DAGBLA II u ft i LXMAAR EN OMSTREK De Wild© Olp VOOP No. isr» Honted en zeventiende Jaargang, 1915 ¥,s m ZATERDAG 12 JUNI FEUILLETON. 1 v 'V L ,r ^11 :i I Deze Courant wordt cücen avond, behalve op Zon- en too? Alkmap";' fOs.*^j fr-an-o door het gaheafe Ri^r f 1.- Afeondsrlifke nu&smers 3 Cents. Prijs der gewone Advertentiën: Per regel f 0,10» Bij groote contracten rabat Qroote tetters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boffe-9 @n Msiid^Mruïfeïj v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voavdfw C 9. Het verhaal van den vrek, rid" J F" Tf!/^,0#OTl!EI3S!r 3a door HERMAN POORT. (Nadruk verboden). De belde broers, Wobbe en Hille, haddien het vroe ger precies geweten hoe ze leven moesten om rijk en gelukkig te worden. Toen hun oude vader stierf, had den ze land en geldje schoontjes gedeeld en Hille, de jongste, was met zijn aandeel een eigen boerderij be gonnen, een half uurke stappens van het ouderlijke spul. Elk óp zijn eigen erf en slechts zwoegend vóór zijn eigen erf, hadden ze tot hun ouderdom geleefd, onge trouwd en behoeftig, een paar rijke, vrekkige boeren, gierig op hun geld als de duivel op een menschenziel. Zoolang de zon $cheen en nog langer wroetten zij met him pezige armen op en in de schrale aarde om ook den laatsten aardappel te bemachtigen, welke zij hun schenken kon; in morgen- en avondschemering persten ze de uiers der koebeesten bijkans stuks om de laatste droppels melk. Des. winters tro-pea se, cm lich t ca vaar h f-y.xif In dua nasihldag needs te bed, ,-v :m s'-lsju diridsr, 2c li hm teirg y-wsysrtMk ferberg en winkel voor het «ailvctead e&draflfc. Ze werden door de helbewoner wijd fa des omtrek gehaat om hun schrielheid m Tm, geld; mei de Kaod- dé's lagen ze in rurie om een doomenhégje van twee of drie meter; de oude klaas Vervage was eens door Wobbe de deur uitgegooid om een schaap, dat op zijn erf verdwaald was. Ze ranseldien hun paaiden en ze vlóékten hun knechts; ze beulden eigen lichaam krom en stijf tegen de dorre heidegrond, ze aten bijkans niet noch dronken, maar met het aantal hunner jaren groeiden ook de stapels gouden en zilveren schijven in peuantkast en kabinet en des Zondagsavonds sloop Wobbe de hei over naar Hille of Hille naar Wobbe en vertrouwden ze elkaar glimlachend, fluisterend de ge heimen toe van steedis grooter rijkdommen. Zoo hadden ze gedaan toen ze als jonge kerels voor 't eerst op hunne hofsteden Btonden en toen ze als vol wassen mannen met zekere, triomfantelijke stappen hunne landerijen rondliepen; zoo ook deden ze, toen ze, als zeventigers, voorzichtig met den zelf gesneden stok de steeds smaller paadjes moesten gaan om de zich steeds verder uitbreidende rogge- en aardappel velden. Tot Hille ziek en sukkelend werd, te bed moest lig gen en buurman» nichte, Janna Klos, hem kwam ver zorgen Wobbe had het nooit goed gevondfen dat zijn broer dat vreemde vrouwimensch bij zich in huis had gehaald Hij kende de vrouwen: hij had ze van zijn twintigste jaar af altijd best in den kiekerd gehad. Als ze eens in je huis zijn, blijven ze er, als rotten in een haver- schuur; ze beginnen met de drempel van de koestal te dweilen tot ze op het laatst over broodspind en geld zak regeerenhij had dat dure spelletje al zoo dikwijls zien spelenEn hij had het met Janna ook aan zien komen; zoetjes maar zeker. Zijn oude, dunne lippen trilden van spijt en woede zoo vaak hij er aan dacht.Moest je een vreemde over je geld laten gaan, al was je oud, al was je ziek, Rpgian msx hei Engeteéfe, 22} o Wat xm het beladifeiiik veest, zich