FEUILLETON.
No. 141 Hsïïdflid en Zarsntleode Jaargang. T9T5.
Bondefdair 19 Juni.
,;Eneoro Vf
CIRCUS-SCHETS
door
JEANNE REYNEKE VAN STUWf
(Nadruk vei mam).
In de manege wérd hei. nuaanfcr der Sioux-Iadianec
gerepeteerd zij waren in costuum, want het was de ge
nerale repetitie; en vreemd-vaal dedten dé koperkleu
rige gezichten, de hooge veeren kronen, de leeren jadht-
iietndeit mei: 'franje, in Let Ideeke middag-licht, dat
door de ruiten achter de hoogste rangen naai binnen
viel.
Op een der klapstocien van de eerste rij stalles zat
een jong meisje te wachten, totdat het de beurt van
haar en haar partner zou zijn om de oefeningen te ma
ken; zij was gekleed in een ruime grauwe blouse en
- Ja...
De dans eindigde in een wild mêlée, waar telkens
een krijger in 't midden der andteren sprong met den
hartstochtelijken oorlogskreet: „Whoop!" Hugo moest
er csu lachen, ea dat fr.r tk geluid *raf Amahella op-
gezichtje, toen zij zag dat Vanderdecken dreigend
naai- hen keek, terwijl de Indianen nu werkelijk de
arena begonnen te verlaten.
Hij heeft ons gezien
In vrede, antwoordde Hugo, onverschillig. Hij
reSf r;| voelde weerbarstigheid in M opwaken, die hem',
zeli w .t waar. Ji, maar et as, e sof zij rmsaer kou j ofu'anks Vanderdecken's grommend gevloek, beel
kort grauw rokje, waarin haar al te tenger figuurtje
scheen te verdwijnen; futloos, als ovennoeid, leunde
zij terug in haar stoelhet scheen bijna onmogelijk,
dat zij in slaat zou zijn tot eenige groote inspanning,
maar tot ieders verwondering wist zij een buitengewo
ne kracht te ontwikkelen in haar prestaties, die haar
avond aan avond een levendigen bijval Bezorgde. Bij
haar stond' haar partner, ,de jonge, knappe parforcerij-
der Hugo, met zijn lenige, elastische gestalte, en het
zwart gelokte, welgevormde hoofd. Amabella aanbad
hem; hij was voor haar het ideaal van mannelijke
schoonheid en van karakter, en zij betoonde hem een
roerende nederige aanhankelijkheid, die hij met zijn
goedhartig, beschermend medelijden beantwoordde.
Zij was zijn toegewijde, deemoedige dienares gewor
den, sindh het oogenblik, dat hij en zij, toen beiden nog
kinderen, elkaar gevonden hadden, uitgeput en snik
kende, ergens weg-gekropen achter de koffers en kisten
der garderobe; elkander hadden zij toen hun leed en
haat geklaagd, hun afmatting ea hun pijn. Zij beiden
waren door zijn en haar oudters afgestaan aan den cir
cus-artist Vanderdecken, die er een paar uitmuntende
leerlingen aan had, die ijverig en gewillig waren, leer
zaam en vlug, maar die toch dagelijks onthaald wer
den op vloeken en slagen, schimpen en stompen, zoo
dat zij som-., verblind door tranen, sidderend van
inachteloo2e woede, na afloop tier oefeningen uit de
arena vluchtten
Hugo had AmaMIa a'hjd getroost, en ïrèt dwepen
de meisje was tenslotte zelfs de kaïwais-ariimen gaan
liefhebben, omdat Hugo later de rootte, ritepe strc-pen
op haar armen streelde, 3n haar vriendelijks woordjes
zei. Zij traden altijd tezasitx op, onder den naam van
hun leermeester: Hugo en Amabella Vanderdecken
en beiden smachtten naar den afloop van het contract,
door hunDe ouders voor hen geteekend, en dat hun, in
hun beste jaren, overleverde aan de macht en den
dwang van hun leermeester, die de voordeeligste ver
bintenissen met circus-directies afsloot, terwijl zij niets
ontvingen dan een zakgeld. Herhaaldelijk had Hugo
Amabella trachten over te halen om te doen, wat op
een gegeven oogenblik, alle élèves déden, namelijk „er
van door te gaan", om persoonlijk ergens een enga-
ment te zoeken. Maar Amabella had het altijd tegen
gehouden, zij moesten eerst sparen, zeide zij, dat zij,
al was 't maar één paard konden koopen, waren zij zoo
ver, dan zouden zij 't wel kunnen wagen.
