De denkbeeldige hoop. m s Dam rubriek. vertelde mij Antwerpenaar te zl}n, leeraar aan een middelbare school aldaar en een krachtig voorvechter in de Vlaamsche beweging en een groot bewonderaar der Noord-Nederlandsche beschaving. Naar Noord-Nederland moest dan ook, zoo zeide hij, het Vlaamsche volk zich na diezen onheilvollen oorlog richten en uit Noord-Nederlandschen bodem nieuwe krachtige sappen zuigen. Ik stel mij voor, la ter hierop terug te komen. De tijden zijn rijp daar voor, nu het Vlaamsche volk Holland1 zooveel beter heeft leeren begrijpen en waardeeren, meende hij. Hij deelde voorts mede van verschillende Vlaamsche vrien den, nu in Holland, brieven te hebben ontvangen, waarin zij hun buitengewone vereering voor het peil van cultuur, waarop Holland staat, betuigden en Iran spijt uitspraken %ver het niet vroeger begrijpen van Noord-Nederland. „Ik heb het hun altijd voorgehouden" zeide hij, „nu ben ik blij dat zij het ook inzien." Zijne medesoldaten hier zien met veel aanhankelijk heid tot hem op, vooral als hij tegenover zijne Fransch sprekende landgenooten het goede recht der Vlamin gen verdedigt. Nog op andere wijze spant hij zich in voor zijn landgenooten, hij richtte namelijk eenige leer gangen voor hen in tot het onderhouden en blijven beoefenen van hun ambacht of tot het aanleeren van een nieuw vak, voor hen, die ongeschikt zijn geworden door hun verminking. Bedroevend is het te zien, die jonge kerels, verminkt voor hun leven, een been, een arm missend, eenigen geheel blind geschoten. Een uit een groepje, waarmede ik stond te praten, drukte mij bij het heengaan de hand.ik voelde dat hij twee vingers miste. Hoe moeilijk valt het dan bij het afscheid woorden te vinden I Ik gaf dit eenvoudig verhaal van zijne lotgevallen en zijne exploitatie door een Franschen boer, om eens te laten zien dat in breede lagen van de civiele bevol king die dankbaarheid tegenover de Belgen niet zoo bijster diep zit, ten minste zich niet zeer in dadep. uit. En ik herhaal, dit geval is slechts één uit zeer velen, Daarom leek het mij niet ondienstig dit eens te vertel len, omdat, zooals ik reeds opmerkte, onze hulp aan neigen werd gequalificeerd uit winzucht te zijn gebo ren. Neen, wij mogen fier zijn op onze belangelooze hulp; in Frankrijk is zeer zeker ook veel gedaan voor van huis en hof verjaagde Belgen; maar toch is 't, zoo zeide mij een dezer dagen een intellectueel Belg alhier, is 't of de Franschen zoo zachtjes aan hebben vergeten dat wij hen eens redden en hun eerste bolwerk vorm den. Vroeger waren wij het, die hen hadden gered, nu hebben wij plaats gemaakt voor „notre Joffre et notre soixante-quinze" (het beroemde 75 m.M. kanon). Slechts feiten gaf ik en mijn bedoeling was geens zins stemming te maken, maar waar van Franschen kant onze goedheid en hulp wel eens verdacht is ge maakt, leek het mij niet ondienstig ook eens de prak tijken van eenige zonen van het Fransche volk tegen over Belgen te laten zien. Men kan dan vergelijken. ALBERT KEET. DE LOTGEVALLEN VAN EEN BELGISCH SOLDAAT. Alvorens verder te vertellen van mijn zwerftocht door het Noord-Fransche land en de indrukken, van land en volk ontvangen, verder weer te geven, wil ik heden tenslotte iets mededeelen van de lotgevallen van een Belgisch soldaat in Frankrijk. Er is, en niet het minst in Fransche bladen, wel eens met weinig waar deering gesproken over