De Wilde Olijf. FEUILLETON. waardigheid, terwij! de ongeloovige niet staat is om met zijn verklaring te praesteeren wat de geloovige met zijn eed kan doen. Spr. meende, dat de regeering voor korten tijd ieder een had kunnen dwingen den eed af te leggen. Een oplossing voor goed wist spr. niet. Het beste zou mis schien zijn, ieder tot den eed te dwingen, behalve wie tot een kerkgenootschap behoort, dat den eed verbiedt, of wie op bijbelsche gronden bezwaar hebben. Met dit ontwerp kon spr. in geen geval meegaan De heer Lucasse (A.-R., Zeeland) meende dat het wetsontwerp feitelijk de vrije keuze invoert. De rech ter zal de gemoedsbezwaren tegen den eed niet kunnen onderzoeken. In burgerlijke gedingen kan men niet zonder den eed. De heer Bosch van Oud-Amelisweerd (R.-K., Ui teren afgebroken rede voort. Spr. zoo tweeslachtigheid rest van den Hoogen Raad hebben zich nog geen groo- te bezwaren voorgedaan. De aan den rechter opge dragen taak om de gemoedsbezwaren te onderzoeken is door hem niet te vervullen. Spr. wees op de groote waarde van den eed, welke men z. i. niet missen kan. De tegenwoordige toestanc kan echter wel iets langer voortduren. Overigens zou spr. den toestand willen herstellen, zooals deze was voor de laatste jurisprudentie. De heer Kuyper A.-R., Z.-Holland) verklaarde dat het ontwerp van zuiver antithetischen aard is en als zoodanig thans niet had mogen worden voorgesteld; dat het geheel onrijp is; dat de regeering een oorlogs toestand gebruikt om deze zeer anticlericale zaak bin nen te halen; en dat de Eerste Kamer het ontwerp zeer zeker moet verwerpen. De heer Drucker (V.-D., N.-Holland) verdedigde het ontwerp. Spr. betoogde dat het verzet eerst later tegen het ont werp zoo scherp is geworden, doch zeer slap was bij het afdeelingsonderzoek in de Tweede Kamer. Spr. haalde tal van clericale schrijvers aan, die voor een re geling zijn als deze, noemde landen waar de regeling reeds lang in dezen vorm bestaat en betwist, dat het ontwerp anti-clericaal is. De heer van Lamsweerde (R.-K., Gelderland), vond de zaak lang niet eenvoudig. De rede van dfen heer Drucker had. diepen indruk op hem gémaakt. Hij vond dat de rechter niet te maken had met iemands geloof. Zijn tweede bezwaar was de rechtsongelijkheid, - Donderdag 11 uur komt de Minister van, Justitie aan het woord. DE RIJKSMIDDELEN. Met 1,419,017.35)4 bleef de opbrengst van 's Rijks middelen over Mei 1915 beneden die van Mei 1914, waardoor de achterstand over de eerste vijf maanden van dit jaar bij hetzelfde tijdperk van 1914 is gestegen tot 9,379,018.6534. De afgeloopen maand hebben de directe belastingen de stijging 'der vorige maandten niet voortgezet. De grondbelasting ging achteruit met een som van 119,000, vergeleken bij Mei 1914; het personeel bracht 238,000 minderop, de bedrijfsbelasting 88,000 en de vermogensbelasting 93,000te zamen dus ongeveer 538,000 minder dan in Mei 1914. Met 187,000 bleven de invoerrechten in Mei 1915 beneden de opbrengst van dezelfde maand van het vo rig jaar. De accijnzen brachten te zamen een som van 355,000 minder op. De suiker-accijns alleen leverde een mindere bate op van 381,000, de wijnaccijns daalde met 11,000 en het gedistilleerd met 165,000. De meerdere opbrengst van den zoutacdjns ad 49,000, van dien op bier en azijn ad 15,000 en van dien op het geslacht ad 137,000, deden het nadeelig verschil tot het gemelde cijfer van 355,000 dalen. De achteruitgang der belasting op gouden en zilve ren werken bedroeg 9000. Het totaal van de Indirecte belastingen was iets hooger dan in de correspondeerende maand van 1915, voornamelijk door een aanzienlijke stijging der wissel vallige successierechten, d'ie ditmaal 546,000 meer opleverden. Daartegenover stond echter een mindere ontvangst van de zegelrechten van 39,000, de re