Én nu.was het gel 4 zoo goed als bijeen. Maar
In den laats ten tijd had Hugo niet meer zooveel over
dit dierbare plan gesproken. Was het omdat.
Was het omdat onlangs tot het gezelschap was toe
getreden de Athostroep, Lichtkunstenaars, met de
beeldmooie Emilia Ghelli, op wie in minder dan
tijd' bijna alle kunstenaars verliefd waren gewor
Het meisje nam al die hulde aau, lachend, en lucht
hartig, behalve die van.HugoHem behandelde
zij altijd met onderscheiding.of verbeeldde zij, Ama
bella, zich dat maar in haar romantische, nerveuse
phantasie.Zij wist het niet.Zij wist alleen, dat
zij zou willen sterven als hij maar gelukkig werd
maar ook dat zij zou willen sterven, als hij gelukkig
werd zonder haar.
Zij voelde zich moe en bedroefd. Maar nauwelijks
wendde Hugo zich even tot haar, of een glans kwam
er in haar oogen en een glimlachje om haar mond. En
zij sprak met hem, moedig haar smartelijke gedachten
onderdrukkend, omdat hij niets merken mocht, o, in
's hemels naam nooit iets merken.
Zijn dit nu „echte" Indianen? vroeg zij, wijzende
naar de arena, waar een woeste krijgsdans werd uitge
voerd! terwijl de blinkende tomahawks met verbluffen
de zekerheid werdén geworpen en opgevangen door de
lenige handen.
Er sdjn twee „echte" bij, is me verteld, twee Ca
tawba's. tsaar welke 't zijn, zou ie niet kunnen
zeggen.de anderen hebben zich wel uitstékend ge
grimeerd.
adem alen, en dj lachte ook, zooda; dé blanke tandjes
tm&dicn de fijate lippen evi -schijn wannen, -en Hugo
toe..:k naar h«v,/.; ea onwillek-urig .%ei en aandaebfe-
gtr c n hij garmlijk deed, a Lij zsg den dieper,
blauwachtige^ glans van haar zijtieacurig haai, en het
teere ovaal van haar klein gezicht met den zachten
blos, en vooral, vooral zag hij de smachtende kwijning
,ia haai" flmv elzwarfe oogen.en hij dacht verrast
zij wordt mooi.of is zij mooi ea is zjy dat al Ad ge
weest?.
Hij had tot dusverre nopit veel over hun verhou
ding gepeinsd. Het was eenmaal een vaststaande zaak
dat zij bij elkander behoorden, en steeds tezamen zou
den blijven. Zoo had hij ook altijd onbestemd ge
meend, dat zij wel zouden trouwen, als eenmaal hun
voornemen om weg te loopen werkelijkheid werd.
*oman naar het Engeiscfa.
0
Dit afdoende antwoord bracht Miriam tot zwijgen.
Zij liet eenige altruien voorbijgaan, voordat zij eenigs-
zins aarzelend vtoog:
„Je zuii er zeker wel niet tegen hebben dat ik weet
wie het is?"
Evie was op deze vraag voorbereid en beantwoord
de die dadelijk.
„Het kan mij niet schelen, dat je dat over eenigen
tijd weef. Je moet hem maar eerst eens ontmoeten.
Als je hem eens gezien hebt, zul je rechtvaardiger over
mij oordeelen, daar ben ik zeker van. Tot zoolang
moet ik dan maar verkeerd begrepen worden."
