De Wilde Olijf. FEUILLETON. trouwen. In afstemming van dit wetsontwerp zou de regeering zeer zeker een bewijs zien van gebrek aaa vertrouwen. De minister van binnenlanasche zaken, de heer Cort, van der T inden, zei, dat er vermoedens zijn geuit en vrees is uitgesproken, die met de strekking van dit ont werp niets hebben uit te staan. Het karakter van een volk kan geen schade lijden door een diplomatieke handeling; het karakter van een volk dient zich te openbaren in zijn handel en wandel. Het zou een bederf in ons staatsbedrijf zijn, als de regeering rekening hield met eenige geloofsvoorkèur. De aard van dit gezantschap is alleen, dat men in den Paus heeft gezien eèn belangrijke intemationalè politieke macht. Dr. Nolens heeft, niet zonder aarzelen, op verzoek van de regeering, zich belast met de missie. Al was er geen enkele katholiek in ons land, dan was het belang voor ons om met den Paus in contact te komen, even groot. Men bedenke, welke groote be langen er voor ons op het spel staan, niet alleen bij den oorlog, maar ook bij het sluiten van den vrede. Be wijzen, dat onze positie door dit gezantschap zal wor den versterkt, kan de regeering niet; diplomatie is geen wiskunde. Maar de regeering mag niets verzui men tot versterking van onze positie. Zij zou haar verantwoordelijkheid niet langer kunnen dragen, als deze maatregel niet werd genomen. Ook onze plicht als neutrale mogendheid eischt, dat wij trachten een eind te maken aan de ontzaglijke ma- terieele en moreele schade, die de zieke menschheid lijdt, Door zijn ligging en zijn traditie kan Nederland een steun zijn bij het herstel van den vrede. Het wetsontwerp werd aangenomen met 82 tegen 10 stemmen. Tegen stemden de heeren Eerdmans, Bichon van IJssehnonde, Helsdingen, Heer, De Muralt, Van Raalte, Oerhard, Mendels, Spiekman en Lieftinck. Vervolgens was aan de orde de voortzetting van de behandeling der interpellatie van Vuuren. De Minis ter van Koloniën betoogde dat hij wel zijn toevlucht tot het bankiers-consortium moest nemen, daar dë lee ning niet mocht mislukken. Verder ging hij dë wordingsgeschiedenis van het contract na. DE PERS OVER DE MINISTERIEELE REDEVOERINOEN. De Kamer heeft gisteren met 82 tegen 10 stemmen de regeering de 12000 toegestaan, die zij voor het tijdelijk gezantschap bij den Paus meent noodig te hebben. Zoowel de heer Loudon, minister van buiten- landsche zaken, als de heer Cort van der Linden, tij delijk voorzitter van den ministerraad, minister van binnenlandsche zaken, heeft gisteren een rede gehou den. De overzichtschrijver van de R. K. Maasbode zegt hieromtrent „Beide ministerieele redevoeringen vormen één harmonisch geheel. Maar niemand zal betwisten, dat het zwaartepunt der regeeringsverklaringen geheel ligt in de omstandige, uitnemend heldere en waardige rede van den Minister-president. Van beide redevoerin gen klonk er als een ondertoon van verwijt en verba zing over de „politiek", welke een voornaam landsbe lang kan schaden. Ieder der twee Ministers heeft in korte treffende schildering stil gestaan bij dien oceaan van wee, welke dagelijks zijn golven van smart tot hooger oevers opbeurt en deze verdwaasde wereld dreigt te verslinden. Met blijheid en echt medelijden hebben zij er op gewezen, hoe heerlijk het moet zijn voor ons land om mee te werken om ook maar iets bij te dragen tot bespoediging van den heet begeerden vrede; al was het slechts met één dag, zeide Minister Loudon. En waar minister Cort van der Linden met nadruk zeide, dat ons land een zeer bescheiden plaats inneemt in de rij der mogendheden en de Paus daarentegen be hoort tot de grootmachten, merkt de Maasbode op: „Pijnlijk moet dat den feilen anti-papisten we hebben, ofschoon iets