gistratierechten van 379,000 en de hypotheekrechten van 54,000. Ook de domeinen toonden een aanzienlijk lager dj- fer aan, en wel van 199,000. De loodsgelden sluiten de lijst met een achteruitgang van 205,000, bij een totale ontvangst In Mei 1914 van ruim 300,000. De opcenten,geheven ten1 bate van het Leenings- fonds 1914, brachten in Mei gezamenlijk op een bedrag van 1,506,368,28 X, terwijl de opbrengst over de eer ste 5 maanden van dit jaar 3,902,978.87 bedraagt. Ditmaal mist men in de Staatscourant de opbrengst- cijfers van de afdeeling posterijen, telegrafie en telefo nie. VEEZIEKTEWET. Het Bestuur der Vereeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier, gevolg gevende aan een besluit van de Voorjaarsvergadering, heeft den Minister* van Landbouw, Nijverheid en Han del verzocht, de navolgende aanvullingen van de aan hangige Veeziektewet in ernstige overweging te willen nemen. Aan de Wet toe te voegen een nieuw artikel na arti kel 13, luidende: Artikel 13a. Bij bet dreigen, optreden of heerschen eener besmettelijke veeziekte kan door, ons worden be volen, dat de personen of vereenigingen, die veevoe dermiddelen afleveren, zorg dragen, dat de verpak kingsmiddelen, waarin dit geschiedt, op eene bij alge meene maatregel van bestuur aan te geven wijze tel kens voor de aflevering werden ontsmet. Toelichting. Bij de deskundigen bestaat algemeen de overtuiging, dat het uitbreken van mond- en klauw zeer zeer dikwijls moet worden geweten aan besmet ting door de verpakkingsmiddelen, waarin de veevoe dermiddelen worden vervoerd. Daarom is het van groot .belang, dat deze verpakkingsmiddelen vaak wor den ontsmet. Voor zoover dè besmetting der verpakkingsmiddelen geschiedt in een boerderij, waar men weet, dat ziek of verdacht vee aanwezig is, stelt het wetsontwerp in art. 27 reeds de gelegenheid open, om ontsmetting voor te schrijven, als zij de besmette boerderij verlaten, doch er bestaat ook daar buiten genoeg gelegenheid voor be smetting en daarom is een algemeene ontsmetting van deze verpakkingsmiddelen noodzakelijk, om vervoer van smetstof van de eene streek of boerderij naar de andere tegen te gaan. Een bepaling als bovenstaande zal voor dat doel in de Wet kunnen worden opgenomen, opdat de Regee ring, zoodra zij dlit uitvoerbaar acht, een voorschrift tot ontsmetting kan uitvaardigen. Weliswaar zal de controle of de voorwerpen inder daad deugdelijk ontsmet worden, praktisch niet geheel mogelijk zijn, maar dat geldt evenzeer voor de ont smetting van openbare vervoermiddelen en toch zullen ook hiervoor krachtens artikel 9 voorschriften worden gegeven. Wanneer zulk een voorschrift is uitgevaardigd, zul len de belanghebbenden op hunne leveranciers wel eenige pressie in deze richting gaan uitoefenen en zul len ook de veeziekte-commissiën wel mede controlee ren of het werkelijk wordt uitgevoerd. Toe te voegen een nieuwe paragraaf na paragraaf 3, bestaande uit 4 artikelen, en luidende als volgt: Van de veeziekte-commissiën. Artikel 41a. De veehouders in eene gemeente kun nen op uitnoodiging van minsten® tien hunner, uit hun midden een plaatselijke veeziekte-commissie be noemen, die de veehouders in de gemeente zal hebben op te wekken om mede te werken tot voorkoming en bestrijding van besmettelijke veeziekten en een wakend oog zal hebben te houden op de getrouwe naleving der bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften. De burgemeester pleegt voor het nemen van beslui ten en het treffen van maatregelen overleg met de plaatselijke veeziekte-commissie en bij verschil van meening met den burgemeester kan deze commissie de beslissing inroepen van onzen Minister van Land bouw, Nijverheid en Handel, De leden van zoodanige commissie moeten over ver schillende deelen der gemeente verspreid wonen en ge kozen zijn in eene