FEUILLETON. No. 141 Hsïïdflid en Zarsntleode Jaargang. T9T5. Bondefdair 19 Juni. ,;Eneoro Vf CIRCUS-SCHETS door JEANNE REYNEKE VAN STUWf (Nadruk vei mam). In de manege wérd hei. nuaanfcr der Sioux-Iadianec gerepeteerd zij waren in costuum, want het was de ge nerale repetitie; en vreemd-vaal dedten dé koperkleu rige gezichten, de hooge veeren kronen, de leeren jadht- iietndeit mei: 'franje, in Let Ideeke middag-licht, dat door de ruiten achter de hoogste rangen naai binnen viel. Op een der klapstocien van de eerste rij stalles zat een jong meisje te wachten, totdat het de beurt van haar en haar partner zou zijn om de oefeningen te ma ken; zij was gekleed in een ruime grauwe blouse en - Ja... De dans eindigde in een wild mêlée, waar telkens een krijger in 't midden der andteren sprong met den hartstochtelijken oorlogskreet: „Whoop!" Hugo moest er csu lachen, ea dat fr.r tk geluid *raf Amahella op- gezichtje, toen zij zag dat Vanderdecken dreigend naai- hen keek, terwijl de Indianen nu werkelijk de arena begonnen te verlaten. Hij heeft ons gezien In vrede, antwoordde Hugo, onverschillig. Hij reSf r;| voelde weerbarstigheid in M opwaken, die hem', zeli w .t waar. Ji, maar et as, e sof zij rmsaer kou j ofu'anks Vanderdecken's grommend gevloek, beel kort grauw rokje, waarin haar al te tenger figuurtje scheen te verdwijnen; futloos, als ovennoeid, leunde zij terug in haar stoelhet scheen bijna onmogelijk, dat zij in slaat zou zijn tot eenige groote inspanning, maar tot ieders verwondering wist zij een buitengewo ne kracht te ontwikkelen in haar prestaties, die haar avond aan avond een levendigen bijval Bezorgde. Bij haar stond' haar partner, ,de jonge, knappe parforcerij- der Hugo, met zijn lenige, elastische gestalte, en het zwart gelokte, welgevormde hoofd. Amabella aanbad hem; hij was voor haar het ideaal van mannelijke schoonheid en van karakter, en zij betoonde hem een roerende nederige aanhankelijkheid, die hij met zijn goedhartig, beschermend medelijden beantwoordde. Zij was zijn toegewijde, deemoedige dienares gewor den, sindh het oogenblik, dat hij en zij, toen beiden nog kinderen, elkaar gevonden hadden, uitgeput en snik kende, ergens weg-gekropen achter de koffers en kisten der garderobe; elkander hadden zij toen hun leed en haat geklaagd, hun afmatting ea hun pijn. Zij beiden waren door zijn en haar oudters afgestaan aan den cir cus-artist Vanderdecken, die er een paar uitmuntende leerlingen aan had, die ijverig en gewillig waren, leer zaam en vlug, maar die toch dagelijks onthaald wer den op vloeken en slagen, schimpen en stompen, zoo dat zij som-., verblind door tranen, sidderend van inachteloo2e woede, na afloop tier oefeningen uit de arena vluchtten Hugo had AmaMIa a'hjd getroost, en ïrèt dwepen de meisje was tenslotte zelfs de kaïwais-ariimen gaan liefhebben, omdat Hugo later de rootte, ritepe strc-pen op haar armen streelde, 3n haar vriendelijks woordjes zei. Zij traden altijd tezasitx op, onder den naam van hun leermeester: Hugo en Amabella Vanderdecken en beiden smachtten naar den afloop van het contract, door hunDe ouders voor hen geteekend, en dat hun, in hun beste jaren, overleverde aan de macht en den dwang van hun leermeester, die de voordeeligste ver bintenissen met circus-directies afsloot, terwijl zij niets ontvingen dan een zakgeld. Herhaaldelijk had Hugo Amabella