gewend, gisteren verstomd ge staan over de hoeveelheid anti-papisme in de Kamer - in de ooren hebben geklonken. Maar grootsch als de Kerk nu eenmaal is, dwingt Zij een waarlijk nobel man, als deze Premier is, tot handhaven der waarheid, tegenover de alles te buiten gaande omkeering der verhoudingen, die gisteren in de Kamer was ver toond." „De uitwerking van 's Ministers rede liet zich in de gedragingen der Kamer als geweldig aflezen. Hij heeft door zijn toelichting de aanneming van het voor stel niet vergemakkelijkt. Dat toonde de ontroering, die vooral ter linkerzijde machtig was, dat heeft ook de heer Tydeman ipsis verbis verklaard. We begrijpen echter, dat de Minister-president den aard zijner han deling, die hij zoozeer geboden acht door het belang van ons land, niet wenschte te verhelen. Men had het in zijn macht om tegen te stemmen. Maar het voorstel was zóó gewichtig in de oogen der Regeering, dat zij als haar meening heeft kenbaar gemaakt, dat zij afstemmen van dit ontwerp zou be schouwen als wantrouwen in haar buitenlandsdi be leid. Op zich zelf hoogst bedenkelijk door het heen gaan van den Min. van Buitenlandsche Zaken, zou dat Roman naar het Engelsch. 21) o XI. „Weet jij ook, Evie, waarom mr. Strange op deze wijze wegloopt? Je oom zegt, dat het niet noodig was dat hij nog best in de stad had kunnen blijven. „Ik weet het werkelijk niet", antwoordde Evie op recht, terwijl zij om de tafel in de eetkamer heenliep en de bloemen voor den lunch rangschikte. „Je oom dach, dat je het wel zou weten", zei mrs. Jarrott, terwijl zij lusteloos achterover in een stoel lag. Haar toon en manieren gaven te kennen, dat de zaak haar niet raakte ofschoon zij bereid was er over te spreken. Dit was de grootste mate van belangstelling, die zij kon toonen, in iets dat haar persoonlijk niet aan ging, sinds den dood van haar jongens. Zij zou het onderwerp niet te berde hebben gebracht als de bleek heid van het jonge meisje in de laatste dagen hen met ongerust had gemaakt. „Ik heb er geen flauw vermoeden van," verklaarde miss Colfax. „Ik was even verbaasd als u, tante Hele na." „Je oom denkt, dat je iets tegen hem moet gezegd hebben „Dat heb ik niet. Ik heb hoegenaamd niets tegen hem gezegd. Waarom zou ik dat ook? Hij i9 niets voor mij." „Natuurlijk is hij niets voor je, als je verloofd bent met Billy Merrow." Miss Colfax leunde over dë tafel, terwijl zij er meer tijd voor nam dan noodig was om een roos bij het rang schikken goed te doen uitkomen. „Ik ben niet met hem geëngageerd," zei zij, also* zij er over had nagedacht „naar mijn eigen idee met. voium ook de Siemier trok zelf deze conclusie de geheeie Règeering aanmerkelijk hebben verzwakt. Meerderen hebben daardoor met tegenzin vóór- gestemd. Dat mag niet worden ontkend Maar voor gestemd heli ben zij. En aangenomen hebben ze \v a t de Regeering voorstelde en z o o a 1 s de Regeering het voorstelde Nog trachtte de heer Tydeman zijn stem los te maken van de toelichting op het voorstel, döor den Premier geleverd. Op hoofdpunten, zegde de anti- clericale leider, was hij het niet met de toelichting eens. Dat moge waar zijn, maar dat verandert niets aan het karakter van het Regeeringsvoorstel, dat men als geheel te nemen heeft en waarvan men niet door vóór te stemmen alleen een deel kan goedkeuren, doch dat integendeel in zijn geheel wordt goedgekeurd." Het overzicht eindigt aldus: Wanneer straks de Nederlandsche gezant naar Rome vertrekt, dan zullen honderdduizenden bidden, dat het voor een deel ook door zijn invloed moge wezen terwille van Nederland dat God ons schenke illam, quam mundus dare noü potest, pacem waarom de Kerk dagelijks smeekt, dien vrede, dien menschenbe- moeienis alleen niet geven