zulke on beduidende bijzonderheden ai d'jaren te herinneren, als er geen „bedoeling" bij ware geweest. Een stem in zijn binnenste zei hem, dat ditzelfde teeken ook een „bedoeling" zr.u kunnen hebben ten opzichte van de Wilde Oiijt, maar hij kwam niet in verzoeking daarbij stil te staan. De WildeOlijf herhaalde hij bij zich zelf, was van het begin af nooit „zijn type van meisje" ge weest. Het was klaarblijkelijk onmogelijk van een con- troleerende macht om dingen te „bedoelen" die buiten kwestie waren. Hij was niet verder dan tot hiertoe gekomen, toen hij van mevrouw Green, die hij toevallig op straat te genkwam, hoorde, dat mr. Skinner, de tweede firmant, een „beroerte" had gehad en nu naar Carlsbad moest voor een kuur. Mevrouw Skinner zou, volgens een brief van haar uit de Port aan mrs. Green, haar man daarheen vergezellen. Miss Colfax wilde deze gelegen heid waarnemen om met hen naar Southampton te rei zen, waar zij vrienden zou aantreffen, met wie zij naar Nieuw-York kon gaan. Er werd zelfs beweerd, dat miss Jarrott haar nicht zou vergezellen, maar me vrouw Green kon niet voor de waarheid daarvan in staan. In elk geval, zei zij, waren er teekenen van een periodieke opschuiving, zooals die af en toe in een groot handels-etablissement voorkomt en ditmaal hoopte zij, dat mr. Green zou krijgen wat hem toe kwam. XII. Het besef, dat op dit kritieke oogenblik een stoute stap moest gewaagd worden, werkte als 'n pijnstillend middel,-terwijl het anders een dag van wanhoop voor Strange zou geweest zijn. Voor het uiterlijk kalm zijn werk doende, riep hij in zijn binnenste al de hulp middelen op voor het vormen van een plan, ten einde de omstandigheden te dwingen. Na acht en veertig uur zijn hart geplaagd en zijn brein gefolterd te heb ben, kon hij niets origineelers bedenken dan den eer- zooals Hille? En was het Hille's geld? Behoorde 't niet aan hèm, Wobbe, als Hille morgen o! overmor gen te sterven kwam? Janna was de baas geworden op Hille's boerderijzij ging over de varkens en de koeien, zij besteedde de meiden ea de knechts, zij kocht en zij verkocht en zij liep met de rinkelende beugel- tasch voor d'r lijf alsof ze de mevrouw van het Hooge Huis waswobbe had gewaarschuwd, had tegen Hille gefluisterd, had het mensch zelfs gedreigd De lever schudde hem van kwaadheid als hij haar met boerinne-bazigheid over erf en deel zag gaan; zijn oude hart sloeg hem fel naar de keel als ze eigenrn; tig het kabinet opende en de blanke rijksdaalders aan het licht bracht.God, God, wat ziou er al gestolen zijn?Hoeveel zou ze al hébben weggesleept.En Hille, die in zijn bedstee niets hoorde en niets zag. De angst greep Wobbe naar den strot, ieder oogenblik van dag en nacht,want nou Hille op zijn eind liep, als hij nou maar niet zoo een eend was om het mensch nog wat te vermaken ook.ze had een tong van honig en streop, net wijf Wobbe bleef ptots pal staan cp het eenzaam heide pad, waarlangs hij voortgesukkeld kwa; hij hief zijn scherpe oude-mannenkop nijdig omhoog en loerde éiao angstig voor uil naar da verre boschjes road fcfil- „Of.va-dikke-mef' tóito hij ia&sdiea zijn tan den en hij sloeg met zijn stok in de bremstruiken, te- zij den weg, dat de ronde gouden bloemetjes her en der en opwaarts vlogen. Maar onmiddellijk daarop, in spijt over 't ennoodig tijdverlies, deed hij zijn korte, kromme beenen weer wanhopig-drifiig het mulle zand bestappen, zijn kopP loerend en nijdig, een halven meter vooruitgebogen Hij was laat vanavond. Reeds begon het te duisteren de hei iag al zwart en geleek een