DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 93 Honderd en zeventiende jaargang. Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.80, fr. p, post II.—. Advertentieprijs 10 et. p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERMs. COSTER fi ZOON, Voordam C9. Telefoonnr= 3o DONDERDAG 22 APRIL "V ergadering Gemeenteraad van Alkmaar, op Woensdag 21 April 1915, nam. 1 uur. Tan den Voorzitter tie burgemeester de heer O. Ripping. Secretaris de heer Donath. Tegenwoordig 17 leden. Afwezig de heeren Rin gers en Glinderman. De notulen worden goedgekeurd. Aan de vergadering wordt medegedeeld, dat is inge komen: a. een schrijven d.d. 30 Maart 1.1. van den heer J. Miedema alhier, houdende dankbetuiging voor zijne benoeming tot onderwijzer aan de Burger school. b. het Proces-verbaal van kasverificatie op 26 Maart 1.1. In kas was f 6994. c. een schrijven d.d. 13 April 1.1. van de Vereeniging voor Kindervoeding alhier, houdende dankbetui ging voor de verleende subsidie van f 200. d. een schrijven d.d. 24 Maart 1.1., no. 57, van de Gedeputeerde Staten, ten geleide van het goedge keurde raadsbesluit van 17 Februari 1.1., No. 7, houdende aanwijzing van de plaats, waar de nieuwe openbare lagere school zal worden geves tigd. e. een schrijven d.d. 25 Maart 1.1. no. 116, van de Gedeputeerde Staten, ten geleide van het goedge keurde raadsbesluit van 17 Februari 1.1. no. 8b, tot afstand van grond aan de Vereeniging voor Volkshuisvesting. f. een schrijven d.d. 31 Maart 1.1., no. 127, van het zelfde college, ten geleide van het goedgekeurde 3e suppl. kohier van den Hoofdelijken Omslag, dienst 1914. g. een schrijven d.d» 31 Maart 1.1., no. 127 van het zelfde college, ten geleide van het goedgekeurde primitief konier der hondenbelasting, dienst 1915. h. een schrijven alsvoren, d.d. 7 April 1.1., no. 34, ten gelei de van de goedgekeurde le suppl. begroo ting, dienst 1915. i. een schrijven alsvoren dxL 7 April 1.1., no. 34, ten geleide van de goedgekeurde 3e suppl. begrooting, dienst 1914. j. een schrijven alsvoren d.d. 7 April 1.1., no. 48, ten geleide van het goedgekeurde raadsbesluit van 24 Maart 1.1., no. 8, tot aankoop van grond, gelegen op den hoek van de Emmastraat en de Kruseman van Eltenstraat aj. Voor kennisgeving aangenomen, k. een adres d.d. 10 April 1.1., van de Vereeniging „Alcmaria", houdende het verzoek, te willen be vorderen, dat verbetering worde gebracht in den toestand voor het station alhier, en tevens klachten inhoudende betreffende het ledigen van beerputten en tonnen, en den afvoer van menagewater bij de huisjes op den hoek van de Groote Kruislaan en de Wilhelminalaan. 1. een adres, ingekomen 10 April 1.1., van de Ver eeniging voor Landbouwhuisonderwijs, houdende het verzoek haar een subsidie van 100 per jaar te willen verleenen, voor het houden van land- bouwhuishoudcursussen. k1. Gesteld In handen van B. en W. ora be richt en raad. m. een schrijven d.d. 12 April 1.1., No. 39/3327, van den heer voorzitter van Gedeputeerde Staten, hou dende opmerkingen omtrent het raadsbesluit van 24 Maart 1.1. No. 7, tot het aanvaarden van een voorschot uit 's Rijks kas van 1.000.000. Het raadsbesluit eischt volgens Ged. Staten eenige aanvulling, waartoe wordt besloten, n. een adres dd. 7 April 1.1., van de Vereeniging voor Volkshuisvesting „Alkmaar", houdende be richt, dat zij de aangeboden grond voor het bou wen van arbeiderswoningen en een Btichting voor ouden van dagen aanvaardt, en verzoekende de noodige gelden daartoe te mogen ontvangen en het Burgerlijk Armbestuur te machtigen de huur penningen van de stichting te garandeeren. Aan den inhoud van dit adres zal worden voldaan, o. een schrijven d.d. 28 Maart 1.1. van den heer C. J. Reiziger, houdende inlichtingen in