De denkbeeldige hoop.
m s
Dam rubriek.
vertelde mij Antwerpenaar te zl}n, leeraar aan een
middelbare school aldaar en een krachtig voorvechter
in de Vlaamsche beweging en een groot bewonderaar
der Noord-Nederlandsche beschaving.
Naar Noord-Nederland moest dan ook, zoo zeide
hij, het Vlaamsche volk zich na diezen onheilvollen
oorlog richten en uit Noord-Nederlandschen bodem
nieuwe krachtige sappen zuigen. Ik stel mij voor, la
ter hierop terug te komen. De tijden zijn rijp daar
voor, nu het Vlaamsche volk Holland1 zooveel beter
heeft leeren begrijpen en waardeeren, meende hij. Hij
deelde voorts mede van verschillende Vlaamsche vrien
den, nu in Holland, brieven te hebben ontvangen,
waarin zij hun buitengewone vereering voor het peil
van cultuur, waarop Holland staat, betuigden en Iran
spijt uitspraken %ver het niet vroeger begrijpen van
Noord-Nederland.
„Ik heb het hun altijd voorgehouden" zeide hij, „nu
ben ik blij dat zij het ook inzien."
Zijne medesoldaten hier zien met veel aanhankelijk
heid tot hem op, vooral als hij tegenover zijne Fransch
sprekende landgenooten het goede recht der Vlamin
gen verdedigt. Nog op andere wijze spant hij zich in
voor zijn landgenooten, hij richtte namelijk eenige leer
gangen voor hen in tot het onderhouden en blijven
beoefenen van hun ambacht of tot het aanleeren van
een nieuw vak, voor hen, die ongeschikt zijn geworden
door hun verminking. Bedroevend is het te zien, die
jonge kerels, verminkt voor hun leven, een been, een
arm missend, eenigen geheel blind geschoten. Een
uit een groepje, waarmede ik stond te praten, drukte
mij bij het heengaan de hand.ik voelde dat hij
twee vingers miste. Hoe moeilijk valt het dan bij het
afscheid woorden te vinden I
Ik gaf dit eenvoudig verhaal van zijne lotgevallen
en zijne exploitatie door een Franschen boer, om eens
te laten zien dat in breede lagen van de civiele bevol
king die dankbaarheid tegenover de Belgen niet zoo
bijster diep zit, ten minste zich niet zeer in dadep. uit.
En ik herhaal, dit geval is slechts één uit zeer velen,
Daarom leek het mij niet ondienstig dit eens te vertel
len, omdat, zooals ik reeds opmerkte, onze hulp aan
neigen werd gequalificeerd uit winzucht te zijn gebo
ren.
Neen, wij mogen fier zijn op onze belangelooze
hulp; in Frankrijk is zeer zeker ook veel gedaan voor
van huis en hof verjaagde Belgen; maar toch is 't, zoo
zeide mij een dezer dagen een intellectueel Belg alhier,
is 't of de Franschen zoo zachtjes aan hebben vergeten
dat wij hen eens redden en hun eerste bolwerk vorm
den. Vroeger waren wij het, die hen hadden gered, nu
hebben wij plaats gemaakt voor „notre Joffre et notre
soixante-quinze" (het beroemde 75 m.M. kanon).
Slechts feiten gaf ik en mijn bedoeling was geens
zins stemming te maken, maar waar van Franschen
kant onze goedheid en hulp wel eens verdacht is ge
maakt, leek het mij niet ondienstig ook eens de prak
tijken van eenige zonen van het Fransche volk tegen
over Belgen te laten zien. Men kan dan vergelijken.
ALBERT KEET.
DE LOTGEVALLEN VAN EEN BELGISCH
SOLDAAT.