trachten over te halen om te doen, wat op een gegeven oogenblik, alle élèves déden, namelijk „er van door te gaan", om persoonlijk ergens een enga- ment te zoeken. Maar Amabella had het altijd tegen gehouden, zij moesten eerst sparen, zeide zij, dat zij, al was 't maar één paard konden koopen, waren zij zoo ver, dan zouden zij 't wel kunnen wagen. Én nu.was het gel 4 zoo goed als bijeen. Maar In den laats ten tijd had Hugo niet meer zooveel over dit dierbare plan gesproken. Was het omdat. Was het omdat onlangs tot het gezelschap was toe getreden de Athostroep, Lichtkunstenaars, met de beeldmooie Emilia Ghelli, op wie in minder dan tijd' bijna alle kunstenaars verliefd waren gewor Het meisje nam al die hulde aau, lachend, en lucht hartig, behalve die van.HugoHem behandelde zij altijd met onderscheiding.of verbeeldde zij, Ama bella, zich dat maar in haar romantische, nerveuse phantasie.Zij wist het niet.Zij wist alleen, dat zij zou willen sterven als hij maar gelukkig werd maar ook dat zij zou willen sterven, als hij gelukkig werd zonder haar. Zij voelde zich moe en bedroefd. Maar nauwelijks wendde Hugo zich even tot haar, of een glans kwam er in haar oogen en een glimlachje om haar mond. En zij sprak met hem, moedig haar smartelijke gedachten onderdrukkend, omdat hij niets merken mocht, o, in 's hemels naam nooit iets merken. Zijn dit nu „echte" Indianen? vroeg zij, wijzende naar de arena, waar een woeste krijgsdans werd uitge voerd! terwijl de blinkende tomahawks met verbluffen de zekerheid werdén geworpen en opgevangen door de lenige handen. Er sdjn twee „echte" bij, is me verteld, twee Ca tawba's. tsaar welke 't zijn, zou ie niet kunnen zeggen.de anderen hebben zich wel uitstékend ge grimeerd. adem alen, en dj lachte ook, zooda; dé blanke tandjes tm&dicn de fijate lippen evi -schijn wannen, -en Hugo toe..:k naar h«v,/.; ea onwillek-urig .%ei en aandaebfe- gtr c n hij garmlijk deed, a Lij zsg den dieper, blauwachtige^ glans van haar zijtieacurig haai, en het teere ovaal van haar klein gezicht met den zachten blos, en vooral, vooral zag hij de smachtende kwijning ,ia haai" flmv elzwarfe oogen.en hij dacht verrast zij wordt mooi.of is zij mooi ea is zjy dat al Ad ge weest?. Hij had tot dusverre nopit veel over hun verhou ding gepeinsd. Het was eenmaal een vaststaande zaak dat zij bij elkander behoorden, en steeds tezamen zou den blijven. Zoo had hij ook altijd onbestemd ge meend, dat zij wel zouden trouwen, als eenmaal hun voornemen om weg te loopen werkelijkheid werd. *oman naar het Engeiscfa. 0 Dit afdoende antwoord bracht Miriam tot zwijgen. Zij liet eenige altruien voorbijgaan, voordat zij eenigs- zins aarzelend vtoog: „Je zuii er zeker wel niet tegen hebben dat ik weet wie het is?" Evie was op deze vraag voorbereid en beantwoord de die dadelijk. „Het kan mij niet schelen, dat je dat over eenigen tijd weef. Je moet hem maar eerst eens ontmoeten. Als je hem eens gezien hebt, zul je rechtvaardiger over mij oordeelen, daar ben ik zeker van. Tot zoolang moet ik dan maar verkeerd begrepen worden." Gedurende de drie weken, die nog aan het familie- umef voorafgingen, kwam Miriam niet beter op de hoogte van Evie's liefdeszaken. Zij vroeg met opzet niets, uit vrees den schijn op zich te laden het meisje tot vertrouwen te dwingen, maar de veronderstelling, dat de medeminnaar niemand anders kdh wezen dan een zekere Graham, van wien zij döor Evie veel in het afgeloopen jaar had gehoord, gaf haar een gevoel van verlichting. 