Gedurende de drie weken, die nog aan het familie-
umef voorafgingen, kwam Miriam niet beter op de
hoogte van Evie's liefdeszaken. Zij vroeg met opzet
niets, uit vrees den schijn op zich te laden het meisje
tot vertrouwen te dwingen, maar de veronderstelling,
dat de medeminnaar niemand anders kdh wezen dan
een zekere Graham, van wien zij döor Evie veel in het
afgeloopen jaar had gehoord, gaf haar een gevoel van
verlichting. 7i]n kansen hadden dus beter gestaan
dan die van Billy Merrow, en niets was meer aanne
melijk dan dat Evie tot dé ontdekking was gekomen,
dat zij hem het liefst van beiden mocht lijden. Het was
een toestand, die medelijden met Billy opwekte, doch
overigens geen ernstige bezorgdheid baarde, zoodat
Miriam verdere uitstortingen' van Evie's hart afwach
ten en al haar gedachten wijden kon aan de mvsteries
met betrekking tot het in de wereld verschijnen van
het meisje.
Of zij van elkaar hielden, dat kwam daarbij in zijn
ge-lichter in 't geheel nfc: Ia aanmerking; de practi-
sche noodzakelijkheid eischte deze verbintenis, en dus
zouden zij er natuurlijk toe overgaan. Hij had nooit
veel anders voor haar ondervonden dan medelijden,
aldoor medelijdten, zooals de sterkere dat voor den
zwakke gevoelt.,., maar in den laatsten tijd had hij zich
wel eens in plotselinge verbazing afgevraagd, waarom
hij aan dit kindje, dit weinig opvallende, door geen
der andere artisten gezochte kunstenares] e, zoo ziels-
innig gehecht kon zijn, als hem bleek, dat hij was?.
Voor het eerst had hij het gemerkt, toen hij haar be
vend, bijna bezwijmd, in zijn armen hield na een oefe
ning, waarbij de instructeur te veel van haar krach'
had gevergd', door haar een saut périlleux tot in het
oneindige te laten herhalen, met het bits bevel„En
core
Toen had hij de pijn hóar aangedaan gevoeld als
een hem zelf overkomen leed, en hem beving een
oogenblik een vreemde, ontroerende verwarring. In
den dagelijkschen loop der dingen, bij den uitputten-
den arbeid, die geen afdwalen toelaat der gedachten,
was zijn spontane emotie wel weer verkalmd en al
lengs vervloeid in den gewonen omgang, maar toch
was er iets in hem gebleven, iets van onzekerheid, iets
van schroom, dat het hem onmogelijk maakte, om,
zooals hij tot dusver gewend was, op rustigen, onbe
vangen toon te spreken over hun toekomst.
Hij had nu ook, onwillekeurig, meer oog gekregen
voor de andere vrouwelijke artisten van het gezel
schap, en ondanks hem zelf maakte hij vergelijkingen
Emilia CLelli viel ook hèni op door haar buitengewo
ne schoonheid, en hij; bewonderde haar daarom, maar
h:j dacht: de kleine Amabella met haar zachte charme,
haar onnavolgbare bevalligheid, is toch veel aantrek
kelijker..... Wan' de overmoed, de bruisende levenslust
van Emilia bpeide hem niet. En juiat door het verge
lijken ontdekte hij telkens weer nieuwe, mooie en lieve
eigenschappen in zijn „kleine kameraad", zooals hij
haar, in hun kindertijd, steeds had genoemd.
De Indianen moesten nog een gedeelte van hun per
formance herhalen. De groote schijven werden weer
opgericht, en de rij Indianen stelde zich op met pijl
ea boog.
Wat duurt 't lang ,zei Amabella.
Ja, te lang.... Zoo meteeen komt Vanderdecken,
en jaagt ze de manege uit.
Inderdaad naderde de groote, zware man van het
opstel-terrein; zijn jas hing open over zijn pastel
blauw vest, waarover de dikke gouden horlogeketting
slingerde bij eiken tred. Op onbeleefden toon verklaar
de hij, d'at dte manege nu lang genoeg in beslag was
genomen en dat zij konden vertrekken.
