meentelijke Arbeidsbeurs te kunnen bewijzen met een
beroep op de resultaten, welke de tijdelijke Arbeids
beurs gedurende den tijd van baar bestaaq in deze ge
meente reeds had opgeleverd.
De opmerking van B. en W., dat de abnormale tijds
omstandigheden op die resultaten van grooten invloed
zijn geweest, wercl overigens door den heer Cloeck en
mevrouw Aukes toegegeven. Die resultaten zouden ze
ker een geheel ander beeld hebben vertoond indien
het steuncomité niet als vasten regel had aangenomen
om alle lieden, die steun kwamen verzoeken en tot ar
beiden in staat bleken, te verwijzen naar de tijdelijke
Arbeidsbeurs, waar zij zich moesten laten inschrijven
alvorens ondersteunning te erlangen.
Na verdere onderlinge gedachtenwissellng bleek
men dan ook ten slotte algemeen van gevoelen, dat het
oprichten en instandhouden van een Arbeidsbeurs in
deze gemeente in normale tijden niet van gemeentewe
ge, doch van het particulier initiatief moest uitgaan,
desnoodig door de gemeente gesubsidieerd, doch in
eik geval krachtig gesteund van de zijde der patroons
eau. die der werklieden.
In die richting verklaarden de door B. en W. ge
raadpleegde belanghebbenden te willen werkzaam
zijn, zoodra de omstandigheden dit zullen toelaten.
De bovenstaande beschouwingen maakt het college
van B. en W. gaarne tot de zijne. Het stelt den Raad
voor aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken, in
antwoord op haar schrijven d.d. 13 Januari 1.1. No.
601 te berichten, dat het omzetten van de in deze ge
meente bestaande tijdelijke Arbeidsbeurs in eene ge
meentelijke Arbeidsbeurs niet noodzakelijk wordt ge
acht; dat indien aan een dergelijke instelling In nor
male tijden behoefte mocht bestaan, het particulier ini
tiatief zich zeker zal laten gelden en dat alsdan de ge
meente deze instelling zou kunnen subsidieeren, In
dien mocht blijken, dat de steun van de zijde der ar-
beidgevers en arbeidnemers onvoldoende mocht zijn.
De neer Cloeck erkent, dat B. en W. het recht
hadden om te zeggen, dat het omzetten van de be
staande Arbeidsbeurs in een gemeentelijke niet nood
zakelijk werd geacht. Dat echter in normale tijden zoo
danige instelling in het geheel niet noodig was, was
de meening van de lieeren Ringers en Fenijn. Spreker
is echter van een tegenovergesteld gevoelen en be
strijdt daarbij de meening van B. en W., dat, indien er
3n normale tijden behoefte aan mocht zijn, dat dan het
particulier initiatief zich moet laten gelden. Een Ar-
beidsbe1' door particulieren opgericht, zal zich be
palen iot het bijeenoi.-ngeni van werkgevers en werk-
nesae s m naar sprekers oordeel moet een Arbeids
beurs wat meer zijn. Behalve als bemiddelings-bureau
zal z* m leten worden een bureau van' arbeiders-statis
tiek en zal zij bovendien kunnen bevorderen, en is zij
noodzakelijk vco* controle op de ongeorganiseerde
arbeiders bij aansluiting bij net werkloozenfonds, wel
ke aansluiting door de Arbeidsbeurs kan worden be
vorderd. Deze nieuwe opvatting van het werk der in
stelling is alleen mogelijk indien het een gemeentelijke
instelling is.
De heer Ringers heeft zich, toen B. en W. hem
vroegen, hoe hij dacht over de gemeentelijke arbeids
beurs, geantwoord dat hij die instelling niet noodig
achtte. Alleen zouden misschien de losse arbeiders er
eenig voordeel vaa hebben., doch Alkmaar is zoo klein,
dat men elkaar spoedig genoeg kan waarschuwen als
er werk is. Heel wat anders is het in andere plaatsen,
waar meer industrie is. Daarom waarschuwde spreker
er tegen zulk een instelling, die nog al wat kosten zal,
hier in het leven te roepen, 't Zelfde kan gevonden
worden door particulier initiatief. Laten werkgever en
werknemer zich daartoe vereenigen, de gemeente kan
dan die Beurs desnoods een subsidie toekennen. Als
voorzitter van het Werkloozenfonds weet spreker, dat
door elke vakvereeniging omtrent de werkloosheid
scherp genoeg gecontroleerd wordt. Ook daarvoor
acht spreker het niet noodig.