vergadering, tot bijwoning waarvan alle veehouders in de gemeente ten' minste zeven dagen van te voren zijn uitgenood'igd. Artikel 41b. De plaatselijke veeziekte-commissiën in een district kunnen uit hare leden een districts-vee- ziekte-commissie benoemen, waartoe minstens vijf de zer plaatselijke veeziekte-commissiën een uitnoodiging tot medewerking aan alle plaatselijke veeziekte-com missiën in het district zullen hebben te richten. De districts-veearts pleegt voor het voorstellen van maatregelen overleg met de dictricts-veeziekte-com- missie en bij verschil van meening met den districts veearts kan deze commissie de beslissing inroepen van onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel. Artikel 41c. De districts-veeziekte-commissiën kun nen een Rijks-veeziekte-commissie benoemen, waartoe minstens vijf districts-veeziekte-commissiën een uit noodiging tot medewerking aan alle districts-veeziekte- commissiën in het Rijk zullen hebben te richten. De Rijks-veeziekte-commissie wordt döor onzen Mi nister van Landbouw, Nijverheid en Handel gehoord voor het nemen en voorbereiden van maatregelen ter uitvoering van deze wet, voor het geval meer dan één district daarbij betrokken is. Artikel 41d. In spoedeischende gevallen wordt de voorzitter eener veeziekte-commissie of bij diens afwe zigheid een ander door de commissie aangewezen lid gerekend de commissie te vertegenwoordigen. De com missie wordt evenwel door dengene, die als haar ver tegenwoordiger is opgetreden, met den vereischten spoed op de hoogte gebracht van hetgeen door hem namens haar is gedaan of geadviseerd. Toelichting. Zoolang het nemen van maatregelen tegen besmettelijke veeziekten uitsluitend' berust bij de districts-veeartsen en burgemeesters, zullen de belang hebbenden, voor zoover die maatregelen in het bedrijf hinderlijk zijn, steeds groote neiging behouden, zich daartegen te verzetten, in stede van mede te werken. Wordt daarentegen bij de uitvoering der maatrege len met de veehouders overleg gepleegd, zoodat zij gevoelen, dat in alle opzichten met hunne belangen re kening wordt gehouden, dan is het te verwachten, dat er een algemeen streven zal ontwaken om de Regee ring bij de voorkoming en bestrijding van veeziekten te steunen. De democratische wijze, waarop in bovenstaande ar tikelen de veeziekte-commissiën worden gekozen, zal aan de opwekking en instandhouding van deze alge meene belangstelling zonder twijfel zeer bevorderlijk zijn en daar de belanghebbenden niet verplicht wor den tot de instelling van deze veeziekte-commissiën over te gaan, zullen deze artikelen een middel zijn om te beoordeelen, hoeveel belangstelling er bij de vee houders in de verschillende deelen van het land voor de bestrijding van veeziekten bestaat. De redactie der voorgestelde artikelen laat toe, dat het daarin bedoelde overleg niet voor ieder bepaa'd geval behoeft te worden herhaald, zoodat evenals thans in spoedeischende gevallen door dat overleg geen vertraging behoeft te ontstaan-. Wordt voor een bepaald geval dit overleg noodig geoordeeld, dan kan, waar spoed vereischt is, de voorzitter de commissie bij dat overleg vertegenwoordigen. Alinea 1 van art 81 aan te vutten met het gespati eerde gedeelte: De in het vorige artikel bedoelde ambtenaren zijn bevoegd besloten lokalen en erven binnen te treden, doch nemen daarbij de bij algemeenen maatregel van bestuur voor te schrijven maatregelen, om het o\ brengen van smetstof te voorkomen. Toelichting. Deze aanvulling is gewenscht, omdat daardoor het gevaar wordt verminderd dat de in arti kel 80 genoemde ambtenaren te weinig zorg zullen be steden aan de ontsmetting van hunne handen, kleeding en schoeisel, telkens nadat zij met een aangetast dier in aanraking zijn geweest of een besmette stal of weide hebben betreden. De