DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, De Wilde Olijf. REISBRIEVEN. 123 Honderd en zeventiende jaargang. 1915 ZATERDAG 29 MEI FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven, Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar I 0,30; franco door het gaheele Rijk f 1. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone Advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Qroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek= en Handelsdiiikterfj TeteSc©Mummer 3. v'h* COSTER ZOON, Voordam C 0. Naar Italië. fOI ai?.3 (Nadruk verboden). [Hoewel de schrijver dezer reisbrieven van Enge land naar Spanje en van daar naar Italië is gegaan, geven wij er de voorkeur aan de beschrijving der Spaansche reis tot later uit te stellen en daaraan zijn Italiaansche indrukken te laten voorafgaan.]. GENUA, 20 April 1915. Aan alles komt een eind. Ook aan het lieve leven in Barcelona. En zoo bevond ik me Zaterdagmorgen 10 uur weer aan het station in die stad. De trein die ons naar de 5 uur verder noordwaarts gelegen Fransche grens zou brengen, heette un tren de lujo „oen treen de loecho". Hij bestond uit 4 l.e klaswagens en een restauratiewagen en was de eenige dagverbinding mei Frankrijk, Waarin de „luxe" bestond, werd me eerst duidelijk toen we Barcelona een minuut of 10 achter ons hadden en ik, ofschoon in het bezit van een le klas billet vanwege de „luxe" nog 8 francs toeslag moest betalen. Betaald heb ik, maar „luxe" heb ik niet gehad. Wel een verschrikkelijk slechte lunh; het stoof erg in den trein, en onder het eten moest ik tel kens aan een spelletje denken, dat we als jongens in Harlingen deden. Een geopend knipmes werd in de lucht gegooid en nu bestond de handigheid hierin, dat men het zóó moest werpen dat bij het neerkomen de punt in den grond drong, en het mes dus rechtop bleef staan. Niet, dat ik dit ten aanschouwe der mede passagiers nog eens herhaalde, maar dat spelletje noemden we „zandhappen". En dat laatste woord wil de me gemakkelijker uit den mond, dan de spijzen er in. Het leek wel of ze zand als „paneermeel" gebruik ten.' Intusschen stoomde de „luxe" trein langzaam noordwaarts, de oostelijke uitloopers van de Pyrenën slokten de rails spoedig op en het treintje kronkende, iedere 10 of 12 minuten stilhoudend, weer de nieuwe steenige beekdalen door. In de dalen stonden de wijn stokken en amandelboomen reeds te bloeien en de ci troenen, ofschoon nog klein, hingen als gouden appels tusschen de donkergroene bladen. Na 5 uur boemelen bereikten we het laatste Spaansche grensstation Port Bon, en na een tunnel die slechts een paar minuten lang was, stopten we in het op hoog steile rotsen vlak aan zee gebouwde Cerbère. We waren weer in Fran krijk; in Spanje zonneschijn en een warme wind, hier motregen en een halve orkaan. Na de visitatie, die zeer scherp was, dacht ik verder te kunnen gaan en infor meerde met de andere reizigers naar den eersten trein die zou vertrekken. Ja, die ging om 5 uur. Daar ik geen trek had, twee lange uren in het vuile station te zitten, trok ik mijn regenjas maar aan en ging den steden rotsweg op die naar het dorp voerde. Het weer was zeer slecht en de zee zag grauw met witte koppen. Het regende fijn, en de weinige uit grijze rotssteen gebouwde huizen met de kleine vensters, lie ten de druppels onophoudelijk langs hun grijze wan den loopen. Ik had spoedig mijn bekomst en toen ik een uurtje later weer aan het station kwam, lagen de andere passagiers alle op banken en stoelen te slapen. Eén hiervan ontwaakte en zei lachend: „de sneltrein rijdt sedert gisteren niet meer en. vóór vanavond 11 uur zijn we niet In Montpellier, want het lokaaltje doet uren over 104 kilometers. Ik vloekte het gan sdie gezelschap wakker (ze verstonden, me toch niet), Roman naar het EügelsGh. 