Bevordering der Nationale Industrie.
Voor Sierra Leona1)
Damrubriek.
Honderd
Zaterdag* 6 Maart.
Planten uit onze omgeving.
door
H. VAN BOOVEN.
(Nadruk verboden).
Het was in den rooden morgen een diepe baai, een
stijle, rotsige kust, waartegen de stad lag opgebouwd.
Achter de palmbegroeide hellingen rezen altijd hooger
bergen, waarvan de toppen in de purperen wolken on
zichtbaar bleven.
Dit was dan de eerste tropenstad die hij aanschouw
de. Snel bleekte het vlammige rood van den ochtend,
de hemel werd in weinig tijd heller en heller, eindelijk
van een heel fiets blauw. Boven de baai trok langzaam
tegen de bergen omhoog een grijze, doorzichtige ne
vel, die een wijle als een sluier de stad bedekte. Maar
dan zag hij alles in felle klaarte, de eigen boot, een
groot grijs Engelsch oorlogsschip, en menigten van
kleine vaartuigjes langs den wal gemeerd.
Kort en scherp ratelde een kanonschot van de Leo-
poldville, er ging een dreuning door de lucht, het was
alsof de echo's ratelend van de bergen af terugrolden
over het water. Langzaam trok de blauwe kruitwalm
van de voorplecht, waar het kleine, koperen kanon
stond, heen over de boot, en hij rook de scherpe,
schroeierige damp. De Leopoldville haalde de vlag
aan den achtersteven neer, en weer op en wat later
werd die groet beantwoord op het logge sombere, En-
gelsche oorlogsschip dat als een leiblauw getint ijze
ren eiland statig neerlag.
De zon was hooger gestegen en hij kon nu zien hoe
de stad gebouwd was tusschen loofboomen en palm-
bosschen. Het hoogst in de bergen lag een fort en een
langgerekt ziekenhuis, belde schitterend wit tusschen
het wemelende groen. De Engelsche vlaggen op beide
gebouwen hingen slap neer. Hij ontwaarde heel dui
delijk den breeden hoofdweg, met zware palmen be
groeid. Aan dien weg lagen hoogere gebouwen een
fabriek en de gouvernementshuizen waarvoor hij de
schildwachten zag loopen In grijze uniformen met
witte helmen. Er werd aan den oever een boot be
mand, waarvan de Engelsche vlag heel even zich ont
plooide en dan weer langs de korte stok neerviel.
Met trage, lange slagen roeiden de roeiers naar de
Leopoldville en hij bleef verwonderd kijken zoo snel
als de boot toch het schip naderde. Kort daarop kwam
de geneesheer met enkele marine-officieren aan boord.
Even stonden zij te praten met den kapitein op de
Wug, streng en onderzoekend rond zich kijkend en de
papieren doortastend die een officier hen had gebracht.
Eindelijk als iemand, wiens taak vervuld is, begon de
dokter te schertsen en de kapitein en de officieren die
rond hem stonden, lachten mee. Intusschen waren
aan den oever kléine booten losgemaakt en een verwij-
rWH ernnrpn als van vele driftig sorekende. roepende
sche officieren rustig nu slaan praten, kalme, bedaarde
mannen, die gemakkelijk en met groote zekerheid ge
baarden, terwijl zij hun, door den kapitein geboden,
sigaren opstaken. Maar het. volgend oogenblik was
zijn aannaait weder geheel en ai geboein door de ne
gers, uie met hunne koopwaren onder een arm ot tus
schen nunne beenen gekiemd zich naar boven iitochen.
Hoe oerkrachtig waren hunne bewegingeen. liet was
saioon uc naakten ie zien die met een zwier en ge-
inakkeiijKi.ad te.wio naar boven de handen vlak
kend ziui beurtelings aan een arm opnokken, locn
zorgdragLiiu »uui uunue waren. Beneden hen, aan net-
zeiide luuvv, k.uui ecu ander omhoog met am ux suit
rukken aidooi unstootend zijn nijdige, sissende kreten
nuar den man die achter hem kwam en die het touw
naar zijn zin wellicht te veel bewoog. Maar eindelijk
waren alien aan boord geklommen en begonnen hun
nen handel, terwijl daar beneden zij die de booten ver
huurden, met nauw verstaanbare kreten de reizigers
uitnoodigden mee. naar den wal te gaan. Zij stonden
recht op in de bootjes met de handen als roepers aan
de wijd schreeuwende monden. Zij gebaarden in aller
lei houdingen met velerlei levendigheid van handwui-
ven en wijzen der uitgespreide vingers, soms voorover
gebukt aanwijzend hoeveel plaats er wel was in de
oooien. uok hadden zij hunne handlangers, die zich
onder de passagiers hadden verspreid en nu met felle,
gretige woorden van de dikke lippen den veerprijs
naar Free-town bedongen. Een reusachtige, naakte
neger, met spierbundels als van een groot dier, kwam
voor Jules te staan en begon hem op overredenden
toon zijn boot aan te prijzen, sprekend het Engelsch in
gebroken klanken heel achter in de keel, met heesch
geluid, teiwijl rond om hen de vele andere negers in
hunne potsierlijke, geel-blauw of geel en rood en
zwart gestreepte jasjes handelden, hunne waren uitge
stald op den grond. Daarbij knielden zij wel, de oogen
vurig aanprijzend naar de passagiers opgericht.
„Look here master", zeide de reus, Jules goedmoe
dig vattend met zijn lange vingers bij zijn jasje en
hem zachtjes trekkend tot bij de verschansing.
„Look here is a good boat, very good, vou see?"
1 Jules knikte lachend van ja. Rondom hem riekte bet
naar de vrachten maar ook naar den sterken iijfgeur
der negers, die op hun bloote voeten overal het dek
omzwermden. Hoe vreemd, hoe wonder vreemd waren
de tropen.
Dan stemde hij toe tegen den veerprijs door den
reus genoemd en die troonde hem blij als een kind
mee naar de touwladder.
Terwijl hij afdaalde naar de roeiboot, voelde hij
den gloed van de zon die van de brandend heete, stalen
schipwanden uitkaatste
derd gonzen als van vele driftig sprekende, roepende
en twistende, schelle stemmen, dreef over het water
voort. Jules ontwaarde nu hoe bij de fabriek met
boogvensters waar de meeste vaartuigen lagen, een
massa negers zich verdrongen. Zij schenen elkander
geen ruimte te gunnen in het water, duwden nijdig el
kanders booten met armen of riemen op zijde, zwaai
den en zwierden soms met al hunne ledematen a'sof zii
gereed stenden elkander met een ziedende woede te lijf
te gaan En steeds meerderde dat getier, op den oever
liepen kinderen en vrouwen te hoop De vrouwen wa
ren als de negers in de bootjes, met bonte lappen, jak
ken of schorten behangen. Maar de kinderen liepen ge
heel naakt en draafden, sprongen of dartelden met
snelle zwenkingen tusschen de vrouwen en meisjes
heen.
Het begon geleidelijk wanner te worden, er scheen
een licht-blauwe neveligheid ijler en ijler boven het
water warrelend omhoog te stijgen, onder zijne voe
ten geleek het dek te gloeien naarmate de zonne snel en
stijl in den tot wit verkleurden hemel rees.
Maar nu werd plotseling al zijn aandacht gegrepen
door de negers, die in hunne booten op het schip aan-
roeiden. Het was als een wedstrijd. In zes smalle
cano's stoof het in wilde vaart voort, er was niets dan
schuim voor de boegen, een voorover en achteruit ruk
ken van de armen en lijven. Duidelijker, al duidelijker
kwamen hunne zwarte glimmende geschoren koppen te
zien, hun pezige handen om de riemen; hij hoorde hun
sissende geluiden.
