DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
De Wilde Olijf.
REISBRIEVEN.
123
Honderd en zeventiende jaargang.
1915
ZATERDAG
29 MEI
FEUILLETON.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven, Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar I 0,30; franco door het gaheele Rijk f 1.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone Advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Qroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek= en Handelsdiiikterfj
TeteSc©Mummer 3. v'h* COSTER ZOON, Voordam C 0.
Naar Italië.
fOI
ai?.3
(Nadruk verboden).
[Hoewel de schrijver dezer reisbrieven van Enge
land naar Spanje en van daar naar Italië is gegaan,
geven wij er de voorkeur aan de beschrijving der
Spaansche reis tot later uit te stellen en daaraan zijn
Italiaansche indrukken te laten voorafgaan.].
GENUA, 20 April 1915.
Aan alles komt een eind. Ook aan het lieve leven in
Barcelona. En zoo bevond ik me Zaterdagmorgen 10
uur weer aan het station in die stad. De trein die ons
naar de 5 uur verder noordwaarts gelegen Fransche
grens zou brengen, heette un tren de lujo „oen treen
de loecho". Hij bestond uit 4 l.e klaswagens en een
restauratiewagen en was de eenige dagverbinding mei
Frankrijk, Waarin de „luxe" bestond, werd me eerst
duidelijk toen we Barcelona een minuut of 10 achter
ons hadden en ik, ofschoon in het bezit van een le
klas billet vanwege de „luxe" nog 8 francs toeslag
moest betalen. Betaald heb ik, maar „luxe" heb ik niet
gehad. Wel een verschrikkelijk slechte lunh; het
stoof erg in den trein, en onder het eten moest ik tel
kens aan een spelletje denken, dat we als jongens in
Harlingen deden. Een geopend knipmes werd in de
lucht gegooid en nu bestond de handigheid hierin,
dat men het zóó moest werpen dat bij het neerkomen
de punt in den grond drong, en het mes dus rechtop
bleef staan. Niet, dat ik dit ten aanschouwe der mede
passagiers nog eens herhaalde, maar dat spelletje
noemden we „zandhappen". En dat laatste woord wil
de me gemakkelijker uit den mond, dan de spijzen er
in. Het leek wel of ze zand als „paneermeel" gebruik
ten.'
Intusschen stoomde de „luxe" trein langzaam
noordwaarts, de oostelijke uitloopers van de Pyrenën
slokten de rails spoedig op en het treintje kronkende,
iedere 10 of 12 minuten stilhoudend, weer de nieuwe
steenige beekdalen door. In de dalen stonden de wijn
stokken en amandelboomen reeds te bloeien en de ci
troenen, ofschoon nog klein, hingen als gouden appels
tusschen de donkergroene bladen. Na 5 uur boemelen
bereikten we het laatste Spaansche grensstation Port
Bon, en na een tunnel die slechts een paar minuten
lang was, stopten we in het op hoog steile rotsen vlak
aan zee gebouwde Cerbère. We waren weer in Fran
krijk; in Spanje zonneschijn en een warme wind, hier
motregen en een halve orkaan. Na de visitatie, die zeer
scherp was, dacht ik verder te kunnen gaan en infor
meerde met de andere reizigers naar den eersten trein
die zou vertrekken. Ja, die ging om 5 uur. Daar ik
geen trek had, twee lange uren in het vuile station te
zitten, trok ik mijn regenjas maar aan en ging den
steden rotsweg op die naar het dorp voerde. Het
weer was zeer slecht en de zee zag grauw met witte
koppen. Het regende fijn, en de weinige uit grijze
rotssteen gebouwde huizen met de kleine vensters, lie
ten de druppels onophoudelijk langs hun grijze wan
den loopen. Ik had spoedig mijn bekomst en toen ik
een uurtje later weer aan het station kwam, lagen de
andere passagiers alle op banken en stoelen te slapen.
Eén hiervan ontwaakte en zei lachend: „de sneltrein
rijdt sedert gisteren niet meer en. vóór vanavond 11
uur zijn we niet In Montpellier, want het lokaaltje
doet uren over 104 kilometers. Ik vloekte het gan
sdie gezelschap wakker (ze verstonden, me toch niet),
Roman naar het EügelsGh.
