De Vergissing van Vivien Eady FEUILLETON. een hoofdrol vervult. De tweede acte schetst de ou dersmart. De vader vooral is tot haast krankzinnig wordens toe .getroffen en wanneer hij door het raam den taptoe hoort blazen, het sein, dat de soldaten van eer naar de kazerne roept, maar door pliehtvergeten dragers der uniform, die in nachtkroegen hun ver maak zoeken, niet wordt gehoord, dan krijgt hij vizioe- nen. Hij ziet zijn knappen zoon bij de renbaan in slecht gezelschap veel geld verwedden, hij aanschouwt hem, terwijl hij als een bedelaar in 's Koningsrok ronddwaalt en eindelijk, hoe hij aan gene zijde van de Belgisch-Fransche grenspaal uitgeput ter aarde stort. Deze helverlichte tableaux-vivants, begeleid door mu ziek, maakten veel indruk. Het derde bedrijf speelt in een palais de danse in Rijssel, waar de deserteur arm en berooid aankomt en waar het meisje, voor wie hij zijn carrière en het le vensgeluk zijner familie heeft opgeofferd, te midden van zang en spel en drank vertoeft. Hij verneemt daar, dat zijn zuster zich om zijn daad verdronken heeft. Maar zoo diep is hij nog niet gezonken, dat hij zwicht voor het aanbod van iemand, die van smokkelen een vroolijk leventje leidt. Een vroegeren vriend, die hem nog te goed acht voor het Fransche legioen van eer, geeft hem zijn eigen papieren, ten einde hem in de ge legenheid te stellen door België in Breda te komen en daar te teekenen voor koloniaal. Dan staat plotseling zijn vader voor hem. Deze is vergevingsgezind, als de misdaad van zijn zoon enkel desertie betreft en niet diefstal Doch het meisje, geheel in de macht van een apache, liegt en beschuldigt den deserteur van den diefstal. De politie verschijnt, doch de deserteur springt door een raam en redt zich door de vlucht. We zien hem terug in het oude kasteel van Hoog- straeten, een bedelaarskolonie tusschen Antwerpen en Turnhout, waar 8000 door vrouwen of drank geval lenen vertoeven. Zijn moeder vindt hem hier, hoewel hij op vreemde papieren is ingeschreven. Een bestuur der van het gesticht, oud-militair, wijst hem er op, dat hij, door den tol aan den tucht te betalen, kan te- rugkeeren tot z,ijn familie, tot het leger, tot het vader land. En zoo verschijnt hij in het laatste bedrijf voor den krijgsraad. Zijn onschuld aan den diefstal wordt vastgesteld en hij zal alleen veroordeeld worden we gens desertie. Zijn advocaat (de verloofde van zijn zuster, die zich verdronk), doet echter een beroep op den rechter, wijzend op de algemeene amnes tie, die dezen dag ter gelegenheid van 's Konings troonsbestijging wordt afgekondigd en de deserteur wordt in vrijheid gesteld. Aldus de hoofdinhoud van het «tuk van den Belg Cesar van Cauwenberghe, die met Molière gemeen heeft, dat hij tooneelspeler en -schrijver is en boven dien blijkbaar de leuze je prends mon bien oü je le trouve. Natuurlijk zullen we zijn drama niet ontleden. Slechts zij volstaan met te constateeren, dat op alle rangen herhaaldelijk de zakdoeken voor den dag moesten worden gehaald, zonder dat er op het too- neel iets schokkends gebeurde als een zelfmoord of een doodslag, zonder dat er een revolver knalde of bloed vloeide. Dat het drama zonder dergelijk zenuw schokkend moment velen tot tranens toe bewoog, pleit voor den schrijver. Pleit echter ook voor de acteurs en actrices en den regisseur. De aankleeding was dan ook zeer welverzorgd en het stuk zat er best in. Van alle tooneelen was veel werk gemaakt en de costumes za gen er keurig uit. Het gezelschap bevat verschillende goede krachten en geen enkele minderwaardige. De heer Arbous, die zich een mooien kop had gemaakt, vertolkte zijn dramatische rol met blijkbare voorliefde, de heer Timrott had vooral zijn figuur voor, de