7i]n kansen hadden dus beter gestaan dan die van Billy Merrow, en niets was meer aanne melijk dan dat Evie tot dé ontdekking was gekomen, dat zij hem het liefst van beiden mocht lijden. Het was een toestand, die medelijden met Billy opwekte, doch overigens geen ernstige bezorgdheid baarde, zoodat Miriam verdere uitstortingen' van Evie's hart afwach ten en al haar gedachten wijden kon aan de mvsteries met betrekking tot het in de wereld verschijnen van het meisje. Of zij van elkaar hielden, dat kwam daarbij in zijn ge-lichter in 't geheel nfc: Ia aanmerking; de practi- sche noodzakelijkheid eischte deze verbintenis, en dus zouden zij er natuurlijk toe overgaan. Hij had nooit veel anders voor haar ondervonden dan medelijden, aldoor medelijdten, zooals de sterkere dat voor den zwakke gevoelt.,., maar in den laatsten tijd had hij zich wel eens in plotselinge verbazing afgevraagd, waarom hij aan dit kindje, dit weinig opvallende, door geen der andere artisten gezochte kunstenares] e, zoo ziels- innig gehecht kon zijn, als hem bleek, dat hij was?. Voor het eerst had hij het gemerkt, toen hij haar be vend, bijna bezwijmd, in zijn armen hield na een oefe ning, waarbij de instructeur te veel van haar krach' had gevergd', door haar een saut périlleux tot in het oneindige te laten herhalen, met het bits bevel„En core Toen had hij de pijn hóar aangedaan gevoeld als een hem zelf overkomen leed, en hem beving een oogenblik een vreemde, ontroerende verwarring. In den dagelijkschen loop der dingen, bij den uitputten- den arbeid, die geen afdwalen toelaat der gedachten, was zijn spontane emotie wel weer verkalmd en al lengs vervloeid in den gewonen omgang, maar toch was er iets in hem gebleven, iets van onzekerheid, iets van schroom, dat het hem onmogelijk maakte, om, zooals hij tot dusver gewend was, op rustigen, onbe vangen toon te spreken over hun toekomst. Hij had nu ook, onwillekeurig, meer oog gekregen voor de andere vrouwelijke artisten van het gezel schap, en ondanks hem zelf maakte hij vergelijkingen Emilia CLelli viel ook hèni op door haar buitengewo ne schoonheid, en hij; bewonderde haar daarom, maar h:j dacht: de kleine Amabella met haar zachte charme, haar onnavolgbare bevalligheid, is toch veel aantrek kelijker..... Wan' de overmoed, de bruisende levenslust van Emilia bpeide hem niet. En juiat door het verge lijken ontdekte hij telkens weer nieuwe, mooie en lieve eigenschappen in zijn „kleine kameraad", zooals hij haar, in hun kindertijd, steeds had genoemd. De Indianen moesten nog een gedeelte van hun per formance herhalen. De groote schijven werden weer opgericht, en de rij Indianen stelde zich op met pijl ea boog. Wat duurt 't lang ,zei Amabella. Ja, te lang.... Zoo meteeen komt Vanderdecken, en jaagt ze de manege uit. Inderdaad naderde de groote, zware man van het opstel-terrein; zijn jas hing open over zijn pastel blauw vest, waarover de dikke gouden horlogeketting slingerde bij eiken tred. Op onbeleefden toon verklaar de hij, d'at dte manege nu lang genoeg in beslag was genomen en dat zij konden vertrekken. Onverstoord gingen ae Indianen met boogschieten voort. Er ontstond een woordenwisseling van den kant van Vanderdecken met vloeken en verontwaardig