst,
eene verklaring moet worden gevoegd van de Directie
van het Grootboek, den Directeur van de Rijkspost
spaarbank of van de besturen van de overige daar ge
noemde spaarbanken en die op schriftelijk verzoek van
de belanghebbenden hun wordt toegezonden.
Hierbij wordt er aan herinnerd
dat aanslagen in de Rijks directe belastingen, ten
name van de vrouw, gelden voor haren man, die van
minderjarige kinderen wegens goederen, waarvan de
vader het vruchtgenot heeft, voor den vader
dat aanslagen in de Rijks directe belastingen buiten
aanmerking blijven als zij, wat de grondbelasting be
treft, minder dan 1 in hoofdsom en Rijksopcenten be
dragen voorts wat de Personeele belasting aangaat
alleen betrekking hebben op een rijwiel of een motor
rijtuig of op beide te zamen of eerst na 31 December
1914 een aanslagbiljet is uitgereikt.
idat de huur voor eene woning, waaronder ook is te
verstaan contributie aan eene coöperatieve bouwver-
eeniging, als zij per jaar bepaald is, door 50 en als zij
per maand bepaald is, door 4 wordt gedeeld om de
weefchuur te verkrijgen. Is in den huurprijs het genot
van gas- of waterleiding begrepen, dan vindt hiervoor
geen aftrek plaats.
Ingevulde formulieren kunnen kosteloos per post aan
den Burgemeester worden toegezonden, mits op den
omslag worde vermeld boven aan de voorzijde: „Vrij
van briefport, ingevolge art. 50 der Kiewet" en in den
linker-benedenhoek de naam en woonplaats van den
afzender en zijne handteekening.
Hij, die eene aangifte inzendt en daarin opzettelijk
eene valsche opgave doet aangaande een feit, waarvan
de plaatsing op de kiezerslijst afhankelijk kan zijn,
wordt gestraft met gevangenisstraf van hoogstens één
jaar.
De Burgemeester voornoemd:
G .RIPPING.
Alkmaar, 1 Febr. 1915.
OP POST.
door
DAAN VAN DER ZEE.
(Nadruk verboden).
Arm in ann gingen ze langs het kleine riviertje, dat
stilletjes kabbelde in het zoele zomeravondwindje. Druk
pratend over het groote nieuws, dat plotseling hun le
ven kwam rijk maken, vergaten ze haast het ze haast
de tafel, toen zij het tangetje weer opraapte.
„O, geef u geen moeite", zei Anna. „Letty zal het
wel oprapen. Het is een lastig ding veel te groot
voor het suikervaasje."
„Ja eben", zei Fraulein Kuhrauber, die nu recht
overeind zat en heel verschrikt keek. De twee anderen
wendden de oogen een oogenblik van Anna af en ke
ken de Fraulein aan. De barones, een kleine blonde
vrouw, met kleine, platte krulletjes, kiss-me-quick ge
naamd op iedere wang en wijd open licht-blauwe
oogen en 'n kleinen mond zonder lippen, of lippen zoo
dun dat ze bijna niet zichtbaar waren, zat heel stil en
recht en had een eigenaardige manier haar oogen te
bewegen van het eene gezicht naar het andere zonder
haar hoofd om te draaien. Zij was ongetrouwd, waar
schijnlijk ongeveer vijf-en-dertig jaar, dacht Anna,
maar bij de correspondentie had zij altijd vragen ver
meden, die op haar leeftijd betrekking hadden. Frau
lein Kuhrauber was ook vijf-en-dertig, en even stevig
en blozend als de barones klein en bleek was. Frau v.
Treumann was over de vijftig en had meer verdriet,
naar haar brieven te oordeelen, dan de beide anderen.
Zij zat het dichtst bij Anna, die telkens haar hand
vriendelijk op de hare legde en haar daar een oogen
blik liet rusten, vast besloten al de koude van het be
gin af aan te doen ontdooien. „O, ik zou heelemaal
vergeten", zei ze vroolijk, en de vroolijkheid die zij in
haar stem wilde leggen, maakte haar zelf aan 't
lachen, „ik zou heelemaal vergeten u aan elkaar voor
te stellen."
„Dat hebben wij aan 't station al gedaan", zei
Frau von Treumann, „toen wij alle drie in hetzelfde
rijtuig stapten."
„De Elmreichs zijn geparenteerd aan de Treu-
mann's", merkte de barones op.
