DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
üe Wilde Olp
No. m
Honderd en zeventiende jaargang
1915
ZATER1) A
31 JULI
Lichting 1910.
DFLoojpixigr.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar fl,franco door het geheele Rijk ?1,25.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone Advertentïën s
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
HXZEiliti©.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
brengt ter kennis van belanghebbenden dat de loting
voor de lichting 1916 niet wordt gehouden en dat
alle ingeschrevenen voor die lichting bestemd zijn
om bij de militie te worden ingelijfd, met uitzonde
ring van hem;
Ie. die voor den dienst bij de militie ongeschikt
zijn bevonden;
2e. die bij onherroepelijk geworden uitspraak voor
goed of tijdelijk van den dienst zijn vrijgesteld
3e. die bij onherroepelijk geworden uitspraak, het
zij voorgoed, hetzij voorloopig van den dienst
zijn uitgesloten
en dat het korps, waarbij en liet tijdstip, waarop
hunne inlijving zal geschieden, nader zullen worden
bekend gemaakt.
Alkmaar, 29 juli 1915.
De Burgemeester voornoemd,
JAN DE WIT Dz., lo. Burg.
door
JOHANNA STEKETEE.
Telkens, ala de trek stopte, keek Ada ems. ©gs usü
haar boek, een Vondel-deeltje I® praaMbmS)
op snee, dat de kleine, blanke handen zorgvuldig vast
hielden. Met een onmerkbaren blik nam ze dan even
de mede-reizenden op, keek daarna naar buiten, waar
de eerste herfst tinten opkleur den tusschen het Sepiem-
bcr-groen.
Ze deed t bock nu met den vollen omslag, zoo in de
kleine bruin-leeren handtasch. Ze nam haar parapluic
bij de hand en toen ze heelemaal gereed zat, om uit te
stappen, dreven haar gedachten weer uit naar het
nieuwe leven, dat haar wachtte.
Morgen zou ze dan haar taak als directrice van de
Meisjesschool te aanvaarden hebben,
Met een glimlach van zelf-voldoening daUit Ada
eraan, dat ze pas zes-en-twintig jaar was. Een mooie
toekomst ligt voor mij open, bepeinsde zij, en daar
van zal ik maken wat er, met al de jonge kracht en
sterken wil in me, van te maken is.
De trein stopte nu voor het Geldersche dorp E. Ada
stapte vlug uit, keek even oplettend rond, nam toen den
weg rechts, waar een breeden berkenlaan haar voerde
naar het dorp, dat ze heelemaal door moest, om de
school te bereiken. Ada had wel lust in de wandeling,
tiet weer was zoo aangenaam mogelijk en de dag lag
nog. frisch voor haar.
Vlug liep ze met verkrachtigen tred. Toen ze 't dorp
door was, nam ze een kleine zijlaan, die haar voerde op
de groote buitenwegen, welke naar de naburige doipen
leidden. De weg was breed en licht en rondde zich
langs en door de koren-landen. Na een kruispunt van
wegen, kwam ze nu op een breederen weg, donker door
de dichte rijen van oude beuken, in welks diepte de
school lag, een oud en laag gebouw, dat vroeger een
heerenhuis was geweest.
Lenige oogenblikken bleef Ada voor het hek staan.
Zij keek naar het park, dat, keurig onderhouden en
smaakvol aangelegd was met jonge heesters en bloe
men en verderop grootere boomen. Zij zag op naar
het oude het huis omgai. Zij zag op naar het oude
gebouw, waarvan de muren verweerd en met klimop
begroeid waren, Eenzaam lag de natuur om haar.
Roman naar het Engelsch.
