DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Wilde Olijf.
No. 101
Honderd en zeventiende jaargang.
1911*
ZATEiRDAG
1 MEI]
FEUILLETON.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 nrnnden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone Advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Qroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven «franco aan de N. V. Boek- en Handelsdhiltelj
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
XTit
door
O. VAN HULZEN.
(Nadruk verboden).
Is d'r wat? vroegen ze op de galerij.
Wel nee, wat zal d'er nou wezen, snerpte Renners
onwillig terug.
Meteen school hij zich dichter ondier de dekens, de
anderen zijn stramme rug toewendend, om al verdere
belangstelling af te snijden.
Stil zijn, jongens, berispte de directrice, geen ge
praat onder ligtijd!
De vinger op baar mond houdlend, ermee te verstaan
gevend dat ze geen woord terugverwachtte, óók niet
van Renners, verliet ze op haar teenen tippend de lig-
hal.
Niemand verroerde zich noch keerde zelfs 't hoofd
om; de gansehe rij t-b-c-patiênten lag stil in de koeste
ring van het goudene zonneweer, dat alles en alles zoo
zoo stralend oversdheen. Ze dommelden al in, soesdlen
loom en dachten aan niets. Waarom zich ook met ge
dachten te kwellen als je hier zoo fijn ligt en geneest
op de koop toe?
Renners had ook zijn oogcn gesloten, om te doen als
of hij sliep, maar zelfs met geloken blikken leefde alles
voor hem fel en wreed. Van schrik versteef hij al, toen
hij daar in de bestuurskamer moest vernemen, dat zijn
weldoenster, de oude freule, die hem naar Davos zond,
onverwachts was overleden en dat hij nu wel terug zou
moeten. En deze stijfte in de leden door de schrik
verliet hem niet't verergerde nog door zijn strakke
staren, hoewel zijn oogen dicht waren. Zóó heerlijk-
rustig was hier 't leven.je beterde zonder haast te
merken dat je ziek neerlag.je had niets te dëen dan
enkel je te koesteren in dat fijne, zonnige weer, in de
ijle lucht dier bergen, en dat alles Zou ineenns gedaan
wezen, als straks 't bericht kwam, dat hij terug moest...
half genezen.
Zijn starre oogen openden zich onwillekeurig in een
nieuwe schrik en staarden blind voor zich uit, de ijle
diepte in de zonnelucht, puur goud en blauw. Maar
dlaar zag hij niets van, straf keek hij tegen het licht in,
onverschillig voor alles. Gelijk besefte hij weer, dat
wèl zijn lichaam, zijn oogen strak en gevoelloos waren,
doch niet zijn geest. Integendeel, in hem raasde en
ziedde 't, hij lag enkel zoo onbewogen heen en zweeg
omdat hij zich bed'wingen wilde. Niet verdragen zou
hij kunnen 't gekwek en 't valsch gelamenteer van de
anderenzijn groot verlangen om hier te blijven deed
hem zóó zijn.
Langzaam-aan verdoft, versuft in het moeizaam
inzen, terwijl de koesterende warmte van de zon om
em broeide, was Renners nu toch in slaap gedommeld,
waarin niets hem meer beroerde dan de loome druk, die
de gekwelde hersens nog ongeweten op hem bleven uit
oefenen.
Een zware klem, een benauwenis voelde hij op zich
Geslachtsuitgangen worden door mij in litterair
werk weggelaten.
Ee:
e
Roman naar het Engelsch.
I)
„Gij, een wilde olijfboom zijnde
PAULUS.
Eerste g e d e e e. Ford.
Op den vlakken boschweg gekomen, welks open dak
een lange rechte streep te zien gaf van den hemel, die
nog door de dralende schemering werd verlicht, bleef
de jongeling, barrevoets en zonder hoed of jas, een
oogenbiik staan, om na te denken. En rustende, luister
de hij, maar elk bepaald ging verloreen in 't spel van
den wind op den heuvelen en beneden in de dalen, door
de kloven en over rotsen in die eindelooze mijlen bosch.
