DAGBLA
II u
ft i
LXMAAR EN OMSTREK
De Wild© Olp
VOOP
No. isr»
Honted en zeventiende Jaargang,
1915
¥,s
m
ZATERDAG
12 JUNI
FEUILLETON.
1
v 'V L ,r
^11 :i I
Deze Courant wordt cücen avond, behalve op Zon- en
too? Alkmap";' fOs.*^j fr-an-o door het gaheafe Ri^r f 1.-
Afeondsrlifke nu&smers 3 Cents.
Prijs der gewone Advertentiën:
Per regel f 0,10» Bij groote contracten rabat Qroote
tetters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boffe-9 @n Msiid^Mruïfeïj
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voavdfw C 9.
Het verhaal van den vrek,
rid" J F"
Tf!/^,0#OTl!EI3S!r 3a
door
HERMAN POORT.
(Nadruk verboden).
De belde broers, Wobbe en Hille, haddien het vroe
ger precies geweten hoe ze leven moesten om rijk en
gelukkig te worden. Toen hun oude vader stierf, had
den ze land en geldje schoontjes gedeeld en Hille, de
jongste, was met zijn aandeel een eigen boerderij be
gonnen, een half uurke stappens van het ouderlijke
spul.
Elk óp zijn eigen erf en slechts zwoegend vóór zijn
eigen erf, hadden ze tot hun ouderdom geleefd, onge
trouwd en behoeftig, een paar rijke, vrekkige boeren,
gierig op hun geld als de duivel op een menschenziel.
Zoolang de zon $cheen en nog langer wroetten zij met
him pezige armen op en in de schrale aarde om ook
den laatsten aardappel te bemachtigen, welke zij hun
schenken kon; in morgen- en avondschemering persten
ze de uiers der koebeesten bijkans stuks om de laatste
droppels melk. Des. winters tro-pea se, cm lich t ca vaar
h f-y.xif In dua nasihldag needs te bed, ,-v
:m s'-lsju diridsr, 2c li hm teirg y-wsysrtMk
ferberg en winkel voor het «ailvctead e&draflfc.
Ze werden door de helbewoner wijd fa des omtrek
gehaat om hun schrielheid m Tm, geld; mei de Kaod-
dé's lagen ze in rurie om een doomenhégje van twee
of drie meter; de oude klaas Vervage was eens door
Wobbe de deur uitgegooid om een schaap, dat op zijn
erf verdwaald was. Ze ranseldien hun paaiden en ze
vlóékten hun knechts; ze beulden eigen lichaam krom
en stijf tegen de dorre heidegrond, ze aten bijkans niet
noch dronken, maar met het aantal hunner jaren
groeiden ook de stapels gouden en zilveren schijven in
peuantkast en kabinet en des Zondagsavonds sloop
Wobbe de hei over naar Hille of Hille naar Wobbe en
vertrouwden ze elkaar glimlachend, fluisterend de ge
heimen toe van steedis grooter rijkdommen.
Zoo hadden ze gedaan toen ze als jonge kerels voor
't eerst op hunne hofsteden Btonden en toen ze als vol
wassen mannen met zekere, triomfantelijke stappen
hunne landerijen rondliepen; zoo ook deden ze, toen
ze, als zeventigers, voorzichtig met den zelf gesneden
stok de steeds smaller paadjes moesten gaan om de
zich steeds verder uitbreidende rogge- en aardappel
velden.
Tot Hille ziek en sukkelend werd, te bed moest lig
gen en buurman» nichte, Janna Klos, hem kwam ver
zorgen
Wobbe had het nooit goed gevondfen dat zijn broer
dat vreemde vrouwimensch bij zich in huis had gehaald
Hij kende de vrouwen: hij had ze van zijn twintigste
jaar af altijd best in den kiekerd gehad. Als ze eens
in je huis zijn, blijven ze er, als rotten in een haver-
schuur; ze beginnen met de drempel van de koestal te
dweilen tot ze op het laatst over broodspind en geld
zak regeerenhij had dat dure spelletje al zoo dikwijls
zien spelenEn hij had het met Janna ook aan zien
komen; zoetjes maar zeker.
