DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Wilde Olijf. No. 101 Honderd en zeventiende jaargang. 1911* ZATEiRDAG 1 MEI] FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 nrnnden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone Advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Qroote letters naar plaatsruimte. Brieven «franco aan de N. V. Boek- en Handelsdhiltelj v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. XTit door O. VAN HULZEN. (Nadruk verboden). Is d'r wat? vroegen ze op de galerij. Wel nee, wat zal d'er nou wezen, snerpte Renners onwillig terug. Meteen school hij zich dichter ondier de dekens, de anderen zijn stramme rug toewendend, om al verdere belangstelling af te snijden. Stil zijn, jongens, berispte de directrice, geen ge praat onder ligtijd! De vinger op baar mond houdlend, ermee te verstaan gevend dat ze geen woord terugverwachtte, óók niet van Renners, verliet ze op haar teenen tippend de lig- hal. Niemand verroerde zich noch keerde zelfs 't hoofd om; de gansehe rij t-b-c-patiênten lag stil in de koeste ring van het goudene zonneweer, dat alles en alles zoo zoo stralend oversdheen. Ze dommelden al in, soesdlen loom en dachten aan niets. Waarom zich ook met ge dachten te kwellen als je hier zoo fijn ligt en geneest op de koop toe? Renners had ook zijn oogcn gesloten, om te doen als of hij sliep, maar zelfs met geloken blikken leefde alles voor hem fel en wreed. Van schrik versteef hij al, toen hij daar in de bestuurskamer moest vernemen, dat zijn weldoenster, de oude freule, die hem naar Davos zond, onverwachts was overleden en dat hij nu wel terug zou moeten. En deze stijfte in de leden door de schrik verliet hem niet't verergerde nog door zijn strakke staren, hoewel zijn oogen dicht waren. Zóó heerlijk- rustig was hier 't leven.je beterde zonder haast te merken dat je ziek neerlag.je had niets te dëen dan enkel je te koesteren in dat fijne, zonnige weer, in de ijle lucht dier bergen, en dat alles Zou ineenns gedaan wezen, als straks 't bericht kwam, dat hij terug moest... half genezen. Zijn starre oogen openden zich onwillekeurig in een nieuwe schrik en staarden blind voor zich uit, de ijle diepte in de zonnelucht, puur goud en blauw. Maar dlaar zag hij niets van, straf keek hij tegen het licht in, onverschillig voor alles. Gelijk besefte hij weer, dat wèl zijn lichaam, zijn oogen strak en gevoelloos waren, doch niet zijn geest. Integendeel, in hem raasde en ziedde 't, hij lag enkel zoo onbewogen heen en zweeg omdat hij zich bed'wingen wilde. Niet verdragen zou hij kunnen 't gekwek en 't valsch gelamenteer van de anderenzijn groot verlangen om hier te blijven deed hem zóó zijn. Langzaam-aan verdoft, versuft in het moeizaam inzen, terwijl de koesterende warmte van de zon om em broeide, was Renners nu toch in slaap gedommeld, waarin niets hem meer beroerde dan de loome druk, die de gekwelde hersens nog ongeweten op hem bleven uit oefenen. Een zware klem, een benauwenis voelde hij op zich Geslachtsuitgangen worden door mij in litterair werk weggelaten. Ee: e Roman naar het Engelsch. I) „Gij, een wilde olijfboom zijnde PAULUS. Eerste g e d e e e. Ford. Op den vlakken boschweg gekomen, welks open dak een lange rechte streep te zien gaf van den hemel, die nog door de dralende schemering werd verlicht, bleef de jongeling, barrevoets en zonder hoed of jas, een oogenbiik staan, om na te denken. En rustende, luister de hij, maar elk bepaald ging verloreen in 't spel van den wind op den heuvelen en beneden in de dalen, door de kloven en over rotsen in die eindelooze mijlen bosch. Het was slechts een zomerwind, zacht en uit het zuiden