wat wij, Hollanders, voor de Belgen deden en nog doen; men heeft gesproken van egoïsme, dat bij ons volk in deze hulp voorzat en onze koopmansgeest werd er zelfs bijgehaald, ja men zeide mij hier, dat wij voor onze hulp werden betaald; wel nu, de geschiedenis die ik hier laat volgen, doet op de handelwijze van vele Franschen geen al te gunstig licht vallen. En toch zijn zij den Belgen alles verschul digd in dezen oorlog, maar bij vele Franschen uit zich de dankbaarheid meer in woorden dan in daden. Ik merk hierbij op, dat deze geschiedenis niet op zichzelf staat, ik vernam vele van deze soort. Voor de waarheid sta ik in, de man, die mij persoonlijk zijn lotgevallen verhaalde, machtigde mij zelfs zijn naam te noemen. Ik laat dit na, om begrijpelijke redenen. Mijn Belg dan was, na het geheele eerste gedeelte van den veldtocht te hebben meegemaakt, den 4den De cember gewond naar Calais overgebracht. Na van zijn wonde te zijn genezen werd hij voorloopig voor den dienst afgekeurd en in gezelschap van nog een twintig tal Belgen, vluchtelingen uit Zuia-België, over zee naar Rochelte gezonden. Van daar reisden zij per spoor naar Pamiers, waar zij, na een-treinreis van drie dagen, doodmoe aankwamen. In deze stad werd hun als verblijfplaats een oude schuur aangewezen, waar zij den nacht op stroo door brachten. Maar aan hun tocht kwam nog geen einde. Van Pamiers werd mijn soldaat met zijne zwerfgenoo- ten naar la Roque d'Olmes gezonden, een stadje in het departement Ariège, gelegen. Daar werden zij bij aan komst onmiddellijk naar het gemeentehuis gebracht, waar hun werd gevraagd welk handwerk zij uitoefen den. Mijn zegsman, die in zijn burgerleven te Gent koet sier was, werd, daar voor hem in zijn oud bedrijf geen werk kon worden gevonden, aan den landarbeid gezet. Bij een gezeten boer uitbesteed; aan wieH het Belgische gouvernement een vergoeding van I frank 25 centimes voor onderhoud betaalde, werd hij dopr zijn gast heer voor zwaar boerenwerk gebruikt. Boomen hakken en dikke wortels uitrooien was zijn dagelijk- sche bezigheid. Het royale 1 dat zijn hospes hier voor uitkeerde, bestond in een half pakje tabak om de drie dagen. Vleesch kwam nagenoeg niet op tafel, .droog brood en aardappelen maakten het gewone voedsel uit. Na een maand daar te hebben verbleven, werd liet hem te erg, hij zèide zijn edelen gastheer vaarwel en wist «a eenige dagen zwervens Bordeaux te bereiken. Daar. werd hij in een soort doorgangshuis, de „fondation Osiris" opgenomen, maar het was er nog veel erger. In deze in ridding van liefdadigheid was de liefdadigheid vès zoek; ligging en voeding be neden peil. Na hier eenige tijd te hebben doorge bracht, werd hij weer opgezonden naar Havre, waar hij nu in het mooD St. Adresse, het voorstadje van Ha vre, in het dépot de convalescence wat op verhaal ge komen is. Daar de gevolgen eener bronchitis, ook in de loop graven opgedaan', zich bij hem openbaarden, werd hij geheel afgekeurd, réformé, zooals de terra luidt en wacht hij nu hier het einde van den oorlog af. Klein gesnap over een groot middel. Wanneer de ziekte in een gestel is binnengedron gen, moet zij er zoo gauw mogelijk worden uitge jaagd. Het is een denkbeeldige hoop te verwachten dat zij van zelve zal weggaan. Vele zieken die zei den „Het is niets, 't zal wel gauw over zijn", heb ben tot hun schade bemerkt dat dit optimisme on voldoende