Het was slechts een zomerwind, zacht en uit het zuiden
komend, maar zijn gesuis werd als door den eeuwigen
adem gedreven, terwijl het, als het in kracht toenam,
zich verhief als de zwellende tonen van 'n groot we
reldorgel. Door de pijnboomen en in het kreupelhout
fluisterde en kraakte en ritselde het met een afwisse
ling van effect, dat dé zittingen van den jongen stede
ling op eigenaardige wijze verbijsterde. Sommige
oogenblikken had hij het gevoel, alsof niet alleen dë
vier politie-agenten, aan wie hij was ontkomen, hem
op de hielen zaten, maar alsof ook huiveringwekkende
legers van aardmannetjes gereed stonden hem neer te
trappen.
Hij wachtte of hij in de verwarde boschgeluidien,
waarin zijn ongeoefend oor niets kon onderscheiden,
ook de schoten hoorde herhalen, waardoor eenige uren
geleden zijn bewakers htm protest hadden getoond,
doch niets vernemende, spoedde hij zich voort. Hij
woog het gevaar van zich in het open veld te wagen te
gen het voordeel, dat daaraan verbonden was om spoe
diger vooruit te komen en dit laatste deed hem daar
toe overgaan. Tot dusver had hij volgens een systeem,
geëigend voor dit geval en geheel zijn eigen vinding
alles wat op een weg of pad geleek vermeden om met
het niet nalaten van sporen zijn voordeel te doen, want
hierin lag voor hem dé aangewezen beschermingdoch
nu oordeelde hij 't moment om een grooten afstand te
brengen tusschen zich en zijn vervolgers. Hoe dichtbij
of hoe ver die achter hem waren, kon hij niet gissen.
Als hij terrein gewonnen had, dan hadden zij dat ook
rusten, en daarvan moest hij zich ontdoen, om er niet
onder te stikken. En 't andere het preciese weten wat
hem dreigde, was hem ontvallen, doch de kwelling
werd er niet mindër omzwaar sloeg hij met zijn ar
men. Verzetten, verweren moest hij zich, ze wilden hem
wurgen, schoppen, belagen deden ze hem van alle kan
ten, de nijpende vingers klemden zich al om zijn strot...
Als u maar even naar den dokter wiii gaan?
Hé, wat.de dokter.1
Verschrikt schokte hij overeind, ten deele nog in zijn
waanvoorstelling, half wakker, slaande met zijn lange
armen om het spook af te weren, zich zelf te bescher
men tegen dat dreigende.
Ontsteld opende hij wijd zijn oogen, bespeurde dat
hij niet droomde, dat de werkelijkheid voor hem stond,
en hem beet had.
- Ja.ga nou maar.I
't Was de directrice, die op de liggalerij teruggekeerd
hem de woorden toef luisterde. Naar den dokter moe&t-
ie, zijn vonnis vernemen I
Zijn verschrikte oogen peilden die van haar, om te
weten.Hij zag in fluweelige, vochte oogenglans en
die weerspiegelde welwillendheid, deernis met hem, dë
boerenjongen, dë steggel die onder zijn onvreê verborg
zijn smachtend verlangen. Zijn hancl wilde hij immers
wel laten afkappen als hij hier mocht blijven.
Kom, herhaalde de directrice met zachten drang,
ga er maar even heen.'t is toch beter als je het tij
dig weet I
Nog verroerde hij zich niet, bleef ijzig en strak voor
zich uitstaren en uitte geen woord. En toch wist hij,
dat hij toegeven moest, dat weerstribbelen niet helpen
kon, waarom deed hij dit dan niet.Voor zijn zoo
strakke en toch weer verwezen blikken herzag hij 't
oogenbiik, dat hij hier, in Davos, was gekomen, verle
gen, onhandig, zich bijna niet vermogend te redden,
doch met een glunderheid om de kaken die hem tegen
alle tegenvallers pantserde; de vreugde droeg hij toen
in 't hart, omdat hij 't gedaan had weten te krijgen dat
ze geld voor hem inzamelden, om naar de bergen te
worden uitgezonden. Ook herzag hij het afscheid in 't
dorp, hoe de lui daar stonden, hem uitgeleide deden,
dat zijn oude moeder hem kuste, spoedige terugkomst
toewenschte, wat hem zoozeer had aangedaan, hal!
vreezend dat hij met zijn zieke longen wel eens niet te
rug zou keeren uit dat vreemde land, daar dood gaan
en er begraven worden. En nu zou hij toch zijn oude
moeder terugzien, al heel gauw zelfs.
Als een lichtendë straal viel dit klaar in zijn donkere
denken, zijn weerzin slonk; er lokte hem wat hij eerst
niet kende.zijn kilheid ontdooide, hij voelde zichzelf
bewogen wordën.
't Oude dorp, zijn zorgzame moedër, daar haakte hij
naar, hing hij nog aan. 't Woog op, hoewel niet geheel
tegen het gedwongen gaan van hier. Toch, kwam hij
hier kloek, als 't slimme boertje; armelijk werd hij ver
jaagd, dat zat hem dwars; er gingen vreemde dingen
in hem om.
Nog eens, nu dringender, vermaande de directrice
dat hij zou gaan.
Begrijpend nu, dat hij niets meer tegenhouden kon,
zei hij schor:
■ren waren, terwijl
ij had zijn hoop ge-
gedaan, daar zij in de bergen
hij in steden was opgegroeid,
vestigd op de mogelijkheid, dat hij in deze wildernis
uit hun gezichtskring verdwijnen zon,, zooals 't stofje
verdwijnt in de lucht hoewel hij toch ook eenigszins
op de kans bouwde, dat zij, in overeenstemming met de
gevoeiens ten zijnen gunste, die onder de meer eenvou
dige bevolking van dé streek heerschte, zijn ontsnap
ping oogluikend hadden toegelaten. De gedachten dre
ven hem, wel verre van een valsch vertrouwen bij hem
te doen ontstaan, tot meer spoed aan.
En toch zelfs al vluchtend was het hem alsof hij iets
prijsgaf misschien iets prijs-gaf wat een zweem van
berouw bij hem deed opkomen in deze oogenblikken
van wanhopige opwinding. Zonder den tijd gehad te
hebben te berekenen wat zijn handelwijze hem kostte
en wat de gevolgen er van waren, voelde hij, dat hij
den strijd opgaf. Hij of zijn pleitbezorger voor hem
had 't terrein betwist met 't groote vernuft, eigen aan
den Amerikaanschen rechtsgeleerde. Men had hem ge
zegd, dat hoewel zijn schuld dien morgen schijnbaar
afdoend was bewezen, er nog altijd uitwegen waren,
waarvan de verdediging zich kon bedienen. In den tijid
van een paar uren had het lot hem de keus gegeven
tusschen twee wegen, die hem van beide veel succes be
loofden. De een was lang en Vervelend en kon ten
laatste uitloopen op zijn rechtvaardiging; de ander
kort en spoedig af te loopen, maar daarmee laadde hij
de erkentenis van schuld op zich. Hij had den laatste
gekozen instinctmatig en in de eerste opwellingen
terwijl hij bij rustig nadenken tot hetzelfde mocht heb
ben besloten als hij nu in haast had gedaan, zoo wist
hij nu reeds, dat hij de wegen en middelen om zijn
onschuld te bewijzen, achter zich liet. Die erkentenis
kwam niet als het resultaat van een gedachtengang,
maar als een berouwvolle, vage gewaarwording.
Hij was dadelijk het afwisselend terrein ingesneld,
dat eerder heuvel- dan bergachtig is, maar van de
oevers van 't meer Champlain af steeds sterker gaat
hellen, naarmate dit meer dieper het land ingaat, tot
dat eindelijk de hooge kammen der Adirondacks ziéh
verheffen. Terwijl hij zich hier in de bosschen ver
school sloop hij om ae ruw gebouwde hoeven heen,
waarvan de lichten, die juist onstoken werden, hem
waarschuwden op een afstand te blijven. Als hij ge
noodzaakt was een van de onvruchtbare velden over te
steken, dan kroop hij over den grond en maakte zich
onzichtzaar tusschen de groote rotssteenen. Af en toe
gaf een stuk land met hoog opgroeiend gepluimd Indi-
aansch koren, vermengd met kruipende pompoenplan-
ten, hem bedekking, totdat hij het beschuttende groote
Als 't mot, dan mot 't maar, in 's hemels naam...
hoe eer hoe liever dan
Norsch zijn gezicht, richtte hij zich van de stoel op,
trok wrevelig zijn kleeren wat recht en ging zwijgend
de directrice voorbij, de gang in, om zich te onderwer
pen ami het geneeskundig onderzoek, dat beslissend
voor zijn terugkeer zou zijn; gehard voelde hij zich
nu.
