DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Zwerftocht dooi Noord-Frankrijk li Luxe Automobielen Adres JAC. MET, Alkmaar. Mo. 83 Honderd en zeventiende jaargang. 1916 ZATERDAG 10 APRIL WAARSCHUWING. He Schijn-Artist. Het instinct der vogels. eze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone Advertentiën: Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER 8* ZOON, Voordam C 9. De ingezetenen der gemeente ALKMAAR worden herinnerd aan art. 14 der Verordening houdende bepa lingen omtrent het verdoelen der gemeente in wffcen on het opmaken van volledige staten der bevolking en harer huizing (Gemeenteblad No. 90 v«ai 13S8)P tav dende: Van elke verhuizing binnen de gemeente wordt bin nen acht dagen kennis gegeven ter Secretarie van de gemeente Bij verhuizing van een gezin, door het hoo?d vm tiet gezin; Bij verhuizing van afzonderlijk levende personen,, door henzei ven Bij verhuizing van inwonende dienst- en werkboden, duur henzelven Bij verhuizing van personen naar instellingen, ge stichten, inrichtingen van welken aard ook, in welke personen onder eenig bestuur samenwonen, door de oestuurders dier instellingen, gestichten oi inrichtin gen. Verzuim van bovenstaande kennisgeving wordt ge straft GEVONDEN VOORWERPEN. Een hoed (bij vergissing op de secretarie verkeerd medegenomen), een R. C. kerkboekje, een zilveren ro zenkrans, een duimstok, een band van een kindterwa- gen, een portemonnaie, een zilveren broche, een gou den dames-horloge (gevonden te Amsterdam), een wit kinderbontje, een soldatenmuts, een bril, een rozen boompje, twee zilveren armbanden, een zakmesje, een zilveren colbertje, een zilveren manchetknoop, een ta bakszak en een petroleumkan. Alkmaar, 9 April 1915. E>e Commissaris van Politie, W. Th. VAN GRIETHUIJSEN Hoewel het spoorwegverkeer in Noordelijk Frankrijk in de onmiddellijk achter 't front gelegen landsbeken natuurlijk in deze tijden, waarop op bijna alle vervoer- krachten des land is beslag gelegd, binnen de meest noodzakelijke grenzen is beperkt, rijden er toch van Rouaan naar Parijs vier expressetreinen in beide rich tingen. Ik behoef niet te zeggen dat de trein, die ik had genomen, propvol was en dat zelfs de couloirs van de wagens dicht bezet waren. In den restauratiewagen waarin ik nog een plaatsje kon bemachtigen, was een internationaal gezelschap bijeen. Vele Italianen, reserveofficieren die via Parijs naar hun land terugkeerdten. en vooral Fngelsche han delslui, tegenwoordig druk bezig het Duitsche proouct van alle terreinen te verdringen. Ook twee Hollanders ontmoette ik; de een, die al een klein fortuin had ver diend met het importeeren van Hollandsche bokking, maakt, rijn laatste reis, de ander was de vertegenwoor diger - -een groote Nederlandsche Kaasfirma en had in de oorlogsmaanden voor zijn principalen reeds vopr kapitalen in Frankrijk omgezet. Ja, ze roeren zich nog geducht, de Hollandsche kooplui en de Franschen voor al zien ze graag komen. De geheele spoorlijn wordt bewaakt door eene aan eengeschakelde postenlinie; op afstandten van ongeveer duizend meter staan de manschappen bij hun tijdelijke woning, rieten huisjes of in de spoordijken ingegraven landstorm- gangen. 