Alvorens verder te vertellen van mijn zwerftocht
door het Noord-Fransche land en de indrukken, van
land en volk ontvangen, verder weer te geven, wil ik
heden tenslotte iets mededeelen van de lotgevallen van
een Belgisch soldaat in Frankrijk. Er is, en niet het
minst in Fransche bladen, wel eens met weinig waar
deering gesproken over wat wij, Hollanders, voor de
Belgen deden en nog doen; men heeft gesproken van
egoïsme, dat bij ons volk in deze hulp voorzat en onze
koopmansgeest werd er zelfs bijgehaald, ja men zeide
mij hier, dat wij voor onze hulp werden betaald; wel
nu, de geschiedenis die ik hier laat volgen, doet op de
handelwijze van vele Franschen geen al te gunstig
licht vallen. En toch zijn zij den Belgen alles verschul
digd in dezen oorlog, maar bij vele Franschen uit zich
de dankbaarheid meer in woorden dan in daden.
Ik merk hierbij op, dat deze geschiedenis niet op
zichzelf staat, ik vernam vele van deze soort. Voor de
waarheid sta ik in, de man, die mij persoonlijk zijn
lotgevallen verhaalde, machtigde mij zelfs zijn naam te
noemen. Ik laat dit na, om begrijpelijke redenen.
Mijn Belg dan was, na het geheele eerste gedeelte
van den veldtocht te hebben meegemaakt, den 4den De
cember gewond naar Calais overgebracht. Na van zijn
wonde te zijn genezen werd hij voorloopig voor den
dienst afgekeurd en in gezelschap van nog een twintig
tal Belgen, vluchtelingen uit Zuia-België, over zee
naar Rochelte gezonden. Van daar reisden zij per
spoor naar Pamiers, waar zij, na een-treinreis van drie
dagen, doodmoe aankwamen.
In deze stad werd hun als verblijfplaats een oude
schuur aangewezen, waar zij den nacht op stroo door
brachten. Maar aan hun tocht kwam nog geen einde.
Van Pamiers werd mijn soldaat met zijne zwerfgenoo-
ten naar la Roque d'Olmes gezonden, een stadje in het
departement Ariège, gelegen. Daar werden zij bij aan
komst onmiddellijk naar het gemeentehuis gebracht,
waar hun werd gevraagd welk handwerk zij uitoefen
den.
Mijn zegsman, die in zijn burgerleven te Gent koet
sier was, werd, daar voor hem in zijn oud bedrijf geen
werk kon worden gevonden, aan den landarbeid gezet.
Bij een gezeten boer uitbesteed; aan wieH het Belgische
gouvernement een vergoeding van I frank 25 centimes
voor onderhoud betaalde, werd hij dopr zijn gast
heer voor zwaar boerenwerk gebruikt. Boomen
hakken en dikke wortels uitrooien was zijn dagelijk-
sche bezigheid. Het royale 1 dat zijn hospes hier
voor uitkeerde, bestond in een half pakje tabak om de
drie dagen. Vleesch kwam nagenoeg niet op tafel,
.droog brood en aardappelen maakten het gewone
voedsel uit. Na een maand daar te hebben verbleven,
werd liet hem te erg, hij zèide zijn edelen gastheer
vaarwel en wist «a eenige dagen zwervens Bordeaux
te bereiken. Daar. werd hij in een soort doorgangshuis,
de „fondation Osiris" opgenomen, maar het was er
nog veel erger. In deze in ridding van liefdadigheid
was de liefdadigheid vès zoek; ligging en voeding be
neden peil. Na hier eenige tijd te hebben doorge
bracht, werd hij weer opgezonden naar Havre, waar
hij nu in het mooD St. Adresse, het voorstadje van Ha
vre, in het dépot de convalescence wat op verhaal ge
komen is.
Daar de gevolgen eener bronchitis, ook in de loop
graven opgedaan', zich bij hem openbaarden, werd hij
geheel afgekeurd, réformé, zooals de terra luidt en
wacht hij nu hier het einde van den oorlog af.
Klein gesnap over een groot middel.
Wanneer de ziekte in een gestel is binnengedron
gen, moet zij er zoo gauw mogelijk worden uitge
jaagd. Het is een denkbeeldige hoop te verwachten
dat zij van zelve zal weggaan. Vele zieken die zei
den „Het is niets, 't zal wel gauw over zijn", heb
ben tot hun schade bemerkt dat dit optimisme on
voldoende was als behandeling. Beter zien zij het
in die, zoodra als het kwaad zich voordoet, onmid-
delijk de Pink Pillen nemen. Deze zieken kennen
dit spreekwoord: „Indien gij heden de Pink Pillen
neemt, begint heden uwe genezing". De zieke van
wie wij gaan spreken, is gedurende 3 jaren nutte
loos ziek geweest doordat zij te lang heeft gewacht
alvorens de Pink Pillen te nemen. Zoodra zij de
Pink Pillen|is gaan nemen, is hare genezing begonnen.