13) o Over dit antwóord1 nadenkend zou Ford misschien niet den moed gehad hebben weer iets te zeggen als hij niet den blik van de vrouw van den Engelschman had opgevangen, toen zij zich vooroverboog en over de wor telhouten pijp van haar man naar hem gluurde. Er was iets in haar schitterenden blik een uitnoodiging of een aansporing dat hem bewoog voort te gaan. „Men heeft mij verteld, dat 't het land is met nieuwe bronnen van bestaan." De Engelschman bromde zonder op te kijken. „Ik heb er niet veel van gezien." „Mag ik u vragen of u er enkele gezien heeft?" „Niets geschikt voor een blanke." „Mijn man bedoelt, dat er niets geschikt is voor een gentleman. Ik hield van de plaats." Uit den stroeven glimlach van de vrouw en haar bitterzoeten toon, kreeg Ford eenig vermoeden van mannelijke onbeduidendheid en vrouwelijke minach ting, waarmee hij zich niet wenschte in te laten. Hij wist uit brokstukken van gesprekken, die hij in de rookkamer had afgeluisterd, dat zij te Mexico, Cali- fomië, Saskatchewan en in Zuid-Amerika hun geluk hadden beproefd. Uit het ongeduldig bewegen van haar voet, die van onder den reisdeken uitkwam, ter wijl haar geheele overige houding rust veinsde, ried hij haar vernedering zonder fortuin naar het land terug te keeren, dat zij had verlaten met den Angel-Saksi- schen wensch een baanbreekster te zijn aan de aide van een echtgenoot, die het was tegengeloopen. Óm over de pijnlijke situatie heen te komen, zij hij haastig: „Ik heb gehoord van een goede firma daar Ste phens en Jarrott. Weet u mogelijk iets van hen af?" maar het eind van 't liedje was, dat we om 5 uur in een door olie verlichten wagen stapten en een uurtje later door een droevig triest landschap vlak langs de lage Fransche kust reden. Onderweg namen we veel soldaten op, die met verlof waren geweest en hun schreiende familieleden stonden aan de open stop plaatsen net zoolang te wachten in dit hondenweer, totdat ze niets meer van den stommelenden trein za gen. De soldaten die met ons meegingen waren ook verre van vroolijk. In de slecht verlichte coupé van den stootenden wagen hoorde ik hen vertellen van kameraden die ze dood hadden zien schieten, van beestachtige tooneelen en onmenschelijke pijnen dit granaatscherven, als ze inslaan, veroorzaken. Om ons heen floot de wind over het lage moerasland en klet terde de regen bij vlagen tegen de denderende ruiten Het land hier is ver van fraai. De zee vormt hier, waar er veel riviertjes in uitkomen, „Haffen en neerungen", zooals in Oost-Pruisen, en de zandriffen zijn mei lang riet beplant. De dorpjes zijn zeer armoedig en liggen soms uren ver van elkaar. Ongetwijfeld maakte ook het weer die arme kerels niet prettiger, want er was er één die niet anders zei dan: „Ce ne sera pas agréable dans les tranchées", en die stelde zich zeker het weer zóó in de loopgraven voor. Enfin we leven ook in 1915! Om 9 uur kwamen we eindelijk in-Narbonne. Tijd om iets te gebruiken was er niet, want de trein voor Cette wachtte reeds, daar we over tijd waren. In Cette kwamen we om half elf en hier konden we gelukkig uit de oude wagens van dén Franschen Zuiderspoor weg overstappen in den sneltrein van Bordeaux naar Tarascon, die door de P. L. M. gereden wordt en veel beter materieel heeft. Na een half uurtje stapte ik uit in Montpellier terwijl mijn medereizigers dóórgingen naar Tarascone, waar ze den trein van Marseille naar Parijs konden inrijgen, in welke laatste stad ze den vol genden middag om 4 uur hoopten aan te komen. Ik wenschte hen goede reis en zocht spoedig in het hotel m'n bed op, waar ik in een diepen slaap viel. 