Dat er nog eens kans voor hem bestond, daaraan
dacht hij zelfs niet meer; de.deemisoogen van de di
rectrice hadden hem dit al gezegd.
De dokter wachtte hem al. Hij ontving hem met het
joviale gebaar, het minzame woord, dat ieder patiënt,
ook dë ongelukkigste, prettig aandoet en vertrouwen in
boezemt. En déze patient, dit zelen zijn trekken duide
lijk, zag er al heel flink- uit.
Renners besefte dit ook dadelijk; 't verblijdde hem
en stelde ook teleur.
Ja, ontkleed je maar, sprak de arts goedig, we
zullen eens onderzoeken hoe het er met je voor staat.
ik denk wel, dat je weg kunt!
Renners gezicht trok zich al bedenkelijk. Ja, hij be
greep, doch hij zweeg maar; hij had toch geen ant
woord erop. Gelaten ontdeed hij zich van jas, van
vest, ze netjes aan dë haken hangend, dén zich wat
haastend, ontkleedde hij zich sneller, het bovenlijf ge
heel naakt.
De arts nam hem nu bij de schouders, keerde hem
naar zich toe, in 't volle licht. Met een enkele aiover-
ziende blik monsterde hij de breede borst en mompelde
wat voor zichzelf weg. Verwonderlijk zoo snel die Hol
landers genezen in de hooge lucht! Er is veel tubercu
lose in dat vochtig land en ze hebben er gauw koorts
bij, maar als we ze tijdig hier krijgen, is 't een lust om
te zien hoeveel ze in gewicht winnen; ze groeien als
kool,-geen ander volk heeft dit zoo sterk!
Inmiddels liet hij Renners qpademen, overschouwde
nog eens de geheele tors of die nergens inzonk, door-
vluchtigde de aaüteekeningen van de vorige keer, nam
dan de stetoscoop om zijn eigenlijk onderzoek te begin
nen.
Opgeletzei hijen hij gaf zijn korte aanwijzin
gen, voor de patiënt om op te volgen, die Renners ook
al van buiten kende.
Ademhalen, van tien tot twintig tellen, nog eens diep
ademhalen, maar dan geruischloos, weer gewoon ade
men. Renners had dit al zoo vaak ondergaan, elke
maand soms twee keer, dat een korte wenk voldoende
voor hem werd en hij zelf al ongeveer wist wat het be-
teekende als de dokter nog eens de hoorn aanlei, inge
spannen luisterde of met het hamertje de verschillende
plekken beklopte. Hij lette al mee op of 't ergens doffer
of holler klonk, of 't raspelde en hortte. Heel zorg
zaam, merkte hij zelf op, onderzocht hem nu wel de
dokter, t was ook voor 't laatst; vele malen twijfelde
hij zelfs, noteerde dan weer. Wat de uitkomst zou we
zen?
't Wagen om te vragen.'t Leek hem wel wat ast
rant, dokters hebben dat niet graag! Toch.even aar
zelde hij, zocht naar de geschikte woorden, dan over
won hij zijn angstvalligheid, vroeg kortaf:
Nou dokterzou 't kunnen.
De dokter gaf geen dadèlijk antwoord, leek in zijn
Appalachian-oerwoud bereikte, dat, nadat 't de Cum-
berlands, de Alleghanies, dë Catskills en de Adi
rondacks is overgeklommen, hier neerdaalt in lange rij
en van esscben en eschdooms, jenever- en pijnboomen
naar de laaglanden van het Noorden.
Voor zoover hij tot nu toe in staat was geweest een
plan tot vluchten te vormen, bestond het daarin, dat hij
zijn veiligheid zocht tusschen dë heuvelen. Het oogen-
blikkelijke gevaar direef hem naar het open veld en het
meer, maar hij hoopte spoedig op zijn schreden te kun
nen terugkeeren om zijn weg terug te vinden naar de
houthakkerskampen, die zoo vriendelijk gelegenheid
boden van slaapkooi tot slaapkooi te sluipen en daar
door alle vervolging verijdelden.