Mevr. S. M. Roosenboom Cillissen, wonende te
Ottersum bij Gennep, Looierheide, schrijft ons„Ik
ben zeer bloedarm geweest en deze ziekte heeft
drie jaren geduurd. Ondanks alle zorgen had ik
geen krachten meer; ik was bleek, mijne lippen,
mijne wangen waren zonder kleur. Ik had de eet
lust verloren en ik was onderhevig aan duizelingen
en aan hartkloppingen. Wanneer ik een trap moest
opklimmen of wat hard moest loopen, was ik dade
lijk buiten adem en ondervond ik een groote ver
moeienis in de beeneH. Voegt daar aan toe saam
trekkingen van de maag en aanhoudende schele
hoofdpijnen. Gelukkig heeft men mij geraden de
Pink Pillen te nemen. Die pillen hebben gemakke
lijk mijne ziekte overwonnen en sedert dien tijd
ben ik niet meer ziek geweest".
Denkt er aan, dames, dat aw grootste vijand, de
bloedarmoede, geen grooter vijand heeft dan de
Pink Pillen.
De Pink Pillen zijn verkrijgbaar a f 1.75 per
doos, en f 9.— per ïes doozen bij het Hoofddepot
der Pink Pillen, Dacostakade 15, Amsterdam. Te
Alkmaar bij Niet op ft Slothouber, Langestraat 83.
den om ons het mooie van zoo'ti probleem te doen
kennen. Het eerste, dat wij hier laten volgen, is ont
leend aan „De Damschool", bijblad van het Bondsor
gaan.
INGEZONDEN STUKS®!.
De heer H. J. A. van Gelder heeft dezen stand sa
mengesteld. Op het eerste gezicht zou men het voor
onmogelijk houden, in zoo'n eenvoudigen stand, met
zoo weinig schijven een allergunstigste combinatie te
ontwikkelen. En toch, zie maar!
Wit speelt:
1. 48—43 1. 38 49
2. 44392. 49 46 moet drie slaan
3. 44 37slaat 4 schijven 3. 46 40
4. 45 34 en wint tegen schijf 1 4.
Ons compliment aan den auteur!
En dan, hoe mooi is 't volgende probleempje
Blijdenstein.
van
AAN DE DAMMERS 1
Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro
bleem 328 (auteur G. Fabre).
Stand:
Zwart: 7 8, 9, 10, 12, 13, 15, 17, 18, 21, 22, 40.
Wit: 23, 24, 28, 29, 32, 33, 39, 42, 46 48, 50.
Oplossing
40:49
49 27
i3 24
17 38
22 44
15 24
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
50-44
42—37
2419
29 20
37-31
31 4
4 50 en wint.
1.
3.
4.
5.
6.
weest was, vergat de maaltijden en moest geanimeerd
worden om iets te eten. Hi zat steeds te schrijven
in zijn vrijen tijd, zat soms den heelen nacht op en ge
bruikte kaarsen even verkwistend als hij vroeger gelei
gegeten had en toen tegen de maand Mei haar man
weder uitweidde over zijn erstige stemming, veroor
loofde mevrouw Manske's geweten haar niet meer te
snuiven. s
„Je bent zeker niet wel," zei ze eindelijk tot hem op
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren:
C. Betlem, W. Blokdijk, G. Cloeck, D. Gerling,
J. Houtkooper, J. K., G. van Nieuwkuijk, F. W. Ro-
derwijn en H. Zaadnoordijk te Alkmaar; H. Boon, den
He'deiF. Groot, K ijk; D. Taij, Oudkarspel; H.
E. Lantinga, Haarlem ca J. Smit, Petten.
EENVOUDIGE STANDEN.