was als behandeling. Beter zien zij het in die, zoodra als het kwaad zich voordoet, onmid- delijk de Pink Pillen nemen. Deze zieken kennen dit spreekwoord: „Indien gij heden de Pink Pillen neemt, begint heden uwe genezing". De zieke van wie wij gaan spreken, is gedurende 3 jaren nutte loos ziek geweest doordat zij te lang heeft gewacht alvorens de Pink Pillen te nemen. Zoodra zij de Pink Pillen|is gaan nemen, is hare genezing begonnen. Mevr. S. M. Roosenboom Cillissen, wonende te Ottersum bij Gennep, Looierheide, schrijft ons„Ik ben zeer bloedarm geweest en deze ziekte heeft drie jaren geduurd. Ondanks alle zorgen had ik geen krachten meer; ik was bleek, mijne lippen, mijne wangen waren zonder kleur. Ik had de eet lust verloren en ik was onderhevig aan duizelingen en aan hartkloppingen. Wanneer ik een trap moest opklimmen of wat hard moest loopen, was ik dade lijk buiten adem en ondervond ik een groote ver moeienis in de beeneH. Voegt daar aan toe saam trekkingen van de maag en aanhoudende schele hoofdpijnen. Gelukkig heeft men mij geraden de Pink Pillen te nemen. Die pillen hebben gemakke lijk mijne ziekte overwonnen en sedert dien tijd ben ik niet meer ziek geweest". Denkt er aan, dames, dat aw grootste vijand, de bloedarmoede, geen grooter vijand heeft dan de Pink Pillen. De Pink Pillen zijn verkrijgbaar a f 1.75 per doos, en f 9.— per ïes doozen bij het Hoofddepot der Pink Pillen, Dacostakade 15, Amsterdam. Te Alkmaar bij Niet op ft Slothouber, Langestraat 83. den om ons het mooie van zoo'ti probleem te doen kennen. Het eerste, dat wij hier laten volgen, is ont leend aan „De Damschool", bijblad van het Bondsor gaan. INGEZONDEN STUKS®!. De heer H. J. A. van Gelder heeft dezen stand sa mengesteld. Op het eerste gezicht zou men het voor onmogelijk houden, in zoo'n eenvoudigen stand, met zoo weinig schijven een allergunstigste combinatie te ontwikkelen. En toch, zie maar! Wit speelt: 1. 48—43 1. 38 49 2. 44392. 49 46 moet drie slaan 3. 44 37slaat 4 schijven 3. 46 40 4. 45 34 en wint tegen schijf 1 4. Ons compliment aan den auteur! En dan, hoe mooi is 't volgende probleempje Blijdenstein. van AAN DE DAMMERS 1 Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro bleem 328 (auteur G. Fabre). Stand: Zwart: 7 8, 9, 10, 12, 13, 15, 17, 18, 21, 22, 40. Wit: 23, 24, 28, 29, 32, 33, 39, 42, 46 48, 50. Oplossing 40:49 49 27 i3 24 17 38 22 44 15 24 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 50-44 42—37 2419 29 20 37-31 31 4 4 50 en wint. 1. 3. 4. 5. 6. weest was, vergat de maaltijden en moest geanimeerd worden om iets te eten. Hi zat steeds te schrijven in zijn vrijen tijd, zat soms den heelen nacht op en ge bruikte kaarsen even verkwistend als hij vroeger gelei gegeten had en toen tegen de maand Mei haar man weder uitweidde over zijn erstige stemming, veroor loofde mevrouw Manske's geweten haar niet meer te snuiven. s „Je bent zeker niet wel," zei ze eindelijk tot hem op Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: C. Betlem, W. Blokdijk, G. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K., G. van Nieuwkuijk, F. W. Ro- derwijn en H. Zaadnoordijk te Alkmaar; H. Boon, den He'deiF. Groot, K ijk; D. Taij, Oudkarspel; H. E. Lantinga, Haarlem ca J. Smit, Petten. EENVOUDIGE STANDEN. Asn hm, die zich begin, en toe te ggen op het sa- mei?lellen van pr bleme; ;unnen wij niet genoeg den raad geven: Trac'tt iets t? componeeren in natuurlij ken stand met niet le veel schijven. Het is geen kunst met veel schijven In een onnatuur lijker! stand, wit een verbazender slag ie laten maken, 't Is juist het fijne van een probleem, als het zoo uit een partij genomen kan zijn, Er zijn tal van voorbed- vre. e verdrijven. Hij was dadelijk naar Kleinwalde gevit at, wrui hij vond hc' belachelijk de inspraken van zijn hart niet te volgen en zich persoonlijk neer te werpen aar de voeten van Anna, die hem zonder twijfel verwachtte. En de deur werd hem voor zijn nn, ttfehtgeworpen door een dienstmeisje, wier ma nier van doen hem zoo razend gemaakt had, dat hij haar bijna de dierbare versregels had laten zien om haar ie overtuigen van zijn gewichtigheid in dat huis; Wit wini door: 1. 45—40! l. 9:29 2. 27—21! 2. 16:18 3. 40—34! 3. 6:30 4. 25: li!' Mogen deze voorbeelden den componisten een aan sporing zijn, in deze richting hunne krachten te be proeven. Ter oplossing voor deze week: Probleem 329 van BLIJDENSTEIN. „BEMALING VAN TERREINEN TUSSCHEN DE HOORNSCHE VAARTEN TE ALKMAAR." Geachte Redactie. De enormiteit, verkondigd in Uw verslag van de Raadszitting op 27 Januari j.l. waarbij de Voorzitter natuurlijk op grond van deskundig onderzoek, ver klaard zou hebben dat herstel van het Polderverband met een houten koker f 1100 en met een IJzeren koker 1500 zou kosten -f vaarwater afsluiting en Schade loosstelling voor sluispachter, gaf mij aanleiding, op deze zaak in uw blad niet terug te komen vóór en al eer het stenografisch raadsverslag zou zijn uitgekomen Het stenografisch verslag is er nu, en, alsof de mo len al besteld was. toen de zaak in den raad kwam, 14 dagen na dé Raadszitting, stond en draaide de Climax (Star) windmotor, ennog 14 dagen later brandde toevallig de Huiswaardermolen af. Oppervlakkig gezien is deze zaak dius uit, en waar toe nu nog napleiten, zult U misschien zeggen, doch m.i. met met recht, in tegendeel, na de buitensporige prijzen, door U genoemd, en die geleid hebben tot de gekozen oplossing(?), volgens het stenografisch ver slag, juist blijken opgenomen, acht rk bet van het groot ste belang voor de gemeente, vast te stellen wie de ad viseur des,Voorzitters is geweest, en waarop de onzin nige cijfers zijn gebaseerd. Het door mij bedoelde boerenbaasje (bedoeld werd een der eenvoudige polderbazen uit den naasten om trek, zonder heel veel pretenties, zooals er die nog zijn) achtte, en acht nog, een ijzeren koker voldoende aan de te stellen eischen, geheel gemaakt en gesteld, zonder vaartafsluiting enz. betaald, en ruim betaald met hoogstens 300, en dat hij gelijk gehad heeft, en nog heeft, blijkt m.i. duidelijk als men ziet, wat tot stand gebracht is voor de reeds uitgegeven pl,m. 700 (het opstellen van den molen van 540 en de daarvoor, en daardoor, noodig gebleken verplaatsing -f- daaruit volgende noodige verandering in de watertoeleiding hebben de 160 zeker wel al overtroffen.) Wat toch ziet men, als het gelukt is, over hekken en door modder, de sierlijke en moderne imitatie van Brussels bekende Manneke op Alkmaars Gemeente grond te naderen, en het luik open te maken, dat, meer decent dan in Brussel, de eveneens meer decente uitloo- zing maskeert, dan ziet men, schrik niet lezer, dat bij de „door B. en W. meer economisch geoordeelde oplos sing," al het te verwijderen water, na pijn. anderhalve meter op maling, moet passeeren, zonder druk, door een open ijzeren pijpje 8 cM. of 3 Engelsche duim sSÜWA Zwart: 2, 3 (dam), 4. 