meentelijke Arbeidsbeurs te kunnen bewijzen met een beroep op de resultaten, welke de tijdelijke Arbeids beurs gedurende den tijd van baar bestaaq in deze ge meente reeds had opgeleverd. De opmerking van B. en W., dat de abnormale tijds omstandigheden op die resultaten van grooten invloed zijn geweest, wercl overigens door den heer Cloeck en mevrouw Aukes toegegeven. Die resultaten zouden ze ker een geheel ander beeld hebben vertoond indien het steuncomité niet als vasten regel had aangenomen om alle lieden, die steun kwamen verzoeken en tot ar beiden in staat bleken, te verwijzen naar de tijdelijke Arbeidsbeurs, waar zij zich moesten laten inschrijven alvorens ondersteunning te erlangen. Na verdere onderlinge gedachtenwissellng bleek men dan ook ten slotte algemeen van gevoelen, dat het oprichten en instandhouden van een Arbeidsbeurs in deze gemeente in normale tijden niet van gemeentewe ge, doch van het particulier initiatief moest uitgaan, desnoodig door de gemeente gesubsidieerd, doch in eik geval krachtig gesteund van de zijde der patroons eau. die der werklieden. In die richting verklaarden de door B. en W. ge raadpleegde belanghebbenden te willen werkzaam zijn, zoodra de omstandigheden dit zullen toelaten. De bovenstaande beschouwingen maakt het college van B. en W. gaarne tot de zijne. Het stelt den Raad voor aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken, in antwoord op haar schrijven d.d. 13 Januari 1.1. No. 601 te berichten, dat het omzetten van de in deze ge meente bestaande tijdelijke Arbeidsbeurs in eene ge meentelijke Arbeidsbeurs niet noodzakelijk wordt ge acht; dat indien aan een dergelijke instelling In nor male tijden behoefte mocht bestaan, het particulier ini tiatief zich zeker zal laten gelden en dat alsdan de ge meente deze instelling zou kunnen subsidieeren, In dien mocht blijken, dat de steun van de zijde der ar- beidgevers en arbeidnemers onvoldoende mocht zijn. De neer Cloeck erkent, dat B. en W. het recht hadden om te zeggen, dat het omzetten van de be staande Arbeidsbeurs in een gemeentelijke niet nood zakelijk werd geacht. Dat echter in normale tijden zoo danige instelling in het geheel niet noodig was, was de meening van de lieeren Ringers en Fenijn. Spreker is echter van een tegenovergesteld gevoelen en be strijdt daarbij de meening van B. en W., dat, indien er 3n normale tijden behoefte aan mocht zijn, dat dan het particulier initiatief zich moet laten gelden. Een Ar- beidsbe1' door particulieren opgericht, zal zich be palen iot het bijeenoi.-ngeni van werkgevers en werk- nesae s m naar sprekers oordeel moet een Arbeids beurs wat meer zijn. Behalve als bemiddelings-bureau zal z* m leten worden een bureau van' arbeiders-statis tiek en zal zij bovendien kunnen bevorderen, en is zij noodzakelijk vco* controle op de ongeorganiseerde arbeiders bij aansluiting bij net werkloozenfonds, wel ke aansluiting door de Arbeidsbeurs kan worden be vorderd. Deze nieuwe opvatting van het werk der in stelling is alleen mogelijk indien het een gemeentelijke instelling is. De heer Ringers heeft zich, toen B. en W. hem vroegen, hoe hij dacht over de gemeentelijke arbeids beurs, geantwoord dat hij die instelling niet noodig achtte. Alleen zouden misschien de losse arbeiders er eenig voordeel vaa hebben., doch Alkmaar is zoo klein, dat men elkaar spoedig genoeg kan waarschuwen als er werk is. Heel wat anders is het in andere plaatsen, waar meer industrie