veehouders zijn van meening, dat zelfs door veeartsen in dit opzicht nog al eens wordt gezondigd en het spreekt van zelf, dat dte andere in het artikel genoemde ambtenaren nog minder van de groote noodzakelijkheid van deze voorzorg doordron gen zullen zijn. Voorts komt het der Vereeniging hoogst gewenscht voor, dat die Regeering bij het sporadisch optreden van mond- en klauwzeer, eens een deugdelijke proef neemt met het afzonderen van het zieke en verdachte rundvee of alleen van het verdachte rundvee in een zie kenstal, die daardoor tijdelijk wordt opgericht, hetzij op de betreffende boerderij of weide, hetzij op een ex pres daarvoor bestemd stuk land. Indien de onder deden van deze ziekenstallen in bewaarplaatsen in voorraad worden gehouden, kan in zeer korten tijd de noodige stalruimte op de boerderij, de weide of het stuk land worden opgesteld en het vee onder strenge bewaking worden geplaatst, met afsluiting van alle verkeer. Indien de Wet op het oogeublik niet toelaat, dat hier voor het benoodigae terrein in gebruik wordt genomen, dan zal hierin thans kunnen worden voorzien Zoolang niet een deudelijke proef met isolatie is ge nomen en zoolang niet afdoend gebleken is, dat daar mee de verspreiding van smetstof niet voldoende wordt tegengegaan, zullen de bezwaren, die de veehouders tegen het afmaken hebben, hun nadeeligen invloed blijven uitoefenen en de veehouders tot ontduiking der voorschriften blijven prikkelen. Mocht daarentegen blijken, dat met afzondering in ziekenstallen de verspreiding van de smetstof even goed wordt tegengegaan als met het afmaaksysteem, dan zouden daaraan de volgende voordeelen verbon den zijn 1°. Waardevolle fokdieren blijven dan voor de fok kerij bewaard. 2° Kooplieden komen niet in de verleiding besmet- ig van hun stal te bevorderen, om uit afmaking voor deel te trekken. 3° De kosten van de bestrijding der ziekte zullen waarschijnlijk veel geringer zijn dan bij afmaking. 4°. Als tie ziekenstal doelmatig is ingericht, zoodat teder dier in een afgesloten ruimte staat en deze ruimte gemakkelijk kan worden besproeid met ontsmettniga- vloéistof, is er veel kans, dat een deel van de dieren niet ziek wordt en dus ook de bedrijfsschade tot een minimum beperkt blijft. Ten slotte meent de Vereeniging, dat de Wet de ge legenheid behoort open te laten, in bepaalde omstan digheden geene maatregelen tot bestrijding eener ziek te toe te passen. Zij heeft daarbij al weer het oog op het mond- en klauwzeer. Wanneer reeds zooveel die ren door de ziekte zijn aangetast, dat van het toepas sen van bestrijdingsmaatregelen geen heil meer is te verwachten, moeten zelfs maatregelen als het plaatsen van waarschuwingsborden achterwege blijven, want het praktisch nut daarvan ia dan zoo gering, dat het niet opweegt tegen den last, dien het den burgemeester en zijn ambtenaren bezorgt, en als het aantal aangif ten van mond- en klauwzeer'groot wordt, is het perso neel van den veeartsenijkundigen dienst niet in staat te contróleeren of het vee inderdaad is aangetast. 25) Roman naar het Engelsch. „Er is een reden, waarom ik dat niet zou kunnen", antwoordde zij, terwijl zij den blik zijner scherpe oogen met een harer dwalende blikken beantwoordde. „En ik zou u die gezegd hebben, toen gij van 't voor jaar dit onderwerp te berde bracht, maar je hebt het mij niet gevraagd." „Wel, wat is het?" „Ik kon je niet liefhebben." Zij dwong zich zelf die woorden duidelijk uit te spreken. Hij leunde achterover in zijn stoel, sloeg het eene been over het ander en streek over zijn dunnen, kleurloozen knevel. „Neen, ik vermoed, dat je dat niet kon", zei hij be daard, na over haar woorden te hebben nagedacht. „Zoodat mijn antwoord afdoend moet wezen." „Dat zie ik niet in. Liefde is slechts een van de vele motieven voor een huwelijk en