Onverstoord gingen ae Indianen met boogschieten
voort. Er ontstond een woordenwisseling van den
kant van Vanderdecken met vloeken en verontwaardig
de woorden en gevoerd, van de zijde der Indianen be
antwoord met de bedaardste hoffelijkheid en de be
leefdste weigeringen om aan het „verzoek" tot heen
gaan te voldoen.
Eindelijk mikte een krijger zijn pijl quasi verkeerd,
die rakelings het hoofd van Vanderdecken voorbij sis
te. De verschrikte man stoof op het opperhoofd toe,
dreigde zijn beklag te zullen indienen bij de directie,
maar de Indiaan, met een glimlachje van onbeschrijflijk
fijne ironie, keek op hem neer en zei:
Ah, sir, u wilt ons denonceeren bij de directie
over ons slecht en onbetrouwbaar schieten? In het
schieten ligt 't gevaar niet, maar in 't treffen.
Hugo, die aldaar beproefde zijn vreemdte bevangen
heid' meester te worden, en wiens zenuwen daardoor
gespannen waren, had een kort moment van hevige,
maar dadelijk-gedempte uitbundigheid.
Dat doet me denken, zei hij, nog lachend, tot
Amabella, aan Derby, aan wien ze eens vroegen, of 't
vallen, dat ze in 'n circus toch zoo dikwijls deden, niet
gevaarlijk was? Hij zei: 't Vallen? Squah! 't Vallen,'
daar is niets gevaarlijks aan, alleen waar.'t vallen op
houdt
Amabella lachte ook, maar ontsteld verstrakte haar
grommend
1' jzaara den schimmel deed binnen-haten, die'al een
g uime poos, opgetuigd, bij den ingang door een
stalknecht aan den toom v-arcf gehoud 1. Vaaderdtec-
I ken deed de chambrière koallra, terwij' hij rond zsch-
zeii draaide in het midden van de manege; zijn zan
dige rijlaarzen drukten diep in het zaagsel, en nauwe
lijks had de schimmel zich in gang gezet, in den ge
woonte-galop langs dé barrière, of hij wendde zich
ruw tot Amabella:
En avant!
Het meisje maakte zich gereed' tot den sprong. Zij
nam een aanloop, boog even door in de knieën, en het
volgende oogenblik stond zij op dten ongezadelden
mg van het paard, het aanvurende tot grootere snel
heid door korte, scherpe, hooge gillen. De bevelen
volgden elkaar al sneller op: Changez h droit!
Changez h gauche!volte! pirouette! salto mortale!
Hugo stond bijl dten ingang met over de borst ge
kruiste armen en de ellebogen in de handen. Somber
trokken zich zijn wenkbrauwen samen, als hij, bij het
voorbijstormen van den brieschendten schimmel, ook
het gejaagde hijgen van het meisje hoorde, en zag, hoe
zij, wankelend van zenuwachtigheid en vermoeienis,
ternauwernood haar evenwicht vermocht te bewaren
Eindelijk voldeed1 zij niet aan een bevel; zij liet zich
bijna vallen op den mg van het paard, dat aanstonds
overging in bedaarder draf en kalmen staphet meisje
zat, en hield haar hand in zijn manen; haar adem
steunde en haar oogen bleven gesloten, terwijl zij met
haar voorarm over haar vochtig voorhoofd streek,
Met een driftigen rak aan den toom trachtte Van
derdecken den schimmel weer in vlugger beweging te
brengen, terwij] hij Amabella, die lichtjes meeschokte
op den deinenden stap van het paard, toesnauwde:
Geen geluier, gewérkt moet er worden. We zijn
toch al zoo laat vanmiddag! Ik heb geen zin, om voor
jouw pleizier....
Maar op hetzelfde moment voelde hij een krachtige
hand de zijne wegslaan, en zag hij Hugo, die Amabel
la bij een arm bijna van het paard slingerde, en die
riep
M ij n beurt! Uit den weg, Amabella!