Als Ford had bedacht waar en tot wieu hij sprak,
dan zou üij meer omzichtigheid bij zijn vernaai m
acht genomen hebben. Hij sprak echter nu met geest
drift, een geestdrift voortgesproten uit het oprecht
verlangen, dat Conquest, de vrouw, met wie hij zou
trouwen, in al de schoonheid van haar karamel' zou
leerea kennen. Hij zelf had die ontdekking zoo lang
zaam en zoo kon geleden gemaakt, dat hij bezield was
met het vuur van een bekeeiiing. Hij was zijn verhaal
rustig begonnen, in een herinneringsstemming en mei
tusschenpoozen, waarin hij in mijmering verviel, doch
daarop sprak hij met het vuur van den verteller, die
merkt dat hij zijn hoorder boeit. Maar hij verlangde
met zoozeer conquest van Miriam's edele natuur te
overtuigen ais wel om haar ten minste eens in zijn le
ven in zijn eigen woorden recht te laten wedervaren.
Het was een naïef stuk welsprekendheid, waarvan
geen enkele bijzonderheid verloren ging voor den er
varen man van de wereld, die nog steeds zijn sigaar
tussdien zijn vingers zenuwachtig bewoog en wiens
oogenscherper werden naarmate zijn gelaat valer
werd Zijn beroep had hem geleerd gevolgtrekkingen
te maken uit een brokstuk van een menschelijk drama,
terwijl hij naar het ontvouwen daarvan luisterde. Zijn
vlugheid en nauwgezetheid van oordeel hadden dan
ook veel tot zijn succes bijgedragen en een jarenlange
gewocnle stelde hem nu in staat onder het begrijpen
een zekere kalmte te bewaren Het deed er niets toe of
het een bestudeerde kalmte was, daar de uitspanning
van zijn geestvermogens onder dit bedwang al zijn
scherpzinnigheid op een punt vereenigde
Eindelijk opende Ada het hek, liep het pad op en
recht naar de oude deur toe.
Toen trok zij aan de groote, koperen bel.
Vreemd klonk het geluid door de ruimte, hol, alsof
het huis onbewoond was.
Eindelijk kwam de huishoudster naar voren, een
vrouw van middelbaren leeftijd met rond, blozend ge
zicht, die de zware deur op een kier opende en Ada
half-verbaasd, half-wantoruwend aankeek.
Dadelijk verscheen nu op Ada's gezicht een geestig
spotlachje: Mag ik er niet in, juffrouw Duiker?
vroeg ze. Ik ben juffrouw Van Angeren, het nieuw
benoemde hoofd.
Op deze met-klem-uitgesproken woorden ging nu
dadelijk de deur wagenwijd open.
Juffrouw Duiker bloosde.
Neemt u mij niet kwalijk, juffrouw, zeide zij, ix
verwachtte u eerst vanavond, geen der andere dames
is er nog.
Zoo, een moet de eerste zijn, nietwaar? zei Ada
weer op denzelfden flinken toon, die de huishoudster
overblufte.
In de koele gang, die met een glazen deur achter op
den tuin uitzag, hing Ada hoed en mantel aan den
grooten kapstok.
Wijs mij nu mijn kamer maar eens, verlangde zij
en de groote, grijze oogen richtten zich op de huis
houdster.
Mag ik u dan maar eens voorgaan klonk het
onderdanig. Langs een breede, manneren trap voelde
zij juffrouw Van Angeren naar boven.
Als 't u belieft, zeide zij, de deur openslaande
van een groot vertrek, dat met drie hcoge ramen uitzag
op het park en daarachter verre, donkere bosschen.
Ada ging binnen. Het was een heldere kamer, d'e
met een balcon uitzag in de donkere beukeu-iaaa vooi
het huis.
De huishoudster liet haar nu alleen. Na zich wat
verfrischt te hebben, ging zij voor de groote, met groen
kleed overdekte werktafel zitten en den blik telkens
naar buiten in het zonnige groen, overlegde zij, wat
haar nu te doen stond.
Dien Zondag na de eerste drukke week wakker wor
dend, voelde Ada den rustdag als een groote verkwik
king. Frisch-ontwaakt in haar bed nog liggend, hoon',
zij van verre uit het dorp de kerkklokken luiden. Ja,
zij ging ook ter kerke. Maar daarvoor had zij zich
nog mets te haasten. De dienst ving eerst om half
tien aan. Het was nu half acht. De dominé was, naar
zij had gehoord, een nog jonge man, die, hoewel ortho
dox, gematigd en ontwikkeld was en een zeer ruimen
blik had. Voor zulk eene richting voelde Anna ook, in
dien geest was zij aangenomen. Zij stelde zich van
den kerkgang een aangename opwekking voor.
Door de nog-gesloten blinden van hare vensters be
gon de morgenzon te stralen, een gouden streep trek
kend tot over haar ledikant. Prettig vond Ada dit
Het beloofde een mooie, zonige dag te worden; prach
tig zou het zijn in de bosschen, op de hei, overal in
deze heeitijke omgeving.
Langzaam stond zij op, opende de blinden, kleedde
zich met zorg en smaak. Zij trok een zwart lakensch,
met-fluweel-afgezet costuum aan. Het stond haar best.
Hef paste zoo wel bij het donkere haar en de grijze
oogeu. Gansch in de stemming van den Zondag giug
ze Loen naar beneden, naar de eetkamer, waar juifrouw
Müller op het orgel speelde. Toen ging het keikwaarts
Eerst d'e meisjes in de lange rij. Daarna de leerarcs-
sen. Door de hooge laan van beuken, rijk nog de kroon
in vol, fluweelig groen, glansde uit wolkeloos-blauweu
nemel ue zon De natuur voelde Ada in harmonie met
den Zondag, de gebeden, üe psalmen, de keik en haar
ford eindigde met wat voor hem een bijna lyrische
ontuoezenimg was.
„Op mijn woorü, Conquest, ik wist met uat er zulke
vrouw en in de wereid waren. Zij is een openbaring
voor inij geweest zooals kunst en godsdienst opeu-
baruigeu voor andere menschen ziju. zij kwam tot mij
ais ae engel tot Petrus in de gevangenis; maar als Pe
trus wist ik niet dat het een engel was. Er is een soon
van nimbus om haar een nimbus, die alleen gezien
en begrepen kan worden uoor iemand met een grootei
geest dan de mijne. Na alies wat zij voor mij heeft ge
daan na al die jaren begin ik nu pas iets daar
van te zienmaar wat ik zie is niet rneer, dan wat wij
bemerken van een' oneindigheid boven ons, omdat wij
de sterren zien. Zij is een mysterie voor mij evenals
genie en mysterie of heilig is. Ik hen haar niet op prijs
gesteld, want ik had er geen ziel naar en toch nu ik
inzie dat die er niet voor geschild was, wordt zij er
voor geschikt Is dat niet eigenaardig? Zij is als een
hemelsche geest, die langs mij heengegaan is en m.'j
door haar aanraking een nieuw leven heeft gegeven
Zijn geestdrift was zoo oprecht, zi,n lofzang zoo
spontaan dat hij eenige instemming verwachtte. Hij
meende, dat al stemde Conquest niet in met dezen loi-
zang ter eere van de vrouw, die hem waarschijnlijk
liefhad en die hij, wat nog waarschijnlijker was. be
minde, dan zou het toch niet mèer dan natuurlijk ziin
dat hij dien toejuichte Ford wist dat als iemand an
ders een lofzang op Miriarn Strange had aangeheven
hij overeind zou zijn gesprongen en 'smans handen
zou gedrukt hebben totdat die pijn deden Het be
vreemdde hem daarom, het stelde hem teleur, dat Con
quest onbewegelijk bleef zitten, tenzij de fonkelend»
flikkering van zijn kleine oogen voor emotie kon ge
houden worden.
Het gaf Conquest verlichting een oogenblik op te
staan; hij streek nu een andere lucifer af en stak ziin
sigaar eindelijk aan terwij! hij zich omdraaide, opdat
F^rd het beven van zijn vingers niet zien zou. Toen
hij zeker van zichzelf was. keerde hij hem weer zijn ge
zicht toe en nam zijn plaats wee rin.
eigen stemming.
't Was alles zoo vol vrome vrede. De dorpskerk leg
op een heuvel, te midden van wu'vende berkeboomen
Helder viel het licht door de hooge ramen. Ada was
zóó gezeten, dat zij het gelaat van den pred;kant
voortdurend duidelijk voor zich had. Hij was een
man met ernstig, peinzend toch vriendelijk gezicht
Ada vond hem zeer sympathiek, zoowel in zijn optre
den, als in zijn voorkomen.