In hem kwam een opwinding om dit alles zoo rustig
staand te kunnen beschouwen. Al dit vreemde, waar
van hij nooit gedacht had, het te zullen zien, hier was
het nu: hier bewoog, hier trilde het voor hem in de
hitte, de verscheidenheid van wondere, nimmer ge
droomde, vormen, kleuren, geluiden en reuken. Dit
waren de vreemde, verre, heete tropen van Afrika
Hij stond oplettender te turen in de klatering van
het water daar diep beneden aan de Leopoldville,
want nu waren de cano's en de kleine bootjes heei
dichtbij gekomen, en hij kon nauwkeurig de negers op
nemen, enkelen naakt, maar de meesten gekleed met
zotte gestreepte sportjasjes in allerlei kleuren.
Er werden juist door de zeelui touwen buiten boord
geworpen die, aan de zware ijzers langs de banken
van het schip vastgemaakt, den negers die aan boord
wilden gaan, steun konden geven.
Jules zag op het oogenblik dat tegen de ijzeren
scheepswanden de booten stootten, hoe deze volgela
MAART.
In de vorige maand zijn we gebleven bij het Welrie
kend Viooltje, dat ook wel Maartsch Viooltje genoemd
wordt, omdat het in deze maand veel sterker gaat
bloeien. We wilden er nog iets bijzonders bij opmer
ken. Er ontwikkelen zich n.l. zaaddoozen ook dan, als
er geen enkel bloempje bestoven i3 geraakt. Deze
zaaddoozen worden evenwel niet op de steeltjes ge
vonden, waarop de bloempjes hebben gezeten, maar
onmiddellijk bij den grond, soms zelfs in de aarde.
Hier zijn geheime bloemen geweest, doch zeer klein en
j' zonder kleur en geur. Ook werden ze niet geopend,
maar de bestuiving en de bevrachting hebben geheel in
het verborgen plaats gehad; dergelijke bloempjes wor
den cleistogame, d.i. „in 't geheim werkende" genoemd.
Hiermede verlaten we deze mooie, welriebende bloem
pjes, om nog een poosje in het bosch te vertoeven. We
behoeven nu niet lang meer te zoeken naar bloempjes
der vroege Lente. Reeds op tamelijke grooten afstand
vallen ons de mooie, groene blaadjes van het Speen
kruid (Ficaria ranunculoïdes) in het oog, en de zacht
gele bloemen er van doen ons dadelijk aan boterbloe
men denken. Hét Speenkruid moet dan ook tot de, ve
le soorten omvattende, familie der Ranunculaceeën ge
rekend worden en is in verschillende streken bekend
als Kleine Gouwe. We willen eens een plantje uit den
bodem, waarin er vele bij elkander staan, nemen, om
ook de onderaardsche deelen er van in oogenschouw te
kunnen nemen. We zien dan behalve de gewone wor
tels onder aan de plant langwerpige knolletjes^ die
met reserve-voedsel gevuld zijn en het jonge Speen
kruid door de eerste moeilijkheden heenbrengen. Ook
in de bladoksels vormen zich kleine knolletjes, die wel
iets hebben van gezwollen graankorrels, welke ook na
den bloeitijd afvallen en jonge planten kunnen voort
brengen. Ja, yoor voortplanting is het Speenkruid al
heel goed ingericht, want behalve uit zaad kunnen ook
door uitloopcrs nieuwe planten ontstaan. Geen won
der dus, dat men spoedig een massa van zulke planten
vindt, waar men er eerst maar enkele kon ontwaren.
Men spreekt dan van voortplanting langs geslachte-
lijken en langs ongeslachtelijken weg.