onbewogen, donke: meer; ook de heuveltjes en boschjes aan den einder hadden kleur en relief verloren en lagen nu als donke re silhouetten geplakt tegen de blauw-grijze, nog lich tende, transparante lucht. Een late specht vloog twee, drie keeren in groote kringen over Wobbe's hoofd en kletste zijn hooge, harde schrikschreeuw door dé sui zende stilte. „Houd den muil, ongeluk-schreeuwer, dooden-kraai- er, houd den muil", en huiverend sloeg Wobbe zijn stok omhoog waar de Vogel met wijd-geopenden, groo- ten bek tegen den hemel verder dreef. Maar zoovaak het schril geschreeuw weer óp-knarste uit de stilte der schemering, stond Wobbe sidderend stil. Dat beteeken- de een ongeluk, de doodEn de angst sloeg ben? fei in het oude, koude hart; het zweet brak uit zijn huidDe dood! En nog had hij niet met Hille kunnen spreken. Als die vóór zijn dood nog maar één moment weer tot zijn bewustzijn kwam.Hij had uitgerekend v/at Hille aan geld in huis moest hebben, van de aardappels van 't vorige jaar, de rogge van den winter, de drie koeien in Mei-maand.En al het andere, van land en effecten wist-ie nog van vroeger had Hille hem zelf nog uitgelegd.Als Jlanna hem maar niet voor geweest was; Janna was al door bij Hille,hij kon alleen 's-avonds komen. o God, het mensch.het vervloekte wijf.de in dringster de dief. Wobbe repte zich nog haastiger voort, sloeg nu, de vlonder over, rechts het mulle wagenpad in en zocht sten trein naar de Port te nemen, het meisje te vragen zijn vrouw te worden en het leven de gevolgen te la ten uitwerken. Maar na verloop van een paar dagen voorkwam een officieele medeaeeiing van mijnheer Jarrott een te opzettelijke tarting van de onverklaar bare aim. ia zijn binnenste.. Die meöedeeiing was gesteld in zijn korten, drogen zakeastiji ea deed niet vermoeden, ést er achter "de deftige woorden aandoeningen en wenschen van een oud man schudden. Mijnheer Skinner was ver van goed en moest onmiddellijk de reis naar Carlsbad aan vaarden. Strange moest zijn werk re Rosario aan mr Green overdragen, die directeur zou worden, in elk geval pro tem, en zich hoe eer hoe beter te Buenos- Ayres vervoegen. Mr, Jarrott zou hem gaarne zoc- spoedig mogelijk na zijn aankomst spreken. Dat was alles; maar het redde den toestand voor zoover het den jongen man betrof. De lijst der stoombooten raadplegend, zag hij dat de koninklijke mailpakketboot „Corriente3" over zes dagen naai Southampton vertrok. Door den geheelen nacht met mr. Green te werken, die zich gaarne alle inspanning getroostte, om zijn mededinger kwijt te raken, kon hij dén volgenden dlag een trein naar de Port nemen. Het was half zeven, toen hij te Buenos-Ayres arriveerde. Om half negen had hij zich wat opgeirischt, zijn klee- ren voor een avondtoilet verwisseld en gedineerd. Om negen uur hield zijn cab stil voor de deur van het huis te Palermo. Toen hij den ouden knecht, die hem geleidde, volg de, was het zoo donker in de patio, dat hij slechts langzaam kon gaan. En hij liep niet alleen langzaam omdat het donker was in de patio, maar omdat hij zijn vele aandoeningen onder bedwang trachtte te brengen, voordat hij zijn chef ontmoette en een onderhoud mei hem had, dat wellicht veel ernstigs kon opleveren. Hij was voor het eerst in zijn leven ontzenuwd, beverig, bijna bang. Toen hij langs de open deuren en ramen ging van de onverlichte of slechte flauw verlichte ver trekken, kwam de gedachte bij hem op, dat zij in een van de donkere hoeken kon zitten. Het zou hem een gevoel van verlichting hebben gegeven, als hij haar piano had hooren spelen