komend, maar zijn gesuis werd als door den eeuwigen adem gedreven, terwijl het, als het in kracht toenam, zich verhief als de zwellende tonen van 'n groot we reldorgel. Door de pijnboomen en in het kreupelhout fluisterde en kraakte en ritselde het met een afwisse ling van effect, dat dé zittingen van den jongen stede ling op eigenaardige wijze verbijsterde. Sommige oogenblikken had hij het gevoel, alsof niet alleen dë vier politie-agenten, aan wie hij was ontkomen, hem op de hielen zaten, maar alsof ook huiveringwekkende legers van aardmannetjes gereed stonden hem neer te trappen. Hij wachtte of hij in de verwarde boschgeluidien, waarin zijn ongeoefend oor niets kon onderscheiden, ook de schoten hoorde herhalen, waardoor eenige uren geleden zijn bewakers htm protest hadden getoond, doch niets vernemende, spoedde hij zich voort. Hij woog het gevaar van zich in het open veld te wagen te gen het voordeel, dat daaraan verbonden was om spoe diger vooruit te komen en dit laatste deed hem daar toe overgaan. Tot dusver had hij volgens een systeem, geëigend voor dit geval en geheel zijn eigen vinding alles wat op een weg of pad geleek vermeden om met het niet nalaten van sporen zijn voordeel te doen, want hierin lag voor hem dé aangewezen beschermingdoch nu oordeelde hij 't moment om een grooten afstand te brengen tusschen zich en zijn vervolgers. Hoe dichtbij of hoe ver die achter hem waren, kon hij niet gissen. Als hij terrein gewonnen had, dan hadden zij dat ook rusten, en daarvan moest hij zich ontdoen, om er niet onder te stikken. En 't andere het preciese weten wat hem dreigde, was hem ontvallen, doch de kwelling werd er niet mindër omzwaar sloeg hij met zijn ar men. Verzetten, verweren moest hij zich, ze wilden hem wurgen, schoppen, belagen deden ze hem van alle kan ten, de nijpende vingers klemden zich al om zijn strot... Als u maar even naar den dokter wiii gaan? Hé, wat.de dokter.1 Verschrikt schokte hij overeind, ten deele nog in zijn waanvoorstelling, half wakker, slaande met zijn lange armen om het spook af te weren, zich zelf te bescher men tegen dat dreigende. Ontsteld opende hij wijd zijn oogen, bespeurde dat hij niet droomde, dat de werkelijkheid voor hem stond, en hem beet had. - Ja.ga nou maar.I 't Was de directrice, die op de liggalerij teruggekeerd hem de woorden toef luisterde. Naar den dokter moe&t- ie, zijn vonnis vernemen I Zijn verschrikte oogen peilden die van haar, om te weten.Hij zag in fluweelige, vochte oogenglans en die weerspiegelde welwillendheid, deernis met hem, dë boerenjongen, dë steggel die onder zijn onvreê verborg zijn smachtend verlangen. Zijn hancl wilde hij immers wel laten afkappen als hij hier mocht blijven. Kom, herhaalde de directrice met zachten drang, ga er maar even heen.'t is toch beter als je het tij dig weet I Nog verroerde hij zich niet, bleef ijzig en strak voor zich uitstaren en uitte geen woord. En toch wist hij, dat hij toegeven moest, dat weerstribbelen niet helpen kon, waarom deed hij dit dan niet.Voor zijn zoo strakke en toch weer verwezen blikken herzag hij 't oogenbiik, dat hij hier, in Davos, was gekomen, verle gen, onhandig, zich bijna niet vermogend te redden, doch met een glunderheid om de kaken die hem tegen alle tegenvallers pantserde; de vreugde droeg hij toen in 't hart, omdat hij 't gedaan had weten te krijgen dat ze geld voor hem inzamelden, om naar de bergen te worden uitgezonden. Ook herzag hij het afscheid in 't dorp, hoe de lui daar stonden, hem uitgeleide deden, dat zijn oude moeder hem kuste, spoedige terugkomst toewenschte, wat hem zoozeer had aangedaan, hal! vreezend dat hij met zijn zieke longen wel eens niet te rug zou keeren uit dat vreemde land, daar dood gaan en er begraven worden. En nu zou hij toch zijn oude moeder terugzien, al heel gauw zelfs. Als een lichtendë straal viel dit klaar in zijn donkere denken, zijn weerzin slonk; er lokte hem wat hij eerst niet kende.zijn kilheid ontdooide, hij voelde zichzelf bewogen wordën. 