de woorden en gevoerd, van de zijde der Indianen be antwoord met de bedaardste hoffelijkheid en de be leefdste weigeringen om aan het „verzoek" tot heen gaan te voldoen. Eindelijk mikte een krijger zijn pijl quasi verkeerd, die rakelings het hoofd van Vanderdecken voorbij sis te. De verschrikte man stoof op het opperhoofd toe, dreigde zijn beklag te zullen indienen bij de directie, maar de Indiaan, met een glimlachje van onbeschrijflijk fijne ironie, keek op hem neer en zei: Ah, sir, u wilt ons denonceeren bij de directie over ons slecht en onbetrouwbaar schieten? In het schieten ligt 't gevaar niet, maar in 't treffen. Hugo, die aldaar beproefde zijn vreemdte bevangen heid' meester te worden, en wiens zenuwen daardoor gespannen waren, had een kort moment van hevige, maar dadelijk-gedempte uitbundigheid. Dat doet me denken, zei hij, nog lachend, tot Amabella, aan Derby, aan wien ze eens vroegen, of 't vallen, dat ze in 'n circus toch zoo dikwijls deden, niet gevaarlijk was? Hij zei: 't Vallen? Squah! 't Vallen,' daar is niets gevaarlijks aan, alleen waar.'t vallen op houdt Amabella lachte ook, maar ontsteld verstrakte haar grommend 1' jzaara den schimmel deed binnen-haten, die'al een g uime poos, opgetuigd, bij den ingang door een stalknecht aan den toom v-arcf gehoud 1. Vaaderdtec- I ken deed de chambrière koallra, terwij' hij rond zsch- zeii draaide in het midden van de manege; zijn zan dige rijlaarzen drukten diep in het zaagsel, en nauwe lijks had de schimmel zich in gang gezet, in den ge woonte-galop langs dé barrière, of hij wendde zich ruw tot Amabella: En avant! Het meisje maakte zich gereed' tot den sprong. Zij nam een aanloop, boog even door in de knieën, en het volgende oogenblik stond zij op dten ongezadelden mg van het paard, het aanvurende tot grootere snel heid door korte, scherpe, hooge gillen. De bevelen volgden elkaar al sneller op: Changez h droit! Changez h gauche!volte! pirouette! salto mortale! Hugo stond bijl dten ingang met over de borst ge kruiste armen en de ellebogen in de handen. Somber trokken zich zijn wenkbrauwen samen, als hij, bij het voorbijstormen van den brieschendten schimmel, ook het gejaagde hijgen van het meisje hoorde, en zag, hoe zij, wankelend van zenuwachtigheid en vermoeienis, ternauwernood haar evenwicht vermocht te bewaren Eindelijk voldeed1 zij niet aan een bevel; zij liet zich bijna vallen op den mg van het paard, dat aanstonds overging in bedaarder draf en kalmen staphet meisje zat, en hield haar hand in zijn manen; haar adem steunde en haar oogen bleven gesloten, terwijl zij met haar voorarm over haar vochtig voorhoofd streek, Met een driftigen rak aan den toom trachtte Van derdecken den schimmel weer in vlugger beweging te brengen, terwij] hij Amabella, die lichtjes meeschokte op den deinenden stap van het paard, toesnauwde: Geen geluier, gewérkt moet er worden. We zijn toch al zoo laat vanmiddag! Ik heb geen zin, om voor jouw pleizier.... Maar op hetzelfde moment voelde hij een krachtige hand de zijne wegslaan, en zag hij Hugo, die Amabel la bij een arm bijna van het paard slingerde, en die riep M ij n beurt! Uit den weg, Amabella! Ook Vanderdecken trad temg, onwillekeurig geïm- pressioneerd door Hugo's optreden, en hij bleef een paar seconden kijken met eigenaard'igen blik naar den jongen, die in roekeloozen .trots recht-op