niet, naar ik het opvat, het voornaamste. De rechtbanken voor echtscheidin gen zijn bezaaid met scherven van huwelijken uit lief de gesloten. Zij die den toets van het leven en tijd doorstaan, zijn gewoonlijk die, welke uit solider en waardiger beweegredenen gesloten worden." „Dan weet ik niet welke dat zijn." „Ik zou je dat kunnen uitleggen, als je mij dat ver oorlooft. Wat liefde betreft als die bepaald noodig is dan zou ik daarvan voldoende voor twee in den hutspot kunnen brengen, zooals men zegt. Ik ben over de vijftig. Het is nooit bij mij opgekomen, dat je van mij zou kunnen houden zooals je misschien van een ander hadt kunnen houden. Maar voor zoover ik kan zien, is er niemand anders. Als er iemand was, zou ik misschien niet volhouden." Zij keek plotseling vastberaden op. „Als er iemand anders was, zou u de zaak dan daarmee als afgedaan beschouwen?" „Mogelijk wel. Maar ik zou mij niet willen verbin den. Het zou er van afhangen." „Dan zal ik het u zeggen, er is iemand anders." Die woorden brachten zulk een pijnlijken blos op baar wangen, dat zij zich haastte ze nader uit te leggen. „Dat wil'zeggen, er had kunnen zijn." „Ik bedoel dat, ofschoon ik niet zeg, dat ik ooit een man heb liefgehad, er een man was, dien ik zou liefgehad hebben, als dat mogelijk ware geweest." „En waarom was het niet mogelijk?" „Dat wil ik u liever niet vertellen. Het is lang ge leden. Hij ging heen en is nooit teruggekomen." „Zei hij, dat hij zou terugkomen?" Zij schudde haar hoofd. Zij trachtte zijn blik met vastheid te ontmoeten, maar het was alsof rij in een zoeklicht keek. „Was je wat men noemt verloofd?" „O, neen." Haar verlegenheid nam toe. „Er heeft nooit lets bestaan. Het is lang geleden. Ik wou u slechts tc kennen geven, dat als ik iemand kon lief hebben, hij dat dan zou zijn. En als ik met u trouwde en hij kwam terug „Verwacht je hem terug?" Het duurde lang. voordat rij die vraag beantwoord de. Zij zou die in 't geheel niet beantwoord hebben als zij niet gehoopt had van hem af te komen. „Ja." Hij nam die verklaring koel op en ging voort: „Waarom? Wat doet je denken, dat hij zal terugko men „Ik heb daarvoor geen reden. Ik denk dat hij zal komen dat is alles." „Waar is hij nu „Ik heb daarvan niet het flauwste vermoeden." „Heeft hij je nooit geschreven?" „Nooit." „En je weet niet wat er van hem is geworden?" ©emengd Nieuws. EEN LAGE STREEK. Maandagavond bevatte een der Haagsche bladen de volgende rouw-annonce: „Heden overleed tot ons aller droefheid door een noodlottig ongeluk onze geliefde Zoon en Broer: (volgt voluit naam en voornaam) in den ouderdom van 22 jaar. Diep betreurd door ons allen." (volgt plaatsnaam), 14 Juni 1915. De annonce was niet onderteekend, en wie haar aan „Niet in het minst." „En toch verwacht je hem terug?" Zij knikte toestemmend. „Wacht je op hem?" Weer moest zij zich vermannen om hem ini de oogen te kijken en haar antwoord klonk moedig: „Dat doe ik." Hij leunde nog altijd achterover in rijn stoel en lachte niet luid, maar goed geluimd en spottend. „Is dat alles wat tusscheu ons staat Tot haar verlichting zei hij niets meer; ofschoon zij teleurgesteld was, dat het gesprek op een wijze werd afgebroken, die het mogelijk maakte, dat dit onder werp weer ter sprake werd gébracht. Toen hij afscheid nam, hernieuwde rij haar pogingen om voorgoed een eind aan de zaak te maken. „Ik weet, dat u mij dwaas vindt begon rij. „Neen, niet dwaas, alleen romantisch." „Dan romantisch. Maar romantisch wezen is even kwaad als dwaas wanneer men zeven en twintig is. Ik beken dit", ging rij voort, terwijl rij trachtte te glim lachen, „alleen opaat u zal berijpen, dat het een blij vende toestand is, waarovef ik niet zal heenkomen." „O ja, dat zul je wel." „Er gebeurden dingen, lang geleden, zooals er ge woonlijk niet gebeuren en dus