De heer Verkerk vraagt, waarom B. en W. wel
de meening hebben gevraagd van de heeren Cloeck en
Ringers, werkgevers, en niet die van de werknemers,
van de arbeiders. Wethouder Wibaut in Amsterdam re
gelt die zaak wat anders, die heeft ook het oordeel ge
vraagd van de arbeidersvereenigingen. In het bestuur
van het Werkloozenfonds zitten toch ook werknemers.
Waarom het oordeel van dezen niet gevraagd? Dit
vooraf. Verder heeft spreker zich verwonderd over de
eenstemmigheid van het Dagelijksch Bestuur in de
zen, omdat daarin ook zit de wethouder Lubbe, die dé
gemeentelijke arbeidsbeurs toch op zijn program
heeft als vrijzinnig democraat. Spreker zal niet bewe
ren, dat een stichting van de arbeidsbeurs bepaald ur
gent is, maar hij meent toch, dat mettertijd die gemeen
telijke arbeidsbeurs, zooals de heer Cloeck die heeft
verdedigd, er moet komen.
De heer L u b b e zegt met den heer Cloeck op het
zelfde standpunt te staan en achtte het niet noodig om
nog vertegenwoordigers der arbeiders te vragen, daar
hij zichzelf, en de heer Cloeck en de heer Fenijn ook
als vertegenwoordigers der arbeiders beschouwde.
De.Voorzitter dacht ook, dat dit de meening
was van den heer Cloeck.
De heer Cloeck: Zoo was 't niet, wat de Voorzit
ter' bedoelt, gold destijds de kwestie van de distributie
van het goedkoop voedsel; hier werd niet de meening
van het steuncomité gevraagd, waarin de arbeiders
vertegenwoordigd zijn, doch van mij als voorzitter
der arbeidsbeurs.
De heer Verkerk wil, nu hij de heer Lubbe zijn
houding heeft hooren verdedigen, gaarne aannemen,
dat men er ditmaal niet aan heeft gedacht de arbeiders
te raadplegen, doch hij hoopt, dat dit een volgende ge
legenheid wel zal gebeuren.
De heer U d o betoogt, in tegenstelling met den heer
Ringers, dat een arbeidsbeurs voor de goede werking
van het werkloozenfonds wel noodig is en sluit zich
geheel aan bij hetgeen door den heer Cloeck is gezegd.
De heer Verkerk zou B. en W. wel in overweging
willen geven, deze bijlage thans terug te nemen, om
nog eens nader de zaak te onderzoeken als de tijden
normaal zijn en dan in de richting zooals door den
heer Cloeck is aangegeven.
De heer v. d. Bosch sluit zich daarbij aan. Voor
zoover hij heeft kunnen nagaan, zijn de meeste deskun
digen op dit gebied van oordeel, dat een werkloozen
fonds zonder arbeidsbeurs niet goed kan werken.
Gaarne zou spreker daarom zien, dat B. en W. den
toestand thans zoo lieten als die is, doch normale om
standigheden zouden willen afwachten, om met nadere
voorstellen ie komen.
De heer d e W i t herinnert er aan, dat B. en W. den
toestand ook zoo willen laten als hij is en zegt, dat zij
na het gehouden overleg met de genoemde heeren een
particuliere arbeidsbeurs voldoende achten.
De heer Cloeck is daarmede niet tevreden. Een
particuliere arbeidsbeurs zal niet meer worden dan
een aanmeldings-bureau en naar sprekers overtuiging
is het noodig te komen tot een inrichting zooals hij
heeft aangegeven. Daarvqor heeft men ambtenaren
noodig.
De heer Ringers ziet niet in, waarom men het
voorstel van B. §n W. niet zou aannemen. Wat dé heer
Cloeck wil, zal nog al wat kosten en is niet noodig.
De heer Meienbrink zou ook het voorstel van
B. en W. wel willen aannemen, om af te wachten of
misschien later iets anders noodig zat zijn.
De heer van den Bosch zegt, dat men door het
voorstel van B. en W. aan te nemen, de conclusie aan
vaardt, dat men in normale omstandigheden meent,
dat het particulier initiatief voorgaan moet en dat
acht hij niet goed. Hij wil dus alleen uitspreken, dat
thans de oprichting van de gemeentelijke arbeidsbeurs
niet noodig wordt geacht, doch dat in normale om
standigheden B. en W. de zaak nader zullen onderzoe
ken.
De Voorzitter meent, dat het verschil alleen is,
dat B. en W. eerst den tusschenweg willen van een
particuliere arbeidsbeurs met subsidie der gemeente.
De heer vandenBosch zegt, dat dat niet juist
is en wil desnoods zijn voorstel wel verduidelijken.
Hij acht het niet gewenscht, dat de Raad zich nu reeds
uitspreekt.
De heer Verkerk zou liever zijn voorstel aange
nomen zien, om de bijlage aan te houden.
De Voorzitter meent, dat men dan toch een
antwoord moet zenden aan de Kamer van Koophandel.
Laat men dan berichten, dat de gemeenteraad te zijner
tijd de zaak nader zal overwegen.
De heer Ringers zou het voorstel van B. en W.
willen aannemen; er zijn altijd wel menschen voor te
vinden. Ambtenaren heeft men voor een arbeidsbeurs
niet noodig.
De heer Verkerk betoogt nog eens hoe voor de
toetreding van ongeorganiseerden tot het werkloozen
fonds een gemeentelijke arbeidsbeurs van veel belang
is en blijft zijn voorstel handhaven.
De heer den Boesterd zou graag zien, dat B.
en W. eens nagingen, wat de gemeentelijke arbeids
beurs zou kosten en hij zou ook nog het oordeel der
werknemers willen vragen.
Het voorstel-Verkerk, thans eerst in stemming ge
bracht, wordt verworpen met 9 tegen 6 stemmen.
Vóór stemden de heeren: Van den Bosch, Cloeck, den
Boesterd, Udo, Govers en Verkerk.
Tegen de heeren: Lubbe, Leguit, Fortuin, Zaadnoor-
dijk, Luiting, Ringers, Meienbrink, dé Groot en de
Wit.
Het voorstel van B. en W. wordt daarop aangeno
men met 9 tegen 6 stemmen.
VERLENGING CREDIET STEUNCOMITé.
Nu de tijd van drie maanden, gedurende welke aan
het Steuncomité een blanco crediet werd verleend, is
verstreken, stellen B. en W. thans den Raad voor, het
bij Raadsbesluit van 27 Januari 1.1. verleende blanco
crediet, toegestaan voor ten hoogste drie maanden, te
willen verlengen tot het tijdstip, waarop hun college
van oordeel zal zijn dat de diensten van het Comité
niet meer noodig zullen zijn.
De heer Cloeck wil niet gaarne onaangenaam
zijn tegenover B. en W., doch zou graag willen zien,
dat de laatste zin werdt gewijzigd en wel hierom
omdat Bi en W. niet kunnen beoordeelen, wanneer
de diensten van het comité niet meer noodig zullen
zijn. Hij zou dit door het comité willen bepaald zien,
daar dit alleen er over oordeelen kan en het comité
niet door den raad is in het leven geroepen.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. daartegen
geen bezwaar hebben en zou de zinsnede dan zoo
willen doen luiden „waarop naar diens meening de
diensten van het Comité niet meer noodig zullen zijn.
Daarna wordt het voorstel goedgekeurd.
VERZOEK OM TOESLAG OP DE L.OONEN
VAN DE GEMEENTE-WERKLIEDEN.
B. en W. stellen den Raad voor aan het bestuur
der afd. Alkmaar van den Nederlandschen R. K. Ge-
meente-werkliedenbond „St. Paulus", als beschikking
op zijn adres d.d. II Maart 1.1., te berichten, dat zijn
daarbij gedaan verzoek om toeslag op het loon van de
gemeente-werklieden, niet kan worden ingewilligd.
De Voorzitter deelt mede, dat van den heer
van den Bosch is ingekomen een voorstel om een toe
slag van 20 cent toe te kennen voor ieder kind beneden
14 jaar indien het loon niet meer dan 15 per week
bedraagt na aftrek van de pensioensbijdrage en merkt
op, dat door dien toeslag het loon. hooger kan worden
dan 15. Men begaat dan een onbillijkheid tegenover
degenen, wier loon 15 is. Hieruit blijkt, dat het ge
wenscht is, indien de Raad het niet met B. en W. eens
is, om dit voorstel nauwkeurig te onderzoeken voor
het in behandeling komt.
De heer van den Bosch zegt naar een grens te
hebben gezocht cn meent, dat men ter voorkoming van
onbillijkheden zou kunnen bepalen, dat door den toe
slag het loon niet hooger mag stijgen dan 15.50.
Spreker merkt op, dat wie 15 ygrdient, volgens zijn
voorstel voor toeslag in aanmerking zou komen.
De Voorzitter erkent dit laatste, doch meent,
dat dan toch de onbillijkheid kan ontstaan voor dege
nen, die iets meer dan 15, bijv. 15.10 verdienen.
Voorts merkt de Voorzitter op, dat de onder
teekenaar van het adres-Molenkamp in een onderhoud
heeft gezegd, dat het adres waarschijnlijk niet zou zijn
ingezonden als men geweten had, dat de maatregel
omtrent de broodvoorziening zou worden getroffen.
De heer van den Bosch veronderstelt, dat de
Voorzitter den man niet geheel heeft begrepen. Al
thans bij spreker heeft hij terecht betoogd, dat voor
groote gezinnen de tijden heel moeielijk warm en dat
naar zijne meening de Voorzitter ook wel Ids had ge
voeld voor een tegemoetkoming aan de groote gezin
nen.
De Voorzitter blijft er bij, dat de man het heeft
gezegd, het bleek ook, dat het adres nu niet met zoo
groote instemming van zijn kant was ingezonden.
De heer Lubbe wijst er op, dat ook bij hem Molen
kamp er op heeft gewezen, dat voor groote gezinnen
een toeslag wenschelijk was en verklaart er ook veel
voor te gevoelen.
De Voorzitter wenscht toch op te merken, dat
de gemeente-werklieden over het algemeen in gunsti
ger omstandigheden verkeeren dan andere arbeiders
en acht het niet wenschelijk thans op het adres in te
gaan.
De heer vandenBosch zegt, dat Het iets anders
zou zijn als er van loonsverhooging sprake was. Daar
toe over te gaan in deze abnormale omstandigheden
zou hij' verkeerd achten. Daarom stelt hij een toeslag
voor afhankelijk van de talrijkheid van het gezin. Hij
acht dit geen onbillijkheid ten opzichte van de arbei
ders in particulieren dienst, evenmin als hij het onbil
lijk vindt, dat een gemeente-werkman hooger bezol
digd wordt. En wat de toestand der gemeente-werklie
den op het oogenblik betreft, die is niet zooveel beter
dan bij particulieren. Spreker weet bijv. dat de iirma
Spruijt en Meijer voor grondwerk 30 cent per uur be
taalt, terwijl de gemeente 25 cent geeft. Verschillende
particuliere patroons hebben in deze dure tijden ook
een toeslag gegeven, bijv. de Velser papierfabriek en
de firma Ant. Jurgens te Oss. Ook vele gemeenten
hebben rekening gehouden met de duurte, zooals Pur-
merend, Schagen, Heemstede, Wormerveer en naar spr
meent ook den Helder. En dat is niet te verwonderen
als men ziet, dat de levensmiddelen enorm in prijs zijn
gestegen en misschien nog hooger zullen gaan. Daar
om hoopt spreker, dat de Raad zijn voorstel zal aan
nemen.
De Voorzitter zou dan toch den heer van den
Bosch in overweging willen geven te bepalen, dat het
loon met den toeslag niet hooger mag worden dan
15.-.
De heer van den Bosch kan zich daarmede ver
eenigen, als de aanneming van zijn voorstel daarvan
zou afhangen.
De heer Cloeck stond eerst op hetzelfde stand
punt als B. en W., doch is later van gedachte veran
derd. Hij vond in enkele bladen tal van gemeenten ge
noemd, die een toeslag geven, ook een dertiental par
ticulieren en toen spreker daarna op het kohier zag
eenige werklieden, die 600 per jaar verdienen, toen
was hij ook van dit gevoelen, dat het noodig was in
den nood te voorzien in deze abnormale omstandighe
den, door een abnormalen maatregel, een toeslag ge
baseerd op de talrijkheid van het gezin. Hij laat gaar
ne in het midden, hoe hoog die toeslag moet zijn.
De heer van den Bosch dankt den heer Cloeck
voor zijn steun en verdedigt zijn voorstel om 20 cent
per kind te geven.
De Voorzitter zegt, niet te kunnen begrijpen,
waarom juist de gemeentewerkman in dezen geholpen
moet worden. Spreker zou liever zien, dat men allen
die het noodig hebben, zou kunnen helpen door het
steuncomité of anderszins. Doch waarom alleen de ge
meente-werklieden te bevoorrechten. De heer van den'
Bosch heeft wel gezegd: bij particulieren, b.v. Spruijt
en Meijer betaalt men 30 cent en bij de gemeente 25
cent, doch men moet weten, dat de arbeiders voor
niet minder wilden werken.
De heer van den Bosch zegt, dat men hier niet
den nadruk moet' leggen op bevoorrechting van den
gemeente-werkman. Men moet zich eenvoudig afvra
gen of de gemeente als werkgeefster hare werklieden
niet moet helpen. Men moet daarbij het hart' laten
spreken.
De heer Udo acht het moeielijk h bout poftant over
het voorstel-van den Bosch te oordeelen en zou thans
geen beslissing willen nemen. Laten B. en W- de zaak
nog eens overwegen.
De heer d e W i t zegt, dat het hem bekend was wel
ke houding de heer Lubbe zou aannemen, waar thans
blijkt, dat verscheidene leden van den raad veel voor
een toeslag gevoelen, daar zou hij het voorstel van B.
en W. nu in stemming willen brengen. Wordt dit ver
worpen, dan kan de raad B. en W. verzoeken in de
volgende vergadering, die toch de volgende week moet
worden gehouden, met een voorstel te komen. Docb
dan dient men ook de ambtenaren niet uit te schakelen.
De heer van den Bosch kan zich daarmede ver
eenigen dat hij geen uitgewerkt voorstel heeft gedaan,
komt, doordat hij had hooren verluiden dat er een
voorstel zou zijn.
De heer Verkerk wenscht, waar de stemming
dus nu zal gaan over het principe, daarvan iets te zeg
gen. Spreker is het eigenlijk geheel eens met den
Voorzitter, dat alle arbeiders moeten- worden gehol
pen. De moderne arbeiders-organisatie had dan ook
verwacht, dat de regeering daarvoor maatregelen zou
nemen en dafarom heeft de moderne organisatie niet
geadresseerd aan den raad. Waar de regeering in dit
opzicht in gebreke is gebleven en hij met den heer van
den Bosch er van overtuigd is dat ook de gemeente
arbeiders in dezen duren tijd gebrek hebben, omdat
hunne loonen precies groot genoeg zijn om in gewone
omstandigheden rond te komen, daar kan hij thans
ook wel iets voelen voor een kindertoeslag.
Het voorstel van B. en W. wordt daarop met 9 te
gen 6 stemmen verworpen.
Tegen stemden de heeren: van den Bosch, Cloeck,
den Boesterd, Udo, Govers, Lubbe, Verkerk, Fortuin
en Luiting.
Vóór de heerett: Meienbrink, de Groot, de Wit, Rin
gers, Leguit en Zaadüoordijk.
De Voorzitter verklaarde daarna, dat B. en W.
de volgende vergadering met een voorstel zullen ko
men.
VOORSTEL VAN DEN HEER DEN BOESTERD
TOT WIJZIGING DER INSTRUCTIE VAN DEN
INGENIEUR BIJ HET ELECTRISCH BEDRIJF
Het raadslid, de heer A. G. den Boesterd, stelt,nu
in de raadsvergadering van 21 April j.l. is gebleken,
dat de electro-technisch ingenieur niet alleen is belast
met het dagelijksch toezicht maar ook met de techni
sche leiding van het electrisch bedrijf, den Raad voor,
om, in de desbetreffende instructie (v. d. Ingenieur)
No. 415 van 6 Augustus 1913, in art. 1, eerste regel,
voor ,De Ingenieur is belast met", te lezen: „De In
genieur is belast met de technische leiding en".
Dit voorstel gaat vergezeld van de volgende toelich
ting:
Aangezien de Directie van het electrisch bedrijf is
opgedragen aan den Directeur der gasfabriek, zoo is,
c. q., de mogelijkheid niet uitgesloten, dat dit aanlei
ding kan geven tot misverstand en het spreekwoord
van „het paard dat de haver verdienteventueel niet
zou worden bevestigd of wel de brief met het „eere
wien eere toekomt" niet aan het juiste adres afgegeven.
Het is m. i. zeer zekei* in 't belang dezer Gemeente
en ook van den hier bedoelden ambtenaar (Ingenieur)
dat er meer zekerheid besta, dat deze iets belangrijks
voor de Gemeente presteerend, de daarmee gepaarde
belooning of lof ook bekome.
In 't geven dezer zekerheid zal naar mijne beschei
den meening worden voorzien door te voldoen aan
mijn bovengemeld voorstel.
WIJZIGING INSTRUCTIE VAN DEN
INGENIEUR BIJ HET ELECTRISCH BEDRIJF.
De heer Den Boesterd is, naar de meening van B.
en W., ten onrechte, van gevoelen dat eerst in de ver
gadering van 21 April 1.1. zou gebleken zijn, dat de
electro-ingenieur niet alleen belast is met het dage
lijksch toezicht, maar ook met de technische leiding
van het electrische bedrijf, waarom hij voorstelt de in
structie van den Ingenieur te wijzigen in dien zin, dat
art. 1 luidt: „De Ingenieur is belast met de technische
leiding en".
Waarschijnlijk, zeggen B. en W., heeft de heer Den
Boesterd over het hoofd gezien, dat de verordening tot
regeling van het beheer van het gemeentelijk electrisch
bedrijf (Gemeenteblad No. 414) reeds in zijn bezwaar
voorziet, waarvan art. 4, de voorlaatste alinea immers
luidt: „Met de directie van het gemeentelijk electrisch
bedrijf is voorloopig belast de directeur der gemeente-
gasfabriek, onder wiens toezicht een electro-technisch
ingenieur voor de technische leiding werkzaam is".
De wijziging, door den heer Den Boesterd voorge
steld, komt B. en W. derhalve geheel onnoodig voor.
Wil de Raad op het voorstel ingaan, dan zal hi} ten
overvloede een reeds gemaakte bepaling herhalen.
Aangehouden In verband met een nadere schrifte
lijke toelichting van de heer Den Boesterd.
CURSUS IN LANDBOUW-HUISHOUD-
ONDERWIJS.
B. en W. stellen den Raad voor aan de vereenlging
voor Landbouw-huishoudonderwij9 te Winkel, al9 be
schikking op haar adres d.d. 10 April 1.1., te berichten,
dat de gemeente Alkmaar, voor den, bij voldoende
deelneming, door haar aan de Huishoud- en Industrie
school op te richten vijfjarigen cursus in Landbouw-
huishoudonderwijs, voor den tijd van vijf achtereen
volgende jaren een som van 100 's jaars wenscht bij
te dragen, onder voorwaarde dat door het rijk min
stens 2000 en door de provincie Noordholland min
stens 600 's jaars voor dit doel worden beschikbaar
gesteld.
Goedgekeurd.
AANLEG VAN EEN STRAAT TEN WESTEN
VAN EN AANSLUITEND AAN DEN
STATIONSWEG.
B en W. stellen den Raad voor onder eenige voor
waarden, behoudens de rechten van derden, aan den
heer A. van Ree, koopman alhier, tot wederopzeggens
vergunning te verleenen tot den aanleg van een toe
gangsweg van- en in aansluiting met den Stationsweg
naar zijn in aanbouw zijnde fabriek aan de westzijde
van dien weg, op het perceel ten kadaster bekend in
sectie C No. 2674.
Goedgekeurd.
OVERDRACHT VAN EEN STROOK GROND.
B. en \V. stellen den Raad voor te besluiten aan
Mejuffrouw Dina van Scheijen, echtgenoote van den
heer H. de Jager, wonende te Haarlem, kosteloos in
eigendom over te dragen een strook gemeentegrond,
ter grootte van omstreeks 4 centiaren, deel uitmakende
van het perceel kadastraal bekend in Sectie C der ge
meente Alkmaar No. 2961, gelegen tusschen de percee-
len Nos. 2114, 2111 en 2110 van Mejuffrouw Dina
van Scheijen voornoemd en de fundeering van het te
bouwen administratie-gebouw der gemeente-gasfa
briek.
Voorts in de van deze eigendomsoverdracht op te
maken akte vast te leggen dat Mejuffrouw van Scheijen
(en hare rechtverkrijgenden) aan de gemeente Alkmaar
vergunning verleent tot het aanbrengen en hebben van
lichtopeningen met ruiten van ondoorzichtig glas met
klapvensters in den muur, grenzende aan de steek tus
schen bedoeld administratiegebouw en de haar in ei
gendom behoorende perceelen Sectie C Nos. 2114,
2111 en 2110, terwijl voor de keldervensters tralies
zullen worden aangebracht.
Goedgekeurd.
AANKOOP PERCEEL LAAT No. 199,
TOT EVENTUEELE VERGROOTING VAN HET
SPEELTERREIN DER BURGERSCHOOL.
Door de heeren Appel en Matthijsen wordt, namens
hunne principalen, de erven Mej. de Wed. F. Geels,
der gemeente te koop aangeboden het perceel Laat No.
199, kadastraal bekend in Sectie A der gemeente Alk
maar onder No. 865, ter grootte van 74 centiaren en
zulks voor een koopprijs van 2525.
Waar dit perceel onmiddellijk grenst aan het speel
terrein der Burgerschool en mitsdien voor eene even-
tueele verruiming van dit terrein als aangewezen is,
stellen B. en W. den Raad voor bedoeld perceel voor
de gemeente aan te koopen.
De heer M e 1 e n b r 1 n)k vraagt, of het noodig Is
dit huis aan te koopen.
De Voorzitter licht het voorstel nader toe
met er op te wijzen, dat eenige verruiming van de
speelplaats Wel noodig is, 74 c.A. is wel niet zoo
groot, voor zulk een speelplaats toch wel van belang.
Bovendien mogelijk komt ook de tijd wel, dat het
andere perceel eigendom van de gemeente zal
wesden.
De heer Govers zou het beter vinden het aan
grenzende perceel nu ook maar aan te koopen.
De Voorzitter ontraadt dit, beter is het te
wachten tot het aangeboden wordt. Ais de raad het
te koop vraagt, is men in den regel duurder uit.
De heer Ringers is dit eens. Spreker vestigt
vervolgens de aandacht op den toestand van het
perceel van den heer Elte ea hoopt, dat B. en W.
daarin zullen doen voorzien als het perceel 199 ge
sloopt wordt. De Voorzitter geeft daarvoor gaarne
de verzekering, waarop het voorstel wordt goed
gekeurd.
INZAKE EERVOL ONTSLAG
ONDERWIJZERES MEJ. PAPE.
Bij den Raad is, onder dagteekening van 29 April
1.1., den lsteu Mei 1.1. ontvangen, een adres ingekomén
van Mej. M. L. Pape, van den volgenden inhoud:
Bij dezen neem ik de vijheid, U beleefd te verzoeken.
Uw besluit, waarbij op mijn verzoek is bepaald, dat
mijn ontslag als onderwijzeres aan de 4de Gemeente
school ingaat op 1 Mei a.s., te herzien en te besluiten,
dat dit ingaat op 1 Juli, onder goedvinding, dat ik
van 15 Mei, den datum, tot welken ik nog in functie
blijf op verzoek van B. en W., tot 1 Juli een tijdelijk
onderwijzeres in mijn plaats bezoldig en dat wel ont
de volgende reden
Als onderwijzeres in 't huwelijk tredende met een
onderwijzer, heb ik recht op terugbetaling van 1 pet.
van mijn gestorte, pensioensbijdrage, welk recht ik ver
lies, als ik ontslag heb vóór mijn huwelijk, dat geslo
ten zal worden half Juni.
Op dit adres aanstonds dienende van bericht en
raad, deelen B. en W. mede, dat het daarin gedaan
verzoek naar hun meening behoort te worden afge
wezen.
Bij raadsbesluit van 24 Maart 1.1. No. lc werd aan
Mej. Pape, op haar verzoek, met ingang van 1 Mei 1.1.
een eervol ontslag verleend als onderwijzeres aan de
4de Gemeenteschool. Op ons verzoek, zeggen B. en
W., blijft zij echter tot 15 Mei als tijdelijk onderwijze
res in functie. Zij vraagt nu te bepalen dat, terwijl
haar huwelijk half Juni a.s. zal worden voltrokken,
haar eervol ontslag zal ingaan met 1 Juli, onder
voorwaarde dat zij tot dezen datum een plaatsvervang
ster zal bezoldigen. Het komt ons voor, dat aan dit
verzoek geen steun behoort te worden verleend, ter
wille van een gering financieel voordeel 'i welk de
adressante aanleiding heeft gegeven dit verzoek te
doen. Het ia ook de vraag of daartegen uit een wette
lijk oogpunt geen bezwaar zou bestaan en of zij niet
eerst opnieuw zou moeten worden aangesteld om op
nieuw een eervol ontslag te kunnen verkrijgen. Hoe
dit zij, het komt ons voor, dat de gemeente aan een
onregelmatigheid als boven bedoeld niet moet mede
werken, zoodat wij de eer hebben uwer vergadering
voor te stellen te besluiten:
aan Mej. M. L. Pape, als beschikking op haar adres
d.d. 29 April 1.1. (den lsten Mei d.a.v. ontvangen) te
berichten, dat de Raad niet wenscht terug te komen op
zijn besluit d.d. 24 Maart 1.1. No. lc, waarbij aan haar
met ingang van 1 Mei 1915 een eervol ontslag is ver
leend als onderwijzeres aan de 4de Gemeenteschool.
Conform besloten.
FINANCÏEELE VOORSTELLEN VAN B. EN W.
BETREFFENDE DE DIENST 1914.
Goedgekeurd.
RUILING VAN GROND AAN
DEN OEESTERWEG.
Bij adres d.d. 20 April 1.1. hebben de heeren K. Raai
en J. Halff zich tot den Raad gewend met het verzoek
met de gemeente een ruiling van grond aan den Gees-
terweg te mogen aangaan, welk adres bij besluit van
21 April d.a.v. in handen van het College van B. en
W. werd! gesteld om bericht en raad.
Van de gemeente wordt gevraagd omstreeks 2.80 M*
en daarvoor in ruil aangeboden 2.99 M'.
Door het College is eene poging gedaan om de mo
gelijkheid te verkrijgen dat de achter het perceel van
den heer Raat gelegen straat (le Tuindwarsstraat)
naar den Geesterweg zou kunnen worden doorgetrok
ken, doch deze poging is afgestuit op de omstandig
heid dat de heer Raat daartoe niet wilde medewerken.
Nochtans zijn zij van meening dat tegen de aange
vraagde ruiling van grond, met gesloten beurzen, van
gemeentewege geen bezwaar moet worden gemaakt en
zij stellen voor daartoe te besluiten.
Een adres is ingekomen van eenige belanghebben
den met verzoek de straat door te trekken.
B. en W. hebben daartoe pogingen gedaan, doch
zijn daarin niet geslaagd zooals de Voorzitter mede
deelde. Onteigening kan niet geschiedei omdat de
doortrekking niet noodwendig is.
Het voorstel wordt aangenomen.
De vergadering wordt daarop gesloten.