Den volgenden Dinsdag kwam de predikant voor 't
eerst op den huize „Berkenhof," om de meisjes gods
dienst-onderwijs te geven
Voor hij zijn lessen begon, liet hij zich aandienen bij
juffrouw Van Angeren.
Bij zijn binnentreden in Ada's werkkamer boog hij
diep voor haar en daarbij bloosde hij, eenigszins vc-
legen.
Maar Ada, wie alle verlegenheid vreemd was; w'st
hem dadelijk op zijn gemak te zetten. Vrijmoedig keek
zij hem in 't gezicht.
Zondag heb ik u gehoord, zeide zij. De kerk
gang is mij goed bevallen.
Dat doet mij genoegen.
Zijn stem klonk aangenaam en melodieus. Vertrou
welijk vertelde hij van zijn leven, hoe hij de eerste jaren
hier met zijn oude moeder, die kortgeleden was gestor
ven, op de pastorie had gewoond en hoe hij nu heel
veel alleen was en veel studeerde.
Ada, schoon gereserveerd, vertelde hem ook van hare
plannen.
En toen hij afscheid nam, om zijn lessen te beginnen
hadden zij beiden een gevoel, alsof zij elkaar al sinds
jaren kenden.
Ongemerkt was de winter gekomen. Geleidelijk wa
ren de schooldagen elkaar opgevolgd.
Alles ging geregeld en goed
Daarover voelde Ada zich gerust en tevreden.
Eén was er, die haar gemoed niet met rust liet en
aan wiet: zij telkens, ondanks zichzelf, moest denken.
Hoe zij zich ook tegen die gevoeieus trachtte te verzet
ten, telkens stond hij weer voor haar met zijn vragen
de, donkere oogen en zijn fijn, lief gezicht.
Tot hij op een dag in haar werkkamer kwam en haat
sprak van zijn liefde, blozend alsof hij een schooljon
gen was en voor zich ziende, alsof hij kwaad itad ge
daan en zij hem moest bestraffen, als een van haar
leerlingen.
Maar toen hij had uitgesproken, schudde zij 't
hoofd, langzaam en ernstig. Ach, zeide zij, en wee
moedig klonk haar stem, ik voel ook vriendschap voor
u, maar, of ik u lief heb, in de beteekenis, die gij daar
aan hecht, ach, ik weet het niet; ik kan daar nog geen
antwoord op geven. Laat mij wat tot rust komen
kalm overdenken.
Wil je?
Vriendschappelijk stak ze hem de kleine, blanke hand
toe. In haar oogen glansden tranen van ontroering.
Hein van Witten voelde zich ook aangedaan.
Ik had beter gedaan te zwijgen, meende hij.
En toen zij ailetn was gebleven, meende Ada, alsof
haar een groo; verdriet was overkomen.
Verbijsterd vroeg zij zich later weer af: heb ik hem
liet? Zeker, hij trok haar aart. Zij stelde belang m
uem. Zij luisterde gaarne naar hem. Van 't eerste
oogenblik af, dat zij hem had gezien, had zij vertrou
wen in uem gcaleid Telkens en telkens was hij haai
in de gedachten gekomen, had zij hem vooi zien ge
zien, zooad Lij stond op den preekstoel of voor de
klasse, sympathiek in al zijn bewegingen. Nooit te vo
ren nog had een man zooveel indruk gemaakt op
haar, als hij, Hein van Witten.
„Het is de wonderbaarlijkste geschiedenis, die ik
ooit heb gehoord", merkte uij sitcnis op in antwoord
op Lord's vragenden blik.
„Ik hoopte, dat je daaan iets meer zult zien dan
iets wonderbaarlijks", waagde Lcrd ie zeggen, nadat
üij een oogenblik gewacht had op een meer waarüee-
rende uiting.