kan. De overzichtschrijver van de N. Rott. Crt. stelt dë beide ministerieele redevoeringen aldus naast elkaar: „De sympathieke, kalmeerende, rustige redèvoering van den minister van buitenlandsche zaken zal onge twijfeld bij vele afgevaardigden de waardeering ge vonden hebben, welke zij verdiende." „De heer Cort van der Linden anders steeds zoo vol tact en beleid wist zich ditmaal niet geheel te onthouden van opmerkingen en ontboezemingen, die bij een deel van dë Kamer ontstemming moesten wek ken. Meermalen waren die opmerkingen op zichzelf niet onjuist, maar drong zich niettemin als vanzelf de vraag op, of de minister ze niet had kunnen achterwe ge laten, of hij althans niet een andere inkleeding had kunnen kiezen. Een enkelen keer ook verkondigde hij vrij gewaagde stellingen Toen hij b.v. den heer Tyde man voorstander van het overigens weinig practi- sche denkbeeld om een driemanschap naar den Paus te zenden tegemoet voerde, dat dit denkbeeld eer aan beveling zou verdienen, als het „andersom" werd toe gepast, en ter staving dezer uitspraak uitriep: „Wij nemen een zeer bescheiden plaats in onder de mogend heden en de Paus behoort tot de groote machten", werd het velen afgevaardigden toch even te machtig en kon menigeen zijn lust tot interrumpeeren slechts met moeite bedwingen. De motiveering was ook wel wat gewaagd. Groote mogendheden en Paus zijn onverge lijkbare groothedende laatste heeft als kerkvorst groote macht over de geesten (maar als zoodanig treedt onze regeering volgens haar eigen verklaring niet met hem in relatie)de regeeringen der Staten, ook onze Koningin, hebben w e r e 1 d 1 ij k e macht over tientallen millioenen van onderdanen. In één opzicht is er overeenkomst tusschen Ko ningin en Paus; met beiden blijven de vertegenwoordi gers van verschillende, elkander fel beoorlogende, staten betrekkingen onderhouden. Beiden zijn centra van internationaal verkeer (ons land zeker in niet min dere mate dan het Vaticaan); Koningin zoowel als Paus schijnen als onzijdige bemiddelaars in een be paald tijdsgewricht aan het uitgeput menschdom uit nemende diensten te kunnen bewijzen Kon met de constateering dezer laatste feiten niet worden vol staan en was de subjectieve, wat ons land aangaat van al te groote bescheidenheid getuigende vergelijking niet in onnoodige mate prikkelend'? Nu lag het voor de hand, dat de heer Eerdmans, overtuigd tegenstan der van het wetsontwerp, op zegevierenden toon kwam tegenwerpen, dat de Paus niet eens tot de Vredescon ferenties was uitgenoodigd, waarbij Nederland zoo gewichtige rol had gespeeld." Het overzicht van het eveneens liberale Handelsblad ademt ongeveer een zelfden geest. Vooropgesteld wordt ook hier de tegenstelling tusschen de rede van minister Loudon (terloops zij medegedeeld, dat deze verklaarde, dat de regeering :n den aanvang van Mei hoorde, dat er in het Vaticaan een begin van vredes- actie gaande was en dat er z, i. van herstelvan den vrede voor langen tijd nog geen sprake is) en minister Cort van der Linden. Van den laatste wordt gezegd, dat hij door de weinig gelukkige wijze, waarop hij in de discussie had ingegrepen, het voor menigeen moei lijk had gemaakt om vóór te stémmen, dat zijn rede een vreemd en pijnlijk oogenblik in de behandeling van deze zaak is geweest, dat zij onrust en misnoegen wek te. „Het was een effect, dat nog nooit, sedert het op treden van dit Kabinet in 1913, een rede van den pre mier heeft gehad. Nooit te voren had een rede van hem zulk een prikkelende, schier onthutsende uitwer king. Slag op slag klonken de uitingen, die niet slechts den anti-papisten maar ook den rustigen protestanten en zelfs menigen gewonen vaderlander als uitdagingen moesten treffen: betwijfeling van het „protestantsch karakter" der natie, opvijzeling van Rome als politiek centrum, van den Paus als „groote macht", neerdruk ken daarentegen, van Nederland als „kleine macht", waardeering van de tegemoetkomende houding die de „Maar toch wel naar zijn idëe, onderstel ik." „Dat kan ik toch niet helpen, is 't wel?" „Niet als je hem schrijft en zegt, dat alles uit is." Miss Colfax bleef staan en hief bij wijze van protest een groote, roode bloem omhoog. „Dat zou het wreedste zijn, waarvan ik ooit heb ge hoord", riep zij uit met overtuiging. „Ik begrijp niet, hoe u het over u kan verkrijgen zoo iets aan de hand te doen." „Wat wil jij dan in dit geval doen?" „Ik behoef nu toch nog niets te doen. Er is geen haast bij voordat ik weer naar Nieuw-York ga." „Wil je hem dus in 't geloof laten „Dat zal hij het liefst willen. Wanneer ik het hem zeg, zal het altijd nog te vroeg voor hem zijn. Er is geen reden waarom hij 't edhier zou weten dan noo dig is." „Maar is dat oprecht, liefste?" „Hoe kan ik dat zeggen?" Bij zoo'n onredelijke vraag werden de blauwe oogen door tranen beneveld. „Ik kan mij niet in al die fijne onderscheidingen ver diepen, tante Helena, begrijpt u dat niet? Ik heb alleen maar te doen wat goed is." Mrs. Jarrott richtte zich met een air van hulpeloos heid op. Zij hield veel van de dochter van haar broe der, maar zij moest zichzelf bekennen, dat zij jonge meisjes niet begreep. Daar zij alleen jongens had ge had, had zij niet te tobben gehad met wispelturigheid. „U moet het aan niemand vertellen, tante Helena", smeekte Evie, toen mrs. Jarrott de kamer scheen te wil len verlaten. „Ik zou niet graag willen, dat oom Jar rott het wist of tante Queenie." „Ik zal hun dat stellig besparen", zei mrs Jarrott op een voor haar scherpen toon. „Zij zouden op zijn minst verbaasd zijn, nadat je mijnheer Strange zoo hebt aangemoedigd." „Dat heb ik niet gedaan hij deed het uit eigen be weging. Ik kon hem niet tegenhouden". „Hadt je het wel gewild?" „Ik heb er wel over gedacht soms totdat ik mijn engagement met Billy opgaf." Paus-jegens ons had getoond, scherpe gisping van somunge uuiugen. vau „loouicioozea gtiooisuaai' ia de aeiie icgeu uet ontwerpen zoo voort. Het moet voor dezen minister, die anders altijd zoo n atmosfeer van sterke rusi om zien heen verspreidt, zeif wonder lijk geweest Zijn, :e merken er. hij merkte 't zeker uai iiij dimiaal zoo precies het tegenovergestelde deed. Gedurende het tweede deel van de rede bedaarde de beweging weer." Het eerste deel van 's heeren Cort van der Linden's rede is, met dat al, een slip of themind geweest. Maar het ware, dunkt ons, hoogst onbillijk om dit hoog op te nemen of den Minister van dit min geluk kige oogenblik zelfs maar eenige grief te maken. Van hem die maanden achtereen den last van éen ontzaglijk zware verantwoordelijkheid te dragen heeft gehad, die telkens en telkens weer aan 't hoofd van zijn ambtge- nooten voor de moeilijkste beslissingen heeft gestaan, die dagen, neen weken van zware spanning moet heb ben doorgemaakt, is 't waarlijk niet te verwachten uat hij, in al dien tijd, nooit eens wat van zijn zelfbedwang verliezen zai. Het mag integendeel verbazing wekken, dat het dezen Minister of een der anderen iiiet reeds eer overkwam. Het even uitglijden van den premier bij het behan delen van dit ontwerp heeft zeker den loop van deze zaak wat ongewenscht doen afwijken. Maar 't mag, en zal zeker den Minister niet worden nagehouden. En weldra zai heel het Paus-wetje in 't verleden wegglijden als een min schoone episode uit dezen tijd óf misschien nog eens worden herdacht als een van de meest wijze daden der Regeering." De premier heeft zoo is de indruk van. den over