Zijn oude, dunne lippen trilden van spijt en woede
zoo vaak hij er aan dacht.Moest je een vreemde
over je geld laten gaan, al was je oud, al was je ziek,
Rpgian msx hei Engeteéfe,
22} o
Wat xm het beladifeiiik veest, zich zulke on
beduidende bijzonderheden ai d'jaren te herinneren,
als er geen „bedoeling" bij ware geweest. Een stem
in zijn binnenste zei hem, dat ditzelfde teeken ook een
„bedoeling" zr.u kunnen hebben ten opzichte van de
Wilde Oiijt, maar hij kwam niet in verzoeking daarbij
stil te staan. De WildeOlijf herhaalde hij bij zich zelf,
was van het begin af nooit „zijn type van meisje" ge
weest. Het was klaarblijkelijk onmogelijk van een con-
troleerende macht om dingen te „bedoelen" die buiten
kwestie waren.
Hij was niet verder dan tot hiertoe gekomen, toen
hij van mevrouw Green, die hij toevallig op straat te
genkwam, hoorde, dat mr. Skinner, de tweede firmant,
een „beroerte" had gehad en nu naar Carlsbad moest
voor een kuur. Mevrouw Skinner zou, volgens een
brief van haar uit de Port aan mrs. Green, haar man
daarheen vergezellen. Miss Colfax wilde deze gelegen
heid waarnemen om met hen naar Southampton te rei
zen, waar zij vrienden zou aantreffen, met wie zij naar
Nieuw-York kon gaan. Er werd zelfs beweerd, dat
miss Jarrott haar nicht zou vergezellen, maar me
vrouw Green kon niet voor de waarheid daarvan in
staan. In elk geval, zei zij, waren er teekenen van een
periodieke opschuiving, zooals die af en toe in een
groot handels-etablissement voorkomt en ditmaal
hoopte zij, dat mr. Green zou krijgen wat hem toe
kwam.
XII.
Het besef, dat op dit kritieke oogenblik een stoute
stap moest gewaagd worden, werkte als 'n pijnstillend
middel,-terwijl het anders een dag van wanhoop
voor Strange zou geweest zijn. Voor het uiterlijk kalm
zijn werk doende, riep hij in zijn binnenste al de hulp
middelen op voor het vormen van een plan, ten einde
de omstandigheden te dwingen. Na acht en veertig
uur zijn hart geplaagd en zijn brein gefolterd te heb
ben, kon hij niets origineelers bedenken dan den eer-
zooals Hille? En was het Hille's geld? Behoorde
't niet aan hèm, Wobbe, als Hille morgen o! overmor
gen te sterven kwam? Janna was de baas geworden
op Hille's boerderijzij ging over de varkens en de
koeien, zij besteedde de meiden ea de knechts, zij kocht
en zij verkocht en zij liep met de rinkelende beugel-
tasch voor d'r lijf alsof ze de mevrouw van het Hooge
Huis waswobbe had gewaarschuwd, had tegen
Hille gefluisterd, had het mensch zelfs gedreigd
De lever schudde hem van kwaadheid als hij haar met
boerinne-bazigheid over erf en deel zag gaan; zijn
oude hart sloeg hem fel naar de keel als ze eigenrn;
tig het kabinet opende en de blanke rijksdaalders aan
het licht bracht.God, God, wat ziou er al gestolen
zijn?Hoeveel zou ze al hébben weggesleept.En
Hille, die in zijn bedstee niets hoorde en niets zag.
De angst greep Wobbe naar den strot, ieder oogenblik
van dag en nacht,want nou Hille op zijn eind
liep, als hij nou maar niet zoo een eend was om het
mensch nog wat te vermaken ook.ze had een tong
van honig en streop, net wijf
Wobbe bleef ptots pal staan cp het eenzaam heide
pad, waarlangs hij voortgesukkeld kwa; hij hief zijn
scherpe oude-mannenkop nijdig omhoog en loerde
éiao angstig voor uil naar da verre boschjes road fcfil-
„Of.va-dikke-mef' tóito hij ia&sdiea zijn tan
den en hij sloeg met zijn stok in de bremstruiken, te-
zij den weg, dat de ronde gouden bloemetjes her en der
en opwaarts vlogen.