is. Daarom waarschuwde spreker er tegen zulk een instelling, die nog al wat kosten zal, hier in het leven te roepen, 't Zelfde kan gevonden worden door particulier initiatief. Laten werkgever en werknemer zich daartoe vereenigen, de gemeente kan dan die Beurs desnoods een subsidie toekennen. Als voorzitter van het Werkloozenfonds weet spreker, dat door elke vakvereeniging omtrent de werkloosheid scherp genoeg gecontroleerd wordt. Ook daarvoor acht spreker het niet noodig. De heer Verkerk vraagt, waarom B. en W. wel de meening hebben gevraagd van de heeren Cloeck en Ringers, werkgevers, en niet die van de werknemers, van de arbeiders. Wethouder Wibaut in Amsterdam re gelt die zaak wat anders, die heeft ook het oordeel ge vraagd van de arbeidersvereenigingen. In het bestuur van het Werkloozenfonds zitten toch ook werknemers. Waarom het oordeel van dezen niet gevraagd? Dit vooraf. Verder heeft spreker zich verwonderd over de eenstemmigheid van het Dagelijksch Bestuur in de zen, omdat daarin ook zit de wethouder Lubbe, die dé gemeentelijke arbeidsbeurs toch op zijn program heeft als vrijzinnig democraat. Spreker zal niet bewe ren, dat een stichting van de arbeidsbeurs bepaald ur gent is, maar hij meent toch, dat mettertijd die gemeen telijke arbeidsbeurs, zooals de heer Cloeck die heeft verdedigd, er moet komen. De heer L u b b e zegt met den heer Cloeck op het zelfde standpunt te staan en achtte het niet noodig om nog vertegenwoordigers der arbeiders te vragen, daar hij zichzelf, en de heer Cloeck en de heer Fenijn ook als vertegenwoordigers der arbeiders beschouwde. De.Voorzitter dacht ook, dat dit de meening was van den heer Cloeck. De heer Cloeck: Zoo was 't niet, wat de Voorzit ter' bedoelt, gold destijds de kwestie van de distributie van het goedkoop voedsel; hier werd niet de meening van het steuncomité gevraagd, waarin de arbeiders vertegenwoordigd zijn, doch van mij als voorzitter der arbeidsbeurs. De heer Verkerk wil, nu hij de heer Lubbe zijn houding heeft hooren verdedigen, gaarne aannemen, dat men er ditmaal niet aan heeft gedacht de arbeiders te raadplegen, doch hij hoopt, dat dit een volgende ge legenheid wel zal gebeuren. De heer U d o betoogt, in tegenstelling met den heer Ringers, dat een arbeidsbeurs voor de goede werking van het werkloozenfonds wel noodig is en sluit zich geheel aan bij hetgeen door den heer Cloeck is gezegd. De heer Verkerk zou B. en W. wel in overweging willen geven, deze bijlage thans terug te nemen, om nog eens nader de zaak te onderzoeken als de tijden normaal zijn en dan in de richting zooals door den heer Cloeck is aangegeven. De heer v. d. Bosch sluit zich daarbij aan. Voor zoover hij heeft kunnen nagaan, zijn de meeste deskun digen op dit gebied van oordeel, dat een werkloozen fonds zonder arbeidsbeurs niet goed kan werken. Gaarne zou spreker daarom zien, dat B. en W. den toestand thans zoo lieten als die is, doch normale om standigheden zouden willen afwachten, om met nadere voorstellen ie komen. De heer d e W i t herinnert er aan, dat B. en W. den toestand ook zoo willen laten als hij is en zegt, dat zij na het gehouden overleg met de genoemde heeren een particuliere arbeidsbeurs voldoende achten. De heer Cloeck is daarmede niet tevreden. Een particuliere arbeidsbeurs zal niet meer worden dan een aanmeldings-bureau en naar sprekers overtuiging is het noodig te komen tot een inrichting zooals hij heeft aangegeven. Daarvqor heeft