wacht ik op hem. Als hij nooit komt dan ga ik toch voort met mijn noodteloos wachten." Het viel moeielijk dit te zeggen, maar het was ge zegd. Hij lachte weer ofschoon niet zoo spottend als daar straks en ging heen. Toen hij vertrokken was, nam rij weer haar plaats achter de theetafel in. Zij keek peinzend naar den grond en dacht over de wóórden na, die rij juist had gesproken. Niet in al dte zeven of acht jaren sinds Norrie Ford was vertrokken, had rij zich zelve bekend, wat rij in de laatste paar minuten hardóp had ver klaard. Zij had op rijn allermeest zich zelf bekend, dat rij „hem had kunnen liefhebben." Wanneer rij andere mannen afsloeg, dan verbeelde rij het voor zichzelf, dat rij op hem wachtte; rij vermeed het die het blad opgaf is niet bekend. Feit is het echter, dat de persoon in kwestie springlevend is. Als varensgezel was iiij juist met enkele dagen verlof aan den wal. Zijn meisje, dat van niets wist, schrok erg toen zij de doodstijding las. Onverwijld begaf zij zich naar de wening van haar aanslaande om te vernemen, welk ongeluk oorzaak was, dat hij overleed. Op straat kwam zij hem echter tegen. Haar zenuwgestel is nogal geschokt. De betrokken personen meenet aan te mogen nemen, dat deze lage streek begaan is door dte familie van het meisje, welke zich steeds tegen het engagement gekant heeft („Avondpost"). MOND- EN KLAUWZEER. Sedert de vorige opgave kwamen in de provincie Noord-Holland geen gevallen van mond- en klauwzeer voor. UIT NOORD-SCHARWOUDE. Onder overgroote belangstelling zoowel van koop lieden als particulieren had gistermiddag de eerste veiling plaats in het nieuwe veilinggebouw. Was aan vankelijk de bedoeling zoowel lijn als veiling klaar te hebben voor de nieuwe producten er waren, de oor logstoestand was de grootste oorzaak dat zoowel het een als het ander nog verre van voltooid is. Toch wist men met bekwamen spoed het veilinggebouw zoo ver klaar te krijgen, dat met het veilen der producten een aanvang kan worden gemaakt. Het laden zal voorloo- pig nog moeten geschieden bij het station Noord- Scharwouae. Een officieele opening met de noodige festiviteiten daaraan verbonden kan dus ook nog niet plaats heb ben; toch meende de voorzitter van de Noordermarkt- bond, de heer Brugman, van Heerhugowaard, een woordje te moeten spreken. De heer Brugman begon dan ook met te zeggen dat hij stond met gemengde gevoelens; eenerzijds met vreugde dat men reeds zoo ver is, anderzijds met wee moed, dat de zaak nog niet voor elkaar staat zooals men dat gewenscht had en zooals het ook had' moeten zijn. Dat de oorlogstoestand de hoofdzaak moest zijn, dat de zaak nog lang niet voor elkaar staat, noemde spreker jammer, doch ondanks dat kan men tevreden zijn, al is men niet voldaan. In de eerste plaats richtte spreker een hartelijk woord van welkom aan de aanvoerders dter producten. Verder aan allen die in de een of andere functie werk zaam gesteld rijn, van welke laatste spr. hoopte, dat ze de belangen van de markt zooveel mogelijk zouden behartigen. Voorts bracht spr. een woord van dank aan de bestuurders der verschillendte tuïnbouwveree- nigingen voor het vele dat dezen voor deze zaak ge daan hebben. Speciaal tot het hoofd van dte gemeente sprekendte, uitte spr. den wensch, dat de markt een bloei der ge meente tengevolge zal hebben, en dat de markt een sieraad wordt, een van de schoonste in het dorp. Vervolgens sprak spr. rijn waardeering uit 'jegens de heeren van dter Plas en Tauber, die trots alle om standigheden er in geslaagd rijn het gebouw zoo ver heen te brengen, dat werkelijk zonder eenige moeite de veiling kan worden gehouden. Aan den heer S. Wouda en Firmanten te Utrecht bracht spr. hulde voor de flinke manier waarop ze ons hebben geholpen aan een afwijs-toestel en automaat, welke toestellen naar