„Wij hebben zulk een groote familie", zei Frau von
Treumann snel, „dat wij bijna met iedereen geparen
teerd zijn."
Dit werd op koelen toon gezegd en er ontstond een
stilte. Geen van beiden scheen familie te zijn van
Fraulein Kuhrauber, die haar gezicht in haar kopje
verborg, waar 't theelepeltje inbleef terwijl zij dronk,
en hartelijk naar familieleden verlangde. Maar die had
het minnekoozen, het zich laten gaan in de verukking
van het samen-zijn, zooals zoo menigen avond te voren.
En wat zei-die toen? was telkens Miens be
langstellende vraag als Wim vertelde van zijn onder
houd met den patroon in Amsterdam, den grooten fa
brikant van suikerwerken, die 'm wel wou hebben als
opzichter. En dan vertelde Wim maar rusteloos ver
der van de prettige ontvangst, van de aangename ma
nier van praten voor zoo'n deftigen meneer, van de
welhaast zekerheid van de komende aanstelling.
Mien wou aldoor méér weten elk onderdeeltje van 't
gesprek nauwkeurig wegen, om mee de kansberekening
voor de benoeming te maken, mee op te gaan in het
groote levensgeluk, dat Wim te wachten stond.
Ze gingen nu al twee jaar met elkaar, maar van
trouwen kon nog geen sprake zijn. Wel was Wim een
goed vakman, die uitstekend zijn brood waard was,
maar wat beteekent het in dezen tijd, van 'n werkmans
weekgeld te moeten bestaan? Hoeveel van haar vrien
dinnen, vroeger getrouwd, zaten al volop in de zorg,
tobbende met een groot huishouden van een klein week
geld? Dan wachtte zij liever, want Wim, daar zat wat
in, die wou hoogerop in de wereld, die wou niet als een
gewoon werkman leven. En nu was daar plotseling het
geluk, zoo maar voor het grijpen. Als hij 't kreeg, en
daar was haast geen twijfel meer aan na al die mooie
woorden van den Amterdamschen meneer dan zouden
ze niet lang meer wachten met het maken van' een
eigen nestje. En van twintig gulden in de week kon ze
er best komen, kon ze netjes als juffrouw leven.
Ze waren beiden vol van de toekomst. De halve toe
zegging van de begeerde betrekking was iets overstel
pends, dat zij beiden in een val van woorden in elkan
der wilden uitstorten. En wandelend langs het rivier
tje in den schoonen avond maakten zij plannetje na
plannetje voor de inrichting van een knus huisje, voor
het nog verder zich omhoog werken van Wim, voor den
komenden trouwdag.
Maar plotseling werd Mien stil. Eerst merkte Wim
het niet op, druk als hij was met eigen woord, vol als
hij was met eigen gedachten, maar toen de interrupties
uitbleven en hij alleen maar praten bleef, begreep hij,
dat er wat haperde.
Wat scheelt er aan? Je ben ineens zoo stil.
Ik? Niks. 'k Dacht aan d' oorlog.
De oorlog? Meid, je ben niet goed, wat kan ons
de oorlog schelen?
Ja maar, zooals vader gisteren voorlas uit de
krant, gaat het erg spannen, en wie weet, als wij.
Daar hebben we hier toch niks mee te maken.
Servië ligt ver van Amsterdam.
Hij glimlachte om 't geluk, dat in dit woor besloten
lag, en slim had hij haar terug bij 't onderwerp, waar
ze straks zoo vol van waren. Haar onrust week wat,
toen ze weer meeleefde met haar knappen jongen, die
't zoo ver zou brengen in de wereld. Maar telkens be
kroop haar toch een angstgevoel, dat het geluk te groot
was zoo opeens, dat er wel wat tusschenbeide zou kun
nen komen! Haar vrouwelijke intuitie voelde iets van
haar deel van een naderende ramp, die over de mep-
schen der gansche wereld dreigde.
Er was tusschen hen beiden wat opgerezen, dat de
straks zoo blijde stemming verstoorde. En toch praat
ten zij door over hetzelfde geval, in woorden zeggend
het geluk, dat zij van een hoopvolle toekomst mochten
verwachten. Maar als Mien zich vaster tegen Wim aan
drukte, dan voelde hij, hoe er onrust in haar was. Zou
die oorlog.
Neen, dat was toch belachelijk. Wel stond de krant
er vol van, van wrijving tusschen Oostenrijk en Rus-
ze niet. Zij had geen familiebetrekkingen hoegenaamd
behalve overledene. Zij was sedert haar tweede jaar
een wees, een tante zorgde voor haar tot ze tien was.
En toen stierf haar tante en ze kwam tot haar zestiende
jaar in een weeshuis; toen zei men dat ze zelf haar
brood moest verdienen. Zij was een traag meisje, zelfs
reeds in die dagenzij at liever haar brood dan dat
zij het verdiende. Daar zij echter niet langer in het
weeshuis kon blijven, kwam zij als Stütze der Haus-
frau in een dominé's-gezin. Deze Stütze of hulpen in
de huishouding komen zeer veel in families van den
Duitsch en middenstand; zulke meisjes helpen de
vrouw des huizes in al haar werkzaamheden: koken,
bakken, verstellen, strijken, de kinderen onderwijzen
of bezig houden ze zijn een troost en zegen voor
de afgetobde moeders. Maar Fraulein Kuhrauber had
geen talent hoegenaamd voor het helpen van huismoe
ders en zij werd al zeer spoedig verzocht de drukke
en volkrijke pastorie te verlaten; en daarop volgden
een lange reeks van zwerftochten, twintig jaar lang,
waarna zij door een wonderlijke wending der fortuin
aanlandde in Anna's armen.
Toen zij de advertentie onder de oogen kreeg, zag
haar toekomst er zeer donker uit. Men had haar zoo
als gewoonlijk haar betrekking opgezegd en zij had
nog geen andere op het oog en had niets overge
spaard. Wel is waar bood men in de advertentie alleen
aan vrouwen van goeden huize een tehuis aan, maar
zij stapte over dat bezwaar heen door te bedenken, dat
haar familie in den hemel was en men geen achtens
waardiger familiebetrekkingen kon hebben dan enge
len.
Zij schreef daarom in gloeiende bewoordingen over
den vader van het gezin Kuhrauber, „gegenwartig
mit Gott", zoals zij het noemde en weidde uit over
ziin verstand en zijn gaven (hij was een geletterde
man, schreef zij), terwijl hij nog op de aarde vertoefde.
H Teveel nasporingen Manske ook deed, hij kon niets
anders te weten komen dan dat zij een wees was, zoo
als ze zelf ook had gezegd, arm, zonder vrienden,
zwoegende om het leven door te komen. Anna, die op
dat oogenblik al de bezwaren begon moede te wor
den, die de prinses maakte over iedere sollicitatie, be
land en Duitschland, maar de wereldoorlog was al zoo
vaak voorspeld en altijd weer uitgebleven, 't Zou de
zen keer ook wel losloopen.
Maar toen ze afscheid namen dien avond, toen leek
het, of ze beiden het bijeen-zijn langer wilden rekken,
alsof ze bevreesd waren, dat er iets gebeuren ging, dat
hen zou kunnen scheiden.
's Anderen daags leek er wel oproer in 't stadje.
Daar was opeens de klok gaan luiden en ging de om
roeper met zijn bekkenslag door de straten. Ieder liep
het huis uit, om het nieuws te hooren, dat ze reeds voor
uit vermoedden, en wisten ze een half woord, dan ren
den ze voort naar het raadhuis, waar groote papieren
werden aangeplakt.
Het leger werd gemobiliseerd, alle lichtingen van
militie en landweer moesten onder de wapenen komen.
Op het marktplein waar zich heele groepen menseden
verzameld hadden, werd het geval druk besproken, en
in die gansche menigte voer een lichte beroering, dat
het er wel eens kon gaan spoken.
Heb ik 't niet gezegd? t- was Miens eerste woord
toen Wim bij haar kwam. 'k Had er zoo'n voorge
voel van, dat er wat broeide, maar jij in je eigenwijs
heid.
Maak je toch niet zoo druk. vond Wim, 't
zijn maar voorzorgsmaatregelen, 't zal zoo'n vaart niet
loopen.
Jij heb mooi praten, morgen moet je weg, en die
betrekking.daar in Amsterdam.daar komt na
tuurlijk niks van.en ik moet maar wachten.
Half schreiend half verwijtend, alsof Wim het helpen
kon, had ze het gezegd, maar hij, sussend
't Is heusch zoo erg niet, Mien, 'n Kwestie van
'n week of hoogstens veertien daag. Langer kan 't
immers niet. Weet je, wat ik geloof: dat ze 't in Den
Haag nou eens probeeren willen, hoe 't met zoo'n mo
bilisatie gaat. Voor 'n proefneming konden ze nooit
geld los krijgen van de Tweede Kamer.