't Oude dorp, zijn zorgzame moedër, daar haakte hij naar, hing hij nog aan. 't Woog op, hoewel niet geheel tegen het gedwongen gaan van hier. Toch, kwam hij hier kloek, als 't slimme boertje; armelijk werd hij ver jaagd, dat zat hem dwars; er gingen vreemde dingen in hem om. Nog eens, nu dringender, vermaande de directrice dat hij zou gaan. Begrijpend nu, dat hij niets meer tegenhouden kon, zei hij schor: ■ren waren, terwijl ij had zijn hoop ge- gedaan, daar zij in de bergen hij in steden was opgegroeid, vestigd op de mogelijkheid, dat hij in deze wildernis uit hun gezichtskring verdwijnen zon,, zooals 't stofje verdwijnt in de lucht hoewel hij toch ook eenigszins op de kans bouwde, dat zij, in overeenstemming met de gevoeiens ten zijnen gunste, die onder de meer eenvou dige bevolking van dé streek heerschte, zijn ontsnap ping oogluikend hadden toegelaten. De gedachten dre ven hem, wel verre van een valsch vertrouwen bij hem te doen ontstaan, tot meer spoed aan. En toch zelfs al vluchtend was het hem alsof hij iets prijsgaf misschien iets prijs-gaf wat een zweem van berouw bij hem deed opkomen in deze oogenblikken van wanhopige opwinding. Zonder den tijd gehad te hebben te berekenen wat zijn handelwijze hem kostte en wat de gevolgen er van waren, voelde hij, dat hij den strijd opgaf. Hij of zijn pleitbezorger voor hem had 't terrein betwist met 't groote vernuft, eigen aan den Amerikaanschen rechtsgeleerde. Men had hem ge zegd, dat hoewel zijn schuld dien morgen schijnbaar afdoend was bewezen, er nog altijd uitwegen waren, waarvan de verdediging zich kon bedienen. In den tijid van een paar uren had het lot hem de keus gegeven tusschen twee wegen, die hem van beide veel succes be loofden. De een was lang en Vervelend en kon ten laatste uitloopen op zijn rechtvaardiging; de ander kort en spoedig af te loopen, maar daarmee laadde hij de erkentenis van schuld op zich. Hij had den laatste gekozen instinctmatig en in de eerste opwellingen terwijl hij bij rustig nadenken tot hetzelfde mocht heb ben besloten als hij nu in haast had gedaan, zoo wist hij nu reeds, dat hij de wegen en middelen om zijn onschuld te bewijzen, achter zich liet. Die erkentenis kwam niet als het resultaat van een gedachtengang, maar als een berouwvolle, vage gewaarwording. Hij was dadelijk het afwisselend terrein ingesneld, dat eerder heuvel- dan bergachtig is, maar van de oevers van 't meer Champlain af steeds sterker gaat hellen, naarmate dit meer dieper het land ingaat, tot dat eindelijk de hooge kammen der Adirondacks ziéh verheffen. Terwijl hij zich hier in de bosschen ver school sloop hij om ae ruw gebouwde hoeven heen, waarvan de lichten, die juist onstoken werden, hem waarschuwden op een afstand te blijven. Als hij ge noodzaakt was een van de onvruchtbare velden over te steken, dan kroop hij over den grond en maakte zich onzichtzaar tusschen de groote rotssteenen. Af en toe gaf een stuk land met hoog opgroeiend gepluimd Indi- aansch koren, vermengd met kruipende pompoenplan- ten, hem bedekking, totdat hij het beschuttende groote Als 't mot, dan mot 't maar, in 's hemels naam... hoe eer hoe liever dan Norsch zijn gezicht, richtte hij zich van de stoel op, trok wrevelig zijn kleeren wat recht en ging zwijgend de directrice voorbij, de gang in, om zich te onderwer pen ami