Maar onmiddellijk daarop, in spijt over 't ennoodig
tijdverlies, deed hij zijn korte, kromme beenen weer
wanhopig-drifiig het mulle zand bestappen, zijn kopP
loerend en nijdig, een halven meter vooruitgebogen
Hij was laat vanavond. Reeds begon het te duisteren
de hei iag al zwart en geleek een onbewogen, donke:
meer; ook de heuveltjes en boschjes aan den einder
hadden kleur en relief verloren en lagen nu als donke
re silhouetten geplakt tegen de blauw-grijze, nog lich
tende, transparante lucht. Een late specht vloog twee,
drie keeren in groote kringen over Wobbe's hoofd en
kletste zijn hooge, harde schrikschreeuw door dé sui
zende stilte.
„Houd den muil, ongeluk-schreeuwer, dooden-kraai-
er, houd den muil", en huiverend sloeg Wobbe zijn
stok omhoog waar de Vogel met wijd-geopenden, groo-
ten bek tegen den hemel verder dreef. Maar zoovaak
het schril geschreeuw weer óp-knarste uit de stilte der
schemering, stond Wobbe sidderend stil. Dat beteeken-
de een ongeluk, de doodEn de angst sloeg ben?
fei in het oude, koude hart; het zweet brak uit zijn
huidDe dood! En nog had hij niet met Hille
kunnen spreken. Als die vóór zijn dood nog maar
één moment weer tot zijn bewustzijn kwam.Hij had
uitgerekend v/at Hille aan geld in huis moest hebben,
van de aardappels van 't vorige jaar, de rogge van
den winter, de drie koeien in Mei-maand.En al het
andere, van land en effecten wist-ie nog van vroeger
had Hille hem zelf nog uitgelegd.Als Jlanna
hem maar niet voor geweest was; Janna was al
door bij Hille,hij kon alleen 's-avonds komen.
o God, het mensch.het vervloekte wijf.de in
dringster de dief.
Wobbe repte zich nog haastiger voort, sloeg nu, de
vlonder over, rechts het mulle wagenpad in en zocht
sten trein naar de Port te nemen, het meisje te vragen
zijn vrouw te worden en het leven de gevolgen te la
ten uitwerken. Maar na verloop van een paar dagen
voorkwam een officieele medeaeeiing van mijnheer
Jarrott een te opzettelijke tarting van de onverklaar
bare aim. ia zijn binnenste..
Die meöedeeiing was gesteld in zijn korten, drogen
zakeastiji ea deed niet vermoeden, ést er achter "de
deftige woorden aandoeningen en wenschen van een
oud man schudden. Mijnheer Skinner was ver van
goed en moest onmiddellijk de reis naar Carlsbad aan
vaarden. Strange moest zijn werk re Rosario aan mr
Green overdragen, die directeur zou worden, in elk
geval pro tem, en zich hoe eer hoe beter te Buenos-
Ayres vervoegen. Mr, Jarrott zou hem gaarne zoc-
spoedig mogelijk na zijn aankomst spreken.
Dat was alles; maar het redde den toestand voor
zoover het den jongen man betrof. De lijst der
stoombooten raadplegend, zag hij dat de koninklijke
mailpakketboot „Corriente3" over zes dagen naai
Southampton vertrok. Door den geheelen nacht met
mr. Green te werken, die zich gaarne alle inspanning
getroostte, om zijn mededinger kwijt te raken, kon hij
dén volgenden dlag een trein naar de Port nemen. Het
was half zeven, toen hij te Buenos-Ayres arriveerde.
Om half negen had hij zich wat opgeirischt, zijn klee-
ren voor een avondtoilet verwisseld en gedineerd. Om
negen uur hield zijn cab stil voor de deur van het huis
te Palermo.
Toen hij den ouden knecht, die hem geleidde, volg
de, was het zoo donker in de patio, dat hij slechts
langzaam kon gaan. En hij liep niet alleen langzaam
omdat het donker was in de patio, maar omdat hij zijn
vele aandoeningen onder bedwang trachtte te brengen,
voordat hij zijn chef ontmoette en een onderhoud mei
hem had, dat wellicht veel ernstigs kon opleveren. Hij
was voor het eerst in zijn leven ontzenuwd, beverig,
bijna bang. Toen hij langs de open deuren en ramen
ging van de onverlichte of slechte flauw verlichte ver
trekken, kwam de gedachte bij hem op, dat zij in een
van de donkere hoeken kon zitten. Het zou hem een
gevoel van verlichting hebben gegeven, als hij haar
piano had hooren spelen of spreken en dus wist, dat
haar aandacht was afgeleid. Niettemin tuurde hij in
het rond om een glimp van haar op te vangen en span
de zijn ooren in of hij haar stem ook vernam. Niets
liet zich echter hooren dan de schuifelende voetstap
pen van den knecht, die hem naar de bibliotheek aan
dadelijk de uiterste rand van den linkerberm, waar hij
tegen het lage dennehout zachtkens trachtte voort te
sluipen. Nieuwe angst drong in zijn hart: de Knod-
de's. Uit de verte hoorde hij gelach en gepraat aan
waaien van hunne hofstee. Wachtten ze op hem? Om
hem te plagen, te sarren,.te bestelen, als ze maar
Zijn stok nam hij steviger in
van
denneloof de
boerderij voorbijschoof.