't Zijn allen „territorials", de Fransche regimenten. Op de stationsemplaoementen van de kleinere plaatsen, welke de trein voorbijreed, stonden overal heele wagenparken bijeen voor troepenvervoer en benoodigdheden voor bet leger; ook zag ik splinter nieuwe ambulancetreinen. De spoorweg volgt bijna overal de Seine; steeds ziet men de breede kronkelin gen van den majestueuzen stroom zich slingeren langs de mooie groenende heuvelen. Dichtbij Vemon was de Fransche genie bezig een groote brug te herstellen, welke in September met het oog op den opmarsch der Duitschers was opgeblazen, die echter niet zoover zijn gekomen. Te Vemon,een groote gamizoenplaats en een der uiterste steunpunten van het groote „camp re- tranché" van Parijs, was veel bedrijvigheid te zien; van uit dten trein merkte ik een reusachtig tentenkamp op, waar die Belgische vlag wapperde, een oefenkamp voor de jonge Belgische strijdkrachten. Van Vemon tot Parijs ziet men hier en daar versterk te hoogten, "waarachter dreigende kanoonienmonden en ook slingeren zich hier en daar loopgraven door de velden. Van de eigenlijke verdedigingslinie van Parijs is niet veel te zien, de groote forten en redouten liggen in andere richtingen. Langs eenige van de idyllische villadorpen, waaraan de Parijsche banlieue zoo rijk is, voert de trein ons naar de groote heerlijke stad, waar we aan het gare ,St. Lazare" aankomen. Over Parijs in oorlogstijd is in de laatste maanden veel geschreven en de stad en haar bevolking zijn het voorwerp geweest van vele bespiegelingen. Veel verschil toont Parijs van het groote oorlogsjaar niet met het Parijs in normale tijden. Men ziet het de bevolking aan, dat zij rustig de ontwikkeling der ge beurtenissen afwacht en voor de stad zelve alle gevaar geweken acht. De ijzeren muur van hun schitterend I leger houdt den vijand tegen, en de slag aan de Mame heeft bewezen dat Joffre in 't hanteeren van legermas sa's zijn gelijke niet heeft. Parijs is veilig. Maar de Parijzenaar vergeet niet zijn medeburgers, die de door den vijand bezette streken bewonen. Een fonds is te Parijs gesticht om hen te helpen en hen in de gelegen heid te stellen na den oorlog hun verwoeste eigendom men weer op te bouwen. Millioenen francs telt het fonds reeds. Het boulevardleven is mkder druk en elegant de meeste elegante flaneurs zullen ook wel aan Ijet front zijn en wel ergens, in de Argonne in de loopgraven zitten, in „vieux poilus" veranderd. Veel rouw ziet men, zooals overal in 't land. Op de terrassen der groote boulevardcafé's zitten broederlijk Fransche, Belgische en Engelsche uniformen bijtellaar, die bij het voorbijtrekken van tioependetachcmenten, op staan en salueeren. 't ls heerlijk te zien hoe voi eerbied., ja haast met liefkoozenden blik, het publiek zijn kloeke maunen na ziet bij het voorbijmarcheeren, en een rilling van geestdrift gaat je door de leden, als je die mannen hun „Marseilleise" of „le Chant du départ" hoort zingen. Het maatschappelijk leven gaat zijn gewonen gang; alleen zie je verschillende functies, die vroeger door mannen werden uitgeoefend; door vrouwen verrichten. Zoo ziet inen, beüalve de vrouwelijke tram- en mé tro-conducteur en de taxi-chauffeuse, ook in de groote caie's vrouwelijk bedienend personeel en in veie kap perszaken wordt men ingezeept en geschoren door zachte vrouwenhanden. Dat is een proef, die ook in ous land eens moest worden genomen, 't is aan te be velen. Een groot deel van de talrijke Parijsche schouw burgen hebben weer hun deuren geopend en hebben meest vaderlaudsche stukken op hun répertoire; de cinema's draaien lustig hun oorlogsfilms af. Des avonds echter bemerkt men in een anderen tijd te le ven. Het „Paris, inondé de lumière", dat dan, van af Montmartre gezien, met zijn millioenen tintelende lichten als één feeststad voor u ligt, is nu in