men ambtenaren noodig. De heer Ringers ziet niet in, waarom men het voorstel van B. §n W. niet zou aannemen. Wat dé heer Cloeck wil, zal nog al wat kosten en is niet noodig. De heer Meienbrink zou ook het voorstel van B. en W. wel willen aannemen, om af te wachten of misschien later iets anders noodig zat zijn. De heer van den Bosch zegt, dat men door het voorstel van B. en W. aan te nemen, de conclusie aan vaardt, dat men in normale omstandigheden meent, dat het particulier initiatief voorgaan moet en dat acht hij niet goed. Hij wil dus alleen uitspreken, dat thans de oprichting van de gemeentelijke arbeidsbeurs niet noodig wordt geacht, doch dat in normale om standigheden B. en W. de zaak nader zullen onderzoe ken. De Voorzitter meent, dat het verschil alleen is, dat B. en W. eerst den tusschenweg willen van een particuliere arbeidsbeurs met subsidie der gemeente. De heer vandenBosch zegt, dat dat niet juist is en wil desnoods zijn voorstel wel verduidelijken. Hij acht het niet gewenscht, dat de Raad zich nu reeds uitspreekt. De heer Verkerk zou liever zijn voorstel aange nomen zien, om de bijlage aan te houden. De Voorzitter meent, dat men dan toch een antwoord moet zenden aan de Kamer van Koophandel. Laat men dan berichten, dat de gemeenteraad te zijner tijd de zaak nader zal overwegen. De heer Ringers zou het voorstel van B. en W. willen aannemen; er zijn altijd wel menschen voor te vinden. Ambtenaren heeft men voor een arbeidsbeurs niet noodig. De heer Verkerk betoogt nog eens hoe voor de toetreding van ongeorganiseerden tot het werkloozen fonds een gemeentelijke arbeidsbeurs van veel belang is en blijft zijn voorstel handhaven. De heer den Boesterd zou graag zien, dat B. en W. eens nagingen, wat de gemeentelijke arbeids beurs zou kosten en hij zou ook nog het oordeel der werknemers willen vragen. Het voorstel-Verkerk, thans eerst in stemming ge bracht, wordt verworpen met 9 tegen 6 stemmen. Vóór stemden de heeren: Van den Bosch, Cloeck, den Boesterd, Udo, Govers en Verkerk. Tegen de heeren: Lubbe, Leguit, Fortuin, Zaadnoor- dijk, Luiting, Ringers, Meienbrink, dé Groot en de Wit. Het voorstel van B. en W. wordt daarop aangeno men met 9 tegen 6 stemmen. VERLENGING CREDIET STEUNCOMITé. Nu de tijd van drie maanden, gedurende welke aan het Steuncomité een blanco crediet werd verleend, is verstreken, stellen B. en W. thans den Raad voor, het bij Raadsbesluit van 27 Januari 1.1. verleende blanco crediet, toegestaan voor ten hoogste drie maanden, te willen verlengen tot het tijdstip, waarop hun college van oordeel zal zijn dat de diensten van het Comité niet meer noodig zullen zijn. De heer Cloeck wil niet gaarne onaangenaam zijn tegenover B. en W., doch zou graag willen zien, dat de laatste zin werdt gewijzigd en wel hierom omdat Bi en W. niet kunnen beoordeelen, wanneer de diensten van het comité niet meer noodig zullen zijn. Hij zou dit door het comité willen bepaald zien, daar dit alleen er over oordeelen kan en het comité niet door den raad is in het leven geroepen. De Voorzitter zegt, dat B. en W. daartegen geen bezwaar hebben en zou de zinsnede dan zoo willen doen luiden „waarop naar diens meening de diensten van het Comité niet meer noodig zullen zijn. Daarna wordt het voorstel goedgekeurd. VERZOEK OM TOESLAG OP DE L.OONEN VAN DE GEMEENTE-WERKLIEDEN. B. en W. stellen den Raad voor aan het bestuur der afd. Alkmaar van den Nederlandschen R. K. Ge- meente-werkliedenbond „St. Paulus", als beschikking op zijn adres d.d. II Maart 1.1., te berichten, dat zijn daarbij gedaan verzoek om toeslag op het loon van de gemeente-werklieden, niet kan worden ingewilligd. De Voorzitter deelt mede, dat van den heer van den Bosch is ingekomen een voorstel om een toe slag van 20 cent toe te kennen voor ieder kind beneden 14 jaar indien het loon niet meer dan 15 per week bedraagt na aftrek van de pensioensbijdrage en merkt op, dat door dien toeslag het loon. hooger kan worden dan 15. Men begaat dan een onbillijkheid tegenover degenen, wier loon 15 is. Hieruit blijkt, dat het ge wenscht is, indien de Raad het niet met B. en W. eens is, om dit voorstel nauwkeurig te onderzoeken voor het in behandeling komt. De heer van den Bosch zegt naar een grens te hebben gezocht cn meent, dat men ter voorkoming van onbillijkheden zou kunnen bepalen, dat door den toe slag het loon niet hooger mag stijgen dan 15.50. Spreker merkt op, dat wie 15 ygrdient, volgens zijn voorstel voor toeslag in aanmerking zou komen. De Voorzitter erkent dit laatste, doch meent, dat dan toch de onbillijkheid kan ontstaan voor dege nen, die iets meer dan 15, bijv. 15.10 verdienen. Voorts merkt de Voorzitter op, dat de onder teekenaar van het adres-Molenkamp in een onderhoud heeft gezegd, dat het adres waarschijnlijk niet zou zijn ingezonden als men geweten had, dat de maatregel omtrent de broodvoorziening zou worden getroffen. De heer van den Bosch veronderstelt, dat de Voorzitter den man niet geheel heeft begrepen. Al thans bij spreker heeft hij terecht betoogd, dat voor groote gezinnen de tijden heel moeielijk warm en dat naar zijne meening de Voorzitter ook wel Ids had ge voeld voor een tegemoetkoming aan de groote gezin nen. De Voorzitter blijft er bij, dat de man het heeft gezegd, het bleek ook, dat het adres nu niet met zoo groote instemming van zijn kant was ingezonden. De heer Lubbe wijst er op, dat ook bij hem Molen kamp er op heeft gewezen, dat voor groote gezinnen een toeslag wenschelijk was en verklaart er ook veel voor te gevoelen. De Voorzitter wenscht toch op te merken, dat de gemeente-werklieden over het algemeen in gunsti ger omstandigheden verkeeren dan andere arbeiders en acht het niet wenschelijk thans op het adres in te gaan. De heer vandenBosch zegt, dat Het iets anders zou zijn als er van loonsverhooging sprake was. Daar toe over te gaan in deze abnormale omstandigheden zou hij' verkeerd achten. Daarom stelt hij een toeslag voor afhankelijk van de talrijkheid van het gezin. Hij acht dit geen onbillijkheid ten opzichte van de arbei ders in particulieren dienst, evenmin als hij het onbil lijk vindt, dat een gemeente-werkman hooger bezol digd wordt. En wat de toestand der gemeente-werklie den op het oogenblik betreft, die is niet zooveel beter dan bij particulieren. Spreker weet bijv. dat de iirma Spruijt en Meijer voor grondwerk 30 cent per uur be taalt, terwijl de gemeente 25 cent geeft. Verschillende particuliere patroons hebben in deze dure tijden ook een toeslag gegeven, bijv. de Velser papierfabriek en de firma Ant. Jurgens te Oss. Ook vele gemeenten hebben rekening gehouden met de duurte, zooals Pur- merend, Schagen, Heemstede, Wormerveer en naar spr meent ook den Helder. En dat is niet te verwonderen als men ziet, dat de levensmiddelen enorm in prijs zijn gestegen en misschien nog hooger zullen gaan. Daar om hoopt spreker, dat de Raad zijn voorstel zal aan nemen. De Voorzitter zou dan toch den heer van den Bosch in overweging willen geven te bepalen, dat het loon met den toeslag niet hooger mag worden dan 15.