verband met zijn verzoek om overplaatsing als hoofd naar de Meisjesschool, p. een adres, ongedateerd, den 20en April 1.1. ont vangen van Mevr. Zijlstra-Van Es, c.s., om het voorstel tot overplaatsing van een schoolhoofd niet aan te nemen. o—p. Te behandelen bij punt 5 der agenda. q een adres d.d. 19 April 1.1. van den heer C. Bos man, der gemeente een stukje grond te koop aan biedende. r. een adres d.d. 20 April 1.1. van K. Raat en J. Ha Iff, verzoekende met hen eene ruiling van grond aan te gaan. q—r. Gesteld in handen van B. en W. om be richt en raad. s een adres d d. 31 Maart 1.1. van het bestuur der afd. Alkmaar van de Ned. Vereeniging tot af schaffing van alcoholhoudende dranken, verzoe kende om het maximum aantal vergunningen op 55 te willen bepalen, t. elf brieven van verschillende vereenigingen die zich drankbestrijding ten doel stellen, adhaesie betuigende aan het adres sub 8. genoemd. De Voorzitter herinnert er aan dat in 1910 een dergelijk adres is ingekomen. Toen hebben B. en W. voorgesteld om vooralsnog afwijzend op dit verzoek te beschikken, waarin de raad zonder hoof delijke stemming en zonder discussie meeging. In 1910 was het aantal vergunningen 25 boven het aantal van 55 en thans bedraagt dit 17 en is dit getal dus 8 minder geworden. De Voorzitter meent, dat waar het getal dus vanzelf vermindert, het thans ook noodeloos werk zal worden een der gelijk besluit te nemen en stelt voor ora ook thans in denzelfden zin te besluiten als in 1910. De heer Verkerk meende niet, dat het met dit adres zoo zou gaan, en is dus niet er op geprepa reerd de zaak te behandelen. Hij dacht, dat het adres in handen gesteld zou worden van B. en W. De Voorzitter wijst er op, dat toch in de eerste vijf jaar geen sprake kan zijn van een derge lijke verlaging van het aantal vergunningen. De heer Verkerk, die de zaak nu beter inziet, kan zich' met het voorstel van den Voorzitter wel verennigen. Conform het voorstel van den Voorzitter wordt besloten. u. een schrijven van den heer Verkerk, verzoekende aan B. en W. de vraag te mogen stellen, welke maatregelen zij hebben genomen, naar aanleiding der circulaire d.d. 20 Maart 1.1. door den Minis ter van Landbouw Nijverheid en Handel. De Voorzitter deelt mede, dat ter zake dik wijls en lang Is gesproken in het college, en dat men voelde, dat die brief aanleiding gaf tot groote moeilijkheden. Verschillende gemeente-besturen heb ben aan ook bezwaar gemaakt tegen de uitvoering van dien brief. Daarom hebben B. en W, zich dan ock gewend tot het Steuncomité en in da vergadering daarmede is de zaak besproken met nog eenige andere punten en is men tot de conclusie gekomen, dat de zaak moeilijk was uit te maken. Het Steuncomité zou echter van advies dienen, dat advies is pas ingeko men, zoodat de Voorzitter daarom nog niet vol doende inlichtingen kan geven. De heer Verkerk wijst er op, dat door die cir culaire van den minister verwachtingen zijn opge wekt, en daarom spijt het hem, dat B. en W. nog niets kunnen meedeelen. Dat B. en W. het steuncomité geraadpleegd hebben keurt spreker niet af maar hij meent, dat het beter ware geweest ook eens de arbeiders en de kleine ambtenaren te raadplegen. De heer C1 o e c k protesteert er tegen, dat de arbeidersorganisaties gepasseerd zijn. De arbeiders organisaties zijn vertegenwoordigd in het comité en daarom mag van geen passeering sprake zijn. De Voorzitter wist dat welen daarom heeft hij gemeend, dat het voldoende was alleen het comité te raadplegen. Voorts zegt hij dat in dezen ook weer blijkt, dat la critique est aisée, 1' art est difficile. De heer Verkerk zegt, dat het hem niet is te doen geweest om te critiseeren. De Voorzitter merkt op, dat hij zulks niet heeft gezegd, en de heer Verkerk zijn woorden