Asn hm, die zich begin, en toe te ggen op het sa-
mei?lellen van pr bleme; ;unnen wij niet genoeg den
raad geven: Trac'tt iets t? componeeren in natuurlij
ken stand met niet le veel schijven.
Het is geen kunst met veel schijven In een onnatuur
lijker! stand, wit een verbazender slag ie laten maken,
't Is juist het fijne van een probleem, als het zoo uit
een partij genomen kan zijn, Er zijn tal van voorbed-
vre. e verdrijven. Hij was dadelijk naar Kleinwalde
gevit at, wrui hij vond hc' belachelijk de inspraken
van zijn hart niet te volgen en zich persoonlijk neer
te werpen aar de voeten van Anna, die hem zonder
twijfel verwachtte. En de deur werd hem voor zijn
nn, ttfehtgeworpen door een dienstmeisje, wier ma
nier van doen hem zoo razend gemaakt had, dat hij
haar bijna de dierbare versregels had laten zien om
haar ie overtuigen van zijn gewichtigheid in dat huis;
Wit wini door:
1. 45—40! l. 9:29
2. 27—21! 2. 16:18
3. 40—34! 3. 6:30
4. 25: li!'
Mogen deze voorbeelden den componisten een aan
sporing zijn, in deze richting hunne krachten te be
proeven.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 329 van BLIJDENSTEIN.
„BEMALING VAN TERREINEN TUSSCHEN DE
HOORNSCHE VAARTEN TE ALKMAAR."
Geachte Redactie.
De enormiteit, verkondigd in Uw verslag van de
Raadszitting op 27 Januari j.l. waarbij de Voorzitter
natuurlijk op grond van deskundig onderzoek, ver
klaard zou hebben dat herstel van het Polderverband
met een houten koker f 1100 en met een IJzeren koker
1500 zou kosten -f vaarwater afsluiting en Schade
loosstelling voor sluispachter, gaf mij aanleiding, op
deze zaak in uw blad niet terug te komen vóór en al
eer het stenografisch raadsverslag zou zijn uitgekomen
Het stenografisch verslag is er nu, en, alsof de mo
len al besteld was. toen de zaak in den raad kwam, 14
dagen na dé Raadszitting, stond en draaide de Climax
(Star) windmotor, ennog 14 dagen later brandde
toevallig de Huiswaardermolen af.
Oppervlakkig gezien is deze zaak dius uit, en waar
toe nu nog napleiten, zult U misschien zeggen, doch
m.i. met met recht, in tegendeel, na de buitensporige
prijzen, door U genoemd, en die geleid hebben tot de
gekozen oplossing(?), volgens het stenografisch ver
slag, juist blijken opgenomen, acht rk bet van het groot
ste belang voor de gemeente, vast te stellen wie de ad
viseur des,Voorzitters is geweest, en waarop de onzin
nige cijfers zijn gebaseerd.
Het door mij bedoelde boerenbaasje (bedoeld werd
een der eenvoudige polderbazen uit den naasten om
trek, zonder heel veel pretenties, zooals er die nog zijn)
achtte, en acht nog, een ijzeren koker voldoende aan de
te stellen eischen, geheel gemaakt en gesteld, zonder
vaartafsluiting enz. betaald, en ruim betaald met
hoogstens 300, en dat hij gelijk gehad heeft, en nog
heeft, blijkt m.i. duidelijk als men ziet, wat tot stand
gebracht is voor de reeds uitgegeven pl,m. 700 (het
opstellen van den molen van 540 en de daarvoor, en
daardoor, noodig gebleken verplaatsing -f- daaruit
volgende noodige verandering in de watertoeleiding
hebben de 160 zeker wel al overtroffen.)
Wat toch ziet men, als het gelukt is, over hekken en
door modder, de sierlijke en moderne imitatie van
Brussels bekende Manneke op Alkmaars Gemeente
grond te naderen, en het luik open te maken, dat, meer
decent dan in Brussel, de eveneens meer decente uitloo-
zing maskeert, dan ziet men, schrik niet lezer, dat bij
de „door B. en W. meer economisch geoordeelde oplos
sing," al het te verwijderen water, na pijn. anderhalve
meter op maling, moet passeeren, zonder druk, door
een open ijzeren pijpje 8 cM. of 3 Engelsche duim
sSÜWA
Zwart: 2, 3 (dam), 4. 6. 10, 17, 20, 25, 27, 28.