stond op den gladden paardenrug, om zich dan achterover te buigen in een gedurfden saut-périlleux. Zoo mooi, zoo krachtig, zoo zelfbewust was hij, donkere silhouet in het bleeke licht, dat Amabella, dankbaar terug gezon ken iu haar stoel, met brandende bewondering naar hem staarde, en Vanderdecken niet onmiddellijk zijn bmusk aplomb temg vinden kon. Hij was een oogen blik bevreesd geweest; waarvoor had hij niet kunnen zeggen, maar er had iets in Hugo's oogen geblonken, wat hem waarschuwde, dat hij voorzichtig moest zijn. De beide jongelui verschaften hem een rijkelijke brood winning, en zouden dit nog bijna twee jaren doen, als zij tenminste niet.... wat hem in zijn carrière van leer meester al zoo vaak was gebeurd.... ais zij tenminste niet.-... wegliepen.... Werktuigelijk gaf hij zijn bevelen, die Hugo al uit voerde, nog vóór ze geheel waren uitgesproken. Zijn spierige ledematen schenen er vreugde van te genieten, om zich in te spannen tot hun hoogste kracht en uit te vieren in der bewegingen wild geweld. Zoo onstuimig was hij, zoo overmoedig, dat hij zichzelf in zijn presta ties overtrof, en onvermoeid, ofschoon de transpiratie hem van de slapen drupte, zijn toeren verrichtte. Wat hem bezielde, wits hij nauwelijks zelf; ja, toch, hij wist het wèl! er was de hartstochtelijke wil in hem om Amabella te bevrijden uit de macht van dien man, en hij zóu het doen; vanmiddag nog, na afloop der re petitie, sprak hij met haar, en' morgen of overmorgen konden zij ai ver weg zijn, veilig samen alleen, verlost Nu is 't genoeg, hoorde hij Vanderdecken's stem, nu moet zij weer.. zij moet nog. Zij stoof Hugo óp. Zij zal niets meer vanmid dag, versta je? Je hebt haar al veel te veel afgebeuld. Tegen haar zeg je niet: Nu is't genoeg! Tegen haar durf... je.lafaard!. Amabella, bang voor een twist, stond al op, maar Hugo beval haar kort: Ga jij weer zitten, en riep over naar Vanderdecken Waar is de leeren riem Hugo! vroeg Amabella verschrikt, dat wil je nu toch niet meer probeeren, nadat je al zooveel heb ge daan? Maar Hugo schoof haar, zonder te antwoor den uit den weg, en liet zich door Vanderdecken de beenen samenbinden met een sterken leeren riem. Voor mijn part, dacht deze, terwijl hij de gespen bevestigde, breekt de jongen zich een arm of een beendat zal zijn overmoed wat dempen, en het meisje kan best een poos alleen optreden, dat zal haar ook meer zelfvertrouwen ge en. Maar hij ziel niets. Hij bracht den schimmel in het midden van de manege, dichtbij waar Hugo stond, die met vastgebonden beenen den sprong over het paard zou wagen. Een bijgeloovig gevoel had Hugo bevangen; als de ze kunst, die hij al zoo lang oefende, hem heden einde lijk gelukte, dan zou hij ziin doel bereiken, en zoude zij hun vrijheid verkrijgen. Ready? vzotg dé nbavogen etem van Vander deckea. Hugo haalde diep adem. Ja! Go!... En Hugo sprong. De nerveuse drift gaf hem moed en kracht, en hij sprong. En eer Amabella tijd had gehad, om haar angst geheel te doorvoelen, zag zij Hugo reeds weder staan, aan den anderen kant van het paard. Vanderdecken sprak geen woord1 van gelukwensch of voldoening. Hij klapte even met de lange zweep, en hard en kort kwam het van zijn lippen -Encore Amabella gaf een kreet, maar Hugo wierp een enke len blik op Vanderdecken, en waagde wederom den sprong. Opnieuw was het gelukt. En Hugo, bevende van opgewondenheid, leunde op de schouders van Amar bella, die met trillende handen dte leeren riem losmkte. Aldoor nog zwijgend leidde Vanderdecken het paard bij den teugel uit de arena. Amabella en Hugo waren een oogenblik geheel alleen. Zij zaten naast elkander op de barrière; Hugo had zijn arm om Amabella heen geslagen en drukte haar vast tegen zich aan. Geen dag blijven we langer, fluisterde hij. 