DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Wrakhouten,
No. 36
Honderd en zeventiende jaargang.
1915
AbomMtsprip psr 3 maanden f0.80, Ir. p. post ft.—. Adrcrteiitiepriis 10 ct p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Briefen fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij y! HERMs. COSTER 5ZOON, Vooniam 09. Telefoonnr. 3.
ZATERDAG
13 FEBRUARI
FEUILLETON.
BE WELDOENSTER
I
De Burgemeester der gemeente Alkmaar,
Gezien de artikelen 11, 12 en 13 der Kieswet,
Noodigt de mannelijke inwoners der gemeente uit,
die vóór of op 15 Mei a.s. den leeftijd van 25 jaren
hebben bereikt en geplaatst wenschen te worden op de
lijst, aanwijzende de kiesgerechtigden voor de Tweede
Kamer der Staten Generaal, de Provinciale Staten
en den Gemeenteraad, voorzoover die inwoners
dat kiesrecht niet ontleenen aan een aanslag in de
Rijks directe belastingen over het laatstverloopen dienst
jaar in de gemeente Alkmaar opgelegd (grond- en per
soneels belasting, dienstjaar 1914; bedrijfs- en vermo
gensbelasting, dienstjaar 1913—1914) daarvan ter
Secretarie der gemeente vóór 16 Februari a.s. te doen
blijken op de volgende wijze:
lo. wanneer zij over het laatstverloopen dienstjaar
in een andere gemeente oi in andere gemeenten in eene
of meer der Rijks directe belastingen, zijn aangeslagen
Ïewt st (in de grondbelasting voor minstens 1) door
Revering van de voor voldaan geteekende aansla
voor het eerst op de lijst wenschen te worden geplaatst,
eene verklaring moet worden gevoegd van de Directie
lijst worden terug gegeven
2o. wanneer zij aanspraak dp kiesrecht meenen te
kunnen maken van te zijn mede-eigenaar van onroe
rende goederen in een onverdeelde nalatenschap, om
dat hun aandeel in den niet te hunnen name gestelden
aanslag in de grondbelasting voor die goederen ten
minste 1 bedraagt, door inlevering van een ter
secretarie daarvoor kosteloos verkrijgbaar gesteld for
mulier, vergezeld van de noodige bewijsstukken, waar
toe behooren het aanslagbiljet of een afschrift daarvan
en de noodige bescheiden ten bewijze van het gemeen
schappelijk bezit;
(Deze bewijsstukken worden na de vaststelling der
lijst terug gegeven).
Personen, vallende onder de belastingschuldigen
sub. lo. en 2o., kunnen geen aanspraak op kiesrecht
ontleenen aan de gevallen, hierna sub. 3o. behandeld.
3o. a. wanneer zij als hoofden van gezinnen of als
alleen wonende personen in deze gemeente op den 31
Januari 1915 hebben bewoond sedert 1 Augustus 1914
krachtens huur één huis of een gedeelte van een huis,
dan wel hoogstens twee huizen of gedeelten daarvan
(al of niet met bijbehoorenden of gehuurden grond of
niet ter bewoning bestemde bijlokalen of bijgebouwen),
waarvan de per week berekende buur minstens 1.50
heeft bedragen (huurkiezers)
of krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur een
zelfde vaartuig van tenminste 24 kubieke meter in
houd of 24000 Kg- laadvermogen (vaartuigkiezers);
b. wanneer zij op 31 januari 1915 sedert 1 januari
1914 onafgebroken in dienstbetrekking zijn geweest bij
één of niet meer dan twee patroons, ondernemingen,
openbare of bijzondere instellingen of als inwonende
zoons werkzaam zijn geweest in 't bedrijf of beroep
hunner ouders en als zoodanig over 1913 hebben geno
ten: 400 inkomen, of vrije kost en 200 inkomen,
of vrije kost en inwoning en 125 inkomen, of wel vrije
woning of inwoning en 325 inkomen (loonkiezers);
c. wanneer zij op 1 Februari 1915 in het genot zijn
van een pensioen of lijfrente van 400, verleend door
eene openbare of bijzondere instelling of door eene on
derneming (pensioenkiezers);
(Voor hen die in beide gevallen, sub b en c. vermeld,
verkeeren, kunnen inkomen, pensioen en lijfrente wor
den samengesteld ter bereiking van het vereischte be
drag van 400.)