Wit: 13, 16, 18, 19, 29, 30, 34, 40, 42, 43, 50.
Wat ontleding betreft eau prachtstuk.
Bl*^088"1^611 V<^r blaart, bureau van
dit
CORRESPONDENTIE.
H.
P-
Z. te A. Zal 't met genoegen u, .zien Zie s. v.
de combinaties in deze rubriek.
F. G. te K. Zal uw probleem naxtea,
D. K. te O. In dank ontvangen. Hoop het volgende
week te plaatsen,
Een dergelijk buisje, niet roestig en gemenied, doch
behoorlijk gegalvanizeerd van binnen en van buiten,
zooals dat B. en W. blijkbaar voldoende achten bij ge
bruik van dien wind, die gemiddeld geen 14 uur van de
24 waart, is volgens mijn deskundige inderdaad vol
doende, als koker werkend gedurende elk uur van
de 24.
Weet men nu wat elk ijzerhandelaar U kan bevesti
gen dat de 40 meter van die buis, voor kokergebruik
benoodigd nog geen 100 kost, dan zou er dus 1000
of 1400 overschieten voor het leggen en stellen, wat
natuurlijk voor zulk een buisje zonder vaartafsluitmg
enz. kan plaats hebben.
Naar de ervaring die ik zelf, op dat gebied bij bag-
gerwerk, op 6 meter diepte (hier is slechts sprake van
pl.m. 1.80 Meter diepte) op deed, is, zonder vaart af
sluiting enz. met 200 net karwei rijk betaald ook vol
gens mijn deskundige.
Bij de restauratie van het Witte Kruis Badhuis is
gebleken, dat ramingen van kosten zeer uiteen kunnen
loopen, maar men mag aannemen, dat de firma Heem
stede Obelt voor deze waterzaak niet is geraadpleegd,
te meer daar men voor een deskundige, niet verder dan
Oudorp behoefde te zoeken.
De climax (Star) windmotor draait (ten minste als
het waait) en, al heeft hij in 3 weken het waterbezwaar
nog niet veel verminderd, eenmaal zal hij uit, en afge
draaid zijn, al hij niet vóór dien het lot deelt van an
dere lotgenooten en omwaait en eerdaags zal de Huis-
waardennolen uit zijn asch herrijzen, mocht dus de
nood nog eenmaal aan den man komen, dat de vroede
vaderen dan gelukkiger zullen zijn in ae keuze van
hun deskundigen, acht ik in Alkmaars belang, en help
ik wenschen, want niet alleen het volk mag groot zijn
in het kleine, ook Alkmaar past dat m.i. hoe klein het
weggegooide bedrag misschien ook eerdaags zal blij
ken te zijn.
Dankend voor de verleende plaatsruimte.
Uw Abonné.
Alkmaar 9, 3. 15.
BUKOERLUKE STAND.
een dag, dat hij stilzwijgend aan tafel gezeten had en het eenige wat hem echter* teruggehouden had was zijn
in t geheel niet had willen eten. ovrtuioW van knar onhpW»nd?ï«tH Hn Fnr™iort,0
„Niet wel?" barstte
Klutz uit, wiens lichaam en
ziel beide in een gloeienden koortsgloed schenen te ver-
keeren „ik ben ziek, doodziek."
En hij voelde zich ook ziek. Het was nog maar
twee dagen geleden, dat hij Anna's vers gekregen had,
en hij was er door gekomen in een oproerige stemming
van genot en zegepraal; de ontmoediging of weige
ring, die het bevatte had hem des te meer aangemoe
digd, want dit scheen slechts de gepaste zelfonder-
schatting te wezen van een vrouw tegenover hem, die
door de natuur is aangewezen om haar heer en mees
ter te zijn. Hij was volkomen bereid de hinderpalen
tot hun echtvereeniging, waarop zij doelde, over het
hoofd te zien. Zij kon het niet helpen, dat zij ouder
was; zij was zeker ouder dan hij gewensent had,
inaar gelukkig kon men haar jaren niet aanzien op
haar lief gezicht. Wat zijn stand betreft, hij vermoed
de dat zij meende, dat hij niet van adel was, maar bij
een vrouw vergeleken, dacht hij, is een man altijd van
adel, wat zijn naam ook mag wezen, van adel door zijn
meer verheven en edeler natuur. Hij had dadelijk
naar Kleinwalde willen loopenmaar zijn leerling en
vertrouwde had gezegd: „Doe dat niet," en ze had
dat met zulk een nadruk gezegd, dat hij het voor dien
dag ten minste had gelaten. En nu, op den morgen
van den dag, dat mevrouw Manske hem gevraagd had
of hij ziek was, had hij een kort briefje gekregen van
miss Leech, met de mededeeling, dat rreule Letty Est-
court voorloopig haar Duitsche lessen niet meer zou
voortzetten. Wat was er gebeurd? Zelfs het gedicht,
dat warm rustte op zijn hart, was niet in staat zijn
overtuiging van haar onbekendheid met de Engelsche
taal.
„Wou j« ;ai dokter laten halen?" vroeg mevrouw
Manske, die schrikte van zijn blikken en woorden;
misschien had hij de een of andere besmetting opge
daan; een hulpprediker in huis met een besmettelijke
ziekte zou vreeselijk zijn.
„Den dokter!" riep Klutz en hij haalde dadelijk de
Duitsche vertaling aan van de zes regels, die aldus
beginnen
„Canst thou not minister to a mind diseased."
Mevrouw Manske was ernstig ongerust. Zij was
zich niet bewust dat hij den regel van een gedicht aan
haalde en schrikte toen zij hem Du tegen haar hoorde
zeggen, een voorrecht, weggelegd voor minnaars, echt-
genooten en naaste familie-betrekkingen en vragen
hoorde doen, die een fatsoenlijke hulpprediker niet
hoort te doen aan de achtenswaardige moeder van een
gezin; daar was zij zeker van. „Ik denk zeker dat je
den dokter moest laten komen," zei ze zenuwachtig en
zij stond haastig op en liep naar de deur.
„Neen, neen," kef Klutz, „er bestaat geen dokter, die
mij kan helpen."
Zijn hand ging naar den borstzak, die het gedicht
bevatte en hij greep er koortsachtig naar. Hij wou het
zoo graag aan mevrouw Manske laten zien, om het
voor haar te vertalen en haar te toonen hoe de jonge
vrouwe van Kleinwalde, patrones, met den heer Von
Lohm, die patroon was van de predikantsplaats van
haar man, over hem dacht.
„Ik zal met mijn man over den dokter spreken,"
hield mevrouw Manske vol, terwijl zij ongewoon haas
tig in huis verdw;c Ah zijn m< minuut langer ge
bleven was ban hij h« - r fc,r d laten lezen.
Klutz wachtte niet af vat de reiikant zei, hij duw
de zijn vilten b d ijn hc en gin; een geweldi
ge wandel'ng dom i b i v plan dooi lueinwal-
de te loopeu, net >rbfliH wou In de boaschen
dwalen, hij wou hu i buurt wacnteu. Het was
een
wanne, winderig. lag ia Mei; de wind, die zich
zoo lang bedft .r 3.1 blies het stof in wol
ken op; maar Klub de vooii met een kracht, die
men niet verwacht zet; hebben van iemand, die dien
heelen dag nog niets g ten had. De liefde was met
veel geweld tot hem gekomen. Hij had haar steeds
verwacht, van het oogenblik af aan, dat hij de school
had verlaten; maar zijn zorgzame ouders hadden
hem op eenzame plaatsen laten vertoeven stille,
onbewoonde plaaisen, evenals Lohm plaatsen, waar
de predikantsdochters óf getrouwd waren öf nog vast
gebonden op het kussen der kindsheid. Somtijds werd
hij als een groote gunst op de Zon dagavondpartijtj es
bij de Dellwig's geïnviteerd; ook daar had hij naar
liefde uitgekeken. Maar het gezelschap bestond uit
stevige pachtersvrouwen, dames van dertig, veertig,
vijftig jaar, dat wil zeggen menschen van een duize-
lingwefckenden leeftijd, en zij praatten over het maken
van boter en worst en gaven in 't geheel niet om de
liefde. „O Liefde, Liefde, waar zal ik u vinden?" riep
hij na zulk een avondje tot de sterren, op zijn weg
door het bosch naar huismaar de sterren flonkerden
koud, blijkbaar volkomen onverschillig of hij de Liefde
vond ja of neen. Zijn latafel was vol van de gedich
ten, waarin hij de aandoeningen had uitgestort, de
aandoeningen en verlangens, die weldoorvoede jonge
lingen van twintig jaar, die niets te doen hebben, ver
keerdelijk aanzien voor een ziel. En toen was de En
gelsche gekomen, plotseling had zij zich voor zijn blik
vertoond, in haar rijtuig gezeten op dien stormachti-
gen dag in Maart; van het eerste oogenblik af aan
had zij hem toegelachen, zijn hart doorboord met
oogen, die door velen, behalve Klutz, bewonderd wer
den en zoo had hij de Liefde gevonden en voor altijd
zijn belangstelling in appelgelei verloren.