6. 10, 17, 20, 25, 27, 28. Wit: 13, 16, 18, 19, 29, 30, 34, 40, 42, 43, 50. Wat ontleding betreft eau prachtstuk. Bl*^088"1^611 V<^r blaart, bureau van dit CORRESPONDENTIE. H. P- Z. te A. Zal 't met genoegen u, .zien Zie s. v. de combinaties in deze rubriek. F. G. te K. Zal uw probleem naxtea, D. K. te O. In dank ontvangen. Hoop het volgende week te plaatsen, Een dergelijk buisje, niet roestig en gemenied, doch behoorlijk gegalvanizeerd van binnen en van buiten, zooals dat B. en W. blijkbaar voldoende achten bij ge bruik van dien wind, die gemiddeld geen 14 uur van de 24 waart, is volgens mijn deskundige inderdaad vol doende, als koker werkend gedurende elk uur van de 24. Weet men nu wat elk ijzerhandelaar U kan bevesti gen dat de 40 meter van die buis, voor kokergebruik benoodigd nog geen 100 kost, dan zou er dus 1000 of 1400 overschieten voor het leggen en stellen, wat natuurlijk voor zulk een buisje zonder vaartafsluitmg enz. kan plaats hebben. Naar de ervaring die ik zelf, op dat gebied bij bag- gerwerk, op 6 meter diepte (hier is slechts sprake van pl.m. 1.80 Meter diepte) op deed, is, zonder vaart af sluiting enz. met 200 net karwei rijk betaald ook vol gens mijn deskundige. Bij de restauratie van het Witte Kruis Badhuis is gebleken, dat ramingen van kosten zeer uiteen kunnen loopen, maar men mag aannemen, dat de firma Heem stede Obelt voor deze waterzaak niet is geraadpleegd, te meer daar men voor een deskundige, niet verder dan Oudorp behoefde te zoeken. De climax (Star) windmotor draait (ten minste als het waait) en, al heeft hij in 3 weken het waterbezwaar nog niet veel verminderd, eenmaal zal hij uit, en afge draaid zijn, al hij niet vóór dien het lot deelt van an dere lotgenooten en omwaait en eerdaags zal de Huis- waardennolen uit zijn asch herrijzen, mocht dus de nood nog eenmaal aan den man komen, dat de vroede vaderen dan gelukkiger zullen zijn in ae keuze van hun deskundigen, acht ik in Alkmaars belang, en help ik wenschen, want niet alleen het volk mag groot zijn in het kleine, ook Alkmaar past dat m.i. hoe klein het weggegooide bedrag misschien ook eerdaags zal blij ken te zijn. Dankend voor de verleende plaatsruimte. Uw Abonné. Alkmaar 9, 3. 15. BUKOERLUKE STAND. een dag, dat hij stilzwijgend aan tafel gezeten had en het eenige wat hem echter* teruggehouden had was zijn in t geheel niet had willen eten. ovrtuioW van knar onhpW»nd?ï«tH Hn Fnr™iort,0 „Niet wel?" barstte Klutz uit, wiens lichaam en ziel beide in een gloeienden koortsgloed schenen te ver- keeren „ik ben ziek, doodziek." En hij voelde zich ook ziek. Het was nog maar twee dagen geleden, dat hij Anna's vers gekregen had, en hij was er door gekomen in een oproerige stemming van genot en zegepraal; de ontmoediging of weige ring, die het bevatte had hem des te meer aangemoe digd, want dit scheen slechts de gepaste zelfonder- schatting te wezen van een vrouw tegenover hem, die door de natuur is aangewezen om haar heer en mees ter te zijn. Hij was volkomen bereid de hinderpalen tot hun echtvereeniging, waarop zij doelde, over het hoofd te zien. Zij kon het niet helpen, dat zij ouder was; zij was zeker ouder dan hij gewensent had, inaar gelukkig kon men haar jaren niet aanzien op haar lief gezicht. Wat zijn stand