13) o
Over dit antwóord1 nadenkend zou Ford misschien
niet den moed gehad hebben weer iets te zeggen als hij
niet den blik van de vrouw van den Engelschman had
opgevangen, toen zij zich vooroverboog en over de wor
telhouten pijp van haar man naar hem gluurde. Er
was iets in haar schitterenden blik een uitnoodiging
of een aansporing dat hem bewoog voort te gaan.
„Men heeft mij verteld, dat 't het land is met nieuwe
bronnen van bestaan."
De Engelschman bromde zonder op te kijken.
„Ik heb er niet veel van gezien."
„Mag ik u vragen of u er enkele gezien heeft?"
„Niets geschikt voor een blanke."
„Mijn man bedoelt, dat er niets geschikt is voor een
gentleman. Ik hield van de plaats."
Uit den stroeven glimlach van de vrouw en haar
bitterzoeten toon, kreeg Ford eenig vermoeden van
mannelijke onbeduidendheid en vrouwelijke minach
ting, waarmee hij zich niet wenschte in te laten. Hij
wist uit brokstukken van gesprekken, die hij in de
rookkamer had afgeluisterd, dat zij te Mexico, Cali-
fomië, Saskatchewan en in Zuid-Amerika hun geluk
hadden beproefd. Uit het ongeduldig bewegen van
haar voet, die van onder den reisdeken uitkwam, ter
wijl haar geheele overige houding rust veinsde, ried hij
haar vernedering zonder fortuin naar het land terug
te keeren, dat zij had verlaten met den Angel-Saksi-
schen wensch een baanbreekster te zijn aan de aide
van een echtgenoot, die het was tegengeloopen. Óm
over de pijnlijke situatie heen te komen, zij hij haastig:
„Ik heb gehoord van een goede firma daar Ste
phens en Jarrott. Weet u mogelijk iets van hen af?"
maar het eind van 't liedje was, dat we om 5 uur in
een door olie verlichten wagen stapten en een uurtje
later door een droevig triest landschap vlak langs de
lage Fransche kust reden. Onderweg namen we veel
soldaten op, die met verlof waren geweest en hun
schreiende familieleden stonden aan de open stop
plaatsen net zoolang te wachten in dit hondenweer,
totdat ze niets meer van den stommelenden trein za
gen. De soldaten die met ons meegingen waren ook
verre van vroolijk. In de slecht verlichte coupé van
den stootenden wagen hoorde ik hen vertellen van
kameraden die ze dood hadden zien schieten, van
beestachtige tooneelen en onmenschelijke pijnen dit
granaatscherven, als ze inslaan, veroorzaken. Om ons
heen floot de wind over het lage moerasland en klet
terde de regen bij vlagen tegen de denderende ruiten
Het land hier is ver van fraai. De zee vormt hier, waar
er veel riviertjes in uitkomen, „Haffen en neerungen",
zooals in Oost-Pruisen, en de zandriffen zijn mei
lang riet beplant. De dorpjes zijn zeer armoedig en
liggen soms uren ver van elkaar. Ongetwijfeld maakte
ook het weer die arme kerels niet prettiger, want er
was er één die niet anders zei dan: „Ce ne sera pas
agréable dans les tranchées", en die stelde zich zeker
het weer zóó in de loopgraven voor. Enfin we leven
ook in 1915!