Ook Vanderdecken trad temg, onwillekeurig geïm-
pressioneerd door Hugo's optreden, en hij bleef een
paar seconden kijken met eigenaard'igen blik naar den
jongen, die in roekeloozen .trots recht-op stond op
den gladden paardenrug, om zich dan achterover te
buigen in een gedurfden saut-périlleux. Zoo mooi, zoo
krachtig, zoo zelfbewust was hij, donkere silhouet in
het bleeke licht, dat Amabella, dankbaar terug gezon
ken iu haar stoel, met brandende bewondering naar
hem staarde, en Vanderdecken niet onmiddellijk zijn
bmusk aplomb temg vinden kon. Hij was een oogen
blik bevreesd geweest; waarvoor had hij niet kunnen
zeggen, maar er had iets in Hugo's oogen geblonken,
wat hem waarschuwde, dat hij voorzichtig moest zijn.
De beide jongelui verschaften hem een rijkelijke brood
winning, en zouden dit nog bijna twee jaren doen, als
zij tenminste niet.... wat hem in zijn carrière van leer
meester al zoo vaak was gebeurd.... ais zij tenminste
niet.-... wegliepen....
Werktuigelijk gaf hij zijn bevelen, die Hugo al uit
voerde, nog vóór ze geheel waren uitgesproken. Zijn
spierige ledematen schenen er vreugde van te genieten,
om zich in te spannen tot hun hoogste kracht en uit te
vieren in der bewegingen wild geweld. Zoo onstuimig
was hij, zoo overmoedig, dat hij zichzelf in zijn presta
ties overtrof, en onvermoeid, ofschoon de transpiratie
hem van de slapen drupte, zijn toeren verrichtte. Wat
hem bezielde, wits hij nauwelijks zelf; ja, toch, hij
wist het wèl! er was de hartstochtelijke wil in hem
om Amabella te bevrijden uit de macht van dien man,
en hij zóu het doen; vanmiddag nog, na afloop der re
petitie, sprak hij met haar, en' morgen of overmorgen
konden zij ai ver weg zijn, veilig samen alleen, verlost
Nu is 't genoeg, hoorde hij Vanderdecken's stem,
nu moet zij weer.. zij moet nog.
Zij stoof Hugo óp. Zij zal niets meer vanmid
dag, versta je? Je hebt haar al veel te veel afgebeuld.
Tegen haar zeg je niet: Nu is't genoeg! Tegen haar
durf... je.lafaard!.
Amabella, bang voor een twist, stond al op, maar
Hugo beval haar kort: Ga jij weer zitten, en riep
over naar Vanderdecken
Waar is de leeren riem
Hugo! vroeg Amabella verschrikt, dat wil je nu
toch niet meer probeeren, nadat je al zooveel heb ge
daan? Maar Hugo schoof haar, zonder te antwoor
den uit den weg, en liet zich door Vanderdecken de
beenen samenbinden met een sterken leeren riem. Voor
mijn part, dacht deze, terwijl hij de gespen bevestigde,
breekt de jongen zich een arm of een beendat zal zijn
overmoed wat dempen, en het meisje kan best een poos
alleen optreden, dat zal haar ook meer zelfvertrouwen
ge en.
Maar hij ziel niets. Hij bracht den schimmel in het
midden van de manege, dichtbij waar Hugo stond,
die met vastgebonden beenen den sprong over het
paard zou wagen.
Een bijgeloovig gevoel had Hugo bevangen; als de
ze kunst, die hij al zoo lang oefende, hem heden einde
lijk gelukte, dan zou hij ziin doel bereiken, en zoude
zij hun vrijheid verkrijgen.
Ready? vzotg dé nbavogen etem van Vander
deckea.
Hugo haalde diep adem.
Ja!
Go!...
En Hugo sprong. De nerveuse drift gaf hem moed
en kracht, en hij sprong. En eer Amabella tijd had
gehad, om haar angst geheel te doorvoelen, zag zij
Hugo reeds weder staan, aan den anderen kant van
het paard.
Vanderdecken sprak geen woord1 van gelukwensch of
voldoening. Hij klapte even met de lange zweep, en
hard en kort kwam het van zijn lippen
-Encore
Amabella gaf een kreet, maar Hugo wierp een enke
len blik op Vanderdecken, en waagde wederom den
sprong.