het geneeskundig onderzoek, dat beslissend voor zijn terugkeer zou zijn; gehard voelde hij zich nu. Dat er nog eens kans voor hem bestond, daaraan dacht hij zelfs niet meer; de.deemisoogen van de di rectrice hadden hem dit al gezegd. De dokter wachtte hem al. Hij ontving hem met het joviale gebaar, het minzame woord, dat ieder patiënt, ook dë ongelukkigste, prettig aandoet en vertrouwen in boezemt. En déze patient, dit zelen zijn trekken duide lijk, zag er al heel flink- uit. Renners besefte dit ook dadelijk; 't verblijdde hem en stelde ook teleur. Ja, ontkleed je maar, sprak de arts goedig, we zullen eens onderzoeken hoe het er met je voor staat. ik denk wel, dat je weg kunt! Renners gezicht trok zich al bedenkelijk. Ja, hij be greep, doch hij zweeg maar; hij had toch geen ant woord erop. Gelaten ontdeed hij zich van jas, van vest, ze netjes aan dë haken hangend, dén zich wat haastend, ontkleedde hij zich sneller, het bovenlijf ge heel naakt. De arts nam hem nu bij de schouders, keerde hem naar zich toe, in 't volle licht. Met een enkele aiover- ziende blik monsterde hij de breede borst en mompelde wat voor zichzelf weg. Verwonderlijk zoo snel die Hol landers genezen in de hooge lucht! Er is veel tubercu lose in dat vochtig land en ze hebben er gauw koorts bij, maar als we ze tijdig hier krijgen, is 't een lust om te zien hoeveel ze in gewicht winnen; ze groeien als kool,-geen ander volk heeft dit zoo sterk! Inmiddels liet hij Renners qpademen, overschouwde nog eens de geheele tors of die nergens inzonk, door- vluchtigde de aaüteekeningen van de vorige keer, nam dan de stetoscoop om zijn eigenlijk onderzoek te begin nen. Opgeletzei hijen hij gaf zijn korte aanwijzin gen, voor de patiënt om op te volgen, die Renners ook al van buiten kende. Ademhalen, van tien tot twintig tellen, nog eens diep ademhalen, maar dan geruischloos, weer gewoon ade men. Renners had dit al zoo vaak ondergaan, elke maand soms twee keer, dat een korte wenk voldoende voor hem werd en hij zelf al ongeveer wist wat het be- teekende als de dokter nog eens de hoorn aanlei, inge spannen luisterde of met het hamertje de verschillende plekken beklopte. Hij lette al mee op of 't ergens doffer of holler klonk, of 't raspelde en hortte. Heel zorg zaam, merkte hij zelf op, onderzocht hem nu wel de dokter, t was ook voor 't laatst; vele malen twijfelde hij zelfs, noteerde dan weer. Wat de uitkomst zou we zen? 't Wagen om te vragen.'t Leek hem wel wat ast rant, dokters hebben dat niet graag! Toch.even aar zelde hij, zocht naar de geschikte woorden, dan over won hij zijn angstvalligheid, vroeg kortaf: Nou dokterzou 't kunnen. De dokter gaf geen dadèlijk antwoord, leek in zijn Appalachian-oerwoud bereikte, dat, nadat 't de Cum- berlands, de Alleghanies, dë Catskills en de Adi rondacks is overgeklommen, hier neerdaalt in lange rij en van esscben en eschdooms, jenever- en pijnboomen naar de laaglanden van het Noorden. Voor zoover hij tot nu toe in staat was geweest een plan tot vluchten te vormen, bestond het daarin, dat hij zijn veiligheid zocht tusschen dë heuvelen. Het oogen- blikkelijke gevaar direef hem naar het open veld en het meer, maar hij hoopte spoedig op zijn schreden te kun nen terugkeeren om zijn weg terug te vinden naar de houthakkerskampen, die zoo vriendelijk gelegenheid boden van slaapkooi tot slaapkooi te sluipen en daar door alle vervolging verijdelden. Hij richtte zijn koers naar de piek van Gragtop, die donker tegen den koraal-rood getinten gloed dër on dergaande zon afstak, zooals 'n zeeman zich laat lei den door 'n ster. Er was nog meer, dat hem de over tuiging schonk, dat hij niet op 'n dwaalweg