's Zon dagsmorgens 10.43 zou ik weer verder gaan en moest er dus om 7 uur al weer uit, daar de man, dien ik spreken moest, een half uurtje wandelen buiten Mont pellier woonde. Van het stadje zelf heb ik niet veel gezien, de weg was zoo stoffig, dat m'n schoenen spoedig wit zagen. Hij voerde echter door een mooi landschap met pas uitgebotte populieren en donker groene cypressen, en ik had dien morgen vóór den treinrit naar Marseilles een mooie wandeling. Mont pellier is, zooals we door een soldaat met wien ik terug wandelde, werd verteld, door de Romeinen gesticht en Monsieur l'Hollandais moest vooral eens de ruïnes van de waterleiding gaan zien. Maar Mr. l'Hollan dais had geen tijd en na een hartelijk afscheid van den dikken soldaat uit Limoques stapte hij om 10.43 weer in den trein. Het ging nu door een bijna vlak, zeer zwak golvend landschap, voor zoover het oog reikte, begroeid met wijnranken, amandelboomen en olijven, waartusschen de witte hoeven, omgeven door de slanke cypressen vroolijk uitstaken, langs Nimes en Beaucaire zeer oude steden met overblijfselen uit den machtigen Rorneinschen tijd. Bij Beaucaire gingen we over een lange brug over breedte Rhöne, die hier vrij wat trager vloeit dan in z'n bovenloop waar ik hem ïn zijn smal dal bij St. Maurice tuimelend naar beneden heb zien schuimen, De brug over kwamen we in Tarascon, dat aan dén grooten weg Paris I.yon Marseille ligt, en waar ik op den „rapide" Parijs—'Marseille moest wachten. Het perron was boordevol met soldaten. Honder dien gewonden waren met den een uur geleden gepas- „Wol", bromde de Engelschman weer. „Wol en tar we. Lompe vlegels." „Zij zijn vreeselijk inpertinemt tegen mijn man ge weest," zei de vrouw met een zekeren koortsachtigen ijver om aan het woord te komen. „Zij vroegen hem werkelijk of er iets was wat hij kon doen. Verbeeld ui" „O, ik weet, dat menschen van dat slag iemand een menigte overbodige vragen doen," zei Fordi. Doch de dame praatte maar door. „Wat dat betreft, vragen worden er in Argentinië minder gedaan dan ergens anders in de wereld. Dat is een van de vaste aardigheden van de plaats, zoowel in Buenos Ayres als buiten in het kamp. De oude Spaan sche families zijn natuurlijk heel goed, maar wat de vreemdelingen aangaat, men kan van hen niets te we ten komen. Dat is een van de redenen waarom de plaats ons niet aanstond. Wij wenschten dat de men schen zouden weten wie we waren voordat wij daar kwamenmaar die taak van kennis wordt daar niet be oefend." „Er zijn in Argentinië meer poenen, die een ande ren naam dragen dan hun eigen", zei de man eindelijk tot spreken gebracht, „dan in de heele rest van de we reld. 'k Hoorde een verhaal in de Jockey-Club een troep ophakkerige inboorlingen in de Jockey-Club van een Iersch kereltje, die valsch speelde. Drie andere ezels schopten hem er uit. De vent keerde zich bij de deur om en nam zijn portie wraak." „Zeg jongens, weet je waarom zij mij hier Mickey Flanagan noemen? Omdat het mijn eigen naam is. De kerel had ze prachtig te pakken." Ford vermande zich en lachte, maar opstaande maakte hij excuses, dat hij weg moest. „O, er zijn ook een massa knappe menschen onder", merkte de dame op voordat hij tijd had om weg te ko men. „Werkelijk, dat is een van de moeilijkheden in dat land voor menschen als wij. Er zijn te veel flinke lui, die iets zoeken. Mijn man slaat den spijker op den kop als hij zegt, dat er geen kans is voor zoo'n armen Ier, tenzij hij gezond verstand heeft, en voor ons was dat buiten kwestie." seerdc expresse uit het noorden aangekomen en lagen nu geduldig op hunne aansluitingstreinen te wachten. Het aanschouwen van al die jongen gewonde kerels zal ik niet vergeten. Bij sommigen waren de beenen halverwege de deijen afgeschoten en ze lagen als hul- pelooze levende vleeschlichamen in een rij naast elkaar op den grond. Hun oogen staarden zonder doel en hun hoofden hingen dood vermoeid door de lange treinreis met ongeschoren gelaat voorover op de vuil- blauwe soldatenjas. Een der verplegers vertelde me, dat deze acht menschen deel uitmaakten van 16 die door één zware kanonskogel bij Neuve Chapelle stuk gesplinterd waren. 