Zoo bedroog hij haar en zich-zelf, eh Mien, nu weer
gerustgesteld door de politieke wijsheid van haar Wim
't was toch maar een flinke vent! toonde haar
belangstelling voor 't komend gebeuren. Morgen ging
Wim als landweerman naar Utrecht. En misschien
nog wel verder. Misschien wel naar de grenzen, die
bewaakt moesten worden als de Duitschera mogelijk
door België zouden trekken.
Wim was ongerust, maar Het het niet blijken. Was
er plotseling een paniek in 't stadje gekomen, had niet
iedereen, papieren geld geweigerd, was niet bet betalen
van rekeningen stop gezet? Iedereen wist er van te
praten Als 't overal zoo ging.overal.ook in Am
sterdam als er een algemeene slapte kwam.wie
zouden 't eerst er onder lijden?.hoeveel arbeiders
gedaan krijgen?
Maar hij hield zich goed voor Mien, praatte in sol
dateske termen over het hem wachtend leven onder de
wapenen, dat hij inwendig verfoeide, deed als man van
gewicht, nu hij behooren ging tot de duizenden, waar
op het volk vertrouwde.
Maar slapen deden ze den nacht daarop geen van
beiden. Een gevoel, sterker dan Wims geruststellend
woord, had Mien bevangen. En voor haar bewustzijn
groeide het tot angstige zekerheid, dat haar toekomst-
geluk een droom zou blijken, dat net meer dan een
proefneming was, die Wim van haar wegriep. En Wim
overpeinsde rusteloos den werelidschok, dien het Oosten
rijksche ultimatum aan Servië teweegbracht. Wonder
lijk, dat de moord te Serajewo aanleiding kon worden
voor een teleurstelling van hem, eenvoudig arbeider in
Holland. Hoe dat precies kon begreep hij niet recht,
sloot dadelijk deze aan te nemen, tegen haar was nog
geen enkel woord ingebracht. En zoo geschiedde dat
Fraaulein Kuhrauber, die haar geheele leven getracht
had zoo weinig mogelijk werk te doen, een nutteloos
en zorgeloos wezen, dat zich nooit bijzonder ongeluk
kig gevoeld had en wier vader brievenbesteller was
geweest, welkom werd geheeten in Anna's huis met
een geestdrift die haar zelf verbaasde. Zij werd toege
lachen, op den schouder geklopt; er werden lieve
woorden tot haar gesproken, juist tegenovergesteld
aan wat zij gewend was, waardoor zij een gevoel had
of zij nu voor goed rust kon nemenzich veilig voelen
en niets uitvoeren, dat was wat haar het gelukkigst
maakte.
Het was heerlijk. Het scheen veel, veel te goed om
waar te kunnen zijn. En de vreugde, die haar ver
vulde toen zij lekkere koekjes zat te eten, en het nare
gevoel dat zij ondervond als de twee andere dames
haar zaten aan te kijken, en 't bewustzijn, dat zij nooit
had leeren omgaan met menschen die „von" voor
hun naam hadden, dit alles te zamen gaf haar zulke
gemengde geyoelens van verrukking en van vrees, dat
het heel natuurlijk was, dat zij het suikertangetje liet
vallen, het melkkannetje omgooide en zich verslikte in
de koffie want al deze dingen deed ze tot Anna's
smart. Want Anna leed met haar mede in haar agita
tie, terwijl de oogen van de twee anderen iedere der
opeenvolgende rampen met de grootste aandacht na
gingen.
Het was een akelig half uurtje. „Ik ben verlegen en
zij zijn verlegen", dacht Anna bij zich zelve bij wijze
van verontschuldiging voor de vervelende stemming,
die zonder eenigen twijfel de overhand had. Maar hoe
zou het anders kunnen wezen, dacht zij? Had ze dan
verwacht dat zij zouden uitweiden in betuigingen van
dankbaarheid? Dat verhoede de hemel. Het was toch
een gewichtige crisis in haar leven, deze overgang
voor altijd van veronachtzaming eü eenzaamheid tot
liefde, en het verbaasde haar eenigszins dat de ge
waarwording die blijkbaar het meest op den voor
grond trad, belangstelling was in de' onhandigheid
van Fraulein Kuhrauber.
Haar Duitsch werd zeer gebrekkig en dreigde haar
ALKMAARSCRE COURANT.