was of in een cirkel rondliep, want wanneer hij op een punt kwam vanwaar hij een vergezicht had en het waagde achter om te kijken, zag hij den kegel van Windy Montain of dien koepel van den Pilot recht achter zich. Daar be vonden zich de natuurlijke schuilplaatsen van dien losch, den beer en van den vogelvrij verklaarde zooals hij zelf was en terwijl hij verder daarvan wegvluchtte, gebeurde dat met hetzelfde waanzinnig instinct om terug te keeren, dat het opgejaagd hert moet hebben ten opzichte van het bed van varens, waarvan het is ver dreven. Voor 't oogenbiik echter gebood de noodzake lijkheid hem verder te gaan verder, waarheen ook en hoe ook, zoo lang tot hij ver genoeg verwijderd' was van de plaats waar gemaskerde mannen de handboeien van zijn polsen hadden losgemaakt en in 't wild afge vuurde schoten achter hem hadden geknald'. Zijn weg leidde hem. dëor meertjes, die hij doorzwom en stroo- men, welke hij doorwaadde. Over de lage heuvelen klauterdë hij door zulk dicht hakhout, dat zelfs de slang of het eekhorentje het vermeden en een gemakke lijker weg zou gekozen hébben. Af en toe, als hij zich sleepte naar dë meer onvruchtbare hoogten, gleed de losse grond weg onder zijn voeten in miniatuur aard stortingen van steen en zand, waarover hij heen kroop, terwijl hij zich vastklemde aan bosjes gras of aan jon ge scheuten met ondiepe wortels, om eindelijk met han den vol schrammen en bloedëndë voeten op te staan. Daarnaweer voortzoo snel als de haas loopt en de kraai vliegt, zonder af te wijken voort met het eenig doel om tijd te winnen en afstand af te leggen Hij behoorde niet in de bergen thuis. Ofschoon de twee jaren, die hij daarin had dtoorgebracht, hem hun zijn er- pas ant- aanteekeningen verzonken, zei vervolgens alsof hij niet had verstaan Je kunt je wel aankleeden Renners nam zijn flanel, herhaalde meteen vraag. De dokter fronste nu zijn zware wenkbrauwen, mee te kennen gevend, dat zoo'n vraag niet te kwam en dat hij hem onbescheiden vond; dan woordde hij ontwijkend: Ja, weg kunnen, dèt zal wel gaan Doch Renners, nu alle vreesachtigheid terzij latend, vroeg rechtuit: Heelemaal in orde is 't nog niet, wel dokter. Dat mag geen naam hebben, hoor! Hier zit het dokter, deed Renners nu gedurfd. Hij drukte zijn vinger de plek waar hij wist dat dc dokter het scherpst luisterde onder het kloppen. Hum.ja, dat zal je wel aldoor houden.kun je oud mee_ worden.van geen beteekenisl Kleed je maar aan, 't is in orde! De dokter had zijn- staat nu ingevuld en richtte zich op. Renners' grauw-grijze oogen vroegen om een klaar antwoord, terwijl zijn strakke lippen zich al openden. Een oogenbiik stonden ze zoo, als in twijfel, de een of hij zou vragen, dë ander wat hij zou zeggen als die Renners aandrong. Gelijk had de arts zijn besluit ge nomen, hij zou er geen doekjes omwinden en 't hem ronduit zeggen. De tijd dat men tuberculeuzen vertelde dat ze zoogoed als niets mankeerden, was voorbij. Beter de heele waarheid dan de zwakke zijde te verbloemen naar zijn mjeening moest je het eerder nog erger ma ken, dan leefden de patiënten ernaar en bleven ze zich hoeden. Hoor'es, zei hij weifelend, terwijl hij, in bezin ning naar de juiste woorden, met de vlakke hand over het gefronste voorhoofd streek, nu moet je goed luiste ren. Voor mij bestaan er niet veel bezwaren, dat je naar je land teruggaat.'t is verbazend dat bijna alle haarden zijn „ausgeheilt", en als je je nu in acht neemt en naar de voorschriften leeft, nou dan zal 't wel gaan. Zoo, zoo, zou u denken, dëkter? vroeg hakkelend nu Renners, zijn oogen vorschten naar de beteekenis die hij aan deze verklaring zou mogen hechten. Zeker, zeker.er