Knodde's zoons, de meiden en de knechts stonden
aan het hek, dat op het erf voerde. De dag was zwaar
van arbeid geweest, de avond was mild en koel; het
pijpje werd gerookt en de vrijster in stilte gezoend; er
was gestoei en gelach en luid gepraat; en elk van
hen had te denken aan iets beters dan aan de oude
vrek, die met zijn koude, angstige hart in de duisternis
voorbijsloop.
Maar fel en kort ate tegen een vagebond, blafte de
hond en Piet Knodde, die aan den wegkant stond, zag
het oude kromme manneke in haastige siddering voor
bij-stuntelen. En „Hola, Wofcibs, gaat ge den erfenis
halen, jong!" riep hij tófep?d, ,,cf 'bestelt ge de kren
tenmik voor feet oegcafeaiete.'o. F hal De gierige
Wobbe m een krentenmik!?' De anderen lachten joe-
tead mee.
„Tuig sehooiemik", schold' de oude in zich zei-
ven, maar hij keek op noch om en schoof schielijk
door. Weer schreeuwde hard en hoog de specht!.... O,
als Hille het maar al niet had afgelegdHaastiger,
nog haastiger strompelde hij verder.
Toen hij" bij Hille op den deel kwam, liep juist Jan
na hem met de lantaarn tegemoet. Ze was breed en
gezond en kostelijk in 't zwart gekleed; de zilveren
beugeltasch rinkelde en op d'r hoofd had ze een gou
den oorijzer met mooie, stijve kantmuts. Toen Wob
be haar zóó zag op haar puikste-mooi met goud en
zilver, werd de keel hem vol en droog van nijd; zijn
hart sloeg bonzend in zijn magere karkas; hij sidder
de over zijn géheele lijf en de stok, waarop hij steunde,
trilde mee.
,,'k Wou de deuren sluiten", zei Janna.
Zij wou dé deuren sluiten.wat had ze hier te wil
len?Wat had zij hier te sluiten?En waar
van had ze dat gouden ijzer,.die kostelijke kant.,..
„'t Gaat minder goed met hem," zei Janna weer.
„Vraag ik je wat? Ik zal je roepen als 'k de huis
houdster noodig heb."
De nijd lichtte uit zijn oude grijze oogen; zïfn dunne
mond mummelde door, alsof hij nog veel meer zei; zijn
lichaam bewoog schokkend heen en weer.
In twee nijdige passen was hij haar voorbij; toen
opeens keerdie hij zich met drift om en stotterend van
nijd, riep hij„Waarvan heb jewaarvan heb je dat
goudijzer endie kantboel? Hoe kom je daar aan?
Zeg me dat es.... hè.. zeg me dat es, als je kunt...."
„Ik heb oe niks te zeggen", zei Janna eenvoudig, en
met zacht geruisch der wijde rokken, liep ze naar de
deur toe
„Docht ik het niet?Docht ik het niet?..
schreeuwde Wobbe en hij sloeg zijn stok tegen den
vloer dat het leem stuivend op-vloog; maar toen,
alsof hij iets beters had bedacht, schoof hij plotseling
haastig den deel af en het woonhuis in naar de opka-
het eind der binnenplaats bracht.
Als zij niet onverwacht van achter een pilaar te
voorschijn ware gekomen, een zwevend figuurtje in
een witte japon, dan zou hij zich hebben kunnen be
heecschen. Ais hij niet zoc plotseling voor haar had
gestaan, terwijl zij hem in Rosario waande, had ook
zij op haar hoede kunnen zijn. Hij bied staan, geheel
onthutst. Zij gaf een lichten kreet, als van schrik. De
beweging van zijn armen op dat oogenblik waren au
tomatisch en niet aangegeven door de hersenen en dat
zelfde kon ook gezegd worden van. de opwelling waar
mede zij aan zijn borst zonk. En overigens ging alles
bijna zwijgend. Wat hij zei en1 zij antwoordde, was
nauwelijks hoorbaar voor hen beiden, ofschoon bei
den het begrepen. Alles ging zoo snel in zijn werk,
dat de knecht nauwelijks de deur der bibliotheek ge
opend en „mr. Strange" aangekondigd had, of Stran
ge stond reeds op den drempel:
Hij moest nu al zijn gedachten verzamelen om die
bij de zaken te bepalen en hij verwonderde zich over
de kalmte en luchthartigheid waarmee hij dat deed.
Na die korte plotselinge geloften viel het hem voor 't
oogenblik even gemakkelijk Evie Colfax uit zijn ge
dachten te verbannen als men financieele moeilijkheden
vergeet bij het erven van een fortuin. Maar, ofschoon
volkomen in staat praktische onderwerpen en handels
zaken te behandelen, was hij niettemin in één verruk
king over haar liefde, terwijl hij een gewaarwording
had nauw verwant aan blijdschap, nu hij wist, dat de
last der beslissing van hem was genomen. Sinds het
Lot de zaak ter hand had genomen, kort men ook de
geheele verantwoordelijkheid daaraan overlaten.
Mr. Jarrott, die een sigaar zat te rooken en zijn kop
koffie gebruikte, was in avondtoilet, maar droeg zijn
huisjasje, een omstandigheid, waarvan Strange de be-
teekenis niet kende, maar die niet zonder uitwerking
op hem bleef. De ontvangst van den ouden man deed
denken aan dien van een verlegen vader, die zijn te
rughoudendheid tracht te laten varen tegenover den
thuiskomenden zoon. Hij duwde Strange vriendelijk
in den gemakkelijksten leuningstoel, schoof een tafeltje
daarnaast voor den sigarenkoker, het aschbakje en de
lucifers. Hij schelde om nog een kop koffie en bood
hem dien zelf aan. Strange herinnerde zich hoe dik
wijls hij zich niet op zijn gemak had gevoeld, wan
neer hem na een drukken dag dergelijke attenties door
dien goedén, ouden monsieur Durand werden bewe
zen.
mer, waar Hille in de duistere bedstee lag. Hij moest
zich nu haasten, hij had nu de gelegenheid
Dadelijk schudde hij Hille aan den schouder, lang
en hevig, zoodat het zieke, vale hoofd als levenloos
heen en weer viel.
„HilleHillehoor je me niet.... ikke ben het...
ikke.... Wobbe
De zieke sloeg zijn oogen op en prevelde met schui
mende lippen.
„Hilleheb je den notaris gesproken?Hille
Hille... heb je den notaris het geld en de plaats
Hilleikke ben het...... ikkeWobbe."
En met beide zijn handen aan Hille's schouders
schuddé hij opnieuw den zieke heen en weer.
Toen meende hij iets te verstaan uit het klankloos
gemummel der lippen:
„Tienduizend.... tienduizend... honderdduizend...."
„Wat zeg je, Hille.... Wat zeg je?"
„Tweehonderd duizend.tienduizend... Heb je geld,
veul geld..."
Wobbe boog zich angstig over 't vaalbleeke gelaat,
trillende hing hij te luisteren. Toen schudde hij op
nieuw heftig en lang met al de kracht zijner oude ar
men. Maar de oogen bleven gesloten nu; 't gelaat
bleekte grauwer en strakker 'óp uit 'dg
„Hille,.... Hilie,.... wat was dat van die tienduizend,
Hille...."
Dieper nog boog Wobbe zich in de donkerte der
bedstee, zijn* armen uitgespreid alsof hij een schat be
schermde.
„Hille.... Hille....", hier stokte zijn stem; hij hoorde
Janna de kamer binnenkomen. Ruischend kwam ze na
der. Ze lichtte met den lantaarn de bedstee vol gelen
schijnHille's hoofd lag strak en bleek op het blauw-
geruite kussen.
,,'k Had het gedacht", zei ze, „het is gebeurd."