donker gehuld. Wel brandt eenige straatverlichting en af en toe werpen opengaande deuren van restaurants en bi oscopen een bundel licht naar buiten, maar de hoofd toon is zwart. De Parijzenaars mopperen wel maar generaal Galliéni houdt streng de hand aan de iichtverordening. Sterke zoeklichtbundels trekken felle streepen langs den nachthemel en 't zal buitengewoon moeilijk zijn boven Parijs te komen. Een zeer inten sief en binnen eenige minuten werkend waarschuw- systeem ia ingesteld en op verschillende punten van dc stad en de stelling staan eskaders vliegtuigen sjeeds gereed de Duitsche luchtmonsters, als ze komen moch ten, aan te vallen. In dit verband lijkt het mij niet onaardig even te vertellen wat ik hier van een officier-aviateur van het Fransche leger vernam over de nieuwe organisatie en voorbereidingen tot den luchtoorlog. In de eerste maanden van den oorlog waren de Fransche vliegtui gen wel in snelheid en manoeuvre-vaardigheid de meerderen van hunne tegenstanders en dus wel uitste kend in verkenningsdiensten, maar in bewapening de der van bouw en steiler van bewapening 'waren. Van daar de herhaaldte luchtraids op Fransche steden. Nu worden voor den luchtoorlog vliegtuigen gefabriceerd van zwaarder bouw; iedere vliegtuigenfabriek in Frankrijk moet per week drie machines afleveren; zij moeten allen van het Voisin-type zijn, tweedekkers dus en gepantserd worden. Voor vier personen bieden zij plaats; de bemanning bestaat dan uit den bestuurder, den waarnemer en twee artilleristen met een machine geweer. Reeds meer dan driehonderd dezer machines zijn gereed. Ook in dit wapen dus uitmuntende voor bereidingen. Daar alles, wat met den oorlog in verband staat, den tegenwoordigen bezoeker van Parijs het meest aantrekt, heb ik een bezoek gebracht aan het „Hotel des Invalides". Vele eerbiedige bezoekers, die een be devaart kwamen doen naar het graf van Napoléon, den grootsten zoon van Frankrijk, die „Ia gloire" heeft laten schitteren om den Franschen naam. In de zen geweldigen tijd wordt het Fransche volk naar zij nen geest gevoerd en door de herinnering aan dien tijd bezield. Op de groote bovengalerij waren de ver overde Duitsche vaandels opgesteld, te midden der tropeeën van Marengo, Austerlitz, Jena en Wagram. En op de binnenplaats zag ik een vijftigtal buitge maakte Duitsche veldstukken uit den Mame-slag; de anderen zijn naar de arsenalen en bergplaatsen der artillerie gevoerd'. Met stralende gezichten liepen de invalieden uit den oorlog van '70 daar rond, blijde dat de révanche ein delijk was gekomen. Maar geen spottende of minach tende uitdrukkingen aan het adres der tegenstanders hoorde ik; de Franschen zijn waardig en beschaafd en achten den dapperen vijand. Wijl mijn doel was zooveel ik kon te zien van de Fransche oorlog-orgjanlsajtie en troepenbewegingen, vertrok ik na twee dagen uit Parijs, om in de verschil lende garnizoenen en dépots ten zuiden en ten westen van de stad1, nog eenige indrukken op te doen. Mélun was de eerste plaats die ik verder bezocht. Hierover in mijn volgenden brief. A. K. op dat uur allen vereenigden, die eenige belangstel ling voor den mericwaardigen „oudte" hadden opgevat. Iedereen kende n.l. meneer Christian Mayr en iedereen wist, dat hij toondichter van beroep wasdoor de jongeren uit de kunstenaarswereld werd hij vooral zeer vereerd als een oud-meester in 't métier. 