8 waren er direct dood, en de rest lag hier nu vóór me op 't perron. Dan waren er nog met één been, één arm, halve beenen, halve armen, hoofden zwaar in 't verband met bloedvlekken, te treu rig om aan te zien. Aan den anderen kant, stond een bataljon Soedan negers, lange sterke zwarten in hun roode wijde broeken der zouaven en hun Mohamedaan- sche fez. Ze kwamen versch uit Algiers met de mail boot en werden in den posttrein met de mailzakken naar het Noorden vervoerd. De mailzakken zijn geluk kiger dan de soldaten. De eerste kunnen niet denken, maar die negers dachten wel degelijk, toen ze daar als een vóórproefje die ongelukkigen aan den overkant zagen liggen. De verpleegsters hadden druk werk, vooral toen om 1 uur de lange sneltrein uit Parijs wit bestoven dreunend onder de glazen overkapping bin- nenreeden een gedeelte der gewonde soldaten er wer den ingeladen. Een kwartiertje later ging het verder en volgden we de Rhone door de vruchtbare in zonne schijn stralende vlakte van dien naam. Tot Ar les ging het vlak langs de statige breede rivier die het land in staat stelt mijlen ver in den omtrek de beroemde Fran sche olijfolie voort te brengen. Bij Aries, een zeer oude stad uit den Rorneinschen tijd, buigen we naar het oosten om, en laten we de rivier rechts liggen. Het gaat nu zeer snel door het vlakke land van de Rhönedelta, dat evenals onze Rijndelta om z'n vrucht baarheid reeds de aandacht der Romeinen had getrok ken en ook als wingewest aan Rome was toegevoegd. Zeer veel overblijfselen zijn in deze streken nog zicht baar en nu en dan schoten langs den razend snellen trein brokken van viaducten en andere werken voorbij. Een 50 kilometer, ging het zoo door dit vlakke land, en toen begonnen bij Cons tan tine de bergen weer langs den trein te komen. Reeds in het Departement van de Bouches du Rhone dalen de uitloopers der Zee- Alpen tot aan de kust af en de hier gevormde inham men zijn schilderachtige meren met hooge bergoevers. We begonnen reeds de nabijheid van een groote Zee haven waar te nemen door de zeer lange slierten goe derentreinen die ons onophoudelijk voorbijreden, en toen we 's middags drie uur uit den tunnel kwamen die ons onder de bergketen der Estaque door den weg vergemakkelijkte, lag beneden ons in schitterenden zonneschijn om de golf van haar naam, de grootste haven van Frankrijk, op 't oogenblik een zeer belang rijk maritiem en strategisch punt, Marseille. Een kwartiertje later stapten we aan het station ge komen, uit, en nam ik dien middag de gelegenheid te baat, de stad eens te bekijken. Nu, in den oorlog, lan den hier de Engelsche en Fransdie koloniale troepen, en kon je naast de schilderachtige uniformen der Britsch-lndische Sikhs en Gurkhas de lange zwarte soldaten uit de Fransche-Koloniën van Centraal en Noordwest-Afrika zien wandelen. Marseille is evenals de meeste steden aan de Middel- landsche Zee op heuvels gebouwd. De straten zijn er zeer breed en hebben mooie boombeplantingen, maar 't loopen is er voor iemand die altijd aan bijna water- pasliggende straten gewend is, zeer vermoeiend. Ik Ford sprak niet weer met hen, maar hij dacht over hun woorden na en na verloop van vier en twintig uur was er voor hem een nieuw licht opgegaan. „Al wat mij te doen staat is: mijn gezond verstand te gebrui ken". Die woorden schenen hem den leiddraad voor zijn leven in de hand te geven. Het was het antwoord op de vraag: W„ta moet ik daar doen?" die zich tel kens aan hem opdrong als hij er over dacht om in een of ander land een schuilplaats te zoeken. Het was als een openbaring dat hij het zelf in de macht had, om zooveel van een land te maken als hij kon en het land van hem. Hij zou moeilijk hebben kunnen verklaren, hoe zijn besluit om in Argentinië zijn geluk te beproeven tot rijpheid was gekomen. Voor dat hij wist of hij al dan niet ongehinderd in Liverpool aan land zou komen, ontstond er een soort van stilstand in zijn gespannen denken, maar, eenmaal in den trein naar Londen, kwam hem een volledig plan voor den geest. Het land waar weinig werd nagevraagd en het op het verleden niet aankwam, was de aangewezen plaats voor hem. Binnen den tijd van veertien dagen was hij een tweede klasse passagier aan boord van de Koninklijke Mail Stoom Packet „Parana", met bestemming naar Buenos Ayres. Aldus werd het denkbeeld, dat het meisje in de Adirondack-hut had geopperd, bijna onverwacht voor hem zelf, verwezenlijk. Haar gesternte moest, zooals hij begon te gelooven, zijn lot regelen. Hij dacht af en toe aan haar, maar altijd met hetzelf de eigenaardige gevoel, waarmee men aan iets ver ver wijderds denkt, aan iets onwerkelijks, als aan een ge daante, gezien in een droom. Als hij geen tastbare be wijzen van haar werkelijk bestaan had bezeten, dan zou zij hem als de heldin van een tooneelstuk hebben geschenen. Hij zou zich van ontrouw beschuldigd hebben, als de hevige spanning, waarin hij van minuut tot minuut verkeerde, geen excuus voor hem ware ge weest. De tijd zou komen, dat de drang van het oogen blik minder groot zou zijn en hij weer het gevoel zou terugkrijgen waarmede hij haar had verlaten. Mis schien als zij zijn „type van meisje" ware geweest, zou dwaalde dan ook spoedig naar de haven af, waar groote stoombooten ondanks den rustdag druk bezig waren, goederen te laden of te lossen, en kwam zoo ook aan dat gedeelte, ia Joilliette, waar Multatuli ons heen voert, als hij z'n beroemde zeeziekte geschiedenis vertelt. Jammer genoeg begon het toen te regenen, en zocht ik een schuilplaats in één der vele restaurants. Toen ik gegeten had was het 8 uur en raakte ik ver dwaald in het Chatelet theater, waar ik dien avond Madame Sans Gêne zag spelen. Het publiek bleek hier veel meer mee te leven dan in Holland, en aan het einde toen die Marseillaise ge speeld! werd, brulde de heele zaak ook mee, dat de mu ren ervan trilden. Daar ik tengevolge van den spoor- reis tamelijk vermoeid was, lag ik dien avond als een braaf mensch om 12 uur al op bed en ging den vol genden morgen 10 uur met de Riviera Express uit Pa rijs verder. De invloed van den oorlog is natuurlijk ook vooral in het toeristen verkeer zeer merkbaar. De conducteur vertelde me, dat er in dezen trein, die mt z'n 15 lange geriefelijk ingerichte wagens ruimte biec voor 121500 menschen, nu dagelijks geen 100 met gaan, terwijl in gewone tijden in het seizoen, dat nu in volle glorie heerscht er ruimte te kort is. Maar alle hotels van de fijnste en grootste tot de eenvoudigste en kleinste zijn nu in Nizza en Monte-Carlo en Mentone en al de andere beroemde plaatsen ingericht als hospi talen, en daar komt nu ruimte te kort voor de stakkers die met versplinterde lichamen van het gevechtsterrein komen. Van Marseille ging het nu een kilometer of 20 van de kust af naar Toulon en het bergachtige terrein ver hinderde ons de zee te zien. E>e uitloopers van de Al pen zijn hier reeds tamelijk hoog, en de bergketens de l'Etoile, de Saint Cyr en Sainte Baume zien reeds hoog en dreigend op ons neer. Ik deelde m'n coupé met een amandel- en olijvenplanter, die tot Cannes meereisde, en steen en been klaagde, dat dit jaar de oogst zoo goed wordt maar alles van verleden jaar nog