d wanneer zij op 1 Februari 1915 sedert 1 Februari
1914 den eigendom met recht van vrije beschikking
hebben van minstens 100 nominaal, ingeschreven in
hunner ouders en als zoodanig over 1914 hebben geno-
boekkiezers)
of van minstens 50, ingelegd in de Rijkspostspaar
bank, in eene gemeentelijke spaarbank of in eene spaar
bank, beheerd door het bestuur van een rechtspersoon
lijkheid bezittende vereeniging, van eene naamlooze
vennootschap, van eene coöperatieve vereeniging of van
eene stichting spaarbankkiezers
e. wanneer zij met goed gevolg een examen hebben
afgelegd, ingesteld door of krachtens de wet of aange
wezen bij een algemeenen maatregel van bestuur
(examenkiezers),
van het Grootboek, den Directeur van de Rijkspost
spaarbank of van de besturen van de overige daar ge
noemde spaarbanken en die op schriftelijk verzoek van
de belanghebbenden hun wordt toegezonden.
Hierbij wordt er aan herinnerd
dat aanslagen in de Rijks directe belastingen, ten
name van de vrouw, gelden voor haren man, die van
minderjarige kinderen wegens goederen, waarvan de
vader het vruchtgenot heeft, voor den vader;
dat aanslagen in de Rijks directe belastingen buiten
aanmerking blijven als zij, wat de grondbelasting be
treft, minder dan 1 in hoofdsom en Rijksopcenten be
dragen voorts wat de Personeele belasting aangaat
alleen betrekking hebben op een rijwiel of een motor
rijtuig of op beide te zamen of eerst na 31 December
1914 een aanslagbiljet is uitgereikt.
dat de huur voor eene woning, waaronder ook is te
verstaan contributie aan eene coöperatieve bouwver-
eeniging, als zij per jaar bepaald is. door 50 en als zij
per maand bepaald is, door 4 wordt gedeeld om de
weekhuur te verkrijgen. Is in den huurprijs het genot
van gas- of waterleiding begrepen, dan vindt hiervoor
geen aftrek plaats.
Ingevulde formulieren kunnen kosteloos per post aan
den Burgemeester worden toegezonden, mits op den
omslag worde vermeld boven aan de voorzijde: „Vrij
van briefport, ingevolge art. 50 der Kiewet" en in den
linker-benedenhoek de naam en woonplaats van den
afzender en zijne handteekening.
Hij, die eene aangifte inzendt en daarin opzettelijk
eene valsche opgave doet aangaande een feit, waarvan
de plaatsing op de kiezerslijst afhankelijk kan zijn,
wordt gestraft met gevangenisstraf van hoogstens één
jaar.
De Burgemeester voornoemd:
G .RIPPING.
door de schrijfster van
„Elizabeth and her German Garden".
48)
„Werkelijk?" zei Anna.
«kiij is zoo verstandig, zoo billijk in zijn oordeel;
hij is bemind en geacht d'oor het heele regiment. Ik
zal u zijn portret eens laten kijken ach, de koffers
zijn uog altijd niet opengemaakt." 0
„Ik zal iemand zenden maar niet Marie". Anna
stond haastig op. Zij verlangde volstrekt niet dat por-
iet te zien, en de zienswijze van dien zoon had haar
zeer verbaasd.
„I Iet is zeker bijna tijd om te soupeeren. Wil u soms
r»nVtT m g,a^n 01 zal ilc u dan wat boven stu-
zal hoofdpijn hebben, nu u zoo geschreid
n i™ nieuwe leven ingewijd met den doop
A l 10°P> het een goed voorteeken is."
k'1 fjuui beneden komen. U zult doen wat u
j beloofd hebt, niet waar, en Penheim verbieden
praatjes te verspreiden?"
„Ik zal uw verlangen aan de prinses meedeelen."
„Of, als zij dan toch praten wil, laat haar dan ten
minste de waarheid vertellen. Indien mijn zoon er niet
°P bad aangedrongen, dat ik gaan zr' dan denk ik
werkelijk met
Langzaam en peinzend liep Mna de gang door
naar de kamer van Friiulein Kuhrauber. Zij dacht er
een oogenblik over, dat laatste bezoek maar na te la
ten, 71> was bang, dat de Friiulein ook in een onver
wachte, bedroevende gemoedsstemming verkeerde.
Ontmoedigd O neen, zij was stellig nog niet ont
moedigd H> was dat woord bij haar opgekomen? Zij
verhaastte haan Bchreden. Toen zij voor de deur stond
naar het Engelsch, van Avery Caul.