't ls waar, van zijn werk had men nog nooit iets di rect gezienook was de bekwame componist van zoo menig moderne opera en symphonisch werkf er nooit toe te bewegen een hoorbare repetitie van zijn schep pingen ten beste te geven. Hij had immers de onaan tastbare waarheid tot lijfspreuk genomen, dat een pro feet in zijn eigen land toch'nooit geëerd wordt; daar om arrangeerde hij dan ook nooit of te nimmer, eenige eigene opvoering in de stad van zijn inwoning! Toch gebeurde het af en toe dat hij met zeer veelbe- teakmr-iJen blik verkondigde, dat hij in den loop van den dag uit de stad moest, om een 'eerste oi eener compositie te leiden. Niemand aan tafel zou ook maar eenigszins een idee van twijfel durven hebben aan de waarheid zijner woorden en als hij vertelde dat te Berlijn een a.s. opvoering van zijn komische opera in scène zou gaan, dan waagde niemand erop te wijzen, dat iü de couranten reeds die opera onder den naam Bodo Rinkenstein, stond aangekondigd. Zou het toch iemand wagen, het verschil op te merken in den naam van den auteur, dan trok Christian Mayr het voor hoofd in breede rimpels omhoog en met een fijn, veel zeggend glimlachje, zei hij dim tegen dien al te nauw- lettendlen opmerker: „Jonge man! Heet u misschien Mayr? M-a-y-r? Neen? Dan moet u eerst juist zóó heeten, om te we ten dat men onder een dergelijken naam geen opera openbaar maakt I" Stond het overal te lezen, welk een geweldig succes de opera ten deel was gevallen, dan keerde hij met stra lam gezicht aan de stamtafel weer, begroet met de hartelijkste gelukwenscben van alle aanwezigen. Ook wist dan bijna iedereen meteen, dat Christian Mayr weer eens het onaangename met het nuttige verbonden had; dat wil zeggen: dat hij zich een heelen langen, lieven dag opgesloten had in zijn kamer om te vasten, vanwege den vervluchtigden inhoud van zijn beurs. Eenerzijds om het decorum te bewaren, maar ook om gelijktijdig een maatschappelijk succes te behalen, wat> vond hij steeds weer nieuwe opvoeringen van zijn werken uit. Dan verhaalde hij van de prachtige lauwerkransen, van de tantièmes en van het feestmaal, dat te zijner eere was aangericht, van de oesters, de champagne en met een koene handigheid noodigde hij zijn vrien den uit op een glas sehuimwijn, opdat ook hun eenig aandeel gewerd van zijn zege-reizen, zijn successen. Merkwaardig was alleen de ontdekking, die Chris tian Mayer aan het slot van het feestgelag deed, zijn portefeuille te hebben vergeten, waarom hij een der aanwezigen om de welwillendheid verzocht „even" het zaakje te willen betalen. Ondanks deze eigenaardige hebbelijkheden, hadden allen hem in hun hart opgenomen; ja, men gevoelde zelfs een soort van meelijden met den vreemdsoorti- gen snuiter, die zichzelf aan de zoetste droomerijen bewelmde, aan droomen van een geluk, waarnaar hij eenigszins de minderen van de „Taubendie zwaar- zeker ja zijn jonge jaren gestreefd had. Men verbaasde Her van houw en sterker van bewaoenine1 waren. Van- zich zelfs er over, hoe hij aan zijn schijn-bestaan ge noegen kon vinden; maai- misschien beteekende dat juist een hoogere levenskunst! En vreemd hij werd nooit geplaagd. Een enkele maal had men geprobeerd hem danig te foppen, en hij was er ook glad lngeloopen. Echter toen hij begreep dat men spot met hem had gedreven, gleed een trek van zóó hoopelooze triestheid, zóó on peilbaar diepe smart over zijn gezicht, dat allen hem met smeekbeden overlaadden, niet boos te blijven over die ongelukkige spotternij; maar het had weken, maanden' zelfs geduurd, voordat Christian Mayr we der de oude was geworden. Sedert dien tijd waren zijn vrienden tot het inzicht gekomen, dat dit schijnleven, waarin hij zich in ge logen had, niet verstoord mocht worden om zijnent wil men liet de grappen en opmerkingen achterwege, waarmee men zijn verhalen soms illustreerde. Op dezelfde wijze ging het met de liefdesavonturen van Christian Mayr. Was er eens een geruimen tijd verloopen, waarin geen premières hadden plaats ge had, dan bleef hij plotseling, zelfs zonder eenig be richt, van de stamtafel weg; daarna kwam dan een mededeeling, dat hij het gebergte was ingegaan, waar hij een wonderlijke idylle had beleefd. Met een bewon derenswaardige virtuositeit wist bij tot in de kleinste détails de poëzie der omgeving weer te geven, hij scheen dan zich zelf te verlustigen in dergelijke opge- dischte schoone sprookjes. Natuurlijk en hier toon de zich weer zijn gewikste berekening natuurlijk had hem de geschiedenis bar veel geld gekost en hij vroeg dringend eenige vrienden, hem, die tijdelijk in geldverlegenheid zat, met eenige marken te willen hel pen. Wee echter dengene, die de koelbloedigheid zou hebben, het „aardsche slijk" terug te verlangen! Als een toornig god placht Mayr dan den verme tele te fixeeren, merkte tevens terloops op, dat hij toe vallig niet zooveel „kleingeld" bij zich had; maar mogelijk was er onder de aanwezige vrienden iemand, die den opdringenden mensch even wilde helpen Op zekeren dag verscheen Christian Mayr niet op zijn plaats aan de stamtafel; ook den volgenden dag bleef hij afwezig, hoewel men wist dat er'geen pre mière was van een zijner nieuwe werken, noch dat hij eenig liefdesavontuur najoeg. Toen hij ook den dór den dag niet op kwam dagen, besloten de vrienden in optocht hem op te zoeken en klauterden de vier kra kende trappen van de armelijke woning omhoog, om en liep met steeds dezelfde hooghartige uitdrukking op aldaar de droevige tijding te vernemen, dat men Chris- het gelaat naar de gereserveerde tafel toe, waar zich tian Mayr.... een dwangbuis had moeten aantrekken. naar een schets van Justus Maria Schöntal. Hij verscheen geregeld eiken middag om twee uur TE HUUR, tegen zeer billijk tarief. - Telefoon 572. - Zijn huisjuffrouw was hij plotseling in een soort ra zernij naar de keel gevlogen. De vrouw was nog ge heel onthutst en verontwaardigd tevens. „Inplaats van tenminste wat te werken", riep zij on ophoudelijk uit, „inplaats van te werken, lag hij maar uitgestrekt op de canapé, en hield samenspraakjes met zichzelve, maar de huur mij betalen, daar dacht hij niet aan. Toen ik hem maande", en zij brak in tranen uit, „vliegt hij op me toe.... O, ik heb al meermalen vermoedens gehad, dat hij niet heelemaal wel bij het hoofd was, maar dat alles zóó zou uitloopen..." Zij huilde hevig. De vrienden van Christian Mayr keken elkander bedrukt aan en de oudste onder hen, een kunstschil der, troostte de schreiende vrouw met dfe woorden: „Nu, nu, vrouwtje, wees wat kalm! U zult uw geld ook wel krijgen!" Een blij lachje verhelderde plotseling de trekken der oude vrouw, en met deernis sprak zij „Och, och, wat is het toch treurig! En dan een zóó knap mensch als meneer Mayr! krankzinnig!" Toen zij zag hoe de heeren vol aandacht de muziek- vellen, die op de eikenhouten tafel verspreid dooréén- lagen, monsterden, wischte zij haar tranen heelemaal weg en kwam ook naderbij. „Die arme man", zei zij, met gewild meelijden, „die arme man! En met dat gekrabbel liet hij zich in! Hoe had hij er lust toe!" Vol verbazing bestudeerdfen de vrienden de muziek: „Een stuk klavier-uittreksel uit Carmen!" lazen zij. Dus