Bladeren én bloemen van het Speenkruid zijn nog
wel zoo mooi, als die van de gewone boterbloem. De
men prijken, die men bij ue puuujes in onze tuinen te
vergeefs zoekt. Ook zijn de hemen versuiinenu, aisrne-
de de bloemblaadjes, bij net bioempje, dat we aan
schouwen, vinuen we, uat de kern nog niet tot op de
helft is ingesneden; ue vijf mee,uraden zijn tegenover
de kioonsnppen oeva>ngd, ue htoonolaaajes zijn ci
troengeel; of eigenlijk hunnen we hier met spreken
van hioonblaadjes, naar ue moenikroon slechts uit een
blad oestaat, waaraan zien vijl gelijke slippen of luo-
beu uevinden, ïeüci vusiexu met een oranjegele vlek,
die reeds op glooien uistana zichtbaar is. Deze vor
men ue houingmerken, ue wegwijzmg voor de insec
ten, uie tot de bestuivmg meuewerkeu en oij zoovele
pianten ue noodzakelijke kruisbestuiving volbrengen.
De wilde of gewone Sleutelbloem (Primula officina
lis), die men zoowel in vochtige weidelanden als in
bossaien aantreft, is mede een keurig plantje met sier
lijke bloempjes, ai vindt men het misschien minder
fraai dan de alom gekweekte Primula veris of „Eerste
ling der Lente".
In Twente noemt men de Sleutelbloem ook wel He
melsleutel en men verbindt er dan deze legende aan:
Toen Petrus aan de hemelpoort als dorpelwachter fun
geerde, ontdekte hij, dat men met behulp van valsche
sleutels door een achterdeurtje wist binnen te komen.
Petrus kreeg hierdoor zoo'n geweldigen schrik, dat hij
plotseling zijn sleutelbos liet vallen, die van ster op
ster ging en eindelijk in den achterhoek van Overijsel
de aarde bereikte. Onmiddellijk was een engel als bo
de uitgezonden, die de sleutels volgde en ze van den
grond opraapte om er dadelijk weer mee heen te vlie
gen. Doch op de plaats, waar de hemelsleutels op de
aarde geóust nadden, wies een plantje op met gele
bloempjes en gekroesde bladeren en de naam „Hemel
sleutel" of Sleutelbloem werd er aan gegeven. En se
dert dien tijd heeft de Primula zich over een groot deel
van de aarde verspreid. Zoo weet het volk uit gods
dienstige vereering en dikwijls ook uit bijgeloof wel
aardige namen aan planten en ook aan dieren te geven.
We gaan nu nog even voorbij den tuin van deze
boerderij en zien er reeds enkele Narcissen in knop en
in bloei. In het wild treft men deze, thans zeer veel
gekweekte planten vrij zeldzaam aan, ofschoon ze hier
bij den boer, zonder dat hij er zich ooit om bekom
mert, of er naar omziet, leder voorjaar zeer vroeg uit
het gras opgroeien. Gewoonlijk wordt zij dan gele Tij
loos genoemd.
Evenals alle Amaryllidaceeën, waartoe de Narcis be
hoort, groeit ook zij op uit een bol. Hieruit komen te
voorschijn drie of vier lintvormige bladeren, die
eenigszins schroefvormig gedraaid zijn, en In het mid
den er van de eenige bloemstengel, die ook een vliezi
ge, dof-witte scheede aan den top draagt, om te dienen
als beschermkleed voor de nog niet ontwikkelde bloem.
De onverbasterde gele Narcis ontwikkelt een enkelvou
dige bloem, waarvan het bloemdek te zien geeft zes
groote gele slippen, waartusschen uitkomt een getande
rok als bijkroon. Daar binnen bevinden zich de zes
meeldraden, die er forsch uitzien en in twee kransen
zijn geplaatst; drie er van zitten wat hooger en drie
wat lager om den langen stijl, die een driekantigen
stempel heeft. Als de helmknoppen stuiven, liggen zij
onmiddellijk tegen den rijpen stempel, zoodat voor de
1 bestuiving geen insectenbezoek noodig Is.
En nu zullen we in April verder zien. Dan Is er al
weer zooveel, dat de keus moeielijker wordt.
J. DAALDER Dz.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
wordt door 21.000 ansen erkend
els het beste versterkingsmiddel
voor Zenuwen en Lichaam.
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro
bleem No. 327 (auteur G. Dentroux)
Stand
Zwart: 3, 5, 9, 10, 12, 13, 15, 16, 18, 19, 22. 27, 28.
Wit: 24, 25, 29, 31, 34, 36, 37, 39, 42, 44, 47, 50.
al. Sinaasappelen in groene schil, bananen en gebak,
ook fetischen en kleine afgodbeelden, huidenbogen,
pijlen en schilden. Op dat oogenblik werd zijn aan
dacht afgeleid door een wild geraas, een dreigend ge
kraak en gesis van dooreengierende, boosaardige ne-
sergeluiden van kreten rauw uitgestooten of in doffe
verwenschingen onderdrukt. Beneden in de cano's was
het één woelige worsteling om van uit de booten het
bladeren zijn meer glanzend groen, niet zeer regelma
tig en rondachtig; de rand is van ongelijke, flauwe
bochten voorzien. De bloempjes zijn volkomen, daar
ze al de vier kransen: kelk, bloemkroon, meeldraden
en stampers duidelijk vertoonen. Het kelkje heeft
slechts drie bleeke, bol staande blaadjes, die wegschui
len onder de zeven a negen sierlijke, langsmalle bloem
blaadjes. De meeldraden en stampera, die dicht op
elkander gedrongen, te zamen een groen knopje vor
men, zijn vele, zooals dat aan de familie eigen is.
We kunnen ook thans niet langer stilstaan bij dit
heerlijk stukje Lente, waarom we er een laatste blik op
werpen, om verder het bosch in te gaan. Doch nauwe
lijks hebben we enkele schreden gedaan, of al weder
trekken andere bloeiende plantjes de aandacht. Keu
rig en verheven prijken witrose bloempjes, voorzien
Op lossing
1.
31—26
1.
19 30
2.
36—31
2.
27 36
3.
26—21
3.
16 27
4.
47-41
4.
36 :38
5.
37—32
5.
28 :37
6.
25—20
6.
15 33
7.
39 19
7.
30 :39
8.
44 15!
den waren met allerlei snuisterijen, met vruchten voor- van veje meeldraden met gele helmknoppen, op tame-
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren:
C Betlem Jr., W. Blokdijk, G. Cloeck, D. Gerling,
J. Houtkooper, J. K., G. van Nieuwkuijk, F. W. Roder-
wijn, C. Wagenaar Czn. en H. Zaadnoordijk te Alk
maar, F. Groot te Koedijk (ook van 326), S. Homan,
Wijde Wormer, D. Klaij, Oudkarspel, H. E. Lantinga,
Haarlem, Jan Smit, Petten en T. van der Velde, Huis
waard.
lijk langer stengels en roepen ons, als het ware, toe.
Wij tarten den winter, die strijd tegen de lente voert,
en verkondigen open en vrij, dat hij ons niet kan deren
en zijn macht weldra aan banden gelegd zal worden.
Van ruwe vlagen en booze buien hebben deze plantjes
niet zooveel last. Hoe ze heeten Het zijn exemplaren
van de Boschanemoon (Anemone nemorosa,) die
slechts op weinige plaatsen in ons land in groote hoe-
COMBINATIE VAN FABRE.
De volgende compositie is de aandacht
lezers wel waard;
van onze
eerst langs de touwen naar boven op het dek te ko-1 veelheid voorkomt, zoodat men daar alleen nog kan
men. Velen vielen daarbij in het water en de passa
giers die van boven af het alles aanzagen, lachten uit
bundig, zóó, dat hun lachen het rumoer der negers
overstemde.
En het geleek wel alsof dit lachen den zwarten een
aansporing was om in nög woester beweging te gera
ken Hunne stemmen gilden nu snerpend en kwaad
aardig over de baai, hunne zwarte gezichten waren van
een ontoonbare razernij verwrongen en hunne tanden
grijnsden daarbij zooafs de blanke gebitten van apen
die getergd worden. Er waren er, die zonder er op te
letten, waar èn hoe zij hem beetpakten, hun minder
krachtige buurman aangrepen en In het water wierpen.