Hij richtte zijn koers naar de piek van Gragtop, die
donker tegen den koraal-rood getinten gloed dër on
dergaande zon afstak, zooals 'n zeeman zich laat lei
den door 'n ster. Er was nog meer, dat hem de over
tuiging schonk, dat hij niet op 'n dwaalweg was of in
een cirkel rondliep, want wanneer hij op een punt kwam
vanwaar hij een vergezicht had en het waagde achter
om te kijken, zag hij den kegel van Windy Montain of
dien koepel van den Pilot recht achter zich. Daar be
vonden zich de natuurlijke schuilplaatsen van dien
losch, den beer en van den vogelvrij verklaarde zooals
hij zelf was en terwijl hij verder daarvan wegvluchtte,
gebeurde dat met hetzelfde waanzinnig instinct om
terug te keeren, dat het opgejaagd hert moet hebben ten
opzichte van het bed van varens, waarvan het is ver
dreven. Voor 't oogenbiik echter gebood de noodzake
lijkheid hem verder te gaan verder, waarheen ook
en hoe ook, zoo lang tot hij ver genoeg verwijderd' was
van de plaats waar gemaskerde mannen de handboeien
van zijn polsen hadden losgemaakt en in 't wild afge
vuurde schoten achter hem hadden geknald'. Zijn weg
leidde hem. dëor meertjes, die hij doorzwom en stroo-
men, welke hij doorwaadde. Over de lage heuvelen
klauterdë hij door zulk dicht hakhout, dat zelfs de
slang of het eekhorentje het vermeden en een gemakke
lijker weg zou gekozen hébben. Af en toe, als hij zich
sleepte naar dë meer onvruchtbare hoogten, gleed de
losse grond weg onder zijn voeten in miniatuur aard
stortingen van steen en zand, waarover hij heen kroop,
terwijl hij zich vastklemde aan bosjes gras of aan jon
ge scheuten met ondiepe wortels, om eindelijk met han
den vol schrammen en bloedëndë voeten op te staan.
Daarnaweer voortzoo snel als de haas loopt en
de kraai vliegt, zonder af te wijken voort met het
eenig doel om tijd te winnen en afstand af te leggen
Hij behoorde niet in de bergen thuis. Ofschoon de
twee jaren, die hij daarin had dtoorgebracht, hem hun
zijn
er-
pas
ant-
aanteekeningen verzonken, zei vervolgens alsof hij
niet had verstaan
Je kunt je wel aankleeden
Renners nam zijn flanel, herhaalde meteen
vraag.
De dokter fronste nu zijn zware wenkbrauwen,
mee te kennen gevend, dat zoo'n vraag niet te
kwam en dat hij hem onbescheiden vond; dan
woordde hij ontwijkend:
Ja, weg kunnen, dèt zal wel gaan
Doch Renners, nu alle vreesachtigheid terzij latend,
vroeg rechtuit:
Heelemaal in orde is 't nog niet, wel dokter.
Dat mag geen naam hebben, hoor!
Hier zit het dokter, deed Renners nu gedurfd. Hij
drukte zijn vinger de plek waar hij wist dat dc dokter
het scherpst luisterde onder het kloppen.
Hum.ja, dat zal je wel aldoor houden.kun
je oud mee_ worden.van geen beteekenisl Kleed je
maar aan, 't is in orde!
De dokter had zijn- staat nu ingevuld en richtte zich
op. Renners' grauw-grijze oogen vroegen om een klaar
antwoord, terwijl zijn strakke lippen zich al openden.
Een oogenbiik stonden ze zoo, als in twijfel, de een
of hij zou vragen, dë ander wat hij zou zeggen als die
Renners aandrong. Gelijk had de arts zijn besluit ge
nomen, hij zou er geen doekjes omwinden en 't hem
ronduit zeggen. De tijd dat men tuberculeuzen vertelde
dat ze zoogoed als niets mankeerden, was voorbij. Beter
de heele waarheid dan de zwakke zijde te verbloemen
naar zijn mjeening moest je het eerder nog erger ma
ken, dan leefden de patiënten ernaar en bleven ze zich
hoeden.
Hoor'es, zei hij weifelend, terwijl hij, in bezin
ning naar de juiste woorden, met de vlakke hand over
het gefronste voorhoofd streek, nu moet je goed luiste
ren. Voor mij bestaan er niet veel bezwaren, dat je
naar je land teruggaat.'t is verbazend dat bijna
alle haarden zijn „ausgeheilt", en als je je nu in acht
neemt en naar de voorschriften leeft, nou dan zal 't
wel gaan.