ver draait. De heer Verkerk voortgaande betoogt voorts, dat hij deze zaak heeft ter sprake gebracht juist om dat er zoovele verwachtingen zijn gewekt, wijst er op, dat ook de Girculaire zelf eigenlijk niet voldoende is en is van meening, dat waar het graan en meel in handen der regeering is, het eenvoudig de zaak was, om met behulp der arbeidersorganisaties, die daartoe in het bezit zijn van enkele instellingen, het meel enz. tegen geringen prijs verkrijgbaar werd gesteld. De Voorzitter herhaaltdat hij geenszins heeft gezegd, dat het den heer Verkerk te doen was om te critiseeren. Daarna wordt de interpellatie gesloten, v. Schrijven van Dr. R. J. van der Heijde, waarbij hij zijn dank betuigt 'voor zijn benoeming tot gemeentelijk oog-, neus- en keelarts. Voor kennisgeving aangenomen. BENOEMING VAN EEN STEMBUREAU VOOR DE AANSTAANDE VERKIEZING VAN EEN LID VAN DEN GEMEENTERAAD. B.en W. stellen voor te benoemen tot leden van het stembureau voor de stemming op Donderdag 22 April ter voorziening in de vacature-Dorbeck, de heeren G. T. M. van den Bosch, D. Covers en P. N. Leguit, (uii deze heeren moet tevens een voorzitter worden aange wezen), en tot plaaisyervangende leden de heeren Ti. P. ibink Meienbrink en A. Fortuin. De heer van den Bosch verklaart wegens uit- stedigheid zich geen benoeming te kunnen laten welgevallen. Benoemd worden de hearen Govers, voorzitter, Meienbrink en Leguit, plaatsvervangers de heeren Fortuin en den Boesterd BENOEMING EDEN DER SCHATTINGS-COMMISSIE VOOR DE INKOMSTENBELASTING. B. en W. noodigen den Raad uit zoo mogelijk hun keus te bepalen op onderstaande heeren voor de be noeming van 4 personen voor de schattings-commis- sie volgens het 1ste lid van art. 57 der Wet op de In komstenbelasting 1914, n.l. de heeren A. Goede Dz., H. P. Ibink Meienbrink, H. J. Vonk en Jan de Wit. Van de commissie is volgens art. 58 de inspecteur der directe belastingen ambtshalve lid en voorzitter. De voorgedragenen worden benoemd. DEFINITIEVE BENOEMING ELECTRO- TECHNISCH INGENIEUR BIJ HET GEMEEN TELIJK ELECTRISCH BEDRIJF. B. en W. stellen den Raad voor den heer G. H. Fuhri Snethlage, ingaande 1 Mei 1915, definitief te benoemen tot electro-technisch ingenieur bij het ge meentelijk electrisch bedrijf, alhier, op eene jaarwedde van 2000. De heer Th om sen heeft zich verwonderd over deze bijlage, daar hij meende, dat het een tijdelijke be trekking was en alleen de ingenieur er was voor eeni ge jaren. De Voorzitter antwoordt, dat men den man niet missen kan; men heeft een technisch leider van dit bedrijf noodig. Dat is de meening van de gascom- missie en ook van B. en W. De heer T h o m s e n meent, dat dan de ideeën zijn veranderd. Altijd is het de bedoeling geweest den ingenieur tijdelijk te benoemen De Voorzitter zegt, dat dit mogelijk is. Men is dan van meening veranderd. De ingenieur is beslist noodig. Eerst was men onervaren in het bedrijf, doch nu blijkt, dat men den man niet missen kan. De heer v. d. B o s c h herinnert zich ook zeer goed, dat indertijd, het advies van den heer Singels zoodanig was, dat men in de eerste jaren den ingenieur noodig had en dat later het bedrijf kon komen onder leiding van dén gasdirecteur. Daarom is hij het met den heer Thomsen eens. De heer D o r b e c k voelt ook veel voor hetgeen door den heer v. d. Bosch is gezegd. Hij wijst er voorts op, dat men het salaris van den gasdirecteur verhoogde, omdat hij ook de leiding zou krijgen van het electriciteitsbedrijf. Nu maar weer voor goed ie mand aan te stellen van 2000 per jaar, acht spreker wel wat bezwaarlijk. De Voorzitter merkt op, daf dit niet juist is. Het salaris van den directeur der gasfabriek werd met 400 verhoogd omdat de administratie van het elec triciteitsbedrijf onder zijn leiding kwam te staan. Uit de verordening, die de voorzitter heeft laten halen, wordt daarna voorgelezen, dat er bij het elec trisch bedrijf een ingenieur met de technische leiding zou worden belast. De administratie is bij de gasfabriek De heer D o r b e c k vraagt, of de gasdirecteur dan 400 ontvangt alleen voor de administratie. De Voorzitter wijst er op, dat de Raad daartoe eenmaal heeft besloten. De heer Dorbeck had dus toen met zijn bezwaren moeten komen. De heer Dorbeck herinnert er aan, dat hij des tijds ook tegen de regeling was. Op dit oogenblik kan de Raad naar zijn meening ook wel niet anders doen dan wat B en W. voorstellen. De heer den Boesterd zou dan ook aan den in genieur de directie willen opdragen. De Voorzitter wijst er op, dat dit geheel buiten de orde is. Dc- heer v. d. Bosch is het met den heer Dorbeck eens en geeft de heer den Boesterd in overweging om later zijn voorstel in te dienen. Het voorstel van B. en W. wordt goedgekeurd OVERPLAATSING HOOFD DER SCHOOL B. en W. stellen voor het hoofd der 4e Gemeente school, met ingang van 1 Augustus a.s. als zoodanig over te plaatsen naar de openbare school voor meisjes. De Voorzitter wenscht allereerst de verklaring af te leggen, dat hij zich de vorige maal tegenover den heer Zaadnoordijk heeft vergist. Hij heeft het toen doen voorkomen, alsof de benoeming zou plaats heb ben volgens alinea 2 van art 29 der Onderwijswet, doch het is een voorstel volgens alinea 7 van dat arti kel, waarin gezegd wordt, dat de overplaatsing kan geschieden zonder voordracht, indien de gemeenteraad na overleg met den districts-schoolopziener hiertoe besluit. De heer Dorbeck zou vooraf willen vragen of het mogelijk is thans over te gaan tot behandeling van dit voorstel in verband met de verordening, opgenomen in het Gemeenteblad, waarin staat, dat aan het Hoofd der Meisjesschool zal staan een onderwijzeres. Eerst zal nu toch zeker de Gemeenteverordening moeten worden herzien. De Voorzitter meent, dat het niet noodig is. Als men het voorstel aanneemt, dan kan men de veror dening wijzigen. De heer Dorbeck vindt dat men dan de zaak om keert. Eerst moet de Raad er zich toch over uitspre ken, dat aan het hoofd der Meisjesschool of een man of een vrouw kan worden geplaatst. De Voorzitter vindt, dat men de zaken tegelijk kan behandelen. Laat de Raad zich er gerust over uit spreken door deze overplaatsing óf goed te keuren óf te verwerpen. De heer C1 o e c k is het met den heer Dorbeck eens. Hij vindt bet juist, dat de zaak principieel zal worden uitgemaakt Terecht is gezegd, dat het hier een beginselkwestie is, al heeft de Voorzitter aan de Commissie van Toezicht geschreven, dat het niet om liet beginsel ging. Ten einde een zuivere uitspraak van den Raad te verkrijgen, acht hij het ook beter eerst 'te besluiten over het al of niet wijzigen van de ge meente-verordening. De Voorzitter, wijst er op, dat men de vorige zitting een vijfden arts benosmde, terwijl de verorde ning zegt, dat er vier zijn en toen heeft niemand er be zwaren tegen gemaakt. Voorts zegt hij, dat de zaak liefst niet langer moet worden opgehouden. De heer C 1 o e c k merkt op, dat het toch niet aan gaat te zeggen: we hebben den vorigen keer een fout gemaakt, nn doen we 't maar weer. De heer U d o is het met den heer Dorbeck esas en wijst er op, dat de Voorzitter hem wei eens heeft op gemerkt, dat de Raad respect moet hebben voor zijn eigen verordeningen. De heer L u b b e acht het volstrekt niet bezwaarlijk dat men thans de zaak combineert. Men heeft zeer ze ker verzuimd de verordening te wijzigen, maar dat is nu te herstellen. De heer d e W i t vindt, dat men niets heeft ver zuimd en meent, dat de Raad gerust het voorstel kan behandelen. De, heer v. d Bosch zou