spr. hoopte, een flinke reclame voor hun zaak kunnen rijn. Tenslotte uitte spr. rijn dank aan dien heer Bierman die het gebouw met een mooie klok versierd heeft. Nog eeq klein woord wilde spr. zeggen tot de bestu ren van de vereenigingen, aangesloten bij den Noor- denmarkt. „Mógelijk zal, aldus spr. nu dte toestanden zoo rijn, wel eens een enkele wanklank worden verno men. Beroep u echter maar op den noodtoestand, er is niets anders op." Ten slotte richtte spr. zich tot rijn medebestuursle den van den Noondermarktbond. „We hebben een zware moeielijke taak achter den rug en vele moeilijkheden zullen nog uit den weg zijn te ruimen. We hebben nog niet wat we weuschen, doch laten we al het mogelijke doen, om ons ideaal te bereiken. Dat de 16de Juni moge blijven een dag van aange name herinneringen en de markt steeds zal komen tot hooger en hooger bloei," aldus eindigde spr. Hierna luidde de bel en nam de veiling een aan vang. De heer Kooy deelde mede dat de aanvoer was: 1 vaartuig wortelen en 26 vaartuigen aardappelen. De heer P. Langedijk Cz. was de eerste die rijn wa ren liet veilen. Zijn wortelen brachten op 2,80 de 100 bos en werden gekocht door den heer P. Jes. Hierna volgde de heer P. Keeman met aar dappelen, schotsche muizen die 5,20 maakten, waar van kooper was de heer W. Bakker. Zijn drielingen brachten 1,60 op wat echter wel op een misverstand berustte, daar de volgende prijzen van 2,25 tot 2,80 liepen. Verder had de zaak rijn geregeld beloop, de automaat werkte uitstekend en koopers en bouwers waren tevreden. De aardappelen werden ge markt per 50 kilo wat de kooplieden eerst wat vreemd waa. UIT BERGEN: Voor het gisteren te Haarlem gehouden examen voor de acte lager onderwijs slaagde o. m. mej. A. E. W. Wortel, alhier. Gisteren had de 3e schoolreis plaats van de leer lingen der R.K. Parochiale school alhier, in den vroegen morgen waren de kinderen reeds present. Wij gelooven dat het meerendee! van hen een slape- looze nacht heeft doorgebracht. De gedachte aan den dag van morgen hield hen te zeer bezig. Dagen te voren wordt de schoolfeestdag besproken en worden allerlei plannetjes gevornjd. Het weder, een der voornaamste factoren om een dergelijk feest goed te doen slagen, werkte uitstekend mede. Te kwart vóór 7 werd door alle kinderen eene algemeene H. Mis in de Parochiekerk bijgewoond. Vervolgens ging het met de tram van 7.41, onder de muziek van eenige leden van Bergen's Harmonie, naar Alkmaar, waar de boot, de „Prinses Juliana" hen reeds wachtte. De boottocht naar Amsterdam was allergezelligst. De kinderen waren „uit", zege noten volop. kwestie met zichzelf uit te maken en vond voorwend sels. Zij zou ook zoo gehandeld hebben tegenover Conquest als rijn volharding haar niet tot haar laat ste redmiddel had gedreven. Nu rij echter die woor dten ter wille van hem had gesproken, moest rij ze ook voor zich zelf herhalen. Niettegenstaande haar groote liefde voor bosschen, wind en water, was rij altijd zoo gezond van geest, zoo practisch geweest in dte dingen van het dagelijksch leven, dat zij nu wel eenigszius tot haar verrassing bemerkte, dat rij in dien verklaard romantischen toestand verkeerde. Zij had er werkelijk op gewacht, dat Norrie Ford terugkeeren zou en zeg gen wat hij had gezegd te zullen zeggen, als dat ooit mocht gebeuren. Zij wachtte op hemAls hij nooit kwam, d!an zou rij toch het liefst op hem blijven wach ten vruchteloos! Het hinderde haar bijna, dat het onder woorden was gebracht, doch nu het was uitge sproken, bekende rij dat het waar was. Er was daar mee een licht op haarzelf geworpen en al was het niet precies een nieuw licht, het drong toch door alle scha duwen en gékleurdte omhulsels heen, die het oog mis leid en het oordeel beneveld hadden. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 2