-. De heer van den Bosch kan zich daarmede ver eenigen, als de aanneming van zijn voorstel daarvan zou afhangen. De heer Cloeck stond eerst op hetzelfde stand punt als B. en W., doch is later van gedachte veran derd. Hij vond in enkele bladen tal van gemeenten ge noemd, die een toeslag geven, ook een dertiental par ticulieren en toen spreker daarna op het kohier zag eenige werklieden, die 600 per jaar verdienen, toen was hij ook van dit gevoelen, dat het noodig was in den nood te voorzien in deze abnormale omstandighe den, door een abnormalen maatregel, een toeslag ge baseerd op de talrijkheid van het gezin. Hij laat gaar ne in het midden, hoe hoog die toeslag moet zijn. De heer van den Bosch dankt den heer Cloeck voor zijn steun en verdedigt zijn voorstel om 20 cent per kind te geven. De Voorzitter zegt, niet te kunnen begrijpen, waarom juist de gemeentewerkman in dezen geholpen moet worden. Spreker zou liever zien, dat men allen die het noodig hebben, zou kunnen helpen door het steuncomité of anderszins. Doch waarom alleen de ge meente-werklieden te bevoorrechten. De heer van den' Bosch heeft wel gezegd: bij particulieren, b.v. Spruijt en Meijer betaalt men 30 cent en bij de gemeente 25 cent, doch men moet weten, dat de arbeiders voor niet minder wilden werken. De heer van den Bosch zegt, dat men hier niet den nadruk moet' leggen op bevoorrechting van den gemeente-werkman. Men moet zich eenvoudig afvra gen of de gemeente als werkgeefster hare werklieden niet moet helpen. Men moet daarbij het hart' laten spreken. De heer Udo acht het moeielijk h bout poftant over het voorstel-van den Bosch te oordeelen en zou thans geen beslissing willen nemen. Laten B. en W- de zaak nog eens overwegen. De heer d e W i t zegt, dat het hem bekend was wel ke houding de heer Lubbe zou aannemen, waar thans blijkt, dat verscheidene leden van den raad veel voor een toeslag gevoelen, daar zou hij het voorstel van B. en W. nu in stemming willen brengen. Wordt dit ver worpen, dan kan de raad B. en W. verzoeken in de volgende vergadering, die toch de volgende week moet worden gehouden, met een voorstel te komen. Docb dan dient men ook de ambtenaren niet uit te schakelen. De heer van den Bosch kan zich daarmede ver eenigen dat hij geen uitgewerkt voorstel heeft gedaan, komt, doordat hij had hooren verluiden dat er een voorstel zou zijn. De heer Verkerk wenscht, waar de stemming dus nu zal gaan over het principe, daarvan iets te zeg gen. Spreker is het eigenlijk geheel eens met den Voorzitter, dat alle arbeiders moeten- worden gehol pen. De moderne arbeiders-organisatie had dan ook verwacht, dat de regeering daarvoor maatregelen zou nemen en dafarom heeft de moderne organisatie niet geadresseerd aan den raad. Waar de regeering in dit opzicht in gebreke is gebleven en hij met den heer van den Bosch er van overtuigd is dat ook de gemeente arbeiders in dezen duren tijd gebrek hebben, omdat hunne loonen precies groot genoeg zijn om in gewone omstandigheden rond te komen, daar kan hij thans ook wel iets voelen voor een kindertoeslag. Het voorstel van B. en W. wordt daarop met 9 te gen 6 stemmen verworpen. Tegen stemden de heeren: van den Bosch, Cloeck, den Boesterd, Udo, Govers, Lubbe, Verkerk, Fortuin en Luiting. Vóór de heerett: Meienbrink, de Groot, de Wit, Rin