willen, dat de Raad zich eersj zal uitspreken over het beginsel. De heer Udo meent, dat het nu toch zaak is dat men dan het voorstel doet om de verordenihg te wijzi gen. DeVoorzitter heeft daar geen bezwaar tegen en stelt voor te lezen, dat aan de Meisjesschool een on derwijzer of onderwijzeres aan het hoofd kan staan. De heer Cloeck zégt, dat hij hierin mee kan gaan, indien B. en W. dan alle scholen over één kam sche ren en aan alle scholen of een onderwijzeres of een onderwijzer aan het hoofd stellen. De Voorzitter zegt, dat B. en W. daar niets op tegen hebben. De heer den Boesterd verklaart zich daarme de niet te kunnen vereenigen. De heer Dorbeck wenscht over het voorstel iets te zeggen. Hij wijst er op dat er nog al eenig verschil is in de opvoeding van net meisje en den jongen. Hij acht het daarom gewenscht, dat aan het hoofd der meisjesschool een vrouw blijft staan, te meer waar B. en W. niet hebben aangetoond, waarom het noodig vfas te breken met het systeem. Hij wijst verder op het adres van de meerderheid der ouders, dat toch ook een uiting is van het inzicht, dat de opvoeding van het meisje en vooral van meisjes aan een school voor m. u. 1. o. in handen behoort te zijn van een vrouw. De Voorzitter antwoordt den heer Dorbeck,dat men dan toch dwaas heeft gedaan, dat men aan het hoofd van de 1ste gemeenteschool een man heeft ge plaatst en zegt dat bijv. in Haarlem een meisjesschool is met een manlijk hoofd. Hij wijst er voorts op dat' aan de 1 e gemeenteschool alleen in de laagste klassen vrouwen zijn geplaatst. De heer C1 o e c k vindt 4e vergelijking niet juist. De Meisjesschool is iets antÉrs, dat is een opvoeding instituut voor meisjes van 6 tot 18 k 19 jaar. Daarom ook heeft de commissie van toezicht zich er voor ver klaard om een vrouw aan het hoofd te behouden. Spr. is het met den heer Dorbeck eens. De lieer U d o is het met den heer Dorbeck pok eens, en verdedigt op dezelfde gronden de opvoeding van meisjes door vrouwen. Waf de wijziging der ver ordening betref^ dat laat spreker feitelijk koud. Men kan dan ieder geval op zich zelf beoordeelen. De Voorzitter wijst er op, dat destijds de Meis jesschool achteruit ging. Toen heeft men het school geld gelijk gemaakt met dat aan de Burgerschool en daarna ging het aantal leerlingen der Meisjesschool vooruit. Het blijkt dus daaruit, dat, als het schoolgeld wat hooger is, men niet zooveel voor de bijzondere zijde van de opvoeding der meisjes voelt. De heer v. d. Bosch merkt op, dat die beschou wing niet juist is, immers daaruit blijkt, dat zoodra men het betalen kan, men ze liever naar een Meisjes school stuurt. De heer Dorbeck zou B.'en W. deze vraag wil len stellen: welk leidend motief heeft B. en W. er toe gebracht om af te wijken van het vigeerend systeem? Spreker heeft daarvan niets gehoord. Alleen heeft hij uit den mond van den sollicitant zelf gehoord, dat er iets zou haperen aan die school De Voorzitter merkt op, dat de heer Dorbeck buiten de orde gaat door de personen te bespreken. De heer Dorbeck vindt het niet waar dat hij bui ten de orde is, maar wil dan alleen de vraag stellen die hij daar straks heeft gedaan. De Voorzitter wijst er op, dat het onjuist is alsof er misstanden aan de Meisjesschool zouden zijn. Het voorstel is van den districts-schoolopziener ge komen. De heer Cloeck zegt, dat de heer Reiziger heeft gezegd, dat hij door B. en W. is uitgenoodigd, om te solliciteeren. Daarna is het advies van den dis tricts-schoolopziener ingewonnen. De heer d e W i t deelt mede, dat de zaak zoo is, dat, toen juffrouw Pruim ontslag gevraagd had, de heer Reiziger tot den districts-schoolopziener heeft gezegd: Is dat geen betrekking voor mij? De districts schoolopziener gaf daar geen antwoord op. Toen het later