't Geld is er nu wel. We vluchten naar Engeland, en daar trouwen we.... vind: je dat goed? Hugostamelde zij. Een heete aandrang tot schreien brandde in haar oogenzij was overstelpt van een bijna pijndoend geluk. Houd je dan van me?.... houd je dan van me?.... vroeg zij zacht. Ja, zei hij, haar kussend, ik houd van je, ik heb je lief, ik heb altijd van je gehouden, altijd, altijd Encorevleide zij, het als een onuitsprekelijke weelde voelend dit gevreesde, wreede woord n u uit te spreken. En hij herhaalde zijn liefdesbetuigingen, niet ééns, maar wel honderd keer. VOOR DAMES. DE MODE IN DE HOOFDSTAD. Het is een feitnergens in ons dierbaar land wordt Mevrouw Mode zoo slaafs gehoorzaamd als in de hoofdstad. De Amsterdamsche dames zijn hierin zelfs de Haagsche vrouwen vooruit. Mogelijk wint de Haag- sche het in smaakvolle kleeding, doch het mode-record slaat ongetwijfeld haar Amsterdamsche zuster. Wie dus wil weten, wat er gedragen wordt, dient een wan deling te maken door de beroemde Kalveretraat, liefst van Dam naar Munt en dan weer temg, en zoekt daar na rust en lafenis in een der vele koffiehuizen en lunch rooms aan het Damrak. Wie al dien tijd haar oogen goed de kost geeft, komt met een schat van nieuwtjes - thuis. „O, zeg," vertelt zij dan aan haar zuster of boezem vriendin, „het lijkt wel of er geen ander patroon meer bestaat dan „mille fleurs". Je ziet eenvoudig niets anders. Blouses, heele Japonnen. Hoeden, Parasols, Handtaschjes, alles met duizend bloemetjes. O, ja weet je wat ze ook wel dragen? Van dat leuke goedje, hoe heet het ook weer. Frotté. Voor rokken en mantels echt gezellig. O, en soms is het net, of je een dame uit de achttiende eeuw ziet loopen. We zijn bepaald ook weer een verandering in de corsettenmode te wach ten. Ik geneer me niét langer meer over zeker lichaams deel, over welks omvang jullie je zoo vroolijk kunt ma ken. Er komt nog een tijd dat de bijnaam van zekeren meneer uit de Camera die eens bij heel warm weer een verre wandeling moest maken, een eeretitel wordt, 't Is heusch, hoorDe tailles zijn nog net als verleden jaar, maar de rokken hebben een heele verandering ondergaan. Ze zijn haast allemaal met een heupstuk en het ondergedeelte erg wijd. Je begrijpt, dat die rok ken, vooral als ze wat kort zijn afgeknipt, niet erg fraai staan, nu we aan nauwe rok gewend zijn. Maar nu zal ik jullie laten zien, wat ik gekocht heb. Aller eerst, hoe vinden jullie die witte schoenen? Zijn ze niet dol gewoonKijk, met een paar witte kousen. Je ziet ze zooveel dragen bij de lichte japonnetjes dat il de lust niet kon weerstaan. En hier is een nieuw blouse met latest fashion, kinderen, lachen jullL nou niet em das op den rug. Heusch, dat is het nieuwste! Is-ie niet verrukkelijk. En dan heb ik ook nog een nieuwe hoed gekocht, die wordt morgen be zorgd. Daarover ben ik eigenlijk minder te spreken. Ik kon maar niet leuks vinden. Het zijn pieken en nog eens pieken, en jullie weten, hoe leelijk ik die vind. Bo vendien staan die kleine modellen me niet. Ik heb ook wel een paar groote ronde opgezet, maar die waren al lemaal met bloemen gegarneerd, en' zulke grove bloe men; die konden me ook al niet bekoren. Nu heb ik maar een doodeenvoudig model genomen, iets groote- matelotachtigs, en die wordt gegarneerd met mooi zij den lint. 