zichtschrijver der Telegraaf door zijn redevoering een deel van z'n positie bij de linkerzijde verspeeld. Te bewijzen valt dit niet. Maar men voeldë het aan de stemming, aan de spanning en aan heel de atmosfeer. Gemengd Nieuws. DE IJMUIDER TRAWLER-VLOOT. Het Hbld. meldt dat ongeveer drievierde van de ge- heele stoomtrawlervloot is thans te IJmuiden gearri veerd. Door den maatregel, de schepen voórloopig voor een week te doen stilliggen, zal men kunnen na gaan welke schepen op het eind dezer week nog niet binnen zijn en dus vermist worden. Het wordt steeds meer de vraag of de drie stoom trawlers „Irene", „Texel I" en „Rijnland" nog zullen binnenkomen. De hoop op de eerste twee is nog niet geheel uitgesloten; de laatste kan zoo goed als afge schreven worden. Alle trawlers die in de laatste dagen binnenkwamen, hebben niets van bedoelde schepen op zee ontdekt. UIT EGMOND AAN ZEE. (Uit het Visschersleven). Wat bijna gedurende een week werd gevreesd, is thans droeve werkelijkheid geworden: de hoop op te rugkeer van den trawler „Rijnland" is opgegeven. Wie ook getuige was van het vertrek van den Eg- mondschen visscher, vroolijk en luidruchtig; wie ook de kleine, vlugge trawlers de haven van IJmuiden zag uitstoomen, voer er één ,uit, waarop geen Egmon- der u met den Zuidwester een gul en welgemeend vaarwel toewuifde? niemand zou kunnen bevroe den, dat zulk een vaarwel een afscheid voor eeuwig kon beduiden. Op uw uitstapje naar Egmond verbaasde het u wel eens, zooveel visschersvrouwen en kinderen bij de aan komst van de tram aan te treffen? Zij komen bij elke tram even kijken of vader ook meegekomen is. Daar heb je kleine Huib: hij torst een zwart zeil doeken zak, waarin 't vuile werkpak van vader, een zoodje visch voor moeder en een lekkere kaag (scheeps beschuit) voor hemzelf is verborgen. Wat kijkt vader vergenoegd naar zijn kleine baas! Daar zit een zeeman in Een eindje verdei' een jonge visscher: zijn verloofde heeft de trui, die ze juist aan 't breien is, nu maar ou der haar anderen arm gestoken. Moeder loopt bij den slager aan om een stukje vleesch en vader gaat na den maaltijd even te kooi: hij heeft in geen tweemaal vierentwintig uur een oog dicht gehad. En den volgenden dag gaat het weer vroolijk en opgewekt naar IJmuiden. Dan hoort ge eenige uren later de trawler fluiten: hij kómt dicht langs den wal, vrouwen en kinderen be klimmen het duin men zwaait met Zuidwesters, de vrouwen beantwoorden den groet met de boezelaar na een kwartier ziet ge niet meer dan een stip in 't Noordwesten: „ga nu naar school, kind, als vader thuis komt, brengt hij een lekkere kaag voor je mee". Zoo hebt ge het wel eens bijgewoond? Dan zaagt ge den zonnekant van het visschersleven. Meng u deze dag niet onder hen, die de aamkomst van de tram verbeiden. Een do'ffe verslagenheid heeft zich meester gemaakt van die vrouwen en kinderen, die daar 's avonds half elf aan het station wachten. En zijn dat dezelfde luidruchtige visschers van „En nadat je die zielscrisis had doorgemaakt, kwam het er zeker niet meer op aan." „Wel, de zielscrisis, zooals u het noemt, maakt me vrij. Ik zal mij niets te verwijten hebben." „Neen, dat zal mijnheer Merrow wel voor je doen." „Natuurlijk zal hij dat doen. Dat verwacht ik ze ker Het zou heel vreemd zijn ais hij 't niet deed. Ik zal een vreeselijken tijd hebben, voordat ik hem zoover heb, dat hij de zaak op mijn manier beschouwt. En mij dunkt, tante Helena, ik mocht wel, bij alle3 wat er op mijn schouders ligt, wat sympathie van u onder vinden. Een massa meisjes zouden' er niets van ver teld hebben. Maar ik heb het u verteld omdat ik wenschte, dat u zien zou, dat ik volkomen eerlijk en oprecht ben." Mevrouw Jarrott zei voor 't oogenblik