zijn er die zich met heel wat minder moeten behelpen; maar wat ik toch zeggen wilvolledig genezen ben je natuurlijk niet.hoe zou dat ook kunnen in die enkele maanden, daar moet je dus wel rekening mee houden Renners' gezicht betrok. Wat moest hij daar nu van dénken Met zielige oogen staarde hij voor zich uit, mompelde een paar onverstaanbare woorden. De arts verklaarde nu verder, heel geruststellend soms, dan weer waarschuwend, hij moest zich nog al tijd als zieke beschouwen, voorzichtig leven. Ja, ja, stamelde Renners, als dat maar altied kar ik mot in Holland natuurlijk weer aan den slag e dan heb je 't maar niet voor 't zeggen Enfin, dit moest je maar zien te vinden, meende nu de arts, ik kan er ook niets verder aan doen. Renners zweeg. Zijn grijze oogen staarden verwezen naar buiten, waar de felle zon goudend scheen over de puur witte velden. O, dat hij hier niet blijven mocht bekoring hadden doen erkennen, zoo was dit toch slechts als een man een grillige vrouw leert liefhebben, wier afwisselende gemoedsstemmingen van woestheid en zachtheid hem als onder een ban houden, waarvoor hij half bevreesd is. Meer dan iemand vermoedde of hij zelf zou hebben kunnen verklaren, was zijn roekeloos leven geweest een verzet van zijn door menschen geleid en beschaafd instinct tegen de overheersching van deze verhevene aardkracht, waarvoor hij van niet meer waarde was dan een vallend blad1 of een zich oplos send wolkje. Zelfs nu, terwijl hij de bescherming van 't bosch zocht, had hij daarbij met het gevoel van ver lichting, waarmee de zoon terugkeert tot zijn moeder, maar hij deed dit als iemand, die zich voor een leeuw verschuilt in het hol van een mammoet, waar de duis ternis slechts gevaren verbergt. Na den strijd met de wreede natuur bracht het zach te, met gras begroeide wagenspoor hem meer dan een lichamelijk gevoel van verlichting. Hij was niet alleen gemaakt om zijn vlucht te vergemakkelijken, maar het was daar gegroefd door mensdien, voor menschelijke doeleinden, om te voorzien in menschelijke behoeften. Het was het resultaat van menschelijk vernuft, het leid de naar een menschelijk doel. Het kon wel zijn, dat het hem zelfs in aanraking bracht met menschelijk medege voel. Bij die gedachte besefte hij, dat hij honger had en vermoeid was. Tot op dat oogenbiik was hij zoo weinig van zijn lichaam bewust geweest als een geest is op zijn weg tusschen twee werelden. Het had pijn gedaan, gezweet en gebloed, maar hij had het niet op gemerkt. Een electrisëhe stroom kon niet meer onver moeid hebben geschenen of ijzer meer ongevoelig. Doch nu, nu dë groote inspanning wat was verminderd, over meesterde hem de gewaarwording, dat hij uitgeput en hongerig was. Zijn spoed verminderde, zijn schouders zakten, zijn adem, die het zoo lang had uitgehoudën, werd korter. Voor het eerst was hij benieuwd te weten, hoe lang zijn krachten het wel zouden uithouden. Op dat oogenbiik ontdekte hij noordwaarts een pad dat afweek van den boschweg en naar beneden liep over den rand van het plateau, waarop hij zich een paar mijlen ver op dezelfdë hoogte had uitgestrekt. Het was opnieuw een toeken, dat het naar de een of andere woning leidde. Een half uur geleden zou hij hebben gemeend, dat dit een waarschuwing was om weer het bosch in te snellen, maar een half uur geleden had hij geen honger gehad. Hij beredeneerde niet bij zichzelf, dat hij het zou wagen iemamds deur binnen te gaan en om brood te vragen. Voor zóóver hij wist, zou hij zich nooit weer aan iemands deur wagen, maar toch bleef hij voortloopen, steeds dalende, steeds dichter het meer me**"* COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 9