DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Roggebrood. Eerste zitting mden Militieraad. No. 92 Honderd en zeventiende jaargang. 1915 3 maanden f 0.80, fr. p. post II.—. Advertentieprijs 10 et. p. regel, groote letters naar WOENSDAG Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERMs. COSTER d ZOOR, Yoordam C9. Telefoonnr. 21 APRIL Maandag 26 April a.s., De waardij der lichamelijke opvoeding. FEUILLETON. DE WELDOENSTER De Burgemeester der gemeente ALK MAAR brengt hierbij ter algemeene ken nis, dat met jngang van heden wordt op geheven het verbod, om roggebrood anders te bakken en te verkoopen dan samen gesteld uit een mengsel van half rogge en half tarwe, zoodat voortaan dit brood weder mag bestaan uit UITSLUITEND ROGGE. Alkmaar, 20 April 1915. De Burgemeester voornoemd, O. RIPPING BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat zij bij hun besluit van heden vergunning hebben verleend aan J. MULDER, cacaofabrikant aldaar, tot het op richten van een cacoa-fabriek, waarin een Diessel- motor van 20 P.K. en een stoomketel met een ver warmend oppervlak van 4 M2.,. op het perceel Sta tionsweg, Sectie G, No. 2674. Alkmaar, den 20 April 1915. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR, brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de eerste zitting .van den- Militieraad in het 3e district van Noord-Holland zal worden gehouden ten stadhnlze te ALKMAAR en wel voor zooveel de gemeente Alkmaar betreft, op de» voormiddag» te 10 ure. Volgens art. 45, 3e lid, der Militiewet wordt in deze zitting uitspraak gedaan omtrent vrijstellingen uitsluiting van den dienst, voor zoover de uitspraak aan den Militieraad is opgedragen. Belangstellenden zullen daarbij tn de gelegenheid worden gesteld hunne aanvragen, desverlangd, toe te lichten of te doen toelichten. Alkmaar, 19 April 1915. De Burgemeester voornoemd, O. RIPPING. (Ingezonden). Toen de oorlogsfakkel in feilen gloed ontstoken en met verbitterde woede gezwaaid werd over de lachen de velden langs de Maas, werden wij, Nederlanders, ons bewust, dat dood en verderf ook onze landsgren zen konden overschrijden, en bij velen is sinds meer malen de vraag gerezen: Hoe zou het óns dan ver gaan? Zijn wij krachtig genoeg, om onze neutrali teit, ja onze onafhankelijkheid tegen een sterken vijand met kans op succes te verdedigen Vragen als deze zijn gemakkelijker te stellen dan te beantwoorden. De -praktijk zou immers slechts het antwoord kunnen ge ven. Wijzen de feiten er al op, dat Nederland waar schijnlijk den dans zal kunnen ontspringen, gevaar dreigt nog steeds en daarom blijve „wakker zijn" het parool. Zelfs een antl-mllitairist als de begaafde Frederik van Eeden schreef onlangs: „als wij ons verdedigen moeten, daa in vredesnaam „goed" en ik ben dat door de schrijfster van „Elizabeth and her German Garden". 80) o Zij stapten de vuile stoep op en schelden. De deur werd dadelijk een klein eindje opengedaan door een be ambte, die riep„Het uur voor bezoeken is voorbij." Toen sloot hij de deur weer. Manske schelde voor fle tweede maal. „Nu, wat moet je?" vroeg de man boos met zijn hoofd buiten de deur. Op den zachtsten, meest verzoenenden toon van de wereld «ei Manske, dat hij hem ontzettend veel genoe gen zou doen indien hij hem zeggen wou, welke maat regelen hij moest nemen om permissie te krijgen een der gevangenen te bezoeken. „U moet een geschreven permissie hebben, snauwde de man hem toe, op het punt de deur toe te doen. De straatkinderen stonden op een hoopje beneden aan de stoep en luisterden nieuwsgierig. „Tot wien moet ik mij wenden?" vroeg Manske. „Tot den rechter, die het voorloopig onderzoek heeft geleid." De deur werd dichtgeslagen en van binnen gesloten met een luid geraas van rammelende sleutels. Het ge luid van die sleutels maakte Anna haasit flauw. Axel was aan de andere zijde van die vertooning van bruut geweld. Huiverend leunde zij tegen den muur. De kinderen giegeldenze was een heel fijne dame, von den ze, om daar vrienden te hebben. „De rechter die het voorloopig onderzoek heeft ge leid", herhaalde Manske suf. Wie zou dat zijn? Waar zullen wij hem vinden? Ik vrees, dat ik heel weinig ondervinding heb van die dingen." Er was niets aan te doen, de woede van den beambte moest nogmaals getrotseerd worden. Beschroomd schelde hij weer. Dit maal moest hij wachten. Er was volkomen met hem eens. Zijn wij daartoe in staat? Zullen wij in de toekomst daartoe in staat zijn? Al valt reeds te wijzen op het verblijdende verschijnsel, dat van alle zijden de wenschelijkheid bepleit wordt, om niemand, die lichamelijk geschikt is gevonden, van militairen dienst vrij te stellen, daarnaast mag niet uit het oog verloren worden, dat de kwantiteit véél maar niet Mies is. De kwaliteit van onze soldaten is haast van nog meer belang en het is met het oog daarop, dat ik onder de aandacht wensch te brengen, dat de licha melijke geoefendheid onzer jongelingschap grooter zou zijn, indien voor de lichamelijke opvoeding van het Nederlandsche volk meer belangstelling bestond. Al moet erkepd worden, dat er de laatste jaren eene kleine verbetering is waar te nemen, van de meeste onzer autoriteiten is de lichamelijke opvoeding een stiefkind, voor enkelen hunner is zij zelfs een nul in het cijfer. En toch, hoe verkeerd is hunne opvatting! Zorg voor den geest moet hand aan haxid gaan met zorg voor het lichaam, dat méér is dan woaiug alleen. De wisselwerking tusschen de lichaamsgesteldheid en den toestand van den menschelijken geest moest als voldoende bekend verondersteld kunnen worden, maar het is er nog verre van. Heeft het jonge kind vóór den leerplichtigen leeftijd bij zijne spelen voldoende beweging, nauw heeft het de schooi betreden, of» het gebrek aan beweging, be weging in de frisschfe lucht vooral, is van de bleeke gezichten te lezen. De eenvoudige bewegingsspelen, die de spieren taai en krachtig maken, hart en longen sterken, de stofwisseling verhoogen, worden óf ver waarloosd, omdat de onderwijzers nog niet doordron gen zijn van hun nut, óf kunnen vaak niet gedaan wor den, omdat er geene speelplaats is. Of er te maken zijn, wordt doorgaans niet onderzocht: het zou immers geld kosten! De noodzakelijke aanvullingen van die spelen, als: eenvoudige vrije oefeningen, loopen, springen en evenwichtsoefeningen, onder welke bewe gingen er vele zijn, die de rugspieren krachtig maken en daarom al onze aandacht verdienen wegens de op dien leeftijd veelvuldig optredende ruggegraatsver- krommingen, er zijn ontzettend veel scholen, waar ze niet beoefend worden, omdat de schoolbesturen er niets voor over hebben, andere, waar ze niet beoefend worden, zooals het behoort, omdat de opleiding on zer onderwijskrachten in die richting in één woord onvoldoende is. Gedurende den ontwikkelingstijd van 1420 jaar zijn oefeningen noodzakelijk, die geschikt zijn, om hart en'longen tot groeien te prikkelen Wat in deze periode verzuimd1 wordt, valt niet meer in te halen en toch geven onze geneesheeren, wijl hun maar al te dikwijls het juiste inzicht in de physiologic der lichaamsoefeningen ontbreekt, op het eerste verzoek van ouders van hoogere burgerscholieren en gymnasi asten attesten, dat dezen de gymnastieklessen niet mo gen bijwonen! Elders kan men op den lesrooster geen tijd vinden voor de moeilijker bewegingsspelen als slag-, vuist-, korf- en voetbal, al zijn er voorbeelden, dat door verkorting der lesuren wel degelijk tijd vrij te maken is. Het hapert daar aan den goeden wil, want voor de resultaten van het onderwijs dreigt geen ge vaar. Ik hoor mij al tqgenvoeren„maar die gymnastiek is zoo vérvelend", en zij, die zoo spreken, hebben wel licht droevige ervaringen uit hunne kinder- of jonge lingsjaren. Mijn antwoord kan slechts zijn: het tur nen behoeft niet vervelend te zijn; ik weet het uit veel jarige ervaring1). Maar zelfs al was het zoo, wat zou het dan schaden om fyrf te doen, ais het goed en nut tig is? Beletten regelmatige lichaamsoefeningen niet, dat onze gewrichten verstijven? Bevorderen zij niet den veerkrachtigen gang? Zijn zij niet heilzaam voor allen, die een zittend leven leiden en wier rug die ei genaardige ronding vertoont, welke hunne dagelijk- sche bezigheid karakteriseert? Wordt de arbeidspres tatie der spieren niet grooter bij regelmatige oefening, wanneer de te verrichten arbeid daarbij in hoegroot heid toeneemt? Is het resultaat van duuroefeningen niet, dat de spieren een zekeren arbdd langer kunnen een klein rond raampje in de deur, hij zag den man tegen een tafel leunen, bezig zijn nagels in orde te ma ken. De man kon hem ook zien. In zijn wanhoop be gon Manske op het raampje te tikken. De man bleef geheel verdiept in zijn nagels. Anna leed als een martelares. Haar hoofd zakte al dieper en dieper. De kinderen lachten luid. Op dat oogenblik hoorde men zware voetstappen op de straat- steenen aankomen en de kinderen liepen als bij af spraak allemaal weg. Onmiddellijk daarna kwam een beambte, waarschijnlijk een hooger geplaatste 'dan de man daarbinnen, de stoep op. Hij keek nieuwsgierig naar dfe twee smeekelingen, toen hij zijn hand in zijn zak stak en er een sleutel uit te voorschijn haalde. Voor dat hij hem nog in het slot gestoken had, had' de man binnen de gevangenis hem reeds gezien, was naar de deurf geijld, had dié open gedaan en stond in positie. Manske zag dat hij van deze gelegenheid gebruik moest maken. Hij nam haastig zijn hoed af. „Mijn heer", riep hij, „in Gods naam één oogenblikje." „Nu wat is er?" vroeg de beambte op scherpén toon. „Waar kan ik een permissie krijgen om toegelaten te worden „Om wien te zoeken?" „Mijn beschermheer, den heer Von Lohm, die door een onbegrijpelijke, een verschrikkelijke vergissing „U moet naar den rechter gaan, die met het voor loopig onderzoek was belast." „Maar wie is dat en waar kan ik hem vinden?" De ambtenaar keek op zijn horloge., „Als u u haast, vindt u hem misschien nog op het Gerechtshof. In de eerstvolgende straat. De rechter van instructie Schultz." En de deur werd gesloten. Zij gingen dus naar het Gerechtshof en haastten zich trap op trap af, lange, eindelooze corridors door en zochten tevergeefs naar iemand, die hun den weg kon wijzen naar den rechter van instructie Schultz. Er was niemand in het gebouw, zij kwamen geen ster veling tegen, zij liepen de eene gang voor en de andere na door. Anna met angstig gemoed en Manske niet minder hevig ontdaan dan zij. Eindelijk hoorden zij uithouden en net begin der vermoeienis steeds verder verschoven wordt? Goea geietde gymnastiek heeft op sport voor, dat deze zich slechts of op kracht óf op duur óf op snelheid toelegt, terwijl gene door gelijk matige beoefening der vrije- en toestel-oefeningen, der volksoefeningen loopen, springen, speer- en dis cuswerpen der bewegingsspelen streelt naar alzijdi ge lichaamsontwikkeiing. Wie eenmaal de ervaring heeft, dat de tijdelijk ver hoogde arbeid van hart en longen eene snellere stof wisseling bewerkt, welke aan zijn geheele korpus ten goede komt, zal den lichaamsoefeningen niet langer waardij ontzeggen en ze propageeren óók bij de au toriteiten. Dan zal het onnoodig worden, dat de Tucht-Unie aan de gemeenteraden der groote gemeen ten adressen zendt, waarin zij aandringt, om toch vooral velden beschikbaar te stellen om te kunnen spe len en de gymnastiekzalen der gemeentescholen om te kunnen turnen, het een en het ander zender daarvoor, als het maar eenigszins kan, hooge lasten op te leggen aan de vereenigingen, welke het openluchtspel en de gymnastiek beoefenen, „omdat de zin voor orde en tucht bij het Nederlandsche volk door die beoefening bevorderd, de baldadigheid daardoor bestreden wordt" Eerst als zooveel duizenden als nu honderden door drongen zijn van de waarheid, dat regelmatige lichaamsoefening bevorderlijk is aan eigen welzijn en dat ieder naar zijne krachten heeft mede te werken tot bevordering van de lichamelijke opvoeding in Neder land, zal het oogenblik naken, dat het Nederlandsche volk is een weerkrachtig volk, dat geen vijand ducht, de ketens der onderwerping niet wenscht te dragen. Amsterdam, April 1915. H. VAN HALL. a) Om misverstand te voorkomen, wil ik wel ver klappen, dat ik turner ben en geen gymnastiekonder- wijzer; dat ik deze regelen slechts heb geschreven met het oog op het algemeen belang en niet ter verdedi ging van vakbelangen. BINNENLAND. Oemengd Nieuws. UIT SCHOORL. De Raad vergaderde gistermorgen. Afwezig wa ren de heeren Couwenhoven en Bas. De verslagen van de gemeente en Volkshuisvesting werden ter lezing voor de raadsleden gelegd Het verslag van de commissie tot wering van schoolver zuim, alsmede de mededeeling van de H. IJ. S. M., dat de snelheid van de tram voortaan aan den Kruisweg niet hooger zal zijn dan 5>S K.M., werden voor ken nisgeving aangenomen. Van de Vereeniging tot Bevordering van het Vreem delingenverkeer was, onder mededeeling dat de K. E. M. alsnog bereid was om het net voor de in 1914 ge dane prijsopgave te maken, het verzoek ingekomen om in het belang van de gemeente ten spoedigste tot aan sluiting bij de K. E. M. te besluiten. Op voorstel van den voorzitter werd dit adres aan gehouden tot de volgende vergadering. De heer Dapper oordeelde de uitvoering van de ci eulaire van den Minister van Haudel Landbouw en Nijverheid inzake de beschikbaarstelling van levens- middeleiï zeer bezwaarlijk. Op voorstel van den voor zitter werd besloten om niet tot het beschikbaar stel len van levensmiddelen tegen maximum-prijzen te be sluiten, aangezien de voorraden in de gemeente alles zins voldoende waren. Aangezien Ged. Staten het aan den onderwijzer Sie- selink met ingang van 15 Februari verleende eervol onslag niet konden goedkeuren, omdat zij dit met ingang van 1 Mei wenschten gesteld te zien, werd overeenkomstig dezen wensch van Ged. Staten beslo ten. Hierna werd tot intrekking van het op 54 Augus tus 1914 genomen raadsbesluit tot het aangaan van een kasgeldleening van 1500 besloten, aangezien dit in de verte stemmen in de ledige ruimte weergalmen. Zij gingen op het geluid af en vonden twee_ vrouwen aan het schoonmaken. „Kunt u mij de kamer ook wijzen van den rechter van instructie Schultz?" vroeg Manske met een beleef de buiging. „De heeren zijn allen naar huis. De bureautijd is om," 'luidde het antwoord. Konden zij misschien zeg gen waar hij woonde? Neen, dat wisten zij niet; de portier wist het misschien Waar was de portier? Ja, die moest ergens rondloopen. Toen begaven zij zich haastig naar beneden om den portier te zoeken. Daar gingen weer tien minuten mee heen. Zij zagen hem eindelijk door de glazen deur aan den. ingang, hij stond op de stoep een luchtje te schep pen. De portier gaf hem het adres; toen gingen er weer eenige minuten heen met het zoeken naar hun Drosch- ke, want ze waren een andere deur binnengegaan dan zij nu uitkwamen. Manske zweeg en Anna was half dood van vermoeidheid. Zij klommen drie trappen op naar de bovenwoning van den rechter van instructie Schultz en nadat zij langen tijd hadden moeten wachten „Der Herr Un- tersuchungsrichter is bei Tisch" zooals het slordige dienstmeisje had aangekondigd vernamen zij van hem, zeer kortaf, dat zij naar den officier van justitie moesten gaan om een kaart te vragen. Zonder een woord te zeggen ging Anna de kamer uit. Manske boog en maakte excuses, dat hij den Herr Untersu- chungsrichter bij zijn maaltijd gestoord had: hij voel de behoefte te kruipen voor de personen, die zoo al machtig waren. De rechter van instructie gaf geen antwoord op deze medelijdenswaardige beminnelijkhe den, maar draaide rond op zijn hak en liet hen zoo goea mogelijk naar de deur zoeken. De officier van justitie woonde aan het andere eind van de staid. Zij spraken geen van beiden een woord op hun weg daar naar toe. In antwoord op hun drin gende vraag of zij hem spreken konden, zei de vrouw, die de deur had opengedaan, dat mijnheer sliephet was zijn rustuur vlak na het souper en hij mocht niet besluit niet was uitgevoerd omdat de rentestand toen 8 pet. bedroeg. Het kohier voor de hondenbelasting werd' vastge steld op 288. Bij de rondvraag oordeelde de heer Dapper het zeer noodig, dat de polder voor de harde wegen steenen aankocht. De heer v. Lienen oordeelde het een zeer verkeerde toestand, dat het ondefhoud van de wegen bij den polder berust. De wegen zijn eigendom van de ge meente, ze verhuurt ze en betaalt de helft van het on derhoud, doch heeft over dit onderhoud niets te zeg gen. Spreker oordeelde het onderhoud van de wegen het grootste gemeentebelang en het zeggingsschap moest z. i. meer bij den raad berusten. Een raadslid is de vertrouwensman van de gemeen te; wanneer er iemand over de slechte wegen bij hem komt klagen, dan is hij echter verplicht om te zeggen „ik weet er niets van, want dit hoort in den raad niet thuis". Verandering in dezen toestand achtte spreker zeer noodzakelijk. Het onderhoud moest volgens een vast plan geschieden. Steeds moest daarvoor een man aan het werk zijn, dan kon men voorkomen, dat de gaten zoo groot werden De voorzitter wees er op, dat destijds de regeling zoo was getroffen om er voor te zorgen, dat ook de lasten drukten op de landeigenaren, grootste belang hebbenden. Spreker veronderstelde dan ook, dat deze regeling niet gemakkelijk door een andere vervangen kon wor den. Toch oordeelde spreker het niet ongewenacht om eens in overwegi'ög te nemen of verandering mo gelijk was, aangezien er wel wat voor te zeggen viel. Over de binnenwegen had de polder echter niets te zeggen. De heer Dapper verklaarde zich van hetzelfde ge voelen als de heer v. Lienen. Besloten werd bekend te maken, dat de hand gehou den zal worden aan de verordening, waarbij de huur ders van de binnenwegen verplicht zijn om er voor te zorgen dat voor den laatsten Maandag in April het haaisel, de vorens van de wielslagen en de knippen van en uit deze wegen zijn verwijderd. Hierna ging de raad in comité. UIT OTERLEEK. De heer P. Brugman, alhier, slaagde gisteren te Haarlem voor het examen acte 1. o. UIT CASTRICUM. Bij Kon. Besluit van 16 dezer is de heer J A. Verder, secretaris dezer gemeente, benoemd tot burge meester der gemeenten Vleuten en Haarzuilens. STADNIEUWS. GEVESTIGDE PERSONEN. Groen A. M., dienstbode, r.k., Westerweg 284 Hoorn de Bruijn A.. kleermaker, r.k. Bagijnenstraat 1, Ant werpen. Sneek P., manufacturier, r.k., Koningsweg 24, Koedijk. Dol K., chef bakkerij „Wilhelmina", n.h. Kerkplein 1, Amsterdam. Kruijssen A. J„ banket bakker, r.k., Zijdlam 3, Amstedram. Martinot P. F. M., banketbakker r.k. Langestraat 63. Dordrecht. Brouwer N., dienstbode, n.h. Houttil 5, Akersloot. Vr P., schipper, n.h. Omval 43, Broek op Langendiji Man T. J„ dienstbode, r.k., Lamoraalstr. 7, Amster dam. Donker P., z.b. r.k. Westerweg 36, Velsen. Keijer G. J., arbeidter n.h., Visscherslaan 10, Huizen. Schouten M. C. E., r.k., Verdronkenoord 121, Amster dam. Maesen P. M., zJb., r.k. Clarissenbuurt 27, Nijmegen. Hovestadt P., naaister, n.h., Hofstraat 8, Rhenen. Osiganga H., barbier, n.h. Langestraat 34, Leeuwarden. Ouwens M. E.. z.b. rik., Ie Tuindwars straat 12, Amsterdam, de Flart N., werkman, n.h. Stuartstraat 10, Hoom. Le Févre de Montigny M. W. ambt ter secretarie, n.h., Langestraat 83, Ginniken. AI- gra P. K., spoorwegarbeider n.h., Druivelaan 4, Hel- Foo. Melker A. d.b. r.k. 2e Kabelstr. 8, Haarlem. Scheffer A. M., modiste, geen, Houttil 56, Arnhem. Ochqueo A. arbeider a.n. Westerburgstraat 4,' Haar lem. Bierman C. G., (wed. C. Rus) z.b. dg. Kin gestoord worden. Anna begon te schreien. Manske vatte haar hand 'en hield die vast; hij streelde die, terwijl hij voortging met zijn vragen aan het dienstmeisje. „Hij wil niemand zoo laat ontvangen," zei ze. „Hij slaapt tot negen uur en dan gaat hij uit. U moet mor gen terugkomen." „Hoe laat?" „Om tien uur gaat hij naar het paleis van justitie. U moet dus vóór dien tijd komen." „Dank u," zei Manske en trok Anna mee. „Niet schreien, liebes Kind," smdekte hij; zijn eigen oogen stonden vol tranen van ellende. „Laat de koetsier u zoo niet zien. Wij moeten nu naar huis. Er is niets meer aan te doen. Wij zullen morgen vroeg terugko men en dan zullen wij wel meer succes hebben." Zij bleven een oogenblik staan in den donkeren in gang van het huis, en trachtten er wat kalmer uit te zien, voordat zij buiten kwamen. Zij durfden elkaar niet aanzien. Toen gingen zij het huis uit en reden weg. De sterren schitterden, toen zij den stillen landweg over redende lucht was welriekend van den geur van klaver en pas gemaaid hooi. Boven de roggevelden was de hemel links nog licht rood gekleurd. Geen blaadje bewoog. Toen de koetsier even stil stond om een steen uit het hoefijzer van het paard te halen, kon den zij de krekels hooren en het vroolijke gegons van een zwerm muggen hoog boven hun hoofd. HOOFDSTUK XVI. Gustaaf von Lohm vond 't telegram van Manske op zijn tafel, toen hij thuis kwam met zijn vrouw van een avondritje in den Thiergarten. „Wat is dat?" vroeg zij. Zij zag dat hij bleek werd, nam het hem uit de hand en las het. „Wat een schan de," mompelde zij. „Ik moet er dadelijk naar toe," zei hij met een wan- hopigen blik om zich heen. „Er naar toe gaan?" Wanneer een vrouw op dien toon zegt: „Er naar ALRMAARSCHE COURANT. BlIiNiDERWET»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 5