Die viel dan woest hu:
weer aan boord van zi
lend in zee, doch klom haastig
n schuitje of In dat van een an
der. Middelerwijl hadden de sterksten de kabels om
klemd en waren zij de bestorming van het schip be
gonnen. Jules, even achter zich kijkend, zag de Engel-
J) Een nieuw hoofdstuk van het bekende "werk
„Tropenwee" dat aan den vierden druk zal worden
toegevoegd.
denken aan Florentijns: „Daar staat hij, de jonge
zomer, in zijn anemonengaard." We vinden dit mooie
plantje veelvuldiger op dé hooge Gelderache gronden,
dan langs den duinkant, waar men het vroeger meer
aantrof dan tegenwoordig. De bloempjes zijn onvol
komen. Schijnbaar ontbreekt de kelk, doch wat we
voor de bloemblaadjes zouden aanzien, dat zijn juist
de kelkbladeren, wit aan de binnenzijde en rose-achtig
naar buitenlaatstgenoemde kleur blinkt door het wit
heen en vormt dusdanig een verrukkelijk effect. Aan
den voet van iederen bloemsteel vindt men drie hand
vormige bladeren, die samen een omwindsel vormen,
waarvan steeltjes en blaadjes zacht behaard zijn.
Nauwelijks hebben we ook de Anemonen, die heer
lijk pralende lentebloempjes! met zooveel welgevallen
bekeken, of we denken in het bosch bekende plantjes te
ontmoeten, daar we meenen, ze ook reeds langen tijd
in de meeste bloemtuintjes bloeiende te hebben gevon
den. Bij het eerste zien denken we aan de gewone
Sleutelbloem of Primula veris. Toch is dit niet dezelf
de, wat ons bij nadere beschouwing duidelijk wordt.
Zie maar naar de lange stelen, waarop de bloemscher-
•Wit kan hier winnen door:
1.
30—24
1.
19 30
2.
32—27
2.
21 :23
3.
25—20
3.
15 33
4.
39 17
4.
30 :50
5.
43—38
5.
11 22
6.
38—33
6.
50 :28
7.
36—31
7.
26 :37
8.
41 1!
EEN BIJZONDER GEVAL.
Zoo kunnen wij den volgenden zet noemen, die door
M. Vivès in een partij werd uitgevoerd:
Wit speelt.
1. 2823. Nu kan zwart niet 29 18 slaan, want
dan volgt 27—21 en 31 2, dus moet
zwart slaan
1. 19:28
2. 30 19 (de zwarte schijf op 28 laat wit stil slaan)
2. 14:23
3. 25 14 3. 10 19
4. 33 2! En de zwarte schijf blijft op 28. MooiI
Ter oplossing voor deze week:
Probleem No. 328 van G. FABRE.
Zwart: 7, 8,9, 10, 12, 13, 15, 17, 18, 21, 22, 40.
Wit: 23, 24, 28, 29, 32, 33, 39, 42, 46, 48, 50.
Oplossingen vóór of op 11 Maart, Bureau van dit
Blad.
CORRESPONDENTIE. H. Z. te A. De slagwen
ding in uw probleem was wel aardig. De stand was
niet mooi, evenmin die na den slag. Uw eerste proeve
was beter. Laat u dit echter een aansporing zijn op
nieuw iets samen te stellen. Tracht vooral eens iets
aardigs te componeeren in natuurlijken stand met niet
te veel schijven.
(Ingezonde*.)
De hoop, dat er veel bewijzen van instemming zou
den komen met het ingezonden artikel, dat laatstonder
geteekende plaatste in de Haagsche bladen van 9 Jan.
j.l. en dat enkele andere bladen zoo beleefd zijn ge
weest over te nemen, waarvoor bij dezen onzen harte-
lijken dank, is wel verwezenlijkt. Bijna duizend schrif
telijke bewijzen van instemming mochten wij ontvangen
Wij mogen dus veronderstellen, dat het denkbeeld
bij een groot deel onzer landgenooten In goede aarde
is gevallen.