met copieeren van muziek had de trotsche com ponist zijn spaarzaam stukje brood verdiend. Een armzalig werktuig was hij geweest, een werktuig van het soort, waarvan hij zelf graag eenige duizenden ver bruikt had, zoo hij componist en niet eopilst geweest ware. Zeer ontdaan verlieten de vrienden de woning. Een paar dagen later brachten zij Christian Mayr naar zijn laatsten rustplaats. Hij was niet meer heldor geworden; in een toestand van naamlooze apathie was hij uit het leven geschieden. Het was nu juist geen aanzienlijke begrafenisstoetj die hem uitgeleide deed zooals meer het geval is bij hen, van wie men weet dat Zij weinig nalaten, maar zij, die volgden, behielden hem in de beste herinnering. Allen stonden om zijn groeve geschaard, allen, die zijn schukieisohers van de stamtafel waren, maar nooit was een insolvent betaler zóó mild herdacht geworden als deze schijuvriend, die door zijn virtuositeit in het waarheid-maken van de stelling: schijn is werkelijk heid1 door de ph'ilosofeerende artistenvrienden begre pen was geworden. Van de talrijke voorbeelden, die zoo nu en dan wor den aangehaald van de natuurdriït bij de dieren, be- hooren de volgende, van de hand van den Franschen ornitholoog Hfepry Berthoud, en onlangs in „Avicul- tura" geciteerd, zeker tot de merkwaardigste en sterk sprekende. Een vojgelliefhebber zoo vertelt Berthoud ontdekte in den dichten kroon van een eik, dicht bij een vijver in de nabijheid zijner woning, een haviks nest. Eiken avond, als de schemering inviel, ging het havikspaar ter jacht, verhief zich in de lucht, zwenkte en zweefde daarin rond, totd'at de dieren zich eens klaps op de door hen ontdekte veldmuizen, ringslan gen en andere kleine dieren wierpen, die zeiven van de schemering gebruik maakten om zich een avond maal te verschaffen. Zoo ging het eenige dagen, totdat eindelijk alleen de mannelijke havik geregeld zich buiten het nest ver toonde, slechts zelden werd hij nog vergezeld door het vrouwtje, waaruit onze vriend opmaakte, dat dit inmiddels eieren had gelegd en te broeden zat. Hier over denkende, terwijl hij zijn erf rondliep, waarop zich zijn pluimvee bevond, kwam hij op het denkbeeld de haviks-eieren tegen andere te wisselen. Zoo ge dacht, zoo gedaan. Hij wikkelde zorgvuldig vier gan- zeneiers in een stuk papier, wapende zijne beenen met ijzeren haken, waarvan de houthakkers zich mee be dienen om in een boom te klimmen, klauterde naar bo ven en bevond zich weldra ter hoogte van het nest. Het havikspaar bevond zich juist op de jacht naar een troep musschen een paar honderd meter van hun nest, zoodat het gemakkelijk viel de havikseieren weg te ne men en er de ganzeneieren voor in de plaats te leg gen Nauwelijks was hij hiermede gereed, toen de roofvogels terugkeerden. Onze vriend, weder op zijn erf gekomen, legde de havikseieren in een hoek van het pluimveehok in het nest, waarin de gans de vier eieren had gelegd, die zich nu in het haviksnest bevonden. Daarna klom hij, gewapend met een verrekijker, op het dak van zijn woning om de haviken op hun nest te bespieden, dat er iets bizonders met het nest was voorgevallen, want verscheiden malen vlogen zij er ongerust omheen, vóór er zich op te zetten. Het wijfje verdriestte zich het eerst, keerde een paar malen de eiren met den sna vel om, doch ging er eindelijk op zitten broeden. Op dezelfde wijze ging het in het pluimveehok; de gans zette zich op de havikseieren zonder te vermoe- AARS COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 9