DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Uitkeering vergoedingen
LANDWEER en MILITIE.
No. 78.
Honderd en zeventiende Jaargang
1915
HninneniKitiiiiife pr 3 Mitta 10.80. fi. p. post II.—. Adwtentlepriis 10 ct. p. tegel, groote letters naai plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij i.l HESlBs. COSTERS ZOON. ïoordam C8. Teletoonnr. 3.
ZATERDAG 3 APRIL.
Jong Getrouwd,
FEUILLETON.
BE WELDOENSTER
In het Pestgebied.
De Burgemeester van Alkmaar brengt ter
kennis van belangbebbendendat de uit
keering der vergoedingen, loopende over
ket tijdvak van £6 Maart tot en met 5 April
zal plaats liebben ten Stadbuize op Dinsdag
O April a.s., voor zooveel de LANDWEER
betreft van 10 11 en voor zooveel de M1X1-
TIE aangaat van 11—12 uur.
Alkmaar, 2 April 1915.
De Burgemeester voornoemd,
O. RIPPING.
door
ANNA VAN GOGH—KAULBACH.
(Nadruk verboden).
(Vivre, c'est désirer).
A. France.
„Nog thee, vent?"
„Dank je, ik ben klaar."
Henri knikte Tine toe, schoof zijn bord iets van zich
af verdiepte zich in het ochtendblad.
Zij at door.
„Wat bijzonders in de courant?"
Hij hield, zijn oogen in het blad.
„Nee-e-eten minste niets wat jou interesseert,
klein vrouwtje."
„Wat lees je daar zoo ingespannen?"
Hij liet de courant zakken en glimlachte, zooals een
oudere glimlach om 't vragen van een kind.
,,'t Kamerverslag; daar geeft klein vrouwtje niet
om."
Door zijn lorgnetglazen bleef hij haar aankijken, ge
nietend van haar frissche jonge mooiheid; 't was hem
nu nog als een wonder, dat hij dat lieve vrouwtje had
veroverd, twintig jaar jonger dan hij, zijn vrouw en
zijn kind gelijk. Nu kleurde ze onder zijn kijken en
haar lachende mond trok twee kuiltjes in haar wangen.
„Nee, dat kan me niets schelen", gaf ze toe, „wat die
oude heeren kletsen."
Hij, lachte uitbundig.
„Ouwe heeren I Er zijn er bij, die heel wat jonger
zijn dan je eigen man."
Ze liep op hem toe en ging op zijn knie zitten, haar
blonde hoofd tegen zijn schouder.
„Maar is er geen één zoo lief als mijn eigen man,"
.vleide ze.
Met twee vingers lichtte zij hem 't lorgnet van dén
neus, en legde 't op tafel. Tom nam zij zijn hoofd
tusschen haar handen en zoende hem tusschen de
oogen.
„Dat is mijn plekje," zei ze innig, „daar heeft nog
nooit iemand anders je gezoend."
„Wat ben je toch een mal kindje."
Hij schudde goedig het hoofd, maar sloot genietend
de oogen torn ze haar wang tegen de zijne lei. Vast en
sterk als een beveiligend schut sloten zijn armen om
haar heen.
Na een paar minuten haalde hij zijn horloge uit,
duwdé haar zachtjes van zijn schoot en stond op.
„Hoog tijd voor 't bureau", constateerde hij. Tine
trok een pruillipje en vroeg teleurgesteld verwonderd:
„Nu al? 't Was 't scènetje, dat zich eiken ochtend
herhaalde, en 't maakte op gem van beiden meer in
druk dan iets, waar ze al aan gewend waren.
Hij antwoordde niet op haar vraag, schoot vlug zijn
jas aan, stak de opgevouwen courant in zijn zak om ze
in het tussclimuurtje op 't bureau te lezen.
„Dag kind; kom je me om vier uur halm? Dan
fietsen we nog em uurtje om."
Hij zoende haar mond. Ze liep hem haastig na de
gang door, hield de deur voor hem open, terwijl hij zijn
fiets buiten bracht. In de deur wuifde ze hem nog evm
toe, bleef talmen tot hij den straathoek omsloeg.
Toen rilde ze in de rebruari-guurte, deed snel de
deur dicht en stond em oogenblik stil in de vestibule.
door de schrijfster van
„Elizabeth and her German Garden".
73) o
De eenige gelegmheid, wanneer zij het ems wa
rm, was, als zij haar aanval richtten op Fraulein
Kuhrauber; m meer dan eens was dat ongelukkige
schepseltje de kamer uitgegaan om te schreien. Anna
was den laatsten tijd met andere dingen vervuld ge
weest m had niet veel gelet op hetgeen er besproken
werden toch kwam het haar voor, dat mevrouw von
Treumann en de barones em punt gevonden hadden,
waarover Fraulein Kuhrauber bijzonder gevoelig en
geheimzinnig was en dat zij telkens, wanneer het kib
belen samen haar begon te vervelen, op dit onderwerp
terug kwamen, altijd op een beminnelijken toon en
met em vriendelijken blik, en altijd weder brachten zij
de arme Fraulein in een beklagenswaardigen toestand
van verwarring. Indien die toestand bereikt was en zij
de kamer was uitgegaan om op haar slaapkamer uit
te schreien, keken de twee elkander aan en glimlachten.
Omtrent alles wat Faulein Kuhrauber betrof, waren
zij het volmaakt eens en volkomen onbarmhartig. Het
hinderde Anna, want de Fraulein was de eenige van
het trio die zich werkelijk gelukkig voelde tot nu
toe, dat wil zeggm als de anderen zich niet met haar
bemoeiden.
Door haar koude bad versterkt in haar geloof in de
mogelijkheid vrede te stichten, vatte zij weder em
nieuw besluit op: zij zou zonder uitstel de eendracht
herstellen tusschen het drietal. Het was duidelijk in
haar eigen voordeel in vrede samen te leven; als zij
ems kalm met hm sprak, zouden ze dat zeker wel in
zien m het zelf ook verlangen. Het warm geen kin
deren en zij waren toch waarschijnlijk niet onredelij
ker dan andere menschen; zij, die zelf zoo veel gele
den hadden, kondm toch ook niet met opzet onvrien-
Nog hing er de dreuning van het dichtslaan der deur,
een paar seconden later onderscheidde zij in de stilte
het tikken van de staartklok tegen den muur. Onwille
keurig luisterde zijregelmatig vielen de tikken, ze
keek naar den slinger die als levend bewoog achter het
koperen lofwerk-ornament; plotseling keerde ze zich
om en liep haastig, als op vluchtende voeten, terug
naar de kamer.
't Was er vriendelijk warm; de tafel met het room
kleurige servies blonk in het koele ochtendlicht: op
het gasstel zong 't water in den ketel.
Tine trad aan de glazm deur die uitzicht gaf in 't
besloten tuintje, wintersch kaal en grauw. Ze stond
er doelloos voor zich uit te kijken, in haar ooren 't
aanwellende razen van het water. Tom 't kookte keer
de zij zich om, greep het teiltje uit 't buffet, goot er de
ketel in leeg't was alles precies als eiken dag.
Met gewende handen doopte zij de melkglazen m
de kopjes in 't schuimende water, wreef ze glimmend
met de theedoek.
Negen uurnu was Henri al op 't bureau. Nog ze
ven uur eer ze hem kon halen.
Dan gingen ze heerlijk fietsen langs de buitenwegen
m gezellig samm thuis eten. En vanavond zou hij
over haar aan de tafel zittm te werken, zijn lieve hoofd
stil over 't boek of 't papier; dan kon ze naar hem kij
ken telkms, terwijl 't scheen of ze las of handwerkte en
soms keek hij wel op m knikte haar toe of liep evm om
de tafel hem om haar em zoen te geven. Dan was 't
geluk om hen hemde kamer hing er vol vande
zelfde kamer, die overdag zoo leeg scheen m zóó stil,
dat zij niet anders dan op haar teenen durfde loopen
m bang was voor de vele schaduwen in de boeken.
Ze was nooit gewend geweest, alleen te zijn. Thuis
was 't em druk gezinem van de vijf kinderen had er
zijn school of zijn werk m bracht in de vrije urm
vrienden en vriendinnen mee; er werd gespeeld m
muziek gemaakt m altijd hingen er plannen in de
lucht; voor tooneelopvoeringen of muziekavondjes of
fietstochten.
Tine was in haar kring één van de meest geliefde m
meest bewonderde meisjes m haar verloving had heel
wat verbaasd gepraat uitgelokt.
Zij liet bet rustig over zich heengaangelukkig in
haar groote bewonderende liefde voor Henri, dm veel
ouderen man, die haar had zien opgroeien.
Hij had haar als zijn vrouw meegenomen naar Dm
Haag, waar hij aan één van de ministerie's werkte;
em half jaar woonden ze er nu in de stille buitmstraat
In 't begin had Tine zich zoo gelukkig gevoeld, dat de
verandering van leven haar niet anders opviel dan als
em deel van haar nieuwe geluk; in 't nieuwingerichte
huis was nog van alles te dom m de zomer lokte uit
tot werken in het toinje, waar ze van hield. Maar
langzamerhand, terwijl de zomer wegschemerde, was
zij de stilte gaan opmerken m de eenzaamheid van
haar dagen. Ze had er om gelachen, doch al meer
kwamen de herinneringen aan 't drukke vroolijke ou
derlijk huis haar plagen als 'n schrijnende weeë pijn.
Tegm Henri sprak ze er niet van, maar eens, toen hij
onverwachts wat vroeger thuis kwam, zag hij haar be
huilde oogen en ze had hem bekend, dat ze naar haar
moeder verlangde. „Maar alleen als jij er niet bent",
verontschuldigde zij zich. Hij had haar lachend in
zijn armen genomen en getroost, tot ze haar verdriet
van straks niet meer begreep. Twee dagen later kwam
haar moeder, door Henri geroepen. Maar vreemd,
nadat de eerste blijdschap verrustigd was, voelde Tine
dat ook moeders bijzijn de leegte niet wegnam, de stil
te der dagen niet vulde.
Eerst met de Kerstdagen, die ze met Henri in 't
ouderlijk huis had doorgebracht, voelde zij 't heimwee
wijken; torn was ze weer druk en vroolijk als vanouds;
't scheen haar dat zij nu het volle geluk bezat: met
Henri als haar man in den ouden vertrouwden kring.
Maar na enkele dagm al veranderde ook dat weer:
't was toch niet als vroeger: zij hoorde hier niet meer
in den jongelui's kring, ze had nu 'n eigen huis, ande
re belangen en toen Henri sprak van zijn verlangen
om weer naar huis te gaan, stemde ze blij met hem in,
gelukkig óm dat verlangen zelf.
De eerste dagen terug in haar eigen huis had ze
delijk zijn. Dien eigen dag zou zij het zaakje in orde
maken.
Zij kon natuurlijk niet vermoeden, dat het gedurig
in verwarring brengen van Fraulein Kuhrauber het
eenige was, wat de andere twee levendig hield. Zij
vonden het leven in Kleinwalde vreeselijk saai. Er
waren geen buren en zij hielden niets van bosschen.
De prinses vertoonde zich haast niet; Anna was een
Engelsche en daarenboven min of meer niet wijs,
die combinatie, als men er goed over nadacht, was
verontrustend en het begon haar spoedig te vervelen
in eikaars hoogst ongeloovige ooren beschrijvingen te
gieten van de pracht en luister van hun dagen van
voorspoed. De bezoeken van den predikant waren in
't begin een welkome afwisseling geweest, want het
waren beiden godsdienstige vrouwen, die gaarne in
druk maakten op een nieuwen toehoorder door de
groote mate van haar geloof en berusting. Maar toen
zij hem een weinig beter leerden kennen en dezelfde
dingen verscheidene malen gezegd hadden, en hij,
zoodra zij zwegen, begon uit te weiden over de voor
rechten en vreugden van haar tegenwoordige levens
wijze met Freule Estcourt, waar geen van beiden een
woord van gezegd had, toen begonnen zij er genoeg
van te krijgen en waren niet langer blij als ze hem za
gen aankomen. En om zich te amuseeren vervielen zij
weder in haar eigen kibbelpartijen en in het zoeken
naar de kwetsbare punten van Fraulein Kuhrauber.
Tegen twaalven kwam Anna, die den heelen morgen
Duitsche brieven had zitten schrijven, geholpen door
de prinses informatiebrieven naar een nieuwen on
derwijzer voor Letty het pad. op tegenover het
raam van de zitkamer. Zij keek uit naar de Uitverko
renen en was van plan met haar te praten over eens
gezindheid. De glazen deur was dicht, zij tikte aan en
trachtte de half donkere kamer in te kijken. Het was
een heel warme dag en zij had geen hoed opdaarna
klopte zij nog eens en hield haar handen boven haar
hoofd, want de zon was onverdragelijk. Zij had een
lila neteldoek japon aan van verleden omer, dat,
hoewel het niet nieuw meer was, op Kleinwalde bijna
bespottelijk mooi scheen. Zij zelf zag er aardiger uit
zich volkomen gelukkig gevoeld, maar allengs was de
stilte haar opnieuw gaan drukken.
Als Henri bij haar was.dan was haar wereld vol
van geluk, maar zonder hem voelde ze zich angstig-al-
leen. Ze dwaalde door haar huisje ingericht naar
haar zin en verweet zich dat ze niet volmaakt gelukkig
was.
Ze had immers al, waar ze in haar meisjesdroomen
van gedroomd had.ze moest zingen en jubelen om
haar geluk.
Maar ze durfde niet, niet in de stille kamerbesloten-
heid, waarin 't water zong en de meid boven stommel
de en soms uit de verte een gerucht doordrong van de
straat.
Wel 's avonds, als Henri thuis was en hij had niet
te werkendan zong ze voor hem of zei stokken op uit
voordrachtjes en klom op zijn schoot als een stoeierig
kind.
Ze had den ontbijtboel opgeruimd, veegde stof af
van de meubels, spreidde het tafelkleed over de tafel.
Voorzichtig schoof zij de suite-deuren open, net ge
noeg om er door te kunnenuit de onbestookte kamer
sloeg de kilte haar tegen, ze rilde en was blij dat 't
vloerkleed den klank van haar voetstappen dempte.
Door de dichtgeschoven vitrages keek ze in de dood-
sche straat: aan den overkant een rij dichte vitrages
en vuilnisbakken naast de deuren, die straks de vuil
nisman zou komen halen.
Een groentekar kwam aanratelen, hield stil voor de
deurze zag den man van de wagen springen en op
't huis toeloopenhaastig trok ze zich terug in de ka
mer, stond er in spanning te wachten op 't overgaan
van de schel.
Nu galmde 't geluid door het huisvan de trap af
rommelden de voeten van de meid: Tine luisterde ge
spannen naar 't opendoen van de voordeur.
Nu zou Jans kloppen, aan de huiskamer natuurlijk:
ze moest roepen dat ze hier was.als ze maar durfde.
„Jans," riep ze heesch. Maar de stilte-beklemming
was er door verbrokenvoor die verbreking voelde ze
eerst altijd iets als angst, maar dan bracht 't haar ver
lichting. Opgewekt bedisselde zij met bet dienstmeis
je den inkoop van groente.
Toen de deur weer gesloten was, de groentekar ver
der gebonkerd, nam ze stof af in 't salon, ging toen te
rug naar de huiskamer.
Op de piano lag haar boek; een nieuwe roman uit
de leesbibliotheek. Even nam zij 't in de hand, legde 't
weer neer. Ze kon er niet goed toe komen, in den och
tend al te gaan lezenijverig zocht ze in de kast naar
naaiwerk, begon een blouse uit elkaar te tomen. Van
de zij kon ze misschien nog iets maken, een kleedje of
een kussentjeZe hadden eigenlijk genoeg kleedjes
en kussentjes.Vanmiddag een brief schrijven aan
Lien, haar zuster. Wat zou ze schrijvennieuws had
ze nietze moest maar vragen naar thuis en naar de
bennissen en.o ja, ze kon vertellen dat ze met Henri
naar de comedie was geweest en wat over 't stok, over
de costuums vooral, dat vond Lien altijd leuk. Heer
lijk was zoo'n avond in de comedie; knus met Hen in
dte baignoir.maar dikwijls kon 't niet met werk
's avonds. Hé ja.comedie spelen, dat zou ze nog
wel es willen. Wat hadden ze altijd 'n pret, eerst op
de repetities en dan met de voorstelling. Allemaal be
kenden in de zaal! En bal na! Innig leuk was dat
altijd! Peinzend liet zij de handen rusten in haar
schoot: ja, dat alles had zij gehad en nu bezat zij 't
nieuwe geluk: een man waar ze innig veel van hield
en die dol op haar was. Waarom was ze dan nog niet
tevreden? Henri had laatst nog gezegd, dat hij zoo
gelukkig was als hij niet gedacht had te zullen worden
met haar was 't ook zoo. Ze mocht niets meer
verlangen, ze had ook niets meer te verlangen, want
laatst toen ze thuis was, voelde ze zich niet op haar
plaats. Ze hoorde hier, in haar eigen huis met Henri.
Waarom had ze dan dat gevoel of ze wel kon hul
len? Dat weeë gevoel, dat langs je beenen opkroop,
dat je benauwde en bang maakte, was dat heimwee.
waarnaar? Wrevelig haalde zij de schouders op,
gooide het tornwerk weg, stond op om naar de deur te
gaan.
Elf uur.over vijf uur kon ze Hen halen. Of nee.
dan ooit in het felle licht, de zon brandende op haar
glanzend haar.
„Anna wou binnen komen", zei mevrouw von Treu
mann, toen zij opkeek van haar borduurwerk en haar
in de zon zag staan.
„Ja, dat geloof ik ook", zei de barones rustig.
Geen van beiden verroerde zich.
Anna tikte weer.
„Zij zal een zonnesteek krijgen", merkte mevrouw
von Treumann op.
„Ja, dat denk ik ook", stemde de barones toe.
Geen van beiden verroerde zich.
Anna bukte en trachtte de kamer binnen te kijken,
maar zij zag niets. Zij tikte weer; wachtte een oogen
blik en ging weg.
De twee dames borduurden stilzwijgend voort.
„Malle oude vrijster", dacht mevrouw van Treu
mann met een blik op de barones. „Alsof een ge
trouwde vrouw van mijn leeftijd en stand op kon
staan en deuren open doen als zij in de kamer is."
„Bespottelijke oude Treumann", dacht de barones,
blijkbaar zèer verdiept in haar werk. „Wat zou ze
wel denken, dat wou ik wel eens weten. Ik zal haar
leeren dat ik precies evengoed ben als zij en dat ik
hier niet ben om deuren open te doen meer dan dan
zij."
„Hé, is u wel hier", zei Anna verbaasd, terwijl zij
de gangdeur inkwam.
„Waar ben je den heelen morgen geweest?" vroeg
mevrouw von Treumann beminnelijk. „Wij zien je
haast nooit, lieve Anna. Ik hoop dat je nu een poosje
bij ons komt zitten. Kom hier naast mij en laten wij
eens gezellig babbelen."
Zij maakte naast zich plaais op de sofa.
„Waar is Emilie?" vroeg Anna. Emilie was Frau
lein Kuhrauber, Anna was de eenige in huis die haar
zoo noemde.
„Zij is een poosje geleden hier geweest, maar ging
dadelijk weg. Zij voelt zich, vrees ik, niet erg op haar
gemak met ons."
„Daar wou ik juist eens met u over praten", zeide
Anna.
over vier en een halfdan fietste ze eerst wat om.
Zachtjes liep ze naar boven; toen zij de deur van
de slaapkamer opendeed trok 't dienstmeisje snel haar
hoofd binnen 't raamze lachte en haar oogen blonken
als van pret. Zeker had ze met iemand op straat gek
heid gemaakt.
Tine zuchtte licht.
„Jans" zei ze, „ik zou graag morgen de slaapkamer
weer eens 'n groote beurt geven."
„Alweer mevrouw? 't is pas 'n week geleden."
„Dat doet er niet toe."
Jans sprak niet meer tegen en Tine ging de karne
uit. Ja, 't was gek, weer die kamer te gaan doet
maar er moest toch iets gebeuren.iets dat haar
heimwee verdreef. Heimwee, onzinze kón geen heim
wee hebbenze had immers niets te verlangen.
Of was 't dat misschien juist? Dat ze niets te ver
langen had?
Met drentelende stappen liep ze het portaal over, en
de logeerkamer binnen, keek er in de kasten, trok de
spreien recht op de lits jumeaux.
Toen liet ze £ieh op een stoel vallen.
Ze moest de gedachte, die in baar opgesloten was,
uitdenken. Vroeger verlangde ze altijd naar iets, naar
't groote geluk dat komen zou.nu had ze niets te
verlangen.
Want dat wist ze welal hadden ze hier meer ken
nissen, al zouden haar dagen gevuld zijn met bezoeken
en tea's en pretjes.'t zou haar niet voldoen. Met
Kerstmis was ze thuis immers ook niet voldaan ge
weest.
En langzamerhand in 't peinzen, bracht zij de ge
dachte tot klaarheid die al lang vaag in haar opge-
schemerd was: haar ontbrak 't verlangen, 't uitzien
naar nieuwe dingen.
En tegelijk gunde zij plaats aan den wensch, die in
haar sluimerde, die zij tot nu toe niet tot klaarheid had
laten komen, omdat 't haar slecht leek, nóg weer te ver
langen. 'n Kindje.als ze dat had'n Kindje van
haar en van Hen.dan zou haar leven vol zijn van
geluk, dan zou ze geen alleenheid meer voelen in de
uren (tot Hen er niet was.
En nu al, nu zij zich het verlangen, bekende, kon dat
verlangen zelf de alleenheid van haar wegnemen, ze
kon droomen van de nieuwe verschiet.
De gedachte alleen er aan was al geluk, maakte haar
al rijk.verlangen, wenschen, droomen, dat was leven
en als je 't verlangde had, dan moest je weer verder
wenschen
Langen tijd zat ze nog in de kille kamer, zonder dat
de kou haar deerdeze leefde in haar droom, wiegde 't
kindje in haar armen en bedde 't in bet wiegje, zag het
huis vervuld van 't nieuwe geluk.
Toen zij eindelijk naar beneden ging, liep zij zin
gend de trap af.
TOEREN Malang) 30 Augustus 1914.
In m'n vorig schrijven hebben we gezien, hoe de
diagnose: Pest, wordt gesteld, als wij vaak na een
langen tocht te paard of per pedes de bergen in de des-
sa in 't huis van 't gerapporteerd „geval" hebben be
reikt. We weten dus nu, dat hoogstwaarschijnlijk in
dat huis pestratten zijn gestorven, dat de hongerige
vlooien van die ratten op den mensch zijn overgegaan
óf, dat de zieke of doode met een longpest-patiënt in
contact is geweest in welk geval we natuurlijk éxtra
op onze hoede zijnvoor de familie en omgeving en
ook voor ons zelfWant wie één keer zoo in eenige
dagen tijds, een talrijk gezin tot 't laatste lid toe, heeft
zien te gronde gaan aan longpest zonder dat hij ook
maar éénigszins bij machte was, in te grijpen en 't doo-
delijk verloop te stuiten die heeft voor altijd respect
voor deze ernstige, haast zeker met den dood eindigen
de vonn: haast zeker want nu, den laatsten tijd
hebben we absoluut met zekerheid gevallen gezien,
waarbij (ook microscopisch) longpest was vastgesteld
en die tóch genazenMaar.dit blijven de heel-
groote uitzonderingen en zullen de longpest dan
ook moeten blijven beschouwen als een ziekte, die we
„Ja? Hoe toevallig. Gisteravond toen we op je za
ten te wachten hebben de barones en ik juist een
ernstig gesprek gehad over Fraulein Kuhrauber, en
wij hadden besloten je bij de eerste gelegenheid de
beste, de conclusies te vertellen waartoe wij gekomen
waren.
„Dat is zoo", zei de barones.
„Het is verbazend, dat prinses Ludwig niet beter d
oogen geopend heeft."
„Het is werkelijk verbazend", zei de barones.
„Maar haar oogen staan open. En die hebben ge
zien, dat u niet zeer niet heel welaan, niet heel
vriendelijk is voor de arme Emilie. Houdt u niet van
h^ar?"
„Lieve Anna, wij hebben het iets onmogelijks ge
vonden om te houden van iemand als Fraulein
Kuhrauber."
„Of zelfs haar te verdragen", verbeterde de barones.
„En toch heb ik nog nooit een vriendelijker en be
paald beminnelijker persoon gezien", zei' Anna.
„Je vergist je in haar", klonk mevrouw von Treu-
mann's oordeel.
„Wij hebben gemerkt, dat zij hier is onder bedrie-
gelijke voorwendsels", zei de barones.
„Hetgeen iets zeer vreeselijks is", zei mevrouw von
Treumann, die niet naar de barones durfde te kijken.
„Zeker", bevestigde de barones.
Anna keek de beide dames beurtelings aan. „Wel
nu?" zei ze, toen zij geen van beiden voortgingen.
Toen kwam de herinnering aan haar vredelievende
plannen bij haar op en de zekerheid die zij bezat,
slechts bedaard met de beide dames te hoeven praten
om ze te overtuigen. „Wat denkt u dat ik hier doen
kwam?" zei ze met een lachje, waarin geen vroolijk-
heid klonk. „Ik wou u voorstellen beiden wat meer
van Emilie te gaan houden. U hebt haar zoo dikwijls
aan het schreien gemaakt ik heb haar zoo vaak met
roodè oogen deze kamer uit zien komen ik weet ze
ker, dat dit u nu moet gaan vervelen en dat u zelf ver
langt een gelukkig leven samen te leiden, ook met
haar, haar lief te hebben voor al het goedé dat in haar
is en om de rest niet te geven."
Wordt vervolgd.
ALKMAARSCHE COURANT.