Lucia sloot de deur van haar apartement toe met een
slag, die eenige gestoordheid verried.
„Ze vragen hem alléén om naar Versailles te gaan,
mij niet! Zij worden nu al zóó brutaal, dat ze plan
netjes maken vóór mijn neus, in mijn eigen huis! En
ik, die mijn mond hield, ik ben nieuwsgierig of hii
gaan zal."
Zij zonk neer in het krakende rieten stoeltje voer het
smalle, kleine Fransche haardje en porde verstoord in
het vuur. Toen onderbrak zij het gepook met den uit
roep: „Laat ik er mee uitscheiden, de kolen zouden
niet tot den avond reiken
Hoe goed kende zij de waarde van den zak gruis,
waarmee rondgekomen moest worden, de week door!
Een lange zucht volgde; toen stond ze vermoeid op
en sloot de overgordijnen. Het waren geen gordijnen
naar Lucie's smaak; zij had ze van een der studenten
overgenomen, die het Quarüer Latin had verlaten toen
Lucia en haar man er binnen waren getrokken.
Het heele hebben-en-houentje bestond in overgenomen
zaaktjes uit andere-lui's huishouding.
„Wij hebben nog geen gelegenheid gehad ons vol
doende in te richten," kon Lucia af en toe zeggen tegen
kennissen, die hen kwamen zien, maar zij woonden er
nu reeds een jaar en alles was zoo gebleven
De huisbel weerklonk. Lucia's blik verhelderde even
op dit oogenblik had zij meer dan ooit behoefte aan
eenig vriendengezicht.
Drie korte belletjes gingen over Lucia vloog n^r
het portaal.
„lra, Ira HutchinsonI ben jij het! wat ben ik blij je
te zien 1
„Je wqart zeker van plan te zeggen, dat er niemand
thuis was, hé?"
Hij greep haar hand, die hij met groote warmte
drukte. Het jonge vrouwtje schudde haar hoofd, lach
te en staarde voor zich heen.
„Ik was bang.
„Bang voor mij
Ira keek tevreden, zelfbewust.
A neen 1 bang dat jij het niet zoudt zijn
Haastig, alsof zij iets had gezegd, waarover zij spijt
gevoelde, voegde zij er aan toe: „Jullie bent beide vi
olisten, waarom kom je nooit eens oploopen, als Don
thuis is."
„Hü is nooit thuis, als ik kom."
Gedurende een heele, afschuwelijk-lange minuut ke
ken zij elkaar in groote verlegenheid aan. Toen, de
opdringende schaduw uit al haar macht verbannende,
begon het vrouwtje
„Vertel mij nu eens alles over je symphonic; hoeveel
is er al van klaar?" Haar stem drukte een waime,
spontane belangstelling uit, die direct, na de eerste
kennismaking reeds, hem had gepakt.
„Het vlot niet; de kameraden zeggen dat het op Ber
lioz lijkt, maar dan als grog van Berlioz. Ik heb mijn
ziel er niet ingelegd, de inspiratie.Hij brak plot
seling af, keek naar haar met een vreemde beweging,
alsof hij iets van zich afschudde. „Lucia, kun je dan
sen?" vroeg hij plotseling onverwachts.
Zij lachte.
„Wat bedoel je?"
„Ik heb een prachtig idee, ik moet het nog uitwerken.
Je herinnert je nog wel, dat ik weieens danste in Nieuw
York, vroeger?"
„Neen."
„Telkens als hij kwam, vertelde hij van iets nieuws,
dat hij placht te doen in Nieuw-York, vroeger. Alles
wat hij in herinnering bezat, vetmooide hij en verwerk
te hij tot nieuwe toekomstplannen. Hij bezat groote
charme, hij lachte het leven tegen, hij scheen geknipt
om veel kleine dignetjes leuk van stapel te doen loopen,
doch door het vele versnipperde hij zich en kwam één
enkel groot werk vaak in den knauw. Lucia mocht
hem graag, ook om zijn „camaraderie", die haar uit
zocht, zooals ook nu, om haar in zijn plannen te be
trekken.
„Ik componeerde dien dans voor Kate Krile. Zag
je hem? O, het was alles zuiver rhytme bij de instu-
deering, doch sedert dien hebben ze hem vermoord 1"
Lucia keek nadenkend naar hem.
niet buiten! Hij is immers artist! En ik ik ben
maar zijn huishoudster, maar ook niets meer!" En zij
snikte het uit.