Opnieuw was het gelukt. En Hugo, bevende van
opgewondenheid, leunde op de schouders van Amar
bella, die met trillende handen dte leeren riem losmkte.
Aldoor nog zwijgend leidde Vanderdecken het paard
bij den teugel uit de arena. Amabella en Hugo waren
een oogenblik geheel alleen.
Zij zaten naast elkander op de barrière; Hugo had
zijn arm om Amabella heen geslagen en drukte haar
vast tegen zich aan.
Geen dag blijven we langer, fluisterde hij. 't Geld
is er nu wel. We vluchten naar Engeland, en daar
trouwen we.... vind: je dat goed?
Hugostamelde zij. Een heete aandrang tot
schreien brandde in haar oogenzij was overstelpt van
een bijna pijndoend geluk. Houd je dan van me?....
houd je dan van me?.... vroeg zij zacht.
Ja, zei hij, haar kussend, ik houd van je, ik heb
je lief, ik heb altijd van je gehouden, altijd, altijd
Encorevleide zij, het als een onuitsprekelijke
weelde voelend dit gevreesde, wreede woord n u uit te
spreken. En hij herhaalde zijn liefdesbetuigingen,
niet ééns, maar wel honderd keer.
VOOR DAMES.
DE MODE IN DE HOOFDSTAD.
Het is een feitnergens in ons dierbaar land wordt
Mevrouw Mode zoo slaafs gehoorzaamd als in de
hoofdstad. De Amsterdamsche dames zijn hierin zelfs
de Haagsche vrouwen vooruit. Mogelijk wint de Haag-
sche het in smaakvolle kleeding, doch het mode-record
slaat ongetwijfeld haar Amsterdamsche zuster. Wie
dus wil weten, wat er gedragen wordt, dient een wan
deling te maken door de beroemde Kalveretraat, liefst
van Dam naar Munt en dan weer temg, en zoekt daar
na rust en lafenis in een der vele koffiehuizen en lunch
rooms aan het Damrak. Wie al dien tijd haar oogen
goed de kost geeft, komt met een schat van nieuwtjes -
thuis.
„O, zeg," vertelt zij dan aan haar zuster of boezem
vriendin, „het lijkt wel of er geen ander patroon meer
bestaat dan „mille fleurs". Je ziet eenvoudig niets
anders. Blouses, heele Japonnen. Hoeden, Parasols,
Handtaschjes, alles met duizend bloemetjes. O, ja
weet je wat ze ook wel dragen? Van dat leuke goedje,
hoe heet het ook weer. Frotté. Voor rokken en mantels
echt gezellig. O, en soms is het net, of je een dame
uit de achttiende eeuw ziet loopen. We zijn bepaald
ook weer een verandering in de corsettenmode te wach
ten. Ik geneer me niét langer meer over zeker lichaams
deel, over welks omvang jullie je zoo vroolijk kunt ma
ken. Er komt nog een tijd dat de bijnaam van zekeren
meneer uit de Camera die eens bij heel warm weer een
verre wandeling moest maken, een eeretitel wordt, 't Is
heusch, hoorDe tailles zijn nog net als verleden
jaar, maar de rokken hebben een heele verandering
ondergaan. Ze zijn haast allemaal met een heupstuk
en het ondergedeelte erg wijd. Je begrijpt, dat die rok
ken, vooral als ze wat kort zijn afgeknipt, niet erg
fraai staan, nu we aan nauwe rok gewend zijn. Maar
nu zal ik jullie laten zien, wat ik gekocht heb. Aller
eerst, hoe vinden jullie die witte schoenen? Zijn ze
niet dol gewoonKijk, met een paar witte kousen. Je
ziet ze zooveel dragen bij de lichte japonnetjes dat il
de lust niet kon weerstaan. En hier is een nieuw
blouse met latest fashion, kinderen, lachen jullL
nou niet em das op den rug. Heusch, dat is het
nieuwste! Is-ie niet verrukkelijk. En dan heb ik ook
nog een nieuwe hoed gekocht, die wordt morgen be
zorgd. Daarover ben ik eigenlijk minder te spreken.
Ik kon maar niet leuks vinden. Het zijn pieken en nog
eens pieken, en jullie weten, hoe leelijk ik die vind. Bo
vendien staan die kleine modellen me niet. Ik heb ook
wel een paar groote ronde opgezet, maar die waren al
lemaal met bloemen gegarneerd, en' zulke grove bloe
men; die konden me ook al niet bekoren. Nu heb ik
maar een doodeenvoudig model genomen, iets groote-
matelotachtigs, en die wordt gegarneerd met mooi zij
den lint. 't Is wel saai, zoo'n eenvoudig model, tien
jaar geleden droegen ze zoo iets ook al. Maar ik ge;
loof wel, dat het tijn staat, distingué, menschen, en dat
is ook iets waard.
Onder de daaraan verbonden ceremoniën was er
geen waar Miriam zoo tegen opzag als tegen „het af
werken der frrilie". Als zij in dezen, machtigen, ver
dienstelijken, weigestel den kring verschee» die al wat
in Nieuw-Vork aanzienlijk was vertegenwoordigde,
gevoelde zij zich meer dim ooit een; vreemdeling. Zij
begreep zichzelf in dit opzicht eigenlijk niet. Want
menigeen van de kliek was vriendelijk jegens haar ge
weest ea niemand had' haar ooit onbeleefd behandeld.
Als rij ze in massa tegenover zich had, als zij hun so-
lidariteii, hun wederkeer;ge achting zag, hun gezamen
lijk kapitaal, talenten, en goede werken, dan besefte zij
het verschil in bestaan tusschcn haar en hen. Er be
vond zich geen: enkele onder hen, die niet het recht
had op de plaats die hij of zij bekleedde een recht,
door den persoon ze!f gehandhaafd, maar verworven
door zijn vaderen geen enkele, die niet leefde on
der den invloed! van de een of andere eerbiedwaardige
traditie, waarop hij trctsch kon wezen! De vader van
Endsleigh Jarrott bijvoorbeeld, was een bankier ge
weest, die van Reginald Pole presidtent van een univer
siteit, die van Ruper Colfax rechter; en zoo was 't met
ieder van hen. Te midden van zooveel geclassificeerds,
gewaarmerkts en geregelds, was zij klaarblijkelijk een
vreemd element als een vlieg in barnsteen. Zij ver
scheen onder hen. als een pupil van Philip Wayne, die
zelf een nieuweling en indringer was en slechts was
genoodigd als de tweede echtgenoot van Gertrude Col
fax, welk huwelijk zij als een groote fout beschouw
den.
In het verlangen om zoo weinig mogelijk de aan
dacht te trekken, had zij zich in het zwart gekleed, zon
der eenig sieraad en was zich in het geheel niet be
wust, dat zij met haar slanke gestalte haar bevallige
bewegingen, haar ivoor teint en met de haar eigen
uitdrukking, die de menschen' verbijsterde, omdat zij
smeekend en trotsch tegelijk was, meer dan ooit opviel
tegen den achtergrond van toiletten, vol brillonten en
kostbare juweelen, en besliste manieren, die de familie
voor die gelegenheid zou ten toon spreiden. Het was
een feit, dat er een merkbare stilte in het gegons van
stemmen ontstond, toen zij het salon binnenbad,
oogenschijnlijk door Philip Wayne geleid, doch in
werkelijkheid hem leidend. Terwijl zij half verlegen,
half verwonderd bij de deur bleef staan om naar haar
gastvrouw uit te zien, bracht het haar alles behalve op
haar gemak, toen zij zag dat mrs. Endsleigh Jarrott
een Maria de Medecis van Rubens in satijn en parelen
haar lorgnet naar haar oogen bracht en een slanken
jongen man, die naast haar stond, op baar opmerk
zaam maakte. Er was geen tijd iets anders te onder
scheiden, want miss Jarrott kwam reeds met gemaakte
bevalligheid aanzweven om hen welkom te heeten.
„Hoe maakt gij beiden het? Hoe maakt gij het? 'k
Ben liepl blij, diat gij; zijt gekomen. Mij dunkt, gij zult
wel bijna iedereen hier. kennen, dus behoef ik niemand
voor te stellen. Ik stel bijna nooit voor. Is dat niet
grappig? Men zegt, dat het een Engelsche gewoonte
is om niet voor te stellen, maar ik doe het geheel uit
mij zelf. Ik weet eigenlijk niet waarom ik het niet doe.
Maar ik doe 't nooit of bijna, nooit. Dus al3 het
mocht zijn, dat gij de tafelburen niet kent, zeg het dan:
Evie heeft het bereddterd waar ieder moest zitten. Ik
weet er niets van. Men zegt dat het ook Engelsch is
om maar tegen elkaar te spreken. Ik meen, dat het in
Londen gebruikelijk is te zeggen: „Is dit uw brood
of het mijne?" en dan kent men elkaar. Is 't niet grap
pig? Nu geloof ik, dat wij er allen zijn. Miriam, wil
jij mr. Wayne binnenleidten?"
Een haastige omhelzing van Evie een engelachtig
visioen in het wit werd gevolgd door een paar be
groetende woorden van Charles Conquest, waarna Mi
riam miss Jarrott den arm zag nemen van bisschop
Endsleigh en de stoet zich in beweging stelde.
Miriam verheugde zich aan tafel over het matte,
rooskleurige licht. Het gaf haar gelegenheid haar
zorgen onopgemerkt aan Wayne te wijden. Ook was
zij blij, dat dte familie elkaar zooveel had te zeggen en
daardoor niet veel op haar lette. Zij moest voortdu
rend den hulpbehoevenden man helpen en hem de na
men der andere gasten noemen. Daar het groote gezel
schap met luider stem sprak, drong Miriam's kalme
stem met haar zacht altgeluid, tot het oor van haar
buurman door, zonder door anderen gehoord te wor-
dten. Zij begon met bisschop Endsleigh, die aan de
rechterhand van miss Jarrott zat. Dan kwam mrs. Ste
phen Colfax, na haar mr. Endsleigh Jarrott, die aan
zijn rechterhand mrs. Reginald Pole had. Mrs. Pole's
buurman was Charles Conquest, dien zij moest deelen
met Rodney Wrean. Nu en dan gaf Wayne blijk van
eea groote scherpheid van gehoor, waarover hij meer
dan eens had' gesproken, sinds hij1 totaal blind was ge
worden. „Colfax Yorke is»hier", merkte hij eens op.
„Ik hoor zijn stem. Hij zit aan den anderen kant van
de tafel. Mrs. Endsleigh Jarrott zit twee plaatsen van
je af", zei hij een anderen keer. „Zij geeft haar plan
nen ten beste voor de hervorming van het gezelschaps
leven te Nieuw-York."
Een tijdlang spraken zij zeer zacht samen, waarbij
zij dezelfde opgewektheid voorwendden, die om hen
heen heerschte. Niet voord'at het diner half afgeloopen
was, vroeg hij op zachten toon:
„Wie is jouw buurman?"
„Ik weet het niet", fluisterde zij temg. „Hij wordt
zoo door mrs. Endsleigh Jarrott in beslag genomen,
dat hij dezen kant nog niet heeft uitgekeken. Ik geloof
niét, dat hij een lid van dte familie is."
„Dat moet hij zijn", hernam Wayne. „Ik ken zijn
stem. Die staat met iets in mijn herinnering in ver
band, maar ik weet niet met wat."
Miriam luisterde om hem te hooren spreken, maar
zij kon slechts een paar onduidelijke woorden opvan
gen.
„Zijn spreken klinkt Engelsch", zei zij.
„Neen, hij is geen Engelschman. Volgens mijn her
innering was hij dat niet. Het is eigenaardig hoe de
geest werkt. Sinds ik werd sinds ik mijn gezicht mis
brengt mijn geheugen mij instinctmatig stemmen in
plaats van gezichten, als ik mij iets wensch te herin
neren. Wil je niet een woord met hem wisselen? Je
weet die formule: Is dat uw brood of het mijne?"
(Wordt vervolgd.)
fl