of spreken en dus wist, dat haar aandacht was afgeleid. Niettemin tuurde hij in het rond om een glimp van haar op te vangen en span de zijn ooren in of hij haar stem ook vernam. Niets liet zich echter hooren dan de schuifelende voetstap pen van den knecht, die hem naar de bibliotheek aan dadelijk de uiterste rand van den linkerberm, waar hij tegen het lage dennehout zachtkens trachtte voort te sluipen. Nieuwe angst drong in zijn hart: de Knod- de's. Uit de verte hoorde hij gelach en gepraat aan waaien van hunne hofstee. Wachtten ze op hem? Om hem te plagen, te sarren,.te bestelen, als ze maar Zijn stok nam hij steviger in van denneloof de boerderij voorbijschoof. Knodde's zoons, de meiden en de knechts stonden aan het hek, dat op het erf voerde. De dag was zwaar van arbeid geweest, de avond was mild en koel; het pijpje werd gerookt en de vrijster in stilte gezoend; er was gestoei en gelach en luid gepraat; en elk van hen had te denken aan iets beters dan aan de oude vrek, die met zijn koude, angstige hart in de duisternis voorbijsloop. Maar fel en kort ate tegen een vagebond, blafte de hond en Piet Knodde, die aan den wegkant stond, zag het oude kromme manneke in haastige siddering voor bij-stuntelen. En „Hola, Wofcibs, gaat ge den erfenis halen, jong!" riep hij tófep?d, ,,cf 'bestelt ge de kren tenmik voor feet oegcafeaiete.'o. F hal De gierige Wobbe m een krentenmik!?' De anderen lachten joe- tead mee. „Tuig sehooiemik", schold' de oude in zich zei- ven, maar hij keek op noch om en schoof schielijk door. Weer schreeuwde hard en hoog de specht!.... O, als Hille het maar al niet had afgelegdHaastiger, nog haastiger strompelde hij verder. Toen hij" bij Hille op den deel kwam, liep juist Jan na hem met de lantaarn tegemoet. Ze was breed en gezond en kostelijk in 't zwart gekleed; de zilveren beugeltasch rinkelde en op d'r hoofd had ze een gou den oorijzer met mooie, stijve kantmuts. Toen Wob be haar zóó zag op haar puikste-mooi met goud en zilver, werd de keel hem vol en droog van nijd; zijn hart sloeg bonzend in zijn magere karkas; hij sidder de over zijn géheele lijf en de stok, waarop hij steunde, trilde mee. ,,'k Wou de deuren sluiten", zei Janna. Zij wou dé deuren sluiten.wat had ze hier te wil len?Wat had zij hier te sluiten?En waar van had ze dat gouden ijzer,.die kostelijke kant.,.. „'t Gaat minder goed met hem," zei Janna weer. „Vraag ik je wat? Ik zal je roepen als 'k de huis houdster noodig heb." De nijd lichtte uit zijn oude grijze oogen; zïfn dunne mond mummelde door, alsof hij nog veel meer zei; zijn lichaam bewoog schokkend heen en weer. In twee nijdige passen was hij haar voorbij; toen opeens keerdie hij zich met drift om en stotterend van nijd, riep hij„Waarvan heb jewaarvan heb je dat goudijzer endie kantboel? Hoe kom je daar aan? Zeg me dat es.... hè.. zeg me dat es, als je kunt...." „Ik heb oe niks te zeggen", zei Janna eenvoudig, en met zacht geruisch der wijde rokken, liep ze naar de deur toe „Docht ik het niet?Docht ik het niet?.. schreeuwde Wobbe en hij sloeg zijn stok tegen den vloer dat het leem stuivend op-vloog; maar toen, alsof hij iets beters had bedacht, schoof hij plotseling haastig den deel af en het woonhuis in naar de opka- het eind der binnenplaats bracht. Als zij niet onverwacht van achter een pilaar te voorschijn ware gekomen, een zwevend figuurtje in een witte japon, dan zou hij zich hebben kunnen be heecschen. Ais hij niet zoc plotseling voor haar had gestaan, terwijl zij hem in Rosario waande, had ook zij op haar hoede kunnen zijn. Hij