betreft, hij vermoed de dat zij meende, dat hij niet van adel was, maar bij een vrouw vergeleken, dacht hij, is een man altijd van adel, wat zijn naam ook mag wezen, van adel door zijn meer verheven en edeler natuur. Hij had dadelijk naar Kleinwalde willen loopenmaar zijn leerling en vertrouwde had gezegd: „Doe dat niet," en ze had dat met zulk een nadruk gezegd, dat hij het voor dien dag ten minste had gelaten. En nu, op den morgen van den dag, dat mevrouw Manske hem gevraagd had of hij ziek was, had hij een kort briefje gekregen van miss Leech, met de mededeeling, dat rreule Letty Est- court voorloopig haar Duitsche lessen niet meer zou voortzetten. Wat was er gebeurd? Zelfs het gedicht, dat warm rustte op zijn hart, was niet in staat zijn overtuiging van haar onbekendheid met de Engelsche taal. „Wou j« ;ai dokter laten halen?" vroeg mevrouw Manske, die schrikte van zijn blikken en woorden; misschien had hij de een of andere besmetting opge daan; een hulpprediker in huis met een besmettelijke ziekte zou vreeselijk zijn. „Den dokter!" riep Klutz en hij haalde dadelijk de Duitsche vertaling aan van de zes regels, die aldus beginnen „Canst thou not minister to a mind diseased." Mevrouw Manske was ernstig ongerust. Zij was zich niet bewust dat hij den regel van een gedicht aan haalde en schrikte toen zij hem Du tegen haar hoorde zeggen, een voorrecht, weggelegd voor minnaars, echt- genooten en naaste familie-betrekkingen en vragen hoorde doen, die een fatsoenlijke hulpprediker niet hoort te doen aan de achtenswaardige moeder van een gezin; daar was zij zeker van. „Ik denk zeker dat je den dokter moest laten komen," zei ze zenuwachtig en zij stond haastig op en liep naar de deur. „Neen, neen," kef Klutz, „er bestaat geen dokter, die mij kan helpen." Zijn hand ging naar den borstzak, die het gedicht bevatte en hij greep er koortsachtig naar. Hij wou het zoo graag aan mevrouw Manske laten zien, om het voor haar te vertalen en haar te toonen hoe de jonge vrouwe van Kleinwalde, patrones, met den heer Von Lohm, die patroon was van de predikantsplaats van haar man, over hem dacht. „Ik zal met mijn man over den dokter spreken," hield mevrouw Manske vol, terwijl zij ongewoon haas tig in huis verdw;c Ah zijn m< minuut langer ge bleven was ban hij h« - r fc,r d laten lezen. Klutz wachtte niet af vat de reiikant zei, hij duw de zijn vilten b d ijn hc en gin; een geweldi ge wandel'ng dom i b i v plan dooi lueinwal- de te loopeu, net >rbfliH wou In de boaschen dwalen, hij wou hu i buurt wacnteu. Het was een wanne, winderig. lag ia Mei; de wind, die zich zoo lang bedft .r 3.1 blies het stof in wol ken op; maar Klub de vooii met een kracht, die men niet verwacht zet; hebben van iemand, die dien heelen dag nog niets g ten had. De liefde was met veel geweld tot hem gekomen. Hij had haar steeds verwacht, van het oogenblik af aan, dat hij de school had verlaten; maar zijn zorgzame ouders hadden hem op eenzame plaatsen laten vertoeven stille, onbewoonde plaaisen, evenals Lohm plaatsen, waar de predikantsdochters óf getrouwd waren öf nog vast gebonden op het kussen der kindsheid. Somtijds werd hij als een groote gunst op de Zon dagavondpartijtj es bij de Dellwig's geïnviteerd; ook daar had hij naar liefde uitgekeken. Maar het gezelschap bestond uit stevige pachtersvrouwen, dames van dertig, veertig, vijftig jaar, dat wil zeggen menschen