't Is wel saai, zoo'n eenvoudig model, tien jaar geleden droegen ze zoo iets ook al. Maar ik ge; loof wel, dat het tijn staat, distingué, menschen, en dat is ook iets waard. Onder de daaraan verbonden ceremoniën was er geen waar Miriam zoo tegen opzag als tegen „het af werken der frrilie". Als zij in dezen, machtigen, ver dienstelijken, weigestel den kring verschee» die al wat in Nieuw-Vork aanzienlijk was vertegenwoordigde, gevoelde zij zich meer dim ooit een; vreemdeling. Zij begreep zichzelf in dit opzicht eigenlijk niet. Want menigeen van de kliek was vriendelijk jegens haar ge weest ea niemand had' haar ooit onbeleefd behandeld. Als rij ze in massa tegenover zich had, als zij hun so- lidariteii, hun wederkeer;ge achting zag, hun gezamen lijk kapitaal, talenten, en goede werken, dan besefte zij het verschil in bestaan tusschcn haar en hen. Er be vond zich geen: enkele onder hen, die niet het recht had op de plaats die hij of zij bekleedde een recht, door den persoon ze!f gehandhaafd, maar verworven door zijn vaderen geen enkele, die niet leefde on der den invloed! van de een of andere eerbiedwaardige traditie, waarop hij trctsch kon wezen! De vader van Endsleigh Jarrott bijvoorbeeld, was een bankier ge weest, die van Reginald Pole presidtent van een univer siteit, die van Ruper Colfax rechter; en zoo was 't met ieder van hen. Te midden van zooveel geclassificeerds, gewaarmerkts en geregelds, was zij klaarblijkelijk een vreemd element als een vlieg in barnsteen. Zij ver scheen onder hen. als een pupil van Philip Wayne, die zelf een nieuweling en indringer was en slechts was genoodigd als de tweede echtgenoot van Gertrude Col fax, welk huwelijk zij als een groote fout beschouw den. In het verlangen om zoo weinig mogelijk de aan dacht te trekken, had zij zich in het zwart gekleed, zon der eenig sieraad en was zich in het geheel niet be wust, dat zij met haar slanke gestalte haar bevallige bewegingen, haar ivoor teint en met de haar eigen uitdrukking, die de menschen' verbijsterde, omdat zij smeekend en trotsch tegelijk was, meer dan ooit opviel tegen den achtergrond van toiletten, vol brillonten en kostbare juweelen, en besliste manieren, die de familie voor die gelegenheid zou ten toon spreiden. Het was een feit, dat er een merkbare stilte in het gegons van stemmen ontstond, toen zij het salon binnenbad, oogenschijnlijk door Philip Wayne geleid, doch in werkelijkheid hem leidend. Terwijl zij half verlegen, half verwonderd bij de deur bleef staan om naar haar gastvrouw uit te zien, bracht het haar alles behalve op haar gemak, toen zij zag dat mrs. Endsleigh Jarrott een Maria de Medecis van Rubens in satijn en parelen haar lorgnet naar haar oogen bracht en een slanken jongen man, die naast haar stond, op baar opmerk zaam maakte. Er was geen tijd iets anders te onder scheiden, want miss Jarrott kwam reeds met gemaakte bevalligheid aanzweven om hen welkom te heeten. „Hoe maakt gij beiden het? Hoe maakt gij het? 