bleek, dat er bij de sollicitanten ook mannen wa ren, toen hebben B. en W. gevraagd, of het niet goed zou zijn een bekend goed hoofd ban het hoofd der Meisjesschool te plaatsen. Zoo kwamen B. en W. tot hun voorstel. De heer den Boesterd', die niet voor het voor stel is, zegt, dat de heer Reiziger na de uitnoodiging van B. en W. niet best kon weigeren. De Voorzitter merkt op, dat de heer Reiziger juist heel blij was, omdat hij nu van zijn taaiacten kon profiteeren en een betere positie kon krijgen. De heer Cloeck zou na de mededeeling van den heer de Wit willen opmerken, dat dus eigenlijk het voorstel van B. en W. een gevolg is van de toevallige omstandigheid, dat er twee mannelijke sollicitanten waren, dus van het toeval, dat twee onderwijzers de oproeping niet goed hebben gelezen. De heer Dorbeck vraagt den Voorzitter, of het waar is, dat B. en W. tot den heer Reiziger hebben ge zegd, dat het aan de Meisjesschool niet in orde was. De Voorzitter ontkent dit ten stelligste. De heer Lub be zou willen vragen, wat men er toch tegen heeft, om in een geval als dit een bekend en bekwaam hoofd over te plaatsen. Men verschaft daardoor den man een positie, die hem wegens de diensten die hij heeft gepresteerd' toekomt. Ook op dezen grond verdedigt spreker het voorstel van B en W., terwijl hij een en ander aanhaalt uit het advies van de commissie van toezicht en den districts-school opziener. De Voorzitter acht het beter, dat deze adviezen in hun geheel worden voorgelezen en verzoekt den se cretaris daartoe over te gaan De heer Dorbeck zegt daarna, dat hij ook na deze adviezen nog niet weet, wat B. en W. er toe heeft geleid met het bestaande systeem te breken. Verder zegt hij, dat er een opdracht was aan B. en W. om sollicitanten op te roepen. Er zijn sollicitanten. Waarom heeft men den Raad de stukken onthouden? De Voorzitter verzoekt den heer Udo niet te grinniken, daar hij dat niet kan hebben. De heer Z a a d n o o r d ij k wil nog even aanvullen wat de heer de Wit heeft gezegd over den gang van zaken. De zaak is volgens spreker zoo, dat er geen sprake van was om den heer Reiziger over te plaat sen dan nadat de districts-schoolopziener de stukken had gezien, waaruit bleek, dat er mannelijke sollicitan ten waren. Ook doordat de heer Reiziger en andere hoofden overplaatsing vroegen naar de te bouwen nieuwe school, was men op het denkbeeld gekomen. Verder betoogt spreker, dat het onmogelijk is de stuk ken aan den Raad te laten zien, voordat het overleg met den schoolopziener heeft plaats gehad Er is maar één sollicitant, waaromtrent wel overleg heeft plaats gehad. De heer Udo merkt den Voorzitter op, dat een raadslid niet grinnikt. Spreker heeft gelachen, doch niet naar den Voorzitter. De Voorzitter kan dat -ge meend hebben, maar 't hangt er van af, waar men zit. Spreker zegt verder, dat hij alleen zou kunnen mee- aan met dit voorstel, indien hem gebleken was, dat et werkelijk voor het onderwijs noodig was met het systeem, tot heden gevolgd, te breken. Waar dat niet zoo is, dit heeft spreker ook tot den heer Reiziger ge zegd, zal hij thans tegen stemmen De heer Dorbeck wil aannemen, dat het is ge gaan, zooals de wethouder Zaadnoordijk heeft gezegd, doch het komt hem voor, dat B. en W. zich maar wei nig aan de verordeningen hebben gestoord. De ma nier, waarop de zaak is aangepakt, geeft naar buiten zoo den schijn, alsof men een vrindje aan een goede positie heeft willen helpen. Spreker zegt niet, dat dat zoo is, maar er wordt toch hier en daar zoo over ge sproken. De heer L u b b e komt daar tegen op. Hij verklaart den heer Reiziger al heel weinig te kennen; hij heeft den man slechts een enkele maal gesproken. Spreker ALKMAARSCHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 5