van een duize- lingwefckenden leeftijd, en zij praatten over het maken van boter en worst en gaven in 't geheel niet om de liefde. „O Liefde, Liefde, waar zal ik u vinden?" riep hij na zulk een avondje tot de sterren, op zijn weg door het bosch naar huismaar de sterren flonkerden koud, blijkbaar volkomen onverschillig of hij de Liefde vond ja of neen. Zijn latafel was vol van de gedich ten, waarin hij de aandoeningen had uitgestort, de aandoeningen en verlangens, die weldoorvoede jonge lingen van twintig jaar, die niets te doen hebben, ver keerdelijk aanzien voor een ziel. En toen was de En gelsche gekomen, plotseling had zij zich voor zijn blik vertoond, in haar rijtuig gezeten op dien stormachti- gen dag in Maart; van het eerste oogenblik af aan had zij hem toegelachen, zijn hart doorboord met oogen, die door velen, behalve Klutz, bewonderd wer den en zoo had hij de Liefde gevonden en voor altijd zijn belangstelling in appelgelei verloren. AKERSLOOT. Februari. Geboren: SUsvc» u ra C. Kuiper en G. G lijnis. Adriana, d. v. boon en M. v. d. Bos. Gerar- da, d. v. J. Stuifbergen en C. Nijman. Gerardus, z. v. P. de Groot en C. Adrichera. Johanna d. v. K. Miecis en C. J. Dekker, Grietje d. v. O. Wezel en G. Los Cru lisje d. v. P. Btanecwijaead en Keeltje Davids. Getrouwd: C. Booij en A. Besee. Overleden: Trijntje Bakker echtgeaoote van J. Swart, in den ouderdom vau 48 jaat Nicoiaaa Bijvoet 43 jaar. Ji. N. Verduin, 2Jü jaar. Het was een vertrouwende, sterke Liefde, met meer hoop dan vrees, meer verzekerdheid dan twijfel. Het gedicht scheen te branden in zijn zak, zoo vreeselijk verlangde hij het aan ïeden m te laten zien, en aan iedereen zijn geluk mee te deelen. De lelietjes van da len, waaraan het was vastgebonden, en die hij sedert dat oogenblik steeds in zijn jas droeg, waren nog nauwelijks bruin geworden en toch kon hij zulk een geheim haast niet meer voor zich houden. Wat had hij er aan, dat de vrouwe van Kleinwalde hem gezegd had, dat het haar speet niet in staat te wezen hem Lammclien of Schhtzchen te noemen (de woorden, die hij in zijn dictionnaire gevonden had voor „pet") in dien niemand het wist? Toen hij bij het huis gekomen was, wandelde hij er heel langzaam voorbij, een echte slakkengang, en keek op naar de ledige, afstootende vensters. Er was geen sterveling te zien. Mismoedig ging hij voort. Wat zou hij doen De deur was dien dag al eens voor zijn neus dichtgeworpen, waarom begreep hij volstrekt niet. Hij aarzelde en keerde terug. Hij zou het nog eens probee- ren. Waarom niet? De freule zou de meid een flink standje gegeven hebben als zij hoorde, dat een per soon, die in haar ziel woonde als mijn Lammchen, de deur was gewezen. Brutaal liep hij het grasperk voor het huis rond en klopte. Dezelfde dienstbode kwam voor. Zoodra zij hem zag, sloeg zij de deur dicht en riep: „Nicht zu Haus!" „Ekelhaftes Benehmen!" riep Klutz op luiden toon; hij werd woedend. Zijn geest, die nooit zeer sterk was, was gedurende dezen opgewonden dag van liefde en vasten verzwakt naarmate zijn lichaam in krachten verminderde. Hij werd aangetast door een vlaag van woede, toen hij daar stond voor de gesloten deur en hij de dienstbode hoorde weggaan; en nauwelijks we tende waf hij deod, greep hij de klopper en klopte en klopte, totdat het hout areunde. Wordt vervolgd. r\ 4.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 6