'k Ben liepl blij, diat gij; zijt gekomen. Mij dunkt, gij zult wel bijna iedereen hier. kennen, dus behoef ik niemand voor te stellen. Ik stel bijna nooit voor. Is dat niet grappig? Men zegt, dat het een Engelsche gewoonte is om niet voor te stellen, maar ik doe het geheel uit mij zelf. Ik weet eigenlijk niet waarom ik het niet doe. Maar ik doe 't nooit of bijna, nooit. Dus al3 het mocht zijn, dat gij de tafelburen niet kent, zeg het dan: Evie heeft het bereddterd waar ieder moest zitten. Ik weet er niets van. Men zegt dat het ook Engelsch is om maar tegen elkaar te spreken. Ik meen, dat het in Londen gebruikelijk is te zeggen: „Is dit uw brood of het mijne?" en dan kent men elkaar. Is 't niet grap pig? Nu geloof ik, dat wij er allen zijn. Miriam, wil jij mr. Wayne binnenleidten?" Een haastige omhelzing van Evie een engelachtig visioen in het wit werd gevolgd door een paar be groetende woorden van Charles Conquest, waarna Mi riam miss Jarrott den arm zag nemen van bisschop Endsleigh en de stoet zich in beweging stelde. Miriam verheugde zich aan tafel over het matte, rooskleurige licht. Het gaf haar gelegenheid haar zorgen onopgemerkt aan Wayne te wijden. Ook was zij blij, dat dte familie elkaar zooveel had te zeggen en daardoor niet veel op haar lette. Zij moest voortdu rend den hulpbehoevenden man helpen en hem de na men der andere gasten noemen. Daar het groote gezel schap met luider stem sprak, drong Miriam's kalme stem met haar zacht altgeluid, tot het oor van haar buurman door, zonder door anderen gehoord te wor- dten. Zij begon met bisschop Endsleigh, die aan de rechterhand van miss Jarrott zat. Dan kwam mrs. Ste phen Colfax, na haar mr. Endsleigh Jarrott, die aan zijn rechterhand mrs. Reginald Pole had. Mrs. Pole's buurman was Charles Conquest, dien zij moest deelen met Rodney Wrean. Nu en dan gaf Wayne blijk van eea groote scherpheid van gehoor, waarover hij meer dan eens had' gesproken, sinds hij1 totaal blind was ge worden. „Colfax Yorke is»hier", merkte hij eens op. „Ik hoor zijn stem. Hij zit aan den anderen kant van de tafel. Mrs. Endsleigh Jarrott zit twee plaatsen van je af", zei hij een anderen keer. „Zij geeft haar plan nen ten beste voor de hervorming van het gezelschaps leven te Nieuw-York." Een tijdlang spraken zij zeer zacht samen, waarbij zij dezelfde opgewektheid voorwendden, die om hen heen heerschte. Niet voord'at het diner half afgeloopen was, vroeg hij op zachten toon: „Wie is jouw buurman?" „Ik weet het niet", fluisterde zij temg. „Hij wordt zoo door mrs. Endsleigh Jarrott in beslag genomen, dat hij dezen kant nog niet heeft uitgekeken. Ik geloof niét, dat hij een lid van dte familie is." „Dat moet hij zijn", hernam Wayne. „Ik ken zijn stem. Die staat met iets in mijn herinnering in ver band, maar ik weet niet met wat." Miriam luisterde om hem te hooren spreken, maar zij kon slechts een paar onduidelijke woorden opvan gen. „Zijn spreken klinkt Engelsch", zei zij. „Neen, hij is geen Engelschman. Volgens mijn her innering was hij dat niet. Het is eigenaardig hoe de geest werkt. Sinds ik werd sinds ik mijn gezicht mis brengt mijn geheugen mij instinctmatig stemmen in plaats van gezichten, als ik mij iets wensch te herin neren. Wil je niet een woord met hem wisselen? Je weet die formule: Is dat uw brood of het mijne?" (Wordt vervolgd.) fl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 5