heer Monnikendam gaf in de oude Feelke en zijn zoon San- der (trad hij ook nog niet op als auditeur-militair?) twee geheele verschillende typen goed, de heer van Cauwenberghe was een echte apache, mevrouw Kiehl vooral roerde door haar moeder Kordula velen tot tranen toe en mevrouw Bella Kaart muntte in het bij zonder uit in het laatste bedrijf als gebroken cocotte, waarin zij verklaart, dat de schuld van haar leven aan de uniform te wijten is. Nog hebben wij een type vergeten we kunnen alle twintig medespelende dames en heeren natuurlijk niet noemen dat buitengewoncn bijval oogstte, n.l. den dronken kastelein, die den leuken Vlaamschen naam Dokske droeg en die door den heer Nooij tot groot vermaak der aanwezigen werd gegeven. En nu hebben we waarlijk ook nog geen melding gemaakt van het Palais de Danse van madame Leplat (mej. Louise Hensch, die er zoo leutig Vlaamsch op losklapt). Daar wordt als in een revue gezongen en gedanst, worden de nieuwste dansen (upa en pas de l'ourse) vertoond, verschijnen vier vroolijke Amsterdamsche meisjes en hoort men zelfs het nieuwste Alkmaarsche kermisbed met een klein schimpscheutje naar onze nauwe ver keerswegen en ons nieuwe te kleine postkantoor, waar van het refrein door den tent schalt. Zoodat dit drama van alles wat geeft en dus werkelijk wel een kermis- drama mag worden genoemd. Na elk bedrijf inge leid door een orkest-ouverture en besloten met een fi nale! moest verscheidene malen gehaald worden en uit het Engelsch van CHARLES MARRIOTT. 5> Door het zonlicht buiten was Stott niet dadelijk te zien, juffrouw Ford kwam op den zolder en overscha duwde hare oogen met de hand, toen zij in de diepe bruine schaduw starde, waar zij hem ontdekte met uit gespreide beenen op den vloer zittend, bezig met een tafelmes pootaardappelen door te snijden. Hij was om ringd door bakken opgehoopt met uitgeschoten aard appelen, die hij, na ze gesneden te hebben, zorgvuldig in een mand legde, gereed om te poten. Hij nam den brief en zei vriendelijk, „Wacht even juffrouw," terwijl hij e enveloppe openscheurde Niet minler gretig dan Vivien Eady, las Stott de eerste regels van zijn brief, maar juffrouw Ford, die met een voorbarigen glimlach wachtte, bemerkte, dat onder het lezen zijn kleur hooger werd en de aderen op zijn voorhoofd zwollen. Toen wed hij zeer bleek. Maar hij keek niet op en sprak niet. Zij kuchte zachtjes. „O, neem me niet kwalijk, juffrouw," zei hij, opkij kend, „Hugo laat u groeten." „Er is toch niets gebeurd, mijnheer?' vroeg zij on- gerust. „O, neen, hij is heel wel, dank u," zei hij bijna barsch. Zij mompelde iets, maar ondanks zijn verzekering, ging zij met een bekommerd gezicht heen. Stott legde den brief op den grond, nam een aardap pel op en sneed dien langzaam in kleine stukjes. Zijn gezicht had weer zijn gewone kleur terug gekregen, en hij haalde rustig adem. Na een paar minuten nam hij den brief weer op en las hem tof het einde met een glimlach, die heel treurig, en toch eenigszins spottend was. De eerste helfft van den brief was heel gewoon. Daarop volgde het onaangename gedeelte: we hoorden achter ons de opmerking, dat het „gerust gerecommandeerd" kon worden. IN T GEDRANG. We hebben in 't gedrang gestaan om „In 't Ge drang" te komen! Van 6 uur af, de opening van het bureau tot 8 uur toe, de aanvang der voorstelling, werd queue gemaakt om plaatsbewijzen te bemachti gen. Tjokvol was de schouwburg, zoowel op de klap- stoelen als op de gallerij, geen mensch kon er meer bij, alles was totaal uitverkocht en velen moesten teleur gesteld worden. Een zeer verdienstelijk orkest en strijkje, zorgde met pianomuziek voor het mu- ziekale gedeelte der revue. En nu de revue zelf in haar geheel te beschrijven is ons niet mogehjk, dat moet men zelf gezien en zelf gehoord hebben. De eerste acte handelt over een Nederlander, die, toen Nederland in 't begin van Augustus mobiliseerde nog in Albonje (Albanië) was achtergebleven. Hij is de secretaris van den bekenden Albonjeeschen hoofdman Prenk Bib Doda en heet Knelt# Prikkel draad. Hij wil echter, nu het gevaar aan den man komt niet langer in Albonje blijven en als landweer man voor zijn vaderland pal gestaan. Prenk kan niet besluiten van z'n secretaris afstand te doen en gaat 'm mee, temeer daar hij nu kans heeft om 'n nieuwen M'bret voor zijn vaderland op te scharrelen Knelis wordt ingekwartierd bij de Wed. van Zanten, eeen juffrouw met haar op 'r tanden, Prenk Bib Doda doet ondertusschen onderzoek naar een koning waar op hij mag uitzoeken uit een van de vier koningen van het kaartspel of wel een van de schaakkoningen mag kiezen. Een prachtig tableau met deze zes koningen en hun koninginnen, waarin vooral de schitterende kostumes goed tot hun recht kwamen, besloot deze eerste acte. In de tweede acte wil wethouder Piet, een broer van de weduwe waar Knelis is ingekwartierd, een burge- wacht in elkaar zetten, wat hem echter maar half lukt Roosje, het nichtje van de wed. van Zanten weet dat beter aan te pakken en ze verschijnt met een vrouwe lijke burgerwacht up to date. Prenk voelt wel wat voor de kwieke commandante en Knelis niet minder, Prenk krijgt ook een idéé van het verschil tusscheen oorlog en vrede, waar hij als Albonjees maar 'n zeer rulimen- tair begrip van heeft. Deze idéé wordt hem bijge bracht door een paar tableaux, de eerste stelt voer de Vrede: Godin Céres, uitgebeeld door rqej. Annie Hoff man, die van vrede zong: „Heer, laat ons in vrede 'e- ven, de vrede, die ons voorspoed bracht!" Als bittere tegenstelling komt dan echter het volgende tableau, Oorlog. Inplaats van Korenschoven en nijvere maai- sters, zooals in het vorige beeld, zijn hier slechts ver woeste velden, waarnaast de manschappen neerliggen, terwijl de horizon rood is gekleurd van brandende stc den en dorpen. De heer Kapper, de soldaat, zingt dan van den oorlog: „Waar is nu de oogst van de vruchtbare aard? Prenk brengt zich zijn M'bret nog eens weer in her innering en klaagt Roosje zijn nood, daar hij er nog al tijd geen gevonden heeft. Roosje weet echter een mooien koning voor hemEen danskoning uit het Palais de Dance. Hier vertrekken ze naar den Haag. In liet Pa lais de Dance, waar een utra modern high life gezel schap les krijgt in de nieuwste dans krankzinnighe den. Van den danskoning en zijn vrouwelijke p-irt- ner (de heer Corry .Kohier en mis3 Superbe) kriigen zij een inderdaad schitterenden dans te zien Zwie rig zwaait de danskoning met zijn lokken, die zonder overdrijving, wel 'n halven meter lengte hadden, ter wijl zijn danseuse gracielijk 'n paa rkuitenflikkers sloeg die haar gazen kleedje omhoog deden fl \dderen en het publiek met stomme verbazing vervulde-I. Prenk kan niet besluiten dezen danskonintot M'bret te promoveeren. Neem 'n diplomaat, zegt Knelis. Prenk weet niet wat dat is waarop Knelis ze hem laat zien. Wie heeft deze oorlog veroorzaakt? vraagt Prenk, aan de sierlijk gesteekten gerokte diplo maatjes, „Ik niet!" „Mijn land treft geen schuld!" „\vii zijn tot den oorlog gedwongen!" Prenk vraag1 waarop of ze dat bewijzen kunnen, ,,'t Staat in mijn Witboek!" „'t Staat in mijn Groenboek!" ,,'t Staat in mijn Roodboek!" enz. Deze acte heeft slot een kijkje op de Europeesche rivieren in vredestijd; zoo ziet men achtereenvolgens de Rijn, de Seine, de Donau, de Maas, de Theems en de Newa. Bij de Theems wordt de Tipperary in 't Engelsch gezongen. In den aanvang van de derde acte zien we hoe ver schillