DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Onslo Herinneringen.
No. 78
Honderd en zeventiende jaargang.
1915
Abonnementspriis per 3 maanden f 0.80, fr. p. post fl.— AdTertentieprils 10 et. p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Bandelsdrukkerii v.h. HERIHs. COSTER ZOON, Yoordam C 9. Telefoonnr.
ZATERDAG! 3 APRIL
Planten uit onze omgeving.
APRIL.
„April doet wat hij wilzegt men wel eens, en men
bedoelt daarmede, dat mooie dagen in deze maand
afgewisseld kunnen woiden door dagen, waarop de
Noordooster ons toewaait; nachtvorsten en hagfl-
ouien zijn dan nog geen zeldzaamheden. Dat April
den naam van Grasmaand verdient, wordt door de
boeren nog niet zoo grif toegegeven.
Maar op de mooie Aprildagen, wanneer men over
jas en parapiuie kan missen, wil men naar buiten,
want alles zingt dan van lieven en van loven en het
volle leven lacht ons toe. De bloeiende plantjes, die
we reeds in Maart zagen, zijn nu in ruimere hoeveel
heid voorhanden of reeds uitgebloeid, doch vele an
dere soorten zijn tot ontwikkeling gekomen of stuipen
uit de aarde om alles voor de vermenigvuldiging op
het best tê ontplooien. Want voortplanting ia toch het
doel van elk gewas.
Nauwelijks is Paschen voorbijgegaan, of in de voch
tige weiden en langs slootkanten bloeien talrijke
Pinksterbloemen (Cardamine pratensis), die stellig als
herauten het Pinksterfeest weken te vorm moet. aan
kondigen, daar op genoemd feest de meeste planten
van dezen naam reeds zijn uitgebloeid. De Jeugd
plukt dikwijls handen vol van deze bloemen, omdat ze
door hare paarse kleuren en aanmerkelijke hoogte wei
in het oog vallen. Als we eens de bladeren van zoo'n
plantje, dat ook Veldkers,Waterviool, Koekoeks
bloem, Engeltjes en Kievitsbloem genoemd wordt, be
kijken, dan zien we, dat ze wel alle samengesteld zijn,
doch dat de wortelbladeren, die dicht bij den grond
zitten, ronde blaadjes hebben, terwijl die' van de hoo-
ger geplaatste stengelbladeren lijnvormige blaadjes
vertoonen. De bloemen vormen een tros, die rechtop
staat en bij elk bloempje bestaat de kelk uit 4 groene
blaadjes, terwijl de bloemkroon uit 4 bloembladen be
staat, die ieder met een nagel, d. 1. een smalle punt,
zijn vastgehecht. Het bovenste, breede deel van elk
bloemblad is teruggeslagen, en zoo vormen de vier te
zamen een kruis, 't Is daarom, dat de plant gerekend
wordt tot de familie der Kruisbloemigen of Crucife-
ren, maar ook om de plaatsing van de meeldraden,
waarvan er vier rondom dep stamper staan, terwijl er
nog twee kortere bloembladen zijn, die beter in het
oog vallen, wanneer de bloembladen zijn weggeno
men. De gele helmknopjes hebben naar binnen gekeer
de spleten, doch tegen den stuiftijd draaien ze naar
buiten, om het stuifmeel te kunnen uitwerpen.
Alvorens van dit aardige plantje, dat straks door
zijne menigvuldige verschijning onze weiden hier en
daar weer een paarsen gloed zal geven, afscheid te ne
men, willen we nog even acht geven op een merkwaar
dig verschijnsel bij de Pinksterbloem. In de onderste
rozetten namelijk vormen zich knolletjes in de blad
oksels, terwijl die rozetten zelf vaak met hun tweeën
of drieën verbonden zijn door een kruipenden wortel
stok. De bladeren, die op den grond rusten, vormen
meermalen knoppen en jonge plantjes met eigen wor
teltjes, zoodat men hier bij uitzondering in de vrije
natuur vindt, wat kweekers bij begonia's en ook bij
andere planten wel weten te weeg te brengen.
Juist willen we de nog natte weide verlaten, als ons
in de nabijheid van het water een geel bloempje in het
oog valt, dat veel overeenkomst heeft met de boter
bloem. Toch is het deze niet, al behoort ze tot de
zelfde familie, die der Ranonkelachtigen of Ranucula-
ceeën. Dat zien we trouwens al dadelijk aan de
mooie, groote, donkergroene bladeren, die glanzig en
niervormig zijn. Ook zijn de bloemen grooter en meer
dofgeel dan die der Boterbloem, en bij nadter beschou
wen zal blijken, dat de bloem geen kroonbladeren
heeft en dat de 5 blaadjes, die zich als zoodanig voor
doen, feitelijk gekleurde kelkbladen zijn.
Het plantje onzer aanschouwing 'heet Dotterbloem
(Caltha paiustris) en wordt ook wel Kleine Plomp ge
naamd. Dezen naam heeft de Dotter gekregen, omdat
hij wel eenigszins gelijkt op de mooie gele Plomp
(Nuphar luterm). ofschoon zij het in fraaiheid tegen
de sierlijke Waterlelie niet kan volhouden. Ook dom
pelt de Dotterbloem zich niet in het water, zooals de
echte P'^mp dit doet, doch men vindt haar meer langs
de karppn der vaarten en slooten en in moerassige
weiden Dat ze tot de Ranonkels gerekend moet wor
den blijkt wel uit de vele meeldraden en langwerpige
stampers, die tot mooie kokervruchten uitgroeien
Honig vindt men bij de Dotterbloem niet, zoodat ze
s'echfs weinig door insecten wordt bezocht. Ze bloeit
tot in Juni, waarom we haar ook nog later op de wan
deling kunnen ontmoeten.
Terwijl we de weide verlaten en het boseh willen
bgtreden, valt ons oog op een plantje, dat we ook
meermalen in tuinen hebben aangetroffen en dat zich
kenmerkt door gladde, lederachtige bladeren, die al
tijd groen zijn. We ontwaren nog maar één bloempje
er aan, doch spoedig zullen er meer te voorschijn ko
men, want uit verschillende vijfslippige kelkjes puilt
reeds het zachtblauw der aanstaande bloempjes naar
buiten. Het bloempje ziet er teer uit en schijnt niet
best te passen bij de overige taaie en stevige deelen
van de plant, die den eigenaardigen naam draagt van
Maagdepalm (Vinca minor). De zoom van 't bloempje
is vijfslippig en elke stip is van boven afgeplat; de
keel vormt een regelmatig vijfhoekje en vertoont de
vijf meeldraden, waarvan de helmknoppen tegen den
stempel zijn aangedrukt. De twee vruchtbeginsels heb
ben een gemeenschappelijken stijl.
't Is wel een fortuintje geweest, dit plantje van
Maagdepalm hier aan te treffen, want veelvuldig komt
het in ons land niet voor; alleen hier en daar vindt
men het op belommerde plaatsen aan heggen en sloot
kanten. We willen deze vindplaats onthouden, om in
de volgende maand' nogmaals een bezoek aan het
fraaie plantje te brengen, wanneer het stellig nog
meerdere bloempjes zal dragen en, ook zullen we dan
de dubbele kokervruchten kunnen zien.
We vinden een luw plaatsje in het bosch, waar we
ons bij het hakhout even willen ophouden, wanneer
een eigenaardige geur ons tegemoet waait. We behoe
ven niet lang te zoeken, om te ontdekken, dat deze
geur, die ons aan muntachtige planten doet denken, af
komstig is van vele bloeiende plantjes van Hondsdraf
(üiechoma hcüeraceu), ook bekend onder de namen
„Kruip door den tuin", „Onderhave" en „Aardveil",
't is bij de planten ai net ais bij de vogels, de mooiste
zijn dikwijls voor de menschen de meest schadelijke.
Evenals men b.v. de mooi gevederde Vlaamsche Gaai
maar het liefst uit zijne nabijheid verwijderd houdt,
tracht men ook steeds de Hondsdraf met haar licht
violette bloempjes en schoone, gekartelde bladeren
met wortel en tak uit te roeien, Nu, in tuin en bouw
land is het dan ook een lastig onkruid, want de sten
gels kruipen in alle richtingen, met uitzondering van
de bloemdragende takken, die opwaarts gericht zijn.
Doch hier, onder het hakhout, en langs eenzame we
gen, zou men dit mooie lipbloempje niet gaarne mis
sen. De bloemen zijn, zooals bij meest alle I^biatcn,
in de oksels der bladen geplaatst, wel niet in kransen,
maar toch met eenige in gezelschap, en gewoonlijk
naar ééne zijde van den stengel gekeerd. De kelk is
rond in omtrek en eindigt in 5 tanden. De bloemkroon
is bijzonder schoon: de bovenlip is vlak, de ondsriip
is grooter en verdeelt zich in drie slippen, waarvan de
middelste verreweg de grootste is. Tegen de bovenlip
zijn duidelijk 2 witte kmisjes onder elkander te zien,
die gevormd v -rden door 2 lange ca 2 korte meeldra
den, waarvan de heimknopjes bij elkander komen.
Deze mooie piant, die door den tuinman als een ver- j
achtelijk voorwerp op -den vuilnishoop wordt gewor
pen, is toch niet geheel nutteloos. Een aftreksel van de
stengels en bladen wordt wel aanbevolen als genees
middel voor zwaar hoesten en voor borstkwalen. Ook
kunnen, de jeugdige bladeren in het vroege voorjaar
de soepgroente vervangen, terwijl het gewas ook, in
een pot gekweekt, als hangplant aan te bevelen is.
Meerdere lipbloemige planten zijn nu reeds bloeien
de; zoo zouden we kunnen vinden de „Schenncfrageu-
de Vogelmelk", die evenwel tot de Liliaceeën behoort,
en verschillende Doovenetels, die we alle tot de vroeg-
bloeiers kunnen rekenen. 'Doch we moeten weer eindi
gen met niet meer dan een greep uit den reeds rijken
voorraad gedaan te hebben. In de volgende maand zal
de voorraad zeer rijk zijn, doch we willen ook dan on
der het genot van keurig voorjaarsweder, naar wij
hopen, alleen die planten bezien, welke ons door hare
schoonheid aantrekken of door naar merkwaardigheid
belang inboezemen.
J. DAALDER Dz,
Op het landgoed Bernhagen had een groot familie
feest plaats.
Als altijd stom vervelend!
Rudolf Elms, de jonge groot-grondeigenaar, had
naar buiten op de veranda. Hij vond een rugsteunstje
tegen de balustrade en stak een sigarette aan.
Dat zijn vrouw en zijn schoonmoeder nu eeuwig en
altijd ook dien dwazen inval hadden, om juist op die
toch al vervelende feestdagen vervelende familie-reu-
nies te arrangeerenl Den lieven langen dag kan je co-
medie spelen, bloedverwantschap-sympathieën huiche
len 1 O, hij kende al precies de gesprekken van buiten,
wist wat de dames bij de koffie en de heeren in de
rookkamer jeuzelden en kletsten.
De oude jachtopziener vertelde, voor de zoovcelsh
maal natuurlijk, hoe hij het gelapt had' zijn groote ge
wei-verzameling bij elkaar te krijgen; de dikke Muller
had het over zijn heldendaden als reserve-officier; de
gepensiooneerde scheepskapitein over zijn tallooze
reizen, waaraan steeds dezelfde anecdotes gehecht
werden.
O, die verveling! Zij hadden allen hun eigen ter
rein, waarop zij elkaar wederkeerig voor de honderd
ste maal ontmoetten en met de eeuwig-gelijke belang
stelling elkaar dezelfde vragen stellen kónden! En dan
kwam nog de landbouw, de veeteeltEindeloos!
O, zeker, het laatste whs een grootsch terrein, waar
op hij zich zeker heelemaal thuis gevoelde, dat hem
groote belangstelling inboezemde, maar, je kon ook
wel eens van het goede teveel krijgen! Hij leefde eiken
dag der week in den gedachten-cirkelten slotte be
geerde je wel eens wat anders! Hij had het leven in de
wereldstad prijsgegeven, doch zijn geestelijke interes
sen had hij meegenomen naar de landelijke eenzaam
heid van het grootgrondbezit, hem door zijn vrouw
bij hun huwelijk ingebracht. In zijn werkkamer had hij
de mooiste portefeuilles met reproducties dér moderne
schilderkunst; hij was geheel op de hoogte van alle
belangwekkende verschijningen op letterkundig ge
bied; met hartstocht speelde hij Strausz en Wolff.
Maar hij kon niet opschieten met de menschen, die ook
weer heden hem conversatie-kost voorzetten, die al te
huisbakken was!
O, was er nu toch maar eens een enkel menschen-
kind, dat melodieuzer snaren kon laten trillen! Hoe
onbegrijpelijk, dat zijn eigen vrouw aan dit alles ple
zier had!
Lili van Bamtow.... ja, die was eigenlijk dé eenige,
die boven het niveau van het gewone samenleven uit
stak. Daar zat tenminste wat temperament in die
vrcvuw. Drommels! waar was ze eigenlijk? Hij voelde
een hartstochtelijk verlangen naar eenige afleiding,
naar een gedurfd gesprek met haar!
Hij keek vanuit de veranda de eetkamer binnen. Daar
stond zijn vrouw bij het buffet. Waarachtig, zij droeg
weer haar boezelaartje, natuurlijk was zij weer in ge
sprek met het dienstmeisje, als een echte, echte huis
vrouw O, hij kon dat boezelaartje luchten noch zien
Toen zij zijn blik opving, knikte zij hem vriendelijk
toe Hij draaide zich haastig om, als had hij den lach
niét bemerkt en daalde de trappen af die naar den tuin
voerde.
Zij werkte op zijn .zenuwen met haar eeuwige kalm
te, haar vervelende, drukkende huiselijkheid, haar al-
tijd-vriendelijke oogen.
Vroeger was zij hem geheel anders voorgekomen;
vroeger, toen het Paschen was en zij zich verloofd
haddenMaar in de drie jaren van hun huwelijk was
zij de verpersoonlijking geworden van rust en behage
lijkheid, geheel passend bij de gansche familie-verza
meling en zich best amuseerend, ook al was hij, haar
man, er niet bij.
Hij slenterde ontstemd het park door, waarin de
heesters getooid stonden met het eerste, teere groen.
„Meneer Elms! U verzuimt iets 1" riep er plotseling
achter hem een stem.
„In welk opzictit, freule?"
Lili von Barntow, ue mooie, rijke Lili, die met Pa
schen bij haar tante op bet naburige buiten logeerde,
kwam naderbij.
„Wel, daarbinnen bij u woidt juist gepraat over het
Hoisieiusuie ruuuvee; trekt u dat niet aan?"
Zij lachte spottend en wees naar zijn huis.
„Mevrouw Elms zorgt zeker vol toewijding voor 't
wel van haar gasten? U is met zoo'n buitengewone
vrouw te teiiciteeren, zegt vaak mijn tante."
„En u zegt dat niet?"
rIk?" maar natuurlijk, ik zeg dat ookl Ik weet toch
nog wel van vroeger, hoezeer ik er naar verlang om
ook een „echte Duitsche huisvrouw" te worden!"
„Maar k propos, waarde vriend! Weet u wel dat u
mij nog de vervulling eener belofte schuldig is?"
„Waaraan ik steeds ten allen tijde graag voldoe.
Wat tr. .g het zijn?"
„U zoudt mij een nieuwen harddraver toonea."
„Ja, ja, dat is waar ook. Maar dat kan direct gebeu
ren, als u wilt."
Zij ging voor hem uit op het smalle zijpad, dat naar
de stallen voerde. Hij bewonderde heimelijk haar gra-
cieuse, buigzame gestalte, die zeer voordeelig uit- jj
kwam in het fluweeien japonnetje. De weekc li ju der
wangen, het kunstige kapsel, de kleine, smalle voetjes,
haar vlotte manieren, alles bekoorde en bedwelmde
hem.
De rijknecht moest den zwarten Pluto voor 't karre
tje spannen en eenige keeren de binnenplaats omrijden.
Toen hij bij hen stilhield, klopte zij den glanzenden
nek van het prachtdier.
Rudolf zag vragend naar haar heen.
„Willen wij een half uurtje?"
Zij keek hem met haar donkere oogen koket aan.
„Als u wilt, waarom niet?"
Hij riep den rijknecht, gaf dezen een korte bood
schap voor zijn vrouw en sprong op het wagentje,
daarop reikte hij haar de hand, waarmee zij Zich ge
makkelijk op het karretje heesch.
De zwarte Pluto vloog er van door! Het deed zijn
bestuurder goed om hem eens ter dege te laten uitra
zen. Hij zelve ademde diep en zwaar.
Lili volgde met aandacht den krachtigen greep,
waarmee hij het dolle paard betoomde. Zoodra zij uit
het gezicht van het landgoed waren, schoof zij dichter
naar hem toe, als was zij bang voor de vaart, die zij
namen.
„Is u bang?"
„Maar hoe zou ik, u is toch bij mij
Het bloed steeg hem naar 't hoofd, alles brandde in
hem, wat voor een verleidelijke vrouw zat daar naast
hemVoor den drommel
Zij reden door een donker dennenbosch. Daar liet
hij Pluto langzaam stappen om des te langer van de
geurende dennenlucht te kunnen genieten.
Zij zag hem aan.
„waarom rijden wij zoo langzaam?"
„Omdat de gelegenheid zoo gunstig is
Hij boog zich naar haar over, en kuste haar op den
mond.
Zij weerde hem niet af, kuste hem terug.
Een roofvogel vloog luid1 uit de boomtakken om
hoog. Pluto schrok en joeg opnieuw verder. Zij lachte
en babbelde alsof er niets gebeurd was. Hij zweeg.
Toen zij uit het bosch kwamen, lag vóór hen een
uitgestrekt dal, door heuvelachtige terreinen ingeslo
ten. De avond daalde. Plotseling flikkerde in de verte,
op een kalen heuvel, een roode vonk. Toen opeens za
gen ze overal roode vonken, hier, daar, overal stegen
walmende rookwolken omhoog, overal lichtten
Paaschvuren op. Een blauwe rooklijn teekende zich
ai" over den straatweg.
Lili kuchte en hield haar geparfumeerd zakdoekje
aan haar neus.
„Afschuwelijke lucht I Die menschen daar hebben
geen zenuwen!"
Hij snoof begeerig den rook in en ook tien geur van
haar kanten zakdoekje. Maar plotseling stond klaar
en helder voor zijn geest het Paaschfeest van vóór drie
jarenHij was toen met Erna 's avonds door het park
en de velden gegaan. Overal hing de walm van
Paaschvuren. Zij geurde naar de viooltjes, die als
een bouquetje in haar ceintuur staken. Zij was stil en
droomerig naast hem voortgegaan en had zich ver
heugd over het ontkiemende koren, over de katjes aan
die hazelaarstakken bij de beek en over alles wat er op
het veld stond en het voorjaarsleven verried. En hij
was toen juist uit de residentie teruggekomen, uit het
overmoedige, drukke luitenants-gedóe in dit rustige,
stille buitenleven. Hoe weldadig had alles toen op
hem ingewerkt. Toen had hij aarzelend en schuchter
van zijn liefde gesproken. Ja, hij, de overmoedige, was
verlegen geweest tegenover het eenvoudige meisje van
het land! O, en wat had hij zich toen gelukkig ge
voeld!
„Meneer Elms! U is 'n akelige, veranderlijke, hu
meurige man
Zij wendde zich geërgerd van hem af.
Hij antwoordde niet. Hij verlangde plotseling, he
vig naar huis, weg van deze kokette vrouw. Haar kus
brandde hem op het geweten. Hij verachtte haar plot
seling. Voor zijn geest verrees 't beeld1 zijner eigen
vrouw.
Knallend zwiepte de zweep over Pluto's breeden rug.
Het verschrikte beest zette het op een loopen.
Zij greep zich beangstigd aan hem vast.
„Schei uit met die grappen," sprak ze heesch.
Zij zag hem met vlammende oogen aan en zei
kwaadaardig:
„Zoo, zoo, wij worden dus nu weer deugdzaamde
burchtvrouw op den trans zou kunnen uitkijken.
„Praat niet over mijn vrouw.
„Wees zonder zorg, waarde vriend, deugd spreekt
voor zichzelf."
Het karretje joeg de lindenlaan op van het buiten-
■goed*
Trillend en snuivend hield het paard stil op de bin
nenplaats. De rijknecht verscheen.
„Laat Pluto wat omstappen en wrijf hem daarna
droog."
Zij klommen beiden uit het wagentje en liepen zwij
gend naar de verandatrap. Lili was woedend. Zij
mocht Rudolf dolgraag en ergerde zich nu dood, dat
zij zich even tevoren door hem had laten overmannen,
waarna hij zich weer terug had getrokken.
Gewetenswroeging voelde zij heelemaal niet, hoewel
zij zich nu geplaatst zag tegenover de vrouw van Ru-
dolf.
„Nu? hoe voldeed Pluto? Is het niet een prachtdier?"
„Buitengewoon, mevrouw. Toen wij er zoo hard
1, he
vandoor gingen, heeft het maar weinig gescheeld of ik
:der te ontvoeren,
zelve Is, hij wilde
had lust gehad uw man en gebieder te ontvoeren.
Maar hij is even deugdzaam als u
niet.
Met een hoonend glimlachje verwijderde zij zich..
„Wat bedoelde zij daarmee, Rudolf?"
O. niets, een grapje, kindje! Maar luister eens, na
tafel gaan wij samen vanavond naar de torenkamer om
de Paaschvuren op de heuvels te zien gloeien. Zij heb
ben mij vandaag maar wat een flinke hoeveelheid slak
ken uitgebrand 1"
Algemeene beschouwingen over hei nut
der Tuberculose-bestrijding.
(Ingezonden).
Sedert. 1 Januari 1015 is door de Commissie tot
bestrijding der tuberculose alhier eene gediplomeerde
huisbezoekster aangesteld. Aan haar ia de taak opge
dragen de, haar door de geneesheeren opgegeven, tu
berculoselijders te bezoeken, met hen den voorgeschre
ven leefregel te bespreken en, in overleg met de betrok
ken persoon, te trachten deze uitvoerbaar te maken,
terwijl tevens d i e maatregelen worden besproken, die
noodig zijn om de omgeving te behoeden voor die
vreeselijke ziekte, die met recht eene volksziekte wordt
geheeten, niet alleen omdat ze zoo oneindig veel voor
komt, maar ook omdat zij zoovele offers eischt.
Toch is men, nu men weet dat tuberculose besmette
lijk is en kan overgaan van mensch op mensch, terwijl
men thans de ziektekiem en hare eigenaardigheden
kent, het er over eens dat tuberculose voorkomen
en genezen kan worden en daarom juist is de be
strijding van zoo groot belang.
De middelen tot dat doel zijn tweeledig n.l.: be
smetting voorkomen; 't weerstandsvermogen normaal
houden.
De Nederl. Centrale Vereeniging tot bestrijding der
tuberculose tracht dit doel te bereiken door het hou
den van lezingen met lichtbeelden, door het versprei
den van geschriften en brochures, door het tentoon
stellen van het tuberculose-museum enz. enz., alsmede
door de plaatselijke vereenigingen aan te sporen tot
het aanstellen eener huisbezoekster. Dit laatiste is hier
ingegaan op 1 Januari j.l. en na hier 3 maanden tezijn
werkzaam geweest, kan de huisbezoekster het volgen
de daarover meedeelen:
36 Patiënten werden er bezocht, n.ï. 10 mannen, 17
vrouwen en 9 kinderen. 320 Huisbezoeken werden af
gelegd.
De resultaten hiervan waren, dat van de 36 patiën
ten thans 30 afzonderlijk slapen; 6 van deze patiënten
zijn van uit eene bedstede in een, in bruikleen gegeven,
ledikant of stoel, of eigen ledikant gaan slapen. Een
patiënt slaapt in een daarvoor ingerichte ligtent, af
gesloten door gazen deuren. In ongezonde dónkere al-
coof sliepen 4 patiënten. Bij alle 4 was de woning ge
schikt om hierin verandering te brengen, doch slechts
2 waren genegen de woning in haar geheel te gebrui
ken. Jammer, dat dó menschen hun eigen belang
niet beter inzien en liever een „mooie" kamer er op
nahouden, waar ze zelden of nooit komen, dan eene
gezonde en frissche slaapplaats te hebben, waarin ze
toch V, van hun leven moeten doorbrengen.
De enquêtrice werd bij de meeste patiënten vriende
lijk ontvangen en de door haar gegeven raad, wat
uitkoken van lijf- en beddegoed betreft, alsmede het
gebruik van de voorwerpen voor de sputum-prophy-
laxe, werd goed opgevolgd'.
Bij nieuwe patiënten werd, als de woning het toe
liet, een kamer geheel volgens voorschrift ingericht
't Nemen van middagrust wordt, als dit niet gere
geld gecontroleerd wordt, wel eens qvergeslagen en
de huisbezoekster wordt wel eens bedrogen met de
woorden: „Ik heb al gerust" of „ik zou juist te bed
gaan". Dat de menschen nu niet begrijpen dat 't toch
in hun eigen belang is, dat hun die rust wordt
voorgeschreven
Ach, hadden ze met haar gestaan aan een doods
bed, waarbij gezegd werd1, dat dit nu, uit één gezin,
het 5e slachtoffer was van genoemde ziekte, zij zou
den in hunne onmiddellijke omgeving alle raadge
vingen van dokter en huisbezoekster ten uitvoer bren
gen om genezing te bevorderen en besmetting te
voorkomen. Moeders, die lijdende waren, zouden haar
kind niet meer in haar bed leggen, noch 't bij zich in
bed nemen, zooals ook gebeurde, omdat de vader niet
kon of niet wilde begrijpen wat de treurige gevolgen
zouden kunnen zijn.
Gelukkig zijn er ook héél verstandige ouders. Dit
bleek in de afgeloopen 3 maanden uit het volgende:
Een kind was, in de lighal door een ander patiëntje,
waar huisbezoek gedaan werd, geheel ingelicht om
trent de inrichting van een gezonde slaapkamer, zoo
dat zij, thuiskomende, hare moeder het gehoorde ver
telde en dit vrouwtje bleek verstandig genoeg om
te begrijpen niet alleen, maar te handelen ook.
Bij de komst van de huisbezoekster kon de moeder
direct het hygiënisch ingerichte slaapkamertje toonen.
Voor open ramen zijn de menschen, vooral 's avonds
en 's nachts erg bang, maar wanneer op alle scholen
der jeugd meerdere begrippen omtrent de gezond
heidsleer worden bijgebracht, zal ook deze vrees op
den duur zeker wijken, hetgeen ook zal bijdragen om
de tuberculose te bestrijden.
Aan de tuberculose-patiënten werd In bruikleen
regeven13 sputum-glazen plus 1 sputum-bakje; 6
kookemmertjes; 5 ifjsoformemmers; 12 hoestdoekbak-
jes; 20 X 12 hoestdoekjes (papieren om nh gebruik te
verbranden); 5 ligstoelen, terwijl 7 op 1 Jan. reeds in
gebruik waren); 11 wollen dekens (terwijl er 10 op 1
Tan. reeds in gebruik waren); 2 ledikanten van het
Witte Kruis.
Buitenshuis verpleegd: Lighal: 12 patiënten, waar
van 9 huisbezoek ontvangen; Ziekenhuis: 1 patiënte;
AARSCHE COURANT.