niets meer, maar later op den dag bekende zij haar man, dat het meisje haar een raadsel was. „Zij brengt mij in de war, zoodat ik niet meer weet, wie van ons beiden verstandig redeneert." Zij was nog in 't geheel niet zeker of Evie over mr. Strange kniesde ofschoon 't wel mogelijk was. Als dat echter niet 't geval was, dan moest zij ziek wezen. Anders was haar gedrukt heid en gebrek aan eetlust niet te verklaren. „Je kunt er je leven op verwedden, dat hij over haar denkt", beweerde mr. Jarrott, met ter zijde zetting van zijn gewone deftigheid, wat hij zich veroorloofde als hij zijn huisjasje aanhad. „Hij aanbid haar beeld alsof het een houten heilige was." En met weglating van het woord houten was dat geheel wat Etrange te Rosario deed. Daar hij haar, met het oog op al de omstandigheden, niet durfde schrijven, kon hij slechts in zijn hart een altaar voor haar oprichten en dat bedienen met een toewijding, die weinig heiligen genieten. Hij ondervond echter, dat het afwezig zijn van haar hem niet in staat stelde een vrij en onpartijdig oordeel over zijn toestand te vor men evenmin als zijn werk hem vanzelf de oplossing bracht voor de problemen, waarvoor hij zich zag ge plaatst. In dit opzicht was hij teleurgesteld over de uitwerking van zijn noodeloozë vlucht. vroeger, die daar uitstappen, die mannen, die ont wijkend antwoorden op de bange vragen der bekom merde vrouwtjes? „Is de Tessel I al binnen?" „Heb je de Irene nog gezien?" Vraag niet verder, moedertje, men wendt '»et hoofd af. „Hij kan nog wel een dag of wat weg blijven hij heeft voor tien dagen kolen aaa boord 't was nog al mistig om de Noord"IJdele hoop Maar lè&t hen nog wat in zoeten waan; de tijding, die z ij brengen komt altijd te vroeg. Hier vindt gij de namen van de Egmonders, geble ven met de Rijnland. Maar ik ken de menschen van nabij: stuurman Jan van der Plas, 24 jaar, stoere vent, eerlijk als goud was al een fiksche baas, toen hij me in de klas zat eenige dagen na de ramp opge- vischt, ontdaan van ring, beurs en lucifers-étui ter herkenning, weder aan den schoot der baren toever trouwd Rust zacht, jongen 1 Tijs Hopman, braaf huisvader, gij laat een weduwe en negen kinderen onverzorgd achter. Gij rust met uw neef Janus Hopman op den bodem der zee, dat onmetelijke kerkhof. En gij, Harmen Stam, die op uw twee en zestigste jaar nog als kok uw brood op zee moest opscharrelen veel booze buien hebt ge getrotseerd oók u zul len we niet wederzien. Deze zijn de Egmondsche offers op de Rijnland De treilers zullen een week blijven liggen, om na te gaan wie ontbreken. En in Egmond staan de vrouwen in groepjes bijeen of gaan ze den droeven gang naar het station „Mijn jongen kon gister toch binnen zijn".... „Hij had tot vandaag kolen aan boord" ,,'s Is nog al mistig geweest om de Noord" Men wacht op vijf trawlers DE SINT WILLIBRORDPUT TE HE1LOO. Men schrijft ons onder dagteekening iü Juni het volgende: Het was in het jaar 1877 toen van uit Amsterdam aan „de hoogschatters onzer Vaderkmdsche herinne ringen in de provinciën N. en Z. .Holland" de navol gende circulaire, onderteekend door mannen van ver schillende richtingen, maar één in liefde en hoogach ting voor Vaderlandsche Historie en Kunst en waar van van velen de namen als beroemde Vaderlanders nog voortleven, werd verzonden: Sinds onheugelijke tijden is in Heiloo de St. Wiiy- brordusput be,mid. Volgens eene OveiLvering, van welke de ernstige pen der geschiedvorschers het niet beneden zich gerekend heeft, aanteekening te houden*) is deze bron in 't Heilcoër duin, op het gebed van den grooten geloofsverkondiger ontstaan. Zeker is het, dat zij door vele menschengeslachten in eere is gehouden en als een monument onzer vroegste