„Lucia!" en de jonge man vóór haar, keek smeekend
naar haar op en nam zacht haar handen van hppr ge
zicht weg. „Je moogt zóó niet denken, zóó niet spre
ken," zei hij.
„Ik kan niet anders, IraIk voel dat ik geen plaats
heb ik zijn leven. Dat ik beter deed van hem weg te
gaanik hinder hem slechts, ik weet alleen niet, hoe te
handelen."
Voor een oogenblik omwikkelde Ira haar heelemaal
met zijn hartstochtelijken blik, weer drong een zachte
kreet uit zijn keel„LuciaLucia
Hij had haar in zijn armen willen sluiten, maar zijn
begeerte ging aan haar voorbij.
„Ik ben nu eenmaal zijn huishoudster", toen zich
naar de lamp buigende, hoewel die voldoende brandde,
doch waardoor hij haar gezicht niet zien kon, her
haalde zij zachtjes, „en en hij is een groot musicus."
„Hij is een grootIra Hutchinson zocht naar een
woord, dat wat zeggen moest, maar hij hokte.
„Musicus" vulde zij aan en hield hem haar hand
toe. „Dag Ira tot morgen...."
De jonge man huiverde onwillekeurig even, toen
haar koude hand de zijne beroerde. Hij boog en ver
dween in den schemer, zonder eenig bijzondei
woord ten afscheid.
IL
herinnerde zij zich het kopje en het suikertangetje. Mis
schien was er al wat gebroken op de slaapkamer en als
de deur openging zou zij Friiulein in tranen zien zit
ten temidden der overblijfselen, want zij was buiten
gewoon groot en hetgeen haar kamer bevatte, was
broos. Maar ach, een dergelijk verdriet was even ge
makkelijk tot bedaren te brengen, als gebroken meu
belen konden worden hersteld. Het was de meer in
gewikkelde smart van Frau von Treumann, die zij zich
niet in staat rekende te lenigen. Zij wilde daar dus op
't oogenblik niet over denken en barricadeerde haar
gedachte daartegen met de vertroostende spreuk: Tout
comprendre riest tout pardonner. Dat was een spreuk,
waar zij dol op was; maar zij had niet gedacht, dat zij
deze geruststelling zoo spoedig noodig zou hebben.
Zij deed de deur open en de rimpels verdwenen in
eens vanzelf uit haar voorhoofd, want hier ten minste
heerschte orde. Hier waren geen bezwaren geweest
over schellen, kofferriemen of over Marie. De koffers
waren zonder hulp van een ander opengedaan en uit
gepakt, en toen Anna binnenkwam was de inhoud
weggelegd en Friiulein Kuhrauber zat gewasschen en
gekapt met een Zondagsche blouse aan in een gemak-
celijken stoel voor het raam in een boek verdiept.
Voldoening stond duidelijk op haar gezicht geschre
ven; tevredenheid sprak uit iedere vadsige lijn van
haar houding. Toen zij Anna zag stond zij op, maak
te een buiging en haar gezicht straalde. Deze vreugde
stralen werden dadelijk weerkaatst op Anna's gezicht
en zij keken elkaar stralend aan.
„Welnu?" vroeg Anna, die zich volmaakt op haar
gemak voelde met dit lid van het drietal. „Voelt ge u
gelukkig?" 6
Friiulein Kuhröuber bloosde en straalde meer dan
ooit. Zij was veel minder verlegen voor Anna dan
voor die twee vreeselijke „adelige Damen", haar reisge-
nooten; maar veel te praten had zij nooit gehad. Zij
had een peinzend leven geleid, want de onzekerheid
„Waarom blijf je niet bij je viool, Ira," vroeg ze.
„Ik heb het geld zoo noodig. Deze nieuwe dans nu
zal Cérise Détaud dansen, in het Cirque, en mocht hij
het doen, dan.Hij kuste de lucht in, terwijl hij
zijn vingertoppen naar zijn lippen bracht; toen stond
hij op 'en maakte een paar danspassenzijn bewe
gingen waren soepel, verleidelijk, er was iets onweer
staanbaars om en over hem.
„Het is de Khor-dans, naar de groote slang uit de
tropen. Weet je wel? Herinner je je?" vroeg hij,
steeds doorgaande met rhytmische passen te maken.
Juist op het oogenblik, dat zij een grooten chimax
verwachtte, hield hij op.