Om 9 uur kwamen we eindelijk in-Narbonne. Tijd
om iets te gebruiken was er niet, want de trein voor
Cette wachtte reeds, daar we over tijd waren. In Cette
kwamen we om half elf en hier konden we gelukkig
uit de oude wagens van dén Franschen Zuiderspoor
weg overstappen in den sneltrein van Bordeaux naar
Tarascon, die door de P. L. M. gereden wordt en veel
beter materieel heeft. Na een half uurtje stapte ik uit in
Montpellier terwijl mijn medereizigers dóórgingen
naar Tarascone, waar ze den trein van Marseille naar
Parijs konden inrijgen, in welke laatste stad ze den vol
genden middag om 4 uur hoopten aan te komen. Ik
wenschte hen goede reis en zocht spoedig in het hotel
m'n bed op, waar ik in een diepen slaap viel. 's Zon
dagsmorgens 10.43 zou ik weer verder gaan en moest
er dus om 7 uur al weer uit, daar de man, dien ik
spreken moest, een half uurtje wandelen buiten Mont
pellier woonde. Van het stadje zelf heb ik niet veel
gezien, de weg was zoo stoffig, dat m'n schoenen
spoedig wit zagen. Hij voerde echter door een mooi
landschap met pas uitgebotte populieren en donker
groene cypressen, en ik had dien morgen vóór den
treinrit naar Marseilles een mooie wandeling. Mont
pellier is, zooals we door een soldaat met wien ik terug
wandelde, werd verteld, door de Romeinen gesticht en
Monsieur l'Hollandais moest vooral eens de ruïnes
van de waterleiding gaan zien. Maar Mr. l'Hollan
dais had geen tijd en na een hartelijk afscheid van den
dikken soldaat uit Limoques stapte hij om 10.43 weer
in den trein. Het ging nu door een bijna vlak, zeer
zwak golvend landschap, voor zoover het oog reikte,
begroeid met wijnranken, amandelboomen en olijven,
waartusschen de witte hoeven, omgeven door de slanke
cypressen vroolijk uitstaken, langs Nimes en Beaucaire
zeer oude steden met overblijfselen uit den machtigen
Rorneinschen tijd. Bij Beaucaire gingen we over een
lange brug over breedte Rhöne, die hier vrij wat trager
vloeit dan in z'n bovenloop waar ik hem ïn zijn smal
dal bij St. Maurice tuimelend naar beneden heb zien
schuimen, De brug over kwamen we in Tarascon, dat
aan dén grooten weg Paris I.yon Marseille ligt,
en waar ik op den „rapide" Parijs—'Marseille moest
wachten.
Het perron was boordevol met soldaten. Honder
dien gewonden waren met den een uur geleden gepas-
„Wol", bromde de Engelschman weer. „Wol en tar
we. Lompe vlegels."
„Zij zijn vreeselijk inpertinemt tegen mijn man ge
weest," zei de vrouw met een zekeren koortsachtigen
ijver om aan het woord te komen. „Zij vroegen hem
werkelijk of er iets was wat hij kon doen. Verbeeld ui"
„O, ik weet, dat menschen van dat slag iemand een
menigte overbodige vragen doen," zei Fordi. Doch de
dame praatte maar door.
„Wat dat betreft, vragen worden er in Argentinië
minder gedaan dan ergens anders in de wereld. Dat is
een van de vaste aardigheden van de plaats, zoowel in
Buenos Ayres als buiten in het kamp. De oude Spaan
sche families zijn natuurlijk heel goed, maar wat de
vreemdelingen aangaat, men kan van hen niets te we
ten komen. Dat is een van de redenen waarom de
plaats ons niet aanstond. Wij wenschten dat de men
schen zouden weten wie we waren voordat wij daar
kwamenmaar die taak van kennis wordt daar niet be
oefend."
„Er zijn in Argentinië meer poenen, die een ande
ren naam dragen dan hun eigen", zei de man eindelijk
tot spreken gebracht, „dan in de heele rest van de we
reld. 'k Hoorde een verhaal in de Jockey-Club een
troep ophakkerige inboorlingen in de Jockey-Club
van een Iersch kereltje, die valsch speelde. Drie andere
ezels schopten hem er uit. De vent keerde zich bij de
deur om en nam zijn portie wraak."
„Zeg jongens, weet je waarom zij mij hier Mickey
Flanagan noemen? Omdat het mijn eigen naam is. De
kerel had ze prachtig te pakken."
Ford vermande zich en lachte, maar opstaande
maakte hij excuses, dat hij weg moest.
„O, er zijn ook een massa knappe menschen onder",
merkte de dame op voordat hij tijd had om weg te ko
men. „Werkelijk, dat is een van de moeilijkheden in
dat land voor menschen als wij. Er zijn te veel flinke
lui, die iets zoeken. Mijn man slaat den spijker op den
kop als hij zegt, dat er geen kans is voor zoo'n armen
Ier, tenzij hij gezond verstand heeft, en voor ons was
dat buiten kwestie."
seerdc expresse uit het noorden aangekomen en lagen
nu geduldig op hunne aansluitingstreinen te wachten.