kerkgeschiedenis beschouwd moet worden. Intusschen stemt haar (zijn) uiterlijk heden ten dage maar weinig met de eerbiedwaardigheid overeen. De bemetseling van den put zelf is aan verwaarloozing ten prooi en de dorpsjeugd ontziet zich niet zelden, het water met puin en vuilnis te verontreinigen Monumentale putten zijn er niet veel in ons Va derland. Dit heeft de ondergeteekenden tot het besluit gebracht, zich tot eene Commissie te vereenigen, die het herstel en de toekomstige beveiliging van den St. Willibrordusput als hun taak aanvaard heeft. De put is een Hollandsch monument. Er worden niet veel bijdragen vereischt, om haar op eene wijze te verbouwen, die er een waardig monumentaal karakter aan geeft. Men denke bijv. aan den bekenden .put te Veere. Men heeft dan ook gemeend, terdege te kunnen volstaan met zich tót de hoogschatters onzer Vader landsche herinneringen in de provinciën N. en Z. Holland te wenden, om uit de door hen bijeen te bren gen bijdragen, de som te vinden, die noodig is om het beoogde doel te bereiken. De ondergeteekenden nemen de vrijheid u daartoe bijgaand inschrijvingsbiljet aan te bieden, dat aan een hunner, of voor uwe gemeente ook aan den heer die zich welwillend met de behartiging dezer zaak be last heeft, kan worden toegezonden. Zij teekenen zich met de meeste hoogachting, De Commissie voor het herstel der Sint Willibrordusput: J. J. L. TEN KATE. J. B. F. ROELVINK. A. B. J. STERK. J. A. ALBERDINGH THIJM. A. D. DE VRIES Azn. Th. BORRET. P. J. H. CUIJPERS. J. P. HASEBROEK. W. J. HOFDIJK. Amsterdam 1877. Zie o. -a. Geschiedenis der Christelijke kerk in Nederland, in tafereelen, onder de redactie van B. ter Haar, W. Moll en F. B. Swalue, Deel 1, blz. 52. Het doel der onderteekenaars en van hunne vele vrienden in de verschillende Gemeenten werd, zooals Na verloop van twee maanden was hij geestelijk nog even ver als toen hij Buenos-Ayres verliet. Zijn yer- stand verzekerde hem, dat hij het recht bezat van iemand, die geen rechten heeft, om maar zooveel mo gelijk buit te maken en zich toe te eigenen, terwijl dat uamelooze iets binnen in hem Weigerde die stelling goed te keuren. Wat nu eigenlijk in hem dit beletsel opwierp kon hij niet raden. Het kon zijn geweten niet zijn, want sinds dien bewusten nacht op het meer Champ lain hield hij er geen geweten meer op na. Evenmin kon het fijn hart Wezen, want dit riep luider om Evie Colfax dan een leeuw brult om voedsel. Zijn oordeel was als verlamd1, zoodat het hem maar het bes te leek Liefde tot de eenige scheidsrechter te maken en de rest te laten waaien. Hij werd hierin aangemoedigd door de gedachte, dat er tusschen haar en hem de geheimzinnige band van een „voorbeschikking" bestond. Hij geloofde vaag in een macht die met betrekking tot plannen voor 's menschen lot haar bedoelingen te kennen geeft door plotselinge vingerwijzigingen op zeer onregelmatige tijden. Op deze wijze was Evie Colfax, als een mooi, fee-achtig kind, aan hem geopenbaard in het meest kri tieke oogenblik van zijn leven. Tot dusver had hij zich ongaarne verdiept in de gebeurtenissen van dien avond, eenige jaren geleden, doch nu deed hij met een zeker genoegen een tocht naar het verleden. Hij zag haar nog voor zich, in een prenteboek kijkend, methaar gezichtje rustend op den rug van haar hand, waarbij haar gouden krullen over haar blooten arm vielen. Hij zag den jongen ook en herinnerde zich, dat hij Billy heette. Wie was Billy? vroeg hij zich verwon derd af. Hij hoorde een zachte eenigszins gemelijke stem van uit de schaduw zeggen: „Evie, lieve, het is tijd om naar bed te gaan. Ik ge loof niet, Billy, dat ze je thuis zoo laat laten opblij ven." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 2