bied staan, geheel onthutst. Zij gaf een lichten kreet, als van schrik. De beweging van zijn armen op dat oogenblik waren au tomatisch en niet aangegeven door de hersenen en dat zelfde kon ook gezegd worden van. de opwelling waar mede zij aan zijn borst zonk. En overigens ging alles bijna zwijgend. Wat hij zei en1 zij antwoordde, was nauwelijks hoorbaar voor hen beiden, ofschoon bei den het begrepen. Alles ging zoo snel in zijn werk, dat de knecht nauwelijks de deur der bibliotheek ge opend en „mr. Strange" aangekondigd had, of Stran ge stond reeds op den drempel: Hij moest nu al zijn gedachten verzamelen om die bij de zaken te bepalen en hij verwonderde zich over de kalmte en luchthartigheid waarmee hij dat deed. Na die korte plotselinge geloften viel het hem voor 't oogenblik even gemakkelijk Evie Colfax uit zijn ge dachten te verbannen als men financieele moeilijkheden vergeet bij het erven van een fortuin. Maar, ofschoon volkomen in staat praktische onderwerpen en handels zaken te behandelen, was hij niettemin in één verruk king over haar liefde, terwijl hij een gewaarwording had nauw verwant aan blijdschap, nu hij wist, dat de last der beslissing van hem was genomen. Sinds het Lot de zaak ter hand had genomen, kort men ook de geheele verantwoordelijkheid daaraan overlaten. Mr. Jarrott, die een sigaar zat te rooken en zijn kop koffie gebruikte, was in avondtoilet, maar droeg zijn huisjasje, een omstandigheid, waarvan Strange de be- teekenis niet kende, maar die niet zonder uitwerking op hem bleef. De ontvangst van den ouden man deed denken aan dien van een verlegen vader, die zijn te rughoudendheid tracht te laten varen tegenover den thuiskomenden zoon. Hij duwde Strange vriendelijk in den gemakkelijksten leuningstoel, schoof een tafeltje daarnaast voor den sigarenkoker, het aschbakje en de lucifers. Hij schelde om nog een kop koffie en bood hem dien zelf aan. Strange herinnerde zich hoe dik wijls hij zich niet op zijn gemak had gevoeld, wan neer hem na een drukken dag dergelijke attenties door dien goedén, ouden monsieur Durand werden bewe zen. mer, waar Hille in de duistere bedstee lag. Hij moest zich nu haasten, hij had nu de gelegenheid Dadelijk schudde hij Hille aan den schouder, lang en hevig, zoodat het zieke, vale hoofd als levenloos heen en weer viel. „HilleHillehoor je me niet.... ikke ben het... ikke.... Wobbe De zieke sloeg zijn oogen op en prevelde met schui mende lippen. „Hilleheb je den notaris gesproken?Hille Hille... heb je den notaris het geld en de plaats Hilleikke ben het...... ikkeWobbe." En met beide zijn handen aan Hille's schouders schuddé hij opnieuw den zieke heen en weer. Toen meende hij iets te verstaan uit het klankloos gemummel der lippen: „Tienduizend.... tienduizend... honderdduizend...." „Wat zeg je, Hille.... Wat zeg je?" „Tweehonderd duizend.tienduizend... Heb je geld, veul geld..." Wobbe boog zich angstig over 't vaalbleeke gelaat, trillende hing hij te luisteren. Toen schudde hij op nieuw heftig en lang met al de kracht zijner oude ar men. Maar de oogen bleven gesloten nu; 't gelaat bleekte grauwer en strakker 'óp uit 'dg „Hille,.... Hilie,.... wat was dat van die tienduizend, Hille...." Dieper nog boog Wobbe zich in de donkerte der bedstee, zijn* armen uitgespreid alsof hij een schat be schermde. „Hille.... Hille....", hier stokte zijn stem; hij hoorde Janna de kamer binnenkomen. Ruischend kwam ze na der. Ze lichtte met den lantaarn de bedstee vol gelen schijnHille's hoofd lag strak en bleek op het blauw- geruite kussen. ,,'k Had