Het aanschouwen van al die jongen gewonde kerels
zal ik niet vergeten. Bij sommigen waren de beenen
halverwege de deijen afgeschoten en ze lagen als hul-
pelooze levende vleeschlichamen in een rij naast elkaar
op den grond. Hun oogen staarden zonder doel en
hun hoofden hingen dood vermoeid door de lange
treinreis met ongeschoren gelaat voorover op de vuil-
blauwe soldatenjas. Een der verplegers vertelde me,
dat deze acht menschen deel uitmaakten van 16 die
door één zware kanonskogel bij Neuve Chapelle stuk
gesplinterd waren. 8 waren er direct dood, en de
rest lag hier nu vóór me op 't perron. Dan waren er
nog met één been, één arm, halve beenen, halve armen,
hoofden zwaar in 't verband met bloedvlekken, te treu
rig om aan te zien. Aan den anderen kant, stond een
bataljon Soedan negers, lange sterke zwarten in hun
roode wijde broeken der zouaven en hun Mohamedaan-
sche fez. Ze kwamen versch uit Algiers met de mail
boot en werden in den posttrein met de mailzakken
naar het Noorden vervoerd. De mailzakken zijn geluk
kiger dan de soldaten. De eerste kunnen niet denken,
maar die negers dachten wel degelijk, toen ze daar
als een vóórproefje die ongelukkigen aan den overkant
zagen liggen. De verpleegsters hadden druk werk,
vooral toen om 1 uur de lange sneltrein uit Parijs wit
bestoven dreunend onder de glazen overkapping bin-
nenreeden een gedeelte der gewonde soldaten er wer
den ingeladen. Een kwartiertje later ging het verder
en volgden we de Rhone door de vruchtbare in zonne
schijn stralende vlakte van dien naam. Tot Ar les ging
het vlak langs de statige breede rivier die het land in
staat stelt mijlen ver in den omtrek de beroemde Fran
sche olijfolie voort te brengen. Bij Aries, een zeer
oude stad uit den Rorneinschen tijd, buigen we naar
het oosten om, en laten we de rivier rechts liggen.
Het gaat nu zeer snel door het vlakke land van de
Rhönedelta, dat evenals onze Rijndelta om z'n vrucht
baarheid reeds de aandacht der Romeinen had getrok
ken en ook als wingewest aan Rome was toegevoegd.
Zeer veel overblijfselen zijn in deze streken nog zicht
baar en nu en dan schoten langs den razend snellen
trein brokken van viaducten en andere werken voorbij.
Een 50 kilometer, ging het zoo door dit vlakke land,
en toen begonnen bij Cons tan tine de bergen weer langs
den trein te komen. Reeds in het Departement van
de Bouches du Rhone dalen de uitloopers der Zee-
Alpen tot aan de kust af en de hier gevormde inham
men zijn schilderachtige meren met hooge bergoevers.
We begonnen reeds de nabijheid van een groote Zee
haven waar te nemen door de zeer lange slierten goe
derentreinen die ons onophoudelijk voorbijreden, en
toen we 's middags drie uur uit den tunnel kwamen
die ons onder de bergketen der Estaque door den weg
vergemakkelijkte, lag beneden ons in schitterenden
zonneschijn om de golf van haar naam, de grootste
haven van Frankrijk, op 't oogenblik een zeer belang
rijk maritiem en strategisch punt, Marseille.
Een kwartiertje later stapten we aan het station ge
komen, uit, en nam ik dien middag de gelegenheid te
baat, de stad eens te bekijken. Nu, in den oorlog, lan
den hier de Engelsche en Fransdie koloniale troepen,
en kon je naast de schilderachtige uniformen der
Britsch-lndische Sikhs en Gurkhas de lange zwarte
soldaten uit de Fransche-Koloniën van Centraal en
Noordwest-Afrika zien wandelen.
Marseille is evenals de meeste steden aan de Middel-
landsche Zee op heuvels gebouwd. De straten zijn er
zeer breed en hebben mooie boombeplantingen, maar 't
loopen is er voor iemand die altijd aan bijna water-
pasliggende straten gewend is, zeer vermoeiend. Ik
Ford sprak niet weer met hen, maar hij dacht over
hun woorden na en na verloop van vier en twintig uur
was er voor hem een nieuw licht opgegaan. „Al wat
mij te doen staat is: mijn gezond verstand te gebrui
ken". Die woorden schenen hem den leiddraad voor
zijn leven in de hand te geven. Het was het antwoord
op de vraag: W„ta moet ik daar doen?" die zich tel
kens aan hem opdrong als hij er over dacht om in een
of ander land een schuilplaats te zoeken. Het was als
een openbaring dat hij het zelf in de macht had, om
zooveel van een land te maken als hij kon en het land
van hem.
Hij zou moeilijk hebben kunnen verklaren, hoe zijn
besluit om in Argentinië zijn geluk te beproeven tot
rijpheid was gekomen. Voor dat hij wist of hij al dan
niet ongehinderd in Liverpool aan land zou komen,
ontstond er een soort van stilstand in zijn gespannen
denken, maar, eenmaal in den trein naar Londen,
kwam hem een volledig plan voor den geest. Het land
waar weinig werd nagevraagd en het op het verleden
niet aankwam, was de aangewezen plaats voor hem.
Binnen den tijd van veertien dagen was hij een tweede
klasse passagier aan boord van de Koninklijke Mail
Stoom Packet „Parana", met bestemming naar Buenos
Ayres. Aldus werd het denkbeeld, dat het meisje in de
Adirondack-hut had geopperd, bijna onverwacht voor
hem zelf, verwezenlijk. Haar gesternte moest, zooals
hij begon te gelooven, zijn lot regelen.
Hij dacht af en toe aan haar, maar altijd met hetzelf
de eigenaardige gevoel, waarmee men aan iets ver ver
wijderds denkt, aan iets onwerkelijks, als aan een ge
daante, gezien in een droom. Als hij geen tastbare be
wijzen van haar werkelijk bestaan had bezeten, dan
zou zij hem als de heldin van een tooneelstuk hebben
geschenen. Hij zou zich van ontrouw beschuldigd
hebben, als de hevige spanning, waarin hij van minuut
tot minuut verkeerde, geen excuus voor hem ware ge
weest. De tijd zou komen, dat de drang van het oogen
blik minder groot zou zijn en hij weer het gevoel zou
terugkrijgen waarmede hij haar had verlaten. Mis
schien als zij zijn „type van meisje" ware geweest, zou
dwaalde dan ook spoedig naar de haven af, waar
groote stoombooten ondanks den rustdag druk bezig
waren, goederen te laden of te lossen, en kwam zoo ook
aan dat gedeelte, ia Joilliette, waar Multatuli ons
heen voert, als hij z'n beroemde zeeziekte geschiedenis
vertelt. Jammer genoeg begon het toen te regenen, en
zocht ik een schuilplaats in één der vele restaurants.
Toen ik gegeten had was het 8 uur en raakte ik ver
dwaald in het Chatelet theater, waar ik dien avond
Madame Sans Gêne zag spelen.
Het publiek bleek hier veel meer mee te leven dan in
Holland, en aan het einde toen die Marseillaise ge
speeld! werd, brulde de heele zaak ook mee, dat de mu
ren ervan trilden. Daar ik tengevolge van den spoor-
reis tamelijk vermoeid was, lag ik dien avond als een
braaf mensch om 12 uur al op bed en ging den vol
genden morgen 10 uur met de Riviera Express uit Pa
rijs verder. De invloed van den oorlog is natuurlijk
ook vooral in het toeristen verkeer zeer merkbaar. De
conducteur vertelde me, dat er in dezen trein, die mt
z'n 15 lange geriefelijk ingerichte wagens ruimte biec
voor 121500 menschen, nu dagelijks geen 100 met
gaan, terwijl in gewone tijden in het seizoen, dat nu in
volle glorie heerscht er ruimte te kort is. Maar alle
hotels van de fijnste en grootste tot de eenvoudigste en
kleinste zijn nu in Nizza en Monte-Carlo en Mentone
en al de andere beroemde plaatsen ingericht als hospi
talen, en daar komt nu ruimte te kort voor de stakkers
die met versplinterde lichamen van het gevechtsterrein
komen.
Van Marseille ging het nu een kilometer of 20 van
de kust af naar Toulon en het bergachtige terrein ver
hinderde ons de zee te zien. E>e uitloopers van de Al
pen zijn hier reeds tamelijk hoog, en de bergketens de
l'Etoile, de Saint Cyr en Sainte Baume zien reeds
hoog en dreigend op ons neer. Ik deelde m'n coupé
met een amandel- en olijvenplanter, die tot Cannes
meereisde, en steen en been klaagde, dat dit jaar de
oogst zoo goed wordt maar alles van verleden jaar
nog onverkocht ligt, daar de olijfolie niet uitgevoerd
kan worden. Het dal waardoor we reden lag prach
tig in de warme lentezon, en overal bloeiden reeds de
amandel en kersenboomen. Langs de hellingen ston
den teergroen de nieuwe wijnranken en de lucht was
zoel en warm zooals bij ons in den zomer. Toulon
werd spoedig bereikt. De stad ligt aan den voet der
bergen, en van veraf lijkt het precies alsof ze in zee
zal vallen. Het is een belangrijke oorlogshaven en
sterke vesting. Vanuit den trein konden we de ver
sterkingen op de bergen gebouwd zien liggen en met
hunne zware kanonnen bestrijken deze de gansche
blauwe baai.
Van Toulon ging het weer landwaarts met een groo
ten bocht langs Le Luc naar Fréjus, daar de Monts
des Maures aan den Zeekant zoo steil zijn, dat het
bouwen van een spoorweg hier te veel kosten zou mee
brengen. Door de lachend groene dalen van de Ail-
le en Argens reden we zeer snel Noordwaarts. De be
groeide bergen schoven ons langzaam voorbij, en van
uit den gemakkelijk rijdenden wagen hadden we een
prachtig gezicht over dit mooie landschap. Om 12
uur kwamen we in Fréjus en daalden langzaam naar
den zeekant af. Tot 11 uur 's avonds ging het nu
door een waar paradijs, langs een grillig gevormde
kust waar de vele baaien en kleine golven het violet-
blauwe 'en onze groene doorschijnende water van de
Middeliandsche zee, het wijde watervlak steeds be
grensd door prachtig bebouwde bergen en rotsen, doen
aanschouwen. Dit was het begin van de Fransche
Riviera, ook genoemd: Cöte d' Azure. Ten Noorden
van ons waren de hooge bergkammen der Esterée zicht
baar, en door veel tunnels ging het snel op Cannes
haar beeld niet zoo snel zijn verflauwd.
Er was echter één ding waarvoor "hij haar niet dank
baar was. Zij had den naam van Herbert Strange op
zulk een wijze aan hem verbonden, dat hij dien niet
kon afschudden. Zijn eigen eerste naam bestond slechts
uit één lettergreep: John ofschoon men hem altijd
bij zijn minder gewonen tweeden naam had genoemd
Norrie en als John Ford zou hij de wereld met een
zekere brutaliteit tegemoet getreden zijn. Hij zou wel
gaarne, onmiddellijk bij zijn aankomst te Londen,
daarmee een proef genomen hebben, maar hij zag da
delijk de moeilijkheid ervan in, in een hotel te ver
schijnen onder een zekeren naam, terwijl alles wat hij
meebracht een anderen droeg. Evenmin kon hij dan de
correspondentie ontvangen, die betrekking had op zijn
uitrusting en passage onder den naam van Ford, in
een huis waar hij bekend was als Strange. Hij had als
Strange passage genomen en zijn goed aangegeven en
hij wist dat het aanleiding zou geven tot opmerkingen
als hij vroeg om in de boeken als Ford ingeschreven
te worden. Hoe hij het ook beschouwde, hij was ge
noodzaakt op de gedrukte lijst van de tweede-klasse
passagiers voor te komen als Herbert Strange en hij
had ten minste met één persoon kennis gemaakt, die
hem, aan land gekomen, zoo zou noemen.
Dit was een kleine, glad geschoren man van om
streeks zestig jaar, op zee altijd gekleed zooals h
waarschijnlijk aan land gekleed was. Hij was geheel i
het zwart met een wit overhemd en een zwarte g
strikte das. Hij kon een bottelier, een bejaard bediende
of een lid zijn van een geheime godsdienstige orde in
straatcostuum. Ford had een brutaal-jonge Fransch-
man over hem hooren spreken als een „ancien curé"
qui a fait quelque bêtise, en werkelijk, hij had dat ei
genaardige van een geestelijke, dat somtijds onuit-
wischbaar is.
„Ik heet Durand", zei hij tegen Ford, terwijl hij de
geriefelijke dubbelzinnige Fransche uitdrukking ge
bruikte, „je m' appelle Durand".
„Et je m' appelle Strange", had Ford geantwoord
en voor het eerst had hij van dien naam zonder eenige