AKERSLOOT. Februari.
Geboren: SUsvc» u ra C. Kuiper en G. G lijnis.
Adriana, d. v. boon en M. v. d. Bos. Gerar-
da, d. v. J. Stuifbergen en C. Nijman. Gerardus, z.
v. P. de Groot en C. Adrichera. Johanna d. v. K.
Miecis en C. J. Dekker, Grietje d. v. O. Wezel en
G. Los Cru lisje d. v. P. Btanecwijaead en Keeltje
Davids.
Getrouwd: C. Booij en A. Besee.
Overleden: Trijntje Bakker echtgeaoote van J.
Swart, in den ouderdom vau 48 jaat Nicoiaaa Bijvoet
43 jaar. Ji. N. Verduin, 2Jü jaar.
Het was een vertrouwende, sterke Liefde, met meer
hoop dan vrees, meer verzekerdheid dan twijfel. Het
gedicht scheen te branden in zijn zak, zoo vreeselijk
verlangde hij het aan ïeden m te laten zien, en aan
iedereen zijn geluk mee te deelen. De lelietjes van da
len, waaraan het was vastgebonden, en die hij sedert
dat oogenblik steeds in zijn jas droeg, waren nog
nauwelijks bruin geworden en toch kon hij zulk een
geheim haast niet meer voor zich houden. Wat had hij
er aan, dat de vrouwe van Kleinwalde hem gezegd
had, dat het haar speet niet in staat te wezen hem
Lammclien of Schhtzchen te noemen (de woorden, die
hij in zijn dictionnaire gevonden had voor „pet") in
dien niemand het wist?
Toen hij bij het huis gekomen was, wandelde hij er
heel langzaam voorbij, een echte slakkengang, en keek
op naar de ledige, afstootende vensters. Er was geen
sterveling te zien. Mismoedig ging hij voort. Wat zou
hij doen De deur was dien dag al eens voor zijn neus
dichtgeworpen, waarom begreep hij volstrekt niet. Hij
aarzelde en keerde terug. Hij zou het nog eens probee-
ren. Waarom niet? De freule zou de meid een flink
standje gegeven hebben als zij hoorde, dat een per
soon, die in haar ziel woonde als mijn Lammchen, de
deur was gewezen. Brutaal liep hij het grasperk voor
het huis rond en klopte.
Dezelfde dienstbode kwam voor. Zoodra zij hem
zag, sloeg zij de deur dicht en riep:
„Nicht zu Haus!"
„Ekelhaftes Benehmen!" riep Klutz op luiden toon;
hij werd woedend. Zijn geest, die nooit zeer sterk
was, was gedurende dezen opgewonden dag van liefde
en vasten verzwakt naarmate zijn lichaam in krachten
verminderde. Hij werd aangetast door een vlaag van
woede, toen hij daar stond voor de gesloten deur en
hij de dienstbode hoorde weggaan; en nauwelijks we
tende waf hij deod, greep hij de klopper en klopte en
klopte, totdat het hout areunde.
Wordt vervolgd.
r\
4.