Moge de Nederlandsche Bond tot bevordering van
de Nationale Industrie met dezelfde ingenomenheid
worden begroet, dan twijfelen wij niet of die Bond zal
een zegen worden voor ons land.
Ziehier in korte trekken, hoe wij ons voorstellen, dat
deze Bond zal werken.
De leden verbinden zich om bij voorkeur Nederland
sche waren te koopen en geene buitenlandsche,
tenzij de buitenlandsche beter of goedkooper
mochten zijn, en hunne waren bij voorkeur te koopen
bij leveranciers, die de bevordering van Nationale In
dustrie voorstaan. De Bond geeft een blad uit, waarin
Nederlandsche waren worden aangekondigd en waar
in zooveel mogelijk zal worden gewaakt tegen misbruik
van vertrouwen in handelszaken.
De leden betalen eene jaar lijk?che contributie en
ontvangen het bondsblad.
De winkeliers, leden van den Bond, moeten vóór aan
hun winkel een plaatje bevestigen, waarop „Bevorde
ring van de Nederlandsche Nijverheid", en de leden
particulieren kunnen desverkiezende ook een plaatje
aan hun huis bevestigen tegen betaling der kosten
daarvan.
De fabrikanten treden als leden-begunstigers of als
leden-donateurs tot den Bond toe. Het bedrag, door
hen jaarlijks te betalen, zoude men afhankelijk kunnen
stellen van het aantal werklieden, aan hun fabriek ver
bonden.
De Bond heeft een centraal bestuur en afdelingsbe
sturen. Aan den Bond kan verbonden worden een Bu
reau van onderzoek, hetwelk inlichtingen verstrekt
voor nieuw op te richten zaken. Een Bureau van on
derzoek, niet gebaseerd op eigen belang, doch alleen
en bij uitsluiting bet algemeen Nederlandsch belang
beoogende. Dit Bureau van onderzoek, geraadpleegd
bij de oprichting van nieuwe fabrieken of handelsza
ken, moet voorlichting geven en, in geval de zaak ver
trouwen verdient, behulpzaam zijn in het verkrijgen
van zooveel mogelijk sympathie.
Natuurlijk is het niet doenlijk, dat het bureau van
alle handels- en fabriekszaken op de hoogte is, doch
samengesteld uit bekwame zakenmannen, ingenieurs
en accountants, zoude men zich door speciale vakman
nen en in de eerste plaats door de belanghebbenden
kunnen doen voorlichten.
Hiermede hebben wij in korte trekken het doel en de
werking aangegeven van den Bond, dien wij zouden
wenschen op te richten. Wij achten het oogenblik
thans gunstig om een beroep te doen op de vader
landsliefde onzer landgenooten 1
Nederland heeft een groot deel van zijn geld ter
beschikking van de Amerikaansche nijverheid gesteld.
Nederland ondersteunt thans den Amerikaanschen
en den Canadeeschen landbouw, door reusachtige be
dragen te beleggen in pandbrieven.
Dat geld is niet verloren, maar de industrie, de
landbouw in Nederland en de Nederlandsche koloniën
zouden met de gelden kunnen worden bevoordeeld.
Het kapitaal van de Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot exploitatie van petroleumbronnen in
Nederlandsch-Indië is voor een groot deel in buiten
landsche handen en vele ondernemingen in onze zoo
enorm rijke koloniën worden met Engelsch en Duitsch
geld geëxploiteerd.
De Rotterdamsche Tramwegmaatschappij is eene
Belgische onderneming.
Is het noodig, heeft het eenig nut buitenlandsche
brandkasten en zekerheidssloten te koopen, terwijl de
Nederlandsche een graad van volmaaktheid hebben
bereikt, die zeker niet overtroffen wordt in het buiten
land. j j