DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Roggebrood.
Eerste zitting mden Militieraad.
No. 92
Honderd en zeventiende jaargang.
1915
3 maanden f 0.80, fr. p. post II.—. Advertentieprijs 10 et. p. regel, groote letters naar
WOENSDAG
Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERMs. COSTER d ZOOR, Yoordam C9. Telefoonnr.
21 APRIL
Maandag 26 April a.s.,
De waardij der lichamelijke
opvoeding.
FEUILLETON.
DE WELDOENSTER
De Burgemeester der gemeente ALK
MAAR brengt hierbij ter algemeene ken
nis, dat met jngang van heden wordt op
geheven het verbod, om roggebrood anders
te bakken en te verkoopen dan samen
gesteld uit een mengsel van half rogge
en half tarwe, zoodat voortaan dit brood
weder mag bestaan uit UITSLUITEND
ROGGE.
Alkmaar, 20 April 1915.
De Burgemeester voornoemd,
O. RIPPING
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat zij bij
hun besluit van heden vergunning hebben verleend
aan J. MULDER, cacaofabrikant aldaar, tot het op
richten van een cacoa-fabriek, waarin een Diessel-
motor van 20 P.K. en een stoomketel met een ver
warmend oppervlak van 4 M2.,. op het perceel Sta
tionsweg, Sectie G, No. 2674.
Alkmaar, den 20 April 1915.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR,
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de eerste
zitting .van den- Militieraad in het 3e district van
Noord-Holland zal worden gehouden ten stadhnlze
te ALKMAAR en wel voor zooveel de gemeente
Alkmaar betreft, op
de» voormiddag» te 10 ure.
Volgens art. 45, 3e lid, der Militiewet wordt in
deze zitting uitspraak gedaan omtrent vrijstellingen
uitsluiting van den dienst, voor zoover de uitspraak
aan den Militieraad is opgedragen.
Belangstellenden zullen daarbij tn de gelegenheid
worden gesteld hunne aanvragen, desverlangd, toe
te lichten of te doen toelichten.
Alkmaar, 19 April 1915.
De Burgemeester voornoemd,
O. RIPPING.
(Ingezonden).
Toen de oorlogsfakkel in feilen gloed ontstoken en
met verbitterde woede gezwaaid werd over de lachen
de velden langs de Maas, werden wij, Nederlanders,
ons bewust, dat dood en verderf ook onze landsgren
zen konden overschrijden, en bij velen is sinds meer
malen de vraag gerezen: Hoe zou het óns dan ver
gaan? Zijn wij krachtig genoeg, om onze neutrali
teit, ja onze onafhankelijkheid tegen een sterken vijand
met kans op succes te verdedigen Vragen als deze
zijn gemakkelijker te stellen dan te beantwoorden. De
-praktijk zou immers slechts het antwoord kunnen ge
ven. Wijzen de feiten er al op, dat Nederland waar
schijnlijk den dans zal kunnen ontspringen, gevaar
dreigt nog steeds en daarom blijve „wakker zijn" het
parool.
Zelfs een antl-mllitairist als de begaafde Frederik
van Eeden schreef onlangs: „als wij ons verdedigen
moeten, daa in vredesnaam „goed" en ik ben dat
door de schrijfster van
„Elizabeth and her German Garden".
80) o
Zij stapten de vuile stoep op en schelden. De deur
werd dadelijk een klein eindje opengedaan door een be
ambte, die riep„Het uur voor bezoeken is voorbij."
Toen sloot hij de deur weer.
Manske schelde voor fle tweede maal.
„Nu, wat moet je?" vroeg de man boos met zijn
hoofd buiten de deur.
Op den zachtsten, meest verzoenenden toon van de
wereld «ei Manske, dat hij hem ontzettend veel genoe
gen zou doen indien hij hem zeggen wou, welke maat
regelen hij moest nemen om permissie te krijgen een der
gevangenen te bezoeken.
„U moet een geschreven permissie hebben, snauwde
de man hem toe, op het punt de deur toe te doen. De
straatkinderen stonden op een hoopje beneden aan de
stoep en luisterden nieuwsgierig.
„Tot wien moet ik mij wenden?" vroeg Manske.
„Tot den rechter, die het voorloopig onderzoek heeft
geleid."