Zoo, zoo, zou u denken, dëkter? vroeg hakkelend
nu Renners, zijn oogen vorschten naar de beteekenis die
hij aan deze verklaring zou mogen hechten.
Zeker, zeker.er zijn er die zich met heel wat
minder moeten behelpen; maar wat ik toch zeggen
wilvolledig genezen ben je natuurlijk niet.hoe
zou dat ook kunnen in die enkele maanden, daar moet
je dus wel rekening mee houden
Renners' gezicht betrok. Wat moest hij daar nu van
dénken Met zielige oogen staarde hij voor zich uit,
mompelde een paar onverstaanbare woorden.
De arts verklaarde nu verder, heel geruststellend
soms, dan weer waarschuwend, hij moest zich nog al
tijd als zieke beschouwen, voorzichtig leven.
Ja, ja, stamelde Renners, als dat maar altied kar
ik mot in Holland natuurlijk weer aan den slag e
dan heb je 't maar niet voor 't zeggen
Enfin, dit moest je maar zien te vinden, meende
nu de arts, ik kan er ook niets verder aan doen.
Renners zweeg. Zijn grijze oogen staarden verwezen
naar buiten, waar de felle zon goudend scheen over de
puur witte velden. O, dat hij hier niet blijven mocht
bekoring hadden doen erkennen, zoo was dit toch
slechts als een man een grillige vrouw leert liefhebben,
wier afwisselende gemoedsstemmingen van woestheid
en zachtheid hem als onder een ban houden, waarvoor
hij half bevreesd is. Meer dan iemand vermoedde of hij
zelf zou hebben kunnen verklaren, was zijn roekeloos
leven geweest een verzet van zijn door menschen geleid
en beschaafd instinct tegen de overheersching van deze
verhevene aardkracht, waarvoor hij van niet meer
waarde was dan een vallend blad1 of een zich oplos
send wolkje. Zelfs nu, terwijl hij de bescherming van
't bosch zocht, had hij daarbij met het gevoel van ver
lichting, waarmee de zoon terugkeert tot zijn moeder,
maar hij deed dit als iemand, die zich voor een leeuw
verschuilt in het hol van een mammoet, waar de duis
ternis slechts gevaren verbergt.
Na den strijd met de wreede natuur bracht het zach
te, met gras begroeide wagenspoor hem meer dan een
lichamelijk gevoel van verlichting. Hij was niet alleen
gemaakt om zijn vlucht te vergemakkelijken, maar het
was daar gegroefd door mensdien, voor menschelijke
doeleinden, om te voorzien in menschelijke behoeften.
Het was het resultaat van menschelijk vernuft, het leid
de naar een menschelijk doel. Het kon wel zijn, dat het
hem zelfs in aanraking bracht met menschelijk medege
voel. Bij die gedachte besefte hij, dat hij honger had
en vermoeid was. Tot op dat oogenbiik was hij zoo
weinig van zijn lichaam bewust geweest als een geest
is op zijn weg tusschen twee werelden. Het had pijn
gedaan, gezweet en gebloed, maar hij had het niet op
gemerkt. Een electrisëhe stroom kon niet meer onver
moeid hebben geschenen of ijzer meer ongevoelig. Doch
nu, nu dë groote inspanning wat was verminderd, over
meesterde hem de gewaarwording, dat hij uitgeput en
hongerig was. Zijn spoed verminderde, zijn schouders
zakten, zijn adem, die het zoo lang had uitgehoudën,
werd korter. Voor het eerst was hij benieuwd te weten,
hoe lang zijn krachten het wel zouden uithouden.
Op dat oogenbiik ontdekte hij noordwaarts een pad
dat afweek van den boschweg en naar beneden liep
over den rand van het plateau, waarop hij zich een
paar mijlen ver op dezelfdë hoogte had uitgestrekt. Het
was opnieuw een toeken, dat het naar de een of andere
woning leidde. Een half uur geleden zou hij hebben
gemeend, dat dit een waarschuwing was om weer het
bosch in te snellen, maar een half uur geleden had hij
geen honger gehad. Hij beredeneerde niet bij zichzelf,
dat hij het zou wagen iemamds deur binnen te gaan en
om brood te vragen. Voor zóóver hij wist, zou hij zich
nooit weer aan iemands deur wagen, maar toch bleef
hij voortloopen, steeds dalende, steeds dichter het meer
me**"*
COURANT.