„Misscrnen wel ais ik wat van mijn veibazutg ben
bekomen Daar moet je mij tijd voor geven. Heb ik
goeu begrepen, dat zij je wekenlang in Laar atelier
„Due weken eu var dagen precies."
„Lu nat zij jt voorzag van voodsei eu kleeding
„En geld maar dat heb ik terugoetaaid."
„Eu je weg kreeg op die vernuftige wijze
„Juist zooals ik je heb verteld."
„Wonderbaarlijk: Eenvoudig wonderbaarlijk
En voegde hij er met eenige bitterheid bij, „jij kwam
hier terug en jij en zij samen hebt ons allen beet
genomen."
Ford nam zijn sigaar uit den mond en zich in zijn
stoel omdraaiend keek hij Conquest in een houding en
met een blik aan, die niet verkeerd kouden uitgelegd
worden.
„Ik kwam hier terug en nam u allen beet als je
dat wilt. Miss Strange had er niets mee te maken. Zij
verwachtte mij zelfs niet."
Die laatste zin gaf Conquest de oplossing, waar
naar hij had uitgezien, maar nu hij die had, aarzelde
hij er gebruik van te maken. Hij herinnerde zich Mi
riam's woorden, die zij slechts haperend had geuit en
die een soort bekentenis waren, welke een vrouw nooit
gaarne aflegt: „Er zijn dingen gebeurdzooals er
'gewoonlijk niet gebeuren.. en zelfs als hij nooit te
rugkomt.... zou ik toch liever cp hem blijven wachten
al is het ook tevergeefs Alles werd hem duidelijk,
maar toch niet zoo duidelijk of er was ook nu nog
wel tijd de zaak voor'oopig te voegen bij alles waarin
men zich maa<- liever niet te veel moet verdiepen. Het
was tegen ziin beter oordeel in zijn beter oordeel
als rechtsgeleerde, dat hij ondanks zichzelf zei:
Mogelijk verwachtte zij je niet op dien dag en da
Ze had zich tegen die gevoelens verzet Het was te
vergeefs geweest
En klaarblijkelijk had zij soortgelijke gevoelens bij
hem wakker geroepen. Hij had zich niet daartegen
verzet. Hij had ze gekoesterd wellicht, zich verheugd
eiover. Nu was hij ermee voor den dag gekomen.
Was dit nu liefde, het gevoel, dat zij zoo heel hoog
stelde, maar waarvoor in haar leven geen plaats
scüeen
Weer dacht ze aan Hein, zooals ze hem naast zich
had gezien, laaist. nog kort geleden, op hun toevallige
wandeling door 't stervende bosch.
Maar zoo zij hem al lief had en hij haar, in de zui
verste beteekenis die menschen daaraan hechten kon
den, mocht zij dan nog gehoor geven aan die stem?
Had zij niet een roeping te vervullen?
En ging die liefde daar niet dwars tegen in?
Zelfzuchtig scheen Jt haar daaraan gehoor te geven,
ja meer dan dat. verboden.
Haar was een taak op de schouders gelegd.
Die moest zij vervullen, zoo volkomen mogelijk.
Die mocht zij niet van zich afschuiven, Voor niets
ter wereld. Dat voelde zij zoo zeker.
En dat al'es zou ze hem zeggen, wanneer hij weer
tot haar kwam met zijn liefde, die 't haar gemakkelijk
wi'de maken en goed haai aanbiedende een rustig le
ven in de pastorie, als vrouw des huizes, maar haar
ontnemende, wat zij zich niet mocht laten ontglippen:
haar werk, haar roeping, haar levenstaak.
IV.
Na dc koffie dien volgenden dag. haastte Ada zich
■m u ie gaan. Op een eenzame plek in 't bosch zou
ze Hein ontmoeten. 0111 hem haar antwoord ie geven.
Onrustig had ze dien nacht gesiapen, voortdurend be
zig met dat, wat zich zoo onverwacht had gedrongen
ia haar leven en waarvoor in 't geheel geen p.au.s
scheen te zijn.
De boomen waren ontbladerdopen en eenzaam lag
tie weg voor haar.
Bij den Driesprong zag ze Van Witten aankomen
Hij dep wat voorover En zij dacht: een eenzaam
inau. die het uemk zoekt, maar ik kan hem dat niet ge
ven, ik kan nietEn toen zij naast elkaar liepen,
rustig in de ongestoorde stilte van het winterwoud,
legde zij hem al haar gevoelens uit, eerlijk en onbe
vangen. zooals zij ze zelf had doorleefd.
Ik zou alleen dan ie liefde kunnen aanvaarden,
wanneer die sterk genoeg kon ziin om mijn roeping te
steunen en te verheffen, besloot zij eindelijk.
/uiver k'onk haar stem door de heldere lucht.
Hoe bedoel je? vroeg hij. haar verbaasd aan
ziende.
Als ik met je trouw, dan verlang je niet alleen
eluk en liefde van me. dan verlang je evenzeer, dat
ik je steun in je werk Is het niet zoo? zei ze weer.
Ada keek hem diep in de oogen.
Hein knikte toestemmend.
7eker, fluisterde hij.
Als ik je liefde aanvaard, dan ligt daarin meteen
pgesloten dat ik je werk zal steunen. Daarop be
hoeft niet eens in 't bijzonder den nadruk gelegd. Het
is zoo vanzelf sprekend, dat een liefhebbende vrouw
maar mans werk eerbiedigt Maar voor een vrouw is
dat precies andersom Als zij liefde ontvangt, zou zij'
haar werk moeten opgeven En dat kan, dat wil ik
niet. Ik stel de man die ik liefheb, eenzelfde eisch, als
hij mijnamelijk deze, mijn werk ie eerbiedigen, te
steunen, te sterken.
tum. maar zij heeft je toch waarschijnlijk te eeniger
tijd venvacht."
„A .isschieu wel, maar als zij dat heeft gedaan, dan
wist ik daar niets van.
Dit antwoord, dat met een zekeren veelbeteekenen-
den nadruk werd gezegd, deed Conquest aan ziin ei
gen belang'en denken. Hij had te dikwijls zijn cliënten
geraden ^een slapende honden wakker te maken, om
dat spreekwoord nu niet zelf in praktijk te brengen;
en aidus z:jn jaloersche nieuwsgierigheid onderdruk
kend, bracht Lij het gesprek weer op de getuigenis
an Amalia Gramm.
Het volgende half uur gaf hij blijk het talent te be
zitten 't welk gedeeltelijk aangeboren en gedeeltelijk
voortgesproten was uit de praktijk en dat hij dikwijls
in zichzelf had gewaardeerd om te spreken over
één onderwerp en te denken aan een ander. Terwijl hij
op zeer duidelijke wijze de gedragslijn aangaf, die
men bij Ford's verdediging zou moeten volgen, bere
deneerde hij bij zichzelf dat dit de man was, op wien
Miriarn Sirange. romantisch, acht jaren had gewacht.
Dit feit drong zich aan hem op, doch het behoorde
bij zijn beroep feiten niet te duchten. Zoo ze ongunstig
waren, zag men ze bij de rechtspractijk onverschrok
ken onder t oog. voornamelijk met bet doel ze te kun
nen omgaan De zaak deed zich in het eerst voor alsof
ze van geen invloed zou wezen op zijn gemoedsleven,
maar meer als een vervelende samenloop van omstan
digheden, die hem konden entnemen wat hij eerlijk
had verkregen Hij was niet van plan zich door iemand
iets te laten ontnemen en terwijl hij haastig de punten
van het geval opsomde, zag hij. dat de balans der
waarschijnlijkheden ten zijnen gunste overhelde Om
Ford dat duidelijk te maken bracht hij het gesprek
weer op zijn avonturen en deed hem alzoo een gedeel
te van zijn lofzang herhalen. Toen hij die had geëin
digd was Conquest weer in staat den vriendelijken,
vertrouwehjken toon aan te slaan, die er bij het begin
van den avond tussdien hen had gelieerscht.
..Het doet mij heel aangenaam aan. besie kerel", zei
hij tusschen twee halen aan zijn sigaar, „fe hooren, dat
RANT