het gedacht", zei ze, „het is gebeurd." „Wat zeg je daar!" en Wobbe sprong weg van de bedstede. „Wat zeg je daar; is ie dood!" „Je ziet het", zei ze. „Enne.... enne....," stotterde Wobbe in ontzetting zonder meer naar zijn broer om te zien, „weet j ij dan iets van den notaris? Is hij hiér geweest?" Het gouden oorijzer met de kantmuts knikte zachtjes Ja". „En.... en....", krijschte hij jammerend. „I k krijg er tienduizend van", kwam er kort en be slist. Wobbe's kromme, magere lijf boog zich dieper; 't was alsof zijn beenen werden weggeslagen; hij greep zich aan de tafel vast om niet te vallen. Toen plots schoot hij weer fel overeind, zijn oude, gerimpelde kop scherp en bleek van nijd. „Je liegt hetje liegt hetindringster.... dief..." „Het is de waarheid", zei ze rustig. Als een beschonkene slingerde Wobbe terug door de duisternis. Tienduizend gulden had ze hem ontsto len, tienduizendHet hamerde door zijn hoofd, het sloeg door zijn hart.... Al hetgeen hij wèl zou er ven, meer dan twaalf maal zooveel, had zijn waarde verloren door de tienduizend, die hem ontging. Alles trilde aan hem van haat, nijd en teleurstelling. O hemel, o hemel, dat hij dit had moeten beleven.... „Ik had u niet zoo spoedig verwacht", begon mr. Jarrott, toen zij beiden zaten, „maar u hebt goed ge daan met te komen. Ik vrees dat er een geheele veran dering zal moeten plaats hébben." „Ik hoop, dat u daardoor niet in moeilijkheden komt", waagde Strange op te merken, op een toon van bezorgdheid, die door de vriendelijke ontvangst ge wettigd scheen te zijn. „Dat zal niet, als ik de rechte mannen op de rechte plaatsen kan krijgen. Dat zal de grootste moeilijkheid zijn. Het wol-departement zal onder de afwezigheid van mr. Skinner lijden. Hij is heel ziek naar mijn idee en er is slechte één man, die zijn plaats kan inne men." Strange voelde zijn hart kloppen en het bloed naar zijn gezicht stijgen. Hij begeerde die positie niet, want hij hield niet van de wol-afdeeling, maar het was onte genzeggelijk een „opklimming" en geheel in de lijn der hoogste promotie. „En dat is Jenkins", voegde mr. Jarrott er bedaard zij. Strange zei niets. Hij voelde zich opgelucht, alles in aanmerking genomen. Mr. Jarrott ging niet dade lijk met spreken door, maar toen hij sprak, zonk Stran ge diep in zijn gemakkelijken stoel, in een houding die lichamelijke vermoeidheid verried. „En als Jenkins hier terugkomt", ging de oude man voort, „dan moet gij zijn plaats in Nieuw-York inne men." Strange verborg zijn agitatie dbor groote wolken rook voor zich uit te blazen. Als hij niet reeds lan:' geleden had overwogen wat hij zou zeggen, als di voorstel hem werd gedaan, zou hij zenuwachtiger zij geweest, dan hij nu was. Hij had botweg voor dit aai bod willen bedanken, maar zijn oordeel was nu zoo gewijzigd door hetgeen er in het laatste kwartier was voorgevallen, dat hij slechte haastig in zijn geest alles kon nagaan, voor dat mr. Jarrott weer sprak. „Het kan geen kwaad het....e... u te zeggen", ging mr. Jarrott weer voort op dien haperenden toon, die, naar Strange had opgemerkt, met gewichtige aankon digingen in verband1 stond, „dat....e.... Jenkins zal....e... opgenomen worden.... in de vennootschap. Gij wordt e...„ nog niet.... in de vennootschap opgenomen. Maar gij zult in Nieuw-York een goed salaris hebben. Ik kan....e.... u dat wel vast beloven." Wordt vervolgd. jJLr^? 1^7 /re, £*^4" /T? ■rr^niittjrfHreyrn ^hr-rsyrra^nt^prij^ V i *,&-* '\!S V r>3£, iC 1, ...-2u'l '.j,.'L gv .'-..ai

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 9