„Ik wil het nu niet verder doen, dan bederf ik het
maar voor je. Je moet morgen bij mij komen in de stu
dio, als ik repeteer met Cérise.
Toen wachtte hij even. „Breng dan Don mee," voeg
de hij er terloops aan toe.
Lucia bloosde.
„Asjeblieft! ja! graag." En toen, om alle verdere be
zwaren te coupeeren, zei zij even„maar hij zal bet wel
te druk hebben."
Ira zat tegenover haar, weggedoken in het lage stoel
tje.
„Wat is er, klein vrouwtje?" vroeg hij teer. „Kun jé
het mij niet toevertrouwen
„Maar er is niets, Ira!" Haar woorden klonken on
beroerd, zij ielve hoorde den harden klank, dien er uit
sloeg, zij werd er verlegen van.» En alsof zij reeds iets
had toegegeven, eindigde zij wanhopig: „Het is al
leen maar dat hij dat ik dat ik geen plaats in
zijn leven inneem.
„Geen plaats? Wat meen je?" vroeg Ira onthutst.
„Doe jij niet alles voor hem?"
„O, dat telt niet!" Lucia's benauwende gereser
veerdheid gleed als een masker van haar.
„Hij heeft een vrouw noodig met temperament, wat
kan ik er aan doen? Niets, niets! Wat is de reden ge
weest, dat hij mij heeft getrouwd, dat hij mij mee naar
Parijs nam, waar alle vrouwen zingen, schilderen,
lachen of anders boeiend zijn? Hoe kan hij ook van
mij blijven houden Kijk eens naar de lorren, die ik
draag Zij stond voor hem, bleek en buitengewoon
mooi in haar wanhoop. „Kijk, kijk eens, hoe wij hier
leven. Hij heeft andere omgeving noodig, hij kan er
van haar positie had haar gemoedsrust zelden ver
stoord. Had zij niet een uitstekende digestie en een
vast geloof dat de rechtvaardigen, waartoe zij behoor
de, nooit verlaten zouden worden En zijn dit niet de
eerste voorwaarden van geluk? Ja inderdaad. Al ont
breekt al het andere, deze twee bestanddeelen op zich
zelf zijn voldoende voor de bereiding van een zeer
smakelijk leven.
„Heeft u al een interessant boek gevonden?" vroeg
Anna, verheugd, dat de letterkundige voortbrengselen,
die zij met zooveel zorg had uitgekozen, dadelijk 'n
den smaak vielen. Zij nam het op om te zien wat het
was, maar legde het weer haastig neer, want het was
het kookboek.
„Ik lees veel", merkte Friiulein Kuhrauber op.
„Ja?" Een flikkering van hoop herleefde in Anna's
hart. Misschien was het kookboek bij ongeluk opge
nomen.
„Ik ken meer dan honderd recepten alleen van zoete
schoteltjes uit mijn hoofd."
„Werkelijk?" zei Anna. De opflikkering verdoofde.
„U kunt dus begrijpen, wat een groot aantal boeken
ik gelezen heb."
„Hier zijn er nog verscheidene, die u lezen kunt."
„Ach ja, ach ja", zei Fraulein Kuhrauber met een
twijfelachtigen blik naar de boekenplank, „maar men
moet er niet te veel tijd mee verkwisten er zijn an
dere dingen noodig in het leven. Ik lees alleen nuttige
boeken."
„Nu, dat is zeer prijzenswaardig", antwoordde An-
glimlachend. „Als u zooveel van kookbc
houdt, dan moet ik er u wat meer bezorgen."
„Hoe vriendelijk van u hoe* bijzonder vriende
lijk!" zei de Fraulein en zij zag het bekoorlijke per
soontje voor haar aan met hartelijke bewondering en
dankbaarheid. „Wat een mooie kamer ik kan er
nite genoeg naar kijken. Ik kan niet gelooven, dat die
earner waarlijk voor mij is voor mij om in te sla-
Don Grail keerde dien avond niet naar huis terug.
Het middagmaal wachtte hem tevergeefs. De linzen
werden koud en de cichorei verschrompelde. Zijn
vrouw bergde ten slotte een en ander op, zonder zelf
de spijzen te hebben aangeroerd. Bedroefd ging zij
naar bed.
Don Grail kwam dien ganschen nacht niet thuis; 't
was reeds den derden neen den vierden keer, dat
zoo iets gebeurde.
Hij danste ergens en daarna was het veel te laat om
nog huiswaarts te gaan, en den volgenden morgen
was het natuurlijk te vroeg. Hij zat om vier uur
's middags in een café op den Boulevard achter een
glas koffie, met „Le Rire" en „Le Sourire" in zijn han
den.
Het was een droefgeestig uur, dat uur tusschen
licht en donker.
Parijs had op Don Grail een vreemden invloed ge
had. Hij, man van talent, man van aanpakken, hard
werken in Amerika, van ambitie en van overleg, had
hier in het Mekka van alle musici zijn geboorterecht
verspeeld op den dorpel der Muse.
Hij besefte het zelf slechts amper, was zich niet be
wust hoe zijn talent hem ontglipte, zijn greep op het
leven ondermijnd werd. Hij schoof zijn werk van den
eenen dag op den anderen. Hij zat gevangen in de rag
fijne netten der groote, giftige spin, die het Parijsche,
lichtzinnige leven heet, dat zijn slachtoffers uitzuigt
ten doode, terwijl deze meenen nog onbevangen rond
te dansen.
Dezen middag, katterig en landerig, overdacht hij
de laatste dagen en voelde zich verre van blijmoedig.
Om aan die zelfpijnigende overdenkingen te ontko
men, keek hij de leege kamer rond.
i wee ongunstige typen zaten tegenover hem, hun
koffie met rhum te slurpen. Hij ving een woord hunner
conversatie op. Zij spraken een naam uit, die hem be
kend was.
„Hoe heet dat vrouwtje, op wie Ira Hutchinson ver
liefd is?" vroeg de een.
„Ik weet 't niet", zei de ander, „ik weet, dat zij ge
trouwd is."
„Waar moet ze wonen", vroeg Don, zich in 't ge
sprek mengend.
Hij schaamde zich wel even, maar hij kon niet an
ders. Hij had Ira altijd ontmoet vol van plannen,
doch nooit had hij hem in pikante liefdeshistories ge
wikkeld gedacht.
„Ergens, Rue Boissonade, geloof ik. Ik zie hem
dien kant geregeld uitgaan."
Don schrikte; hij keek met een vreemden blik naar
de mannen tegenover hem.
.Hoe ziet ze er uit", vroeg hij terloops.
pen en naar toe te gaan als ik er maar lust in heb.
Waar heb ik dat alles toch mee verdiend?"
Ja, wat had zij eigenlijk gedaan? Zij was niet eens
ongelukkig geweest, ofschoon zij natuurlijk ruim
schoots gelegenheid had gehad om dat te wezen, van
de eene betrekking naar de andere gezonden, van de
eene verontwaardigde Hausfrau naar de andere, van
het oogenblik af aan, dat zij van school gegaan was.
Maar Anna, overtuigd, dat zij haar had opgeheven uit
de diepten van onuitsprekelijke wanhoop, was zeer
verheugd over deze woorden. „Spreek niet van ver
dienen", zei ze vriendelijk, „u heeft zulk een leven ge
had, dat het niet meer dan rechtvaardig en billijk zou
wezen als u nu de volgende vijftig jaren onafgebroken
gelukkig wordt."
Fraulein KuhrSuber hechtte zoo volkomen haar
goedkeuring aan deze gevoelens, da,t zij Anna's hand
vatte en vurig kuste. Anna lachte, terwijl dit geschied
de, en haar oogen klaarden op Zij had geen dank
baarheid verlangd, maar nu ze haar geschonken werd,
was het toch zeer aanmoedigend en zeer verwarmend.
Zij sloeg haar arm onwillekeurig om de hals der Frau
lein en kuste haar, en dit was feitelijk de eerste kus, die
deze dame ooit ontvangen had, want de nonchalante
omhelzingen van onwillig-plichtmatige tantes kunnen
nauwelijks met dien vriendelijken naam bestempeld
worden.
En Anna zei met een gelukkig lachje: „Ziezoo, nu
zullen wij voor altijd vriendinnen zijn. Kom laten wij
naar benéden gaan. Dat was de bel voor het souper."
r 'i samen gingen zij de trap af en verschenen op den
drrr nel van de zitkamer, arm in arm, alsof zij elkaar
al jaren hadden liefgehad.
,,'t Is of ze tweelingen zijn", mompelde de barones
tot Frau von Treumann, die bij wijze van antwoord
even den eenen schouder ophaalde.
(Wordt vervolgd.)