De deur werd dichtgeslagen en van binnen gesloten
met een luid geraas van rammelende sleutels. Het ge
luid van die sleutels maakte Anna haasit flauw. Axel
was aan de andere zijde van die vertooning van bruut
geweld. Huiverend leunde zij tegen den muur. De
kinderen giegeldenze was een heel fijne dame, von
den ze, om daar vrienden te hebben.
„De rechter die het voorloopig onderzoek heeft ge
leid", herhaalde Manske suf. Wie zou dat zijn? Waar
zullen wij hem vinden? Ik vrees, dat ik heel weinig
ondervinding heb van die dingen."
Er was niets aan te doen, de woede van den beambte
moest nogmaals getrotseerd worden. Beschroomd
schelde hij weer. Dit maal moest hij wachten. Er was
volkomen met hem eens. Zijn wij daartoe in staat?
Zullen wij in de toekomst daartoe in staat zijn? Al
valt reeds te wijzen op het verblijdende verschijnsel,
dat van alle zijden de wenschelijkheid bepleit wordt,
om niemand, die lichamelijk geschikt is gevonden, van
militairen dienst vrij te stellen, daarnaast mag niet uit
het oog verloren worden, dat de kwantiteit véél maar
niet Mies is. De kwaliteit van onze soldaten is haast
van nog meer belang en het is met het oog daarop, dat
ik onder de aandacht wensch te brengen, dat de licha
melijke geoefendheid onzer jongelingschap grooter
zou zijn, indien voor de lichamelijke opvoeding van
het Nederlandsche volk meer belangstelling bestond.
Al moet erkepd worden, dat er de laatste jaren eene
kleine verbetering is waar te nemen, van de meeste
onzer autoriteiten is de lichamelijke opvoeding een
stiefkind, voor enkelen hunner is zij zelfs een nul in
het cijfer. En toch, hoe verkeerd is hunne opvatting!
Zorg voor den geest moet hand aan haxid gaan met
zorg voor het lichaam, dat méér is dan woaiug alleen.
De wisselwerking tusschen de lichaamsgesteldheid en
den toestand van den menschelijken geest moest als
voldoende bekend verondersteld kunnen worden, maar
het is er nog verre van.
Heeft het jonge kind vóór den leerplichtigen leeftijd
bij zijne spelen voldoende beweging, nauw heeft het
de schooi betreden, of» het gebrek aan beweging, be
weging in de frisschfe lucht vooral, is van de bleeke
gezichten te lezen. De eenvoudige bewegingsspelen,
die de spieren taai en krachtig maken, hart en longen
sterken, de stofwisseling verhoogen, worden óf ver
waarloosd, omdat de onderwijzers nog niet doordron
gen zijn van hun nut, óf kunnen vaak niet gedaan wor
den, omdat er geene speelplaats is. Of er te maken zijn,
wordt doorgaans niet onderzocht: het zou immers
geld kosten! De noodzakelijke aanvullingen van die
spelen, als: eenvoudige vrije oefeningen, loopen,
springen en evenwichtsoefeningen, onder welke bewe
gingen er vele zijn, die de rugspieren krachtig maken
en daarom al onze aandacht verdienen wegens de op
dien leeftijd veelvuldig optredende ruggegraatsver-
krommingen, er zijn ontzettend veel scholen, waar ze
niet beoefend worden, omdat de schoolbesturen er
niets voor over hebben, andere, waar ze niet beoefend
worden, zooals het behoort, omdat de opleiding on
zer onderwijskrachten in die richting in één woord
onvoldoende is.
Gedurende den ontwikkelingstijd van 1420 jaar
zijn oefeningen noodzakelijk, die geschikt zijn, om
hart en'longen tot groeien te prikkelen Wat in deze
periode verzuimd1 wordt, valt niet meer in te halen en
toch geven onze geneesheeren, wijl hun maar al te
dikwijls het juiste inzicht in de physiologic der
lichaamsoefeningen ontbreekt, op het eerste verzoek
van ouders van hoogere burgerscholieren en gymnasi
asten attesten, dat dezen de gymnastieklessen niet mo
gen bijwonen! Elders kan men op den lesrooster geen
tijd vinden voor de moeilijker bewegingsspelen als
slag-, vuist-, korf- en voetbal, al zijn er voorbeelden,
dat door verkorting der lesuren wel degelijk tijd vrij
te maken is. Het hapert daar aan den goeden wil, want
voor de resultaten van het onderwijs dreigt geen ge
vaar.
Ik hoor mij al tqgenvoeren„maar die gymnastiek is
zoo vérvelend", en zij, die zoo spreken, hebben wel
licht droevige ervaringen uit hunne kinder- of jonge
lingsjaren. Mijn antwoord kan slechts zijn: het tur
nen behoeft niet vervelend te zijn; ik weet het uit veel
jarige ervaring1). Maar zelfs al was het zoo, wat zou
het dan schaden om fyrf te doen, ais het goed en nut
tig is? Beletten regelmatige lichaamsoefeningen niet,
dat onze gewrichten verstijven? Bevorderen zij niet
den veerkrachtigen gang? Zijn zij niet heilzaam voor
allen, die een zittend leven leiden en wier rug die ei
genaardige ronding vertoont, welke hunne dagelijk-
sche bezigheid karakteriseert? Wordt de arbeidspres
tatie der spieren niet grooter bij regelmatige oefening,
wanneer de te verrichten arbeid daarbij in hoegroot
heid toeneemt? Is het resultaat van duuroefeningen
niet, dat de spieren een zekeren arbdd langer kunnen
een klein rond raampje in de deur, hij zag den man
tegen een tafel leunen, bezig zijn nagels in orde te ma
ken. De man kon hem ook zien. In zijn wanhoop be
gon Manske op het raampje te tikken. De man bleef
geheel verdiept in zijn nagels.
Anna leed als een martelares. Haar hoofd zakte al
dieper en dieper. De kinderen lachten luid. Op dat
oogenblik hoorde men zware voetstappen op de straat-
steenen aankomen en de kinderen liepen als bij af
spraak allemaal weg. Onmiddellijk daarna kwam een
beambte, waarschijnlijk een hooger geplaatste 'dan de
man daarbinnen, de stoep op. Hij keek nieuwsgierig
naar dfe twee smeekelingen, toen hij zijn hand in zijn
zak stak en er een sleutel uit te voorschijn haalde. Voor
dat hij hem nog in het slot gestoken had, had' de man
binnen de gevangenis hem reeds gezien, was naar de
deurf geijld, had dié open gedaan en stond in positie.
Manske zag dat hij van deze gelegenheid gebruik
moest maken. Hij nam haastig zijn hoed af. „Mijn
heer", riep hij, „in Gods naam één oogenblikje."
„Nu wat is er?" vroeg de beambte op scherpén toon.
„Waar kan ik een permissie krijgen om toegelaten te
worden
„Om wien te zoeken?"
„Mijn beschermheer, den heer Von Lohm, die door
een onbegrijpelijke, een verschrikkelijke vergissing
„U moet naar den rechter gaan, die met het voor
loopig onderzoek was belast."
„Maar wie is dat en waar kan ik hem vinden?"
De ambtenaar keek op zijn horloge., „Als u u haast,
vindt u hem misschien nog op het Gerechtshof. In de
eerstvolgende straat. De rechter van instructie
Schultz."
En de deur werd gesloten.
Zij gingen dus naar het Gerechtshof en haastten
zich trap op trap af, lange, eindelooze corridors door
en zochten tevergeefs naar iemand, die hun den weg
kon wijzen naar den rechter van instructie Schultz.
Er was niemand in het gebouw, zij kwamen geen ster
veling tegen, zij liepen de eene gang voor en de andere
na door. Anna met angstig gemoed en Manske niet
minder hevig ontdaan dan zij. Eindelijk hoorden zij
uithouden en net begin der vermoeienis steeds verder
verschoven wordt? Goea geietde gymnastiek heeft op
sport voor, dat deze zich slechts of op kracht óf op
duur óf op snelheid toelegt, terwijl gene door gelijk
matige beoefening der vrije- en toestel-oefeningen, der
volksoefeningen loopen, springen, speer- en dis
cuswerpen der bewegingsspelen streelt naar alzijdi
ge lichaamsontwikkeiing.
Wie eenmaal de ervaring heeft, dat de tijdelijk ver
hoogde arbeid van hart en longen eene snellere stof
wisseling bewerkt, welke aan zijn geheele korpus ten
goede komt, zal den lichaamsoefeningen niet langer
waardij ontzeggen en ze propageeren óók bij de au
toriteiten. Dan zal het onnoodig worden, dat de
Tucht-Unie aan de gemeenteraden der groote gemeen
ten adressen zendt, waarin zij aandringt, om toch
vooral velden beschikbaar te stellen om te kunnen spe
len en de gymnastiekzalen der gemeentescholen om te
kunnen turnen, het een en het ander zender daarvoor,
als het maar eenigszins kan, hooge lasten op te leggen
aan de vereenigingen, welke het openluchtspel en de
gymnastiek beoefenen, „omdat de zin voor orde en
tucht bij het Nederlandsche volk door die beoefening
bevorderd, de baldadigheid daardoor bestreden
wordt"
Eerst als zooveel duizenden als nu honderden door
drongen zijn van de waarheid, dat regelmatige
lichaamsoefening bevorderlijk is aan eigen welzijn en
dat ieder naar zijne krachten heeft mede te werken tot
bevordering van de lichamelijke opvoeding in Neder
land, zal het oogenblik naken, dat het Nederlandsche
volk is een weerkrachtig volk, dat geen vijand ducht,
de ketens der onderwerping niet wenscht te dragen.
Amsterdam, April 1915.
H. VAN HALL.
a) Om misverstand te voorkomen, wil ik wel ver
klappen, dat ik turner ben en geen gymnastiekonder-
wijzer; dat ik deze regelen slechts heb geschreven met
het oog op het algemeen belang en niet ter verdedi
ging van vakbelangen.
BINNENLAND.
Oemengd Nieuws.
UIT SCHOORL.
De Raad vergaderde gistermorgen. Afwezig wa
ren de heeren Couwenhoven en Bas.
De verslagen van de gemeente en Volkshuisvesting
werden ter lezing voor de raadsleden gelegd Het
verslag van de commissie tot wering van schoolver
zuim, alsmede de mededeeling van de H. IJ. S. M., dat
de snelheid van de tram voortaan aan den Kruisweg
niet hooger zal zijn dan 5>S K.M., werden voor ken
nisgeving aangenomen.
Van de Vereeniging tot Bevordering van het Vreem
delingenverkeer was, onder mededeeling dat de K. E.
M. alsnog bereid was om het net voor de in 1914 ge
dane prijsopgave te maken, het verzoek ingekomen om
in het belang van de gemeente ten spoedigste tot aan
sluiting bij de K. E. M. te besluiten.
Op voorstel van den voorzitter werd dit adres aan
gehouden tot de volgende vergadering.
De heer Dapper oordeelde de uitvoering van de
ci eulaire van den Minister van Haudel Landbouw en
Nijverheid inzake de beschikbaarstelling van levens-
middeleiï zeer bezwaarlijk. Op voorstel van den voor
zitter werd besloten om niet tot het beschikbaar stel
len van levensmiddelen tegen maximum-prijzen te be
sluiten, aangezien de voorraden in de gemeente alles
zins voldoende waren.
Aangezien Ged. Staten het aan den onderwijzer Sie-
selink met ingang van 15 Februari verleende eervol
onslag niet konden goedkeuren, omdat zij dit met
ingang van 1 Mei wenschten gesteld te zien, werd
overeenkomstig dezen wensch van Ged. Staten beslo
ten.
Hierna werd tot intrekking van het op 54 Augus
tus 1914 genomen raadsbesluit tot het aangaan van
een kasgeldleening van 1500 besloten, aangezien dit
in de verte stemmen in de ledige ruimte weergalmen.
Zij gingen op het geluid af en vonden twee_ vrouwen
aan het schoonmaken.
„Kunt u mij de kamer ook wijzen van den rechter
van instructie Schultz?" vroeg Manske met een beleef
de buiging.
„De heeren zijn allen naar huis. De bureautijd is
om," 'luidde het antwoord. Konden zij misschien zeg
gen waar hij woonde? Neen, dat wisten zij niet; de
portier wist het misschien Waar was de portier? Ja,
die moest ergens rondloopen.
Toen begaven zij zich haastig naar beneden om den
portier te zoeken. Daar gingen weer tien minuten mee
heen. Zij zagen hem eindelijk door de glazen deur aan
den. ingang, hij stond op de stoep een luchtje te schep
pen.
De portier gaf hem het adres; toen gingen er weer
eenige minuten heen met het zoeken naar hun Drosch-
ke, want ze waren een andere deur binnengegaan dan
zij nu uitkwamen. Manske zweeg en Anna was half
dood van vermoeidheid.
Zij klommen drie trappen op naar de bovenwoning
van den rechter van instructie Schultz en nadat zij
langen tijd hadden moeten wachten „Der Herr Un-
tersuchungsrichter is bei Tisch" zooals het slordige
dienstmeisje had aangekondigd vernamen zij van
hem, zeer kortaf, dat zij naar den officier van justitie
moesten gaan om een kaart te vragen. Zonder een
woord te zeggen ging Anna de kamer uit. Manske
boog en maakte excuses, dat hij den Herr Untersu-
chungsrichter bij zijn maaltijd gestoord had: hij voel
de behoefte te kruipen voor de personen, die zoo al
machtig waren. De rechter van instructie gaf geen
antwoord op deze medelijdenswaardige beminnelijkhe
den, maar draaide rond op zijn hak en liet hen zoo
goea mogelijk naar de deur zoeken.
De officier van justitie woonde aan het andere eind
van de staid. Zij spraken geen van beiden een woord
op hun weg daar naar toe. In antwoord op hun drin
gende vraag of zij hem spreken konden, zei de vrouw,
die de deur had opengedaan, dat mijnheer sliephet
was zijn rustuur vlak na het souper en hij mocht niet
besluit niet was uitgevoerd omdat de rentestand toen
8 pet. bedroeg.
Het kohier voor de hondenbelasting werd' vastge
steld op 288.
Bij de rondvraag oordeelde de heer Dapper het zeer
noodig, dat de polder voor de harde wegen steenen
aankocht.
De heer v. Lienen oordeelde het een zeer verkeerde
toestand, dat het ondefhoud van de wegen bij den
polder berust. De wegen zijn eigendom van de ge
meente, ze verhuurt ze en betaalt de helft van het on
derhoud, doch heeft over dit onderhoud niets te zeg
gen. Spreker oordeelde het onderhoud van de wegen
het grootste gemeentebelang en het zeggingsschap
moest z. i. meer bij den raad berusten.
Een raadslid is de vertrouwensman van de gemeen
te; wanneer er iemand over de slechte wegen bij hem
komt klagen, dan is hij echter verplicht om te zeggen
„ik weet er niets van, want dit hoort in den raad niet
thuis". Verandering in dezen toestand achtte spreker
zeer noodzakelijk. Het onderhoud moest volgens een
vast plan geschieden. Steeds moest daarvoor een man
aan het werk zijn, dan kon men voorkomen, dat de
gaten zoo groot werden
De voorzitter wees er op, dat destijds de regeling
zoo was getroffen om er voor te zorgen, dat ook de
lasten drukten op de landeigenaren, grootste belang
hebbenden.
Spreker veronderstelde dan ook, dat deze regeling
niet gemakkelijk door een andere vervangen kon wor
den. Toch oordeelde spreker het niet ongewenacht
om eens in overwegi'ög te nemen of verandering mo
gelijk was, aangezien er wel wat voor te zeggen viel.
Over de binnenwegen had de polder echter niets te
zeggen.
De heer Dapper verklaarde zich van hetzelfde ge
voelen als de heer v. Lienen.
Besloten werd bekend te maken, dat de hand gehou
den zal worden aan de verordening, waarbij de huur
ders van de binnenwegen verplicht zijn om er voor te
zorgen dat voor den laatsten Maandag in April het
haaisel, de vorens van de wielslagen en de knippen
van en uit deze wegen zijn verwijderd.
Hierna ging de raad in comité.
UIT OTERLEEK.
De heer P. Brugman, alhier, slaagde gisteren te
Haarlem voor het examen acte 1. o.
UIT CASTRICUM.
Bij Kon. Besluit van 16 dezer is de heer J A.
Verder, secretaris dezer gemeente, benoemd tot burge
meester der gemeenten Vleuten en Haarzuilens.
STADNIEUWS.
GEVESTIGDE PERSONEN.
Groen A. M., dienstbode, r.k., Westerweg 284 Hoorn
de Bruijn A.. kleermaker, r.k. Bagijnenstraat 1, Ant
werpen. Sneek P., manufacturier, r.k., Koningsweg
24, Koedijk. Dol K., chef bakkerij „Wilhelmina",
n.h. Kerkplein 1, Amsterdam. Kruijssen A. J„ banket
bakker, r.k., Zijdlam 3, Amstedram. Martinot P. F. M.,
banketbakker r.k. Langestraat 63. Dordrecht. Brouwer
N., dienstbode, n.h. Houttil 5, Akersloot. Vr
P., schipper, n.h. Omval 43, Broek op Langendiji
Man T. J„ dienstbode, r.k., Lamoraalstr. 7, Amster
dam. Donker P., z.b. r.k. Westerweg 36, Velsen.
Keijer G. J., arbeidter n.h., Visscherslaan 10, Huizen.
Schouten M. C. E., r.k., Verdronkenoord 121, Amster
dam. Maesen P. M., zJb., r.k. Clarissenbuurt 27,
Nijmegen. Hovestadt P., naaister, n.h., Hofstraat 8,
Rhenen. Osiganga H., barbier, n.h. Langestraat 34,
Leeuwarden. Ouwens M. E.. z.b. rik., Ie Tuindwars
straat 12, Amsterdam, de Flart N., werkman, n.h.
Stuartstraat 10, Hoom. Le Févre de Montigny M. W.
ambt ter secretarie, n.h., Langestraat 83, Ginniken. AI-
gra P. K., spoorwegarbeider n.h., Druivelaan 4, Hel-
Foo. Melker A. d.b. r.k. 2e Kabelstr. 8, Haarlem.
Scheffer A. M., modiste, geen, Houttil 56, Arnhem.
Ochqueo A. arbeider a.n. Westerburgstraat 4,' Haar
lem. Bierman C. G., (wed. C. Rus) z.b. dg. Kin
gestoord worden.
Anna begon te schreien. Manske vatte haar hand
'en hield die vast; hij streelde die, terwijl hij voortging
met zijn vragen aan het dienstmeisje.
„Hij wil niemand zoo laat ontvangen," zei ze. „Hij
slaapt tot negen uur en dan gaat hij uit. U moet mor
gen terugkomen."
„Hoe laat?"
„Om tien uur gaat hij naar het paleis van justitie.
U moet dus vóór dien tijd komen."
„Dank u," zei Manske en trok Anna mee. „Niet
schreien, liebes Kind," smdekte hij; zijn eigen oogen
stonden vol tranen van ellende. „Laat de koetsier u
zoo niet zien. Wij moeten nu naar huis. Er is niets
meer aan te doen. Wij zullen morgen vroeg terugko
men en dan zullen wij wel meer succes hebben."
Zij bleven een oogenblik staan in den donkeren in
gang van het huis, en trachtten er wat kalmer uit te
zien, voordat zij buiten kwamen. Zij durfden elkaar
niet aanzien. Toen gingen zij het huis uit en reden
weg.
De sterren schitterden, toen zij den stillen landweg
over redende lucht was welriekend van den geur van
klaver en pas gemaaid hooi. Boven de roggevelden
was de hemel links nog licht rood gekleurd. Geen
blaadje bewoog. Toen de koetsier even stil stond om
een steen uit het hoefijzer van het paard te halen, kon
den zij de krekels hooren en het vroolijke gegons van
een zwerm muggen hoog boven hun hoofd.
HOOFDSTUK XVI.
Gustaaf von Lohm vond 't telegram van Manske op
zijn tafel, toen hij thuis kwam met zijn vrouw van een
avondritje in den Thiergarten.
„Wat is dat?" vroeg zij. Zij zag dat hij bleek werd,
nam het hem uit de hand en las het. „Wat een schan
de," mompelde zij.
„Ik moet er dadelijk naar toe," zei hij met een wan-
hopigen blik om zich heen.
„Er naar toe gaan?"
Wanneer een vrouw op dien toon zegt: „Er naar
ALRMAARSCHE COURANT.
BlIiNiDERWET»