onverkocht ligt, daar de olijfolie niet uitgevoerd kan worden. Het dal waardoor we reden lag prach tig in de warme lentezon, en overal bloeiden reeds de amandel en kersenboomen. Langs de hellingen ston den teergroen de nieuwe wijnranken en de lucht was zoel en warm zooals bij ons in den zomer. Toulon werd spoedig bereikt. De stad ligt aan den voet der bergen, en van veraf lijkt het precies alsof ze in zee zal vallen. Het is een belangrijke oorlogshaven en sterke vesting. Vanuit den trein konden we de ver sterkingen op de bergen gebouwd zien liggen en met hunne zware kanonnen bestrijken deze de gansche blauwe baai. Van Toulon ging het weer landwaarts met een groo ten bocht langs Le Luc naar Fréjus, daar de Monts des Maures aan den Zeekant zoo steil zijn, dat het bouwen van een spoorweg hier te veel kosten zou mee brengen. Door de lachend groene dalen van de Ail- le en Argens reden we zeer snel Noordwaarts. De be groeide bergen schoven ons langzaam voorbij, en van uit den gemakkelijk rijdenden wagen hadden we een prachtig gezicht over dit mooie landschap. Om 12 uur kwamen we in Fréjus en daalden langzaam naar den zeekant af. Tot 11 uur 's avonds ging het nu door een waar paradijs, langs een grillig gevormde kust waar de vele baaien en kleine golven het violet- blauwe 'en onze groene doorschijnende water van de Middeliandsche zee, het wijde watervlak steeds be grensd door prachtig bebouwde bergen en rotsen, doen aanschouwen. Dit was het begin van de Fransche Riviera, ook genoemd: Cöte d' Azure. Ten Noorden van ons waren de hooge bergkammen der Esterée zicht baar, en door veel tunnels ging het snel op Cannes haar beeld niet zoo snel zijn verflauwd. Er was echter één ding waarvoor "hij haar niet dank baar was. Zij had den naam van Herbert Strange op zulk een wijze aan hem verbonden, dat hij dien niet kon afschudden. Zijn eigen eerste naam bestond slechts uit één lettergreep: John ofschoon men hem altijd bij zijn minder gewonen tweeden naam had genoemd Norrie en als John Ford zou hij de wereld met een zekere brutaliteit tegemoet getreden zijn. Hij zou wel gaarne, onmiddellijk bij zijn aankomst te Londen, daarmee een proef genomen hebben, maar hij zag da delijk de moeilijkheid ervan in, in een hotel te ver schijnen onder een zekeren naam, terwijl alles wat hij meebracht een anderen droeg. Evenmin kon hij dan de correspondentie ontvangen, die betrekking had op zijn uitrusting en passage onder den naam van Ford, in een huis waar hij bekend was als Strange. Hij had als Strange passage genomen en zijn goed aangegeven en hij wist dat het aanleiding zou geven tot opmerkingen als hij vroeg om in de boeken als Ford ingeschreven te worden. Hoe hij het ook beschouwde, hij was ge noodzaakt op de gedrukte lijst van de tweede-klasse passagiers voor te komen als Herbert Strange en hij had ten minste met één persoon kennis gemaakt, die hem, aan land gekomen, zoo zou noemen. Dit was een kleine, glad geschoren man van om streeks zestig jaar, op zee altijd gekleed zooals h waarschijnlijk aan land gekleed was. Hij was geheel i het zwart met een wit overhemd en een zwarte g strikte das. Hij kon een bottelier, een bejaard bediende of een lid zijn van een geheime godsdienstige orde in straatcostuum. Ford had een brutaal-jonge Fransch- man over hem hooren spreken als een „ancien curé" qui a fait quelque bêtise, en werkelijk, hij had dat ei genaardige van een geestelijke, dat somtijds onuit- wischbaar is. „Ik heet Durand", zei hij tegen Ford, terwijl hij de geriefelijke dubbelzinnige Fransche uitdrukking ge bruikte, „je m' appelle Durand". „Et je m' appelle Strange", had Ford geantwoord en voor het eerst had hij van dien naam zonder eenige

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 5