„Wat zeg je daar!" en Wobbe sprong weg van de
bedstede. „Wat zeg je daar; is ie dood!"
„Je ziet het", zei ze.
„Enne.... enne....," stotterde Wobbe in ontzetting
zonder meer naar zijn broer om te zien, „weet j ij dan
iets van den notaris? Is hij hiér geweest?"
Het gouden oorijzer met de kantmuts knikte zachtjes
Ja".
„En.... en....", krijschte hij jammerend.
„I k krijg er tienduizend van", kwam er kort en be
slist.
Wobbe's kromme, magere lijf boog zich dieper; 't
was alsof zijn beenen werden weggeslagen; hij greep
zich aan de tafel vast om niet te vallen. Toen plots
schoot hij weer fel overeind, zijn oude, gerimpelde
kop scherp en bleek van nijd.
„Je liegt hetje liegt hetindringster.... dief..."
„Het is de waarheid", zei ze rustig.
Als een beschonkene slingerde Wobbe terug door
de duisternis. Tienduizend gulden had ze hem ontsto
len, tienduizendHet hamerde door zijn hoofd,
het sloeg door zijn hart.... Al hetgeen hij wèl zou er
ven, meer dan twaalf maal zooveel, had zijn waarde
verloren door de tienduizend, die hem ontging. Alles
trilde aan hem van haat, nijd en teleurstelling.
O hemel, o hemel, dat hij dit had moeten beleven....
„Ik had u niet zoo spoedig verwacht", begon mr.
Jarrott, toen zij beiden zaten, „maar u hebt goed ge
daan met te komen. Ik vrees dat er een geheele veran
dering zal moeten plaats hébben."
„Ik hoop, dat u daardoor niet in moeilijkheden
komt", waagde Strange op te merken, op een toon van
bezorgdheid, die door de vriendelijke ontvangst ge
wettigd scheen te zijn.
„Dat zal niet, als ik de rechte mannen op de rechte
plaatsen kan krijgen. Dat zal de grootste moeilijkheid
zijn. Het wol-departement zal onder de afwezigheid
van mr. Skinner lijden. Hij is heel ziek naar mijn idee
en er is slechte één man, die zijn plaats kan inne
men."
Strange voelde zijn hart kloppen en het bloed naar
zijn gezicht stijgen. Hij begeerde die positie niet, want
hij hield niet van de wol-afdeeling, maar het was onte
genzeggelijk een „opklimming" en geheel in de lijn
der hoogste promotie.
„En dat is Jenkins", voegde mr. Jarrott er bedaard
zij.
Strange zei niets. Hij voelde zich opgelucht, alles
in aanmerking genomen. Mr. Jarrott ging niet dade
lijk met spreken door, maar toen hij sprak, zonk Stran
ge diep in zijn gemakkelijken stoel, in een houding die
lichamelijke vermoeidheid verried.
„En als Jenkins hier terugkomt", ging de oude man
voort, „dan moet gij zijn plaats in Nieuw-York inne
men."
Strange verborg zijn agitatie dbor groote wolken
rook voor zich uit te blazen. Als hij niet reeds lan:'
geleden had overwogen wat hij zou zeggen, als di
voorstel hem werd gedaan, zou hij zenuwachtiger zij
geweest, dan hij nu was. Hij had botweg voor dit aai
bod willen bedanken, maar zijn oordeel was nu zoo
gewijzigd door hetgeen er in het laatste kwartier was
voorgevallen, dat hij slechte haastig in zijn geest alles
kon nagaan, voor dat mr. Jarrott weer sprak.
„Het kan geen kwaad het....e... u te zeggen", ging
mr. Jarrott weer voort op dien haperenden toon, die,
naar Strange had opgemerkt, met gewichtige aankon
digingen in verband1 stond, „dat....e.... Jenkins zal....e...
opgenomen worden.... in de vennootschap. Gij wordt
e...„ nog niet.... in de vennootschap opgenomen. Maar
gij zult in Nieuw-York een goed salaris hebben. Ik
kan....e.... u dat wel vast beloven."
Wordt vervolgd.
jJLr^?
1^7 /re, £*^4" /T? ■rr^niittjrfHreyrn ^hr-rsyrra^nt^prij^
V
i *,&-* '\!S V
r>3£,
iC 1, ...-2u'l '.j,.'L gv .'-..ai