gers, Leguit en Zaadüoordijk. De Voorzitter verklaarde daarna, dat B. en W. de volgende vergadering met een voorstel zullen ko men. VOORSTEL VAN DEN HEER DEN BOESTERD TOT WIJZIGING DER INSTRUCTIE VAN DEN INGENIEUR BIJ HET ELECTRISCH BEDRIJF Het raadslid, de heer A. G. den Boesterd, stelt,nu in de raadsvergadering van 21 April j.l. is gebleken, dat de electro-technisch ingenieur niet alleen is belast met het dagelijksch toezicht maar ook met de techni sche leiding van het electrisch bedrijf, den Raad voor, om, in de desbetreffende instructie (v. d. Ingenieur) No. 415 van 6 Augustus 1913, in art. 1, eerste regel, voor ,De Ingenieur is belast met", te lezen: „De In genieur is belast met de technische leiding en". Dit voorstel gaat vergezeld van de volgende toelich ting: Aangezien de Directie van het electrisch bedrijf is opgedragen aan den Directeur der gasfabriek, zoo is, c. q., de mogelijkheid niet uitgesloten, dat dit aanlei ding kan geven tot misverstand en het spreekwoord van „het paard dat de haver verdienteventueel niet zou worden bevestigd of wel de brief met het „eere wien eere toekomt" niet aan het juiste adres afgegeven. Het is m. i. zeer zekei* in 't belang dezer Gemeente en ook van den hier bedoelden ambtenaar (Ingenieur) dat er meer zekerheid besta, dat deze iets belangrijks voor de Gemeente presteerend, de daarmee gepaarde belooning of lof ook bekome. In 't geven dezer zekerheid zal naar mijne beschei den meening worden voorzien door te voldoen aan mijn bovengemeld voorstel. WIJZIGING INSTRUCTIE VAN DEN INGENIEUR BIJ HET ELECTRISCH BEDRIJF. De heer Den Boesterd is, naar de meening van B. en W., ten onrechte, van gevoelen dat eerst in de ver gadering van 21 April 1.1. zou gebleken zijn, dat de electro-ingenieur niet alleen belast is met het dage lijksch toezicht, maar ook met de technische leiding van het electrische bedrijf, waarom hij voorstelt de in structie van den Ingenieur te wijzigen in dien zin, dat art. 1 luidt: „De Ingenieur is belast met de technische leiding en". Waarschijnlijk, zeggen B. en W., heeft de heer Den Boesterd over het hoofd gezien, dat de verordening tot regeling van het beheer van het gemeentelijk electrisch bedrijf (Gemeenteblad No. 414) reeds in zijn bezwaar voorziet, waarvan art. 4, de voorlaatste alinea immers luidt: „Met de directie van het gemeentelijk electrisch bedrijf is voorloopig belast de directeur der gemeente- gasfabriek, onder wiens toezicht een electro-technisch ingenieur voor de technische leiding werkzaam is". De wijziging, door den heer Den Boesterd voorge steld, komt B. en W. derhalve geheel onnoodig voor. Wil de Raad op het voorstel ingaan, dan zal hi} ten overvloede een reeds gemaakte bepaling herhalen. Aangehouden In verband met een nadere schrifte lijke toelichting van de heer Den Boesterd. CURSUS IN LANDBOUW-HUISHOUD- ONDERWIJS. B. en W. stellen den Raad voor aan de vereenlging voor Landbouw-huishoudonderwij9 te Winkel, al9 be schikking op haar adres d.d. 10 April 1.1., te berichten, dat de gemeente Alkmaar, voor den, bij voldoende deelneming, door haar aan de Huishoud- en Industrie school op te richten vijfjarigen cursus in Landbouw- huishoudonderwijs, voor den tijd van vijf achtereen volgende jaren een som van 100 's jaars wenscht bij te dragen, onder voorwaarde dat door het rijk min stens 2000 en door de provincie Noordholland min stens 600 's jaars voor dit doel worden beschikbaar gesteld. Goedgekeurd. AANLEG VAN EEN STRAAT TEN WESTEN VAN EN AANSLUITEND AAN DEN STATIONSWEG. B en W. stellen den Raad voor onder eenige voor waarden, behoudens de rechten van derden, aan den heer A. van Ree, koopman alhier, tot wederopzeggens vergunning te verleenen tot den aanleg van een toe gangsweg van- en in aansluiting met den Stationsweg naar zijn in aanbouw zijnde fabriek aan de westzijde van dien weg, op het perceel ten kadaster bekend in sectie C No. 2674. Goedgekeurd. OVERDRACHT VAN EEN STROOK GROND. B. en \V. stellen den Raad voor te besluiten aan Mejuffrouw Dina van Scheijen, echtgenoote van den heer H. de Jager, wonende te Haarlem, kosteloos in eigendom over te dragen een strook gemeentegrond, ter grootte van omstreeks 4 centiaren, deel uitmakende van het perceel kadastraal bekend in Sectie C der ge meente Alkmaar No. 2961, gelegen tusschen de percee- len Nos. 2114, 2111 en 2110 van Mejuffrouw Dina van Scheijen voornoemd en de fundeering van het te bouwen administratie-gebouw der gemeente-gasfa briek. Voorts in de van deze eigendomsoverdracht op te maken akte vast te leggen dat Mejuffrouw van Scheijen (en hare rechtverkrijgenden) aan de gemeente Alkmaar vergunning verleent tot het aanbrengen en hebben van lichtopeningen met ruiten van ondoorzichtig glas met klapvensters in den muur, grenzende aan de steek tus schen bedoeld administratiegebouw en de haar in ei gendom behoorende perceelen Sectie C Nos. 2114, 2111 en 2110, terwijl voor de keldervensters tralies zullen worden aangebracht. Goedgekeurd. AANKOOP PERCEEL LAAT No. 199, TOT EVENTUEELE VERGROOTING VAN HET SPEELTERREIN DER BURGERSCHOOL. Door de heeren Appel en Matthijsen wordt, namens hunne principalen, de erven Mej. de Wed. F. Geels, der gemeente te koop aangeboden het perceel Laat No. 199, kadastraal bekend in Sectie A der gemeente Alk maar onder No. 865, ter grootte van 74 centiaren en zulks voor een koopprijs van 2525. Waar dit perceel onmiddellijk grenst aan het speel terrein der Burgerschool en mitsdien voor eene even- tueele verruiming van dit terrein als aangewezen is, stellen B. en W. den Raad voor bedoeld perceel voor de gemeente aan te koopen. De heer M e 1 e n b r 1 n)k vraagt, of het noodig Is dit huis aan te koopen. De Voorzitter licht het voorstel nader toe met er op te wijzen, dat eenige verruiming van de speelplaats Wel noodig is, 74 c.A. is wel niet zoo groot, voor zulk een speelplaats toch wel van belang. Bovendien mogelijk komt ook de tijd wel, dat het andere perceel eigendom van de gemeente zal wesden. De heer Govers zou het beter vinden het aan grenzende perceel nu ook maar aan te koopen. De Voorzitter ontraadt dit, beter is het te wachten tot het aangeboden wordt. Ais de raad het te koop vraagt, is men in den regel duurder uit. De heer Ringers is dit eens. Spreker vestigt vervolgens de aandacht op den toestand van het perceel van den heer Elte ea hoopt, dat B. en W. daarin zullen doen voorzien als het perceel 199 ge sloopt wordt. De Voorzitter geeft daarvoor gaarne de verzekering, waarop het voorstel wordt goed gekeurd. INZAKE EERVOL ONTSLAG ONDERWIJZERES MEJ. PAPE. Bij den Raad is, onder dagteekening van 29 April 1.1., den lsteu Mei 1.1. ontvangen, een adres ingekomén van Mej. M. L. Pape, van den volgenden inhoud: Bij dezen neem ik de vijheid, U beleefd te verzoeken. Uw besluit, waarbij op mijn verzoek is bepaald, dat mijn ontslag als onderwijzeres aan de 4de Gemeente school ingaat op 1 Mei a.s., te herzien en te besluiten, dat dit ingaat op 1 Juli, onder goedvinding, dat ik van 15 Mei, den datum, tot welken ik nog in functie blijf op verzoek van B. en W., tot 1 Juli een tijdelijk onderwijzeres in mijn plaats bezoldig en dat wel ont de volgende reden Als onderwijzeres in 't huwelijk tredende met een onderwijzer, heb ik recht op terugbetaling van 1 pet. van mijn gestorte, pensioensbijdrage, welk recht ik ver lies, als ik ontslag heb vóór mijn huwelijk, dat geslo ten zal worden half Juni. Op dit adres aanstonds dienende van bericht en raad, deelen B. en W. mede, dat het daarin gedaan verzoek naar hun meening behoort te worden afge wezen. Bij raadsbesluit van 24 Maart 1.1. No. lc werd aan Mej. Pape, op haar verzoek, met ingang van 1 Mei 1.1. een eervol ontslag verleend als onderwijzeres aan de 4de Gemeenteschool. Op ons verzoek, zeggen B. en W., blijft zij echter tot 15 Mei als tijdelijk onderwijze res in functie. Zij vraagt nu te bepalen dat, terwijl haar huwelijk half Juni a.s. zal worden voltrokken, haar eervol ontslag zal ingaan met 1 Juli, onder voorwaarde dat zij tot dezen datum een plaatsvervang ster zal bezoldigen. Het komt ons voor, dat aan dit verzoek geen steun behoort te worden verleend, ter wille van een gering financieel voordeel 'i welk de adressante aanleiding heeft gegeven dit verzoek te doen. Het ia ook de vraag of daartegen uit een wette lijk oogpunt geen bezwaar zou bestaan en of zij niet eerst opnieuw zou moeten worden aangesteld om op nieuw een eervol ontslag te kunnen verkrijgen. Hoe dit zij, het komt ons voor, dat de gemeente aan een onregelmatigheid als boven bedoeld niet moet mede werken, zoodat wij de eer hebben uwer vergadering voor te stellen te besluiten: aan Mej. M. L. Pape, als beschikking op haar adres d.d. 29 April 1.1. (den lsten Mei d.a.v. ontvangen) te berichten, dat de Raad niet wenscht terug te komen op zijn besluit d.d. 24 Maart 1.1. No. lc, waarbij aan haar met ingang van 1 Mei 1915 een eervol ontslag is ver leend als onderwijzeres aan de 4de Gemeenteschool. Conform besloten. FINANCÏEELE VOORSTELLEN VAN B. EN W. BETREFFENDE DE DIENST 1914. Goedgekeurd. RUILING VAN GROND AAN DEN OEESTERWEG. Bij adres d.d. 20 April 1.1. hebben de heeren K. Raai en J. Halff zich tot den Raad gewend met het verzoek met de gemeente een ruiling van grond aan den Gees- terweg te mogen aangaan, welk adres bij besluit van 21 April d.a.v. in handen van het College van B. en W. werd! gesteld om bericht en raad. Van de gemeente wordt gevraagd omstreeks 2.80 M* en daarvoor in ruil aangeboden 2.99 M'. Door het College is eene poging gedaan om de mo gelijkheid te verkrijgen dat de achter het perceel van den heer Raat gelegen straat (le Tuindwarsstraat) naar den Geesterweg zou kunnen worden doorgetrok ken, doch deze poging is afgestuit op de omstandig heid dat de heer Raat daartoe niet wilde medewerken. Nochtans zijn zij van meening dat tegen de aange vraagde ruiling van grond, met gesloten beurzen, van gemeentewege geen bezwaar moet worden gemaakt en zij stellen voor daartoe te besluiten. Een adres is ingekomen van eenige belanghebben den met verzoek de straat door te trekken. B. en W. hebben daartoe pogingen gedaan, doch zijn daarin niet geslaagd zooals de Voorzitter mede deelde. Onteigening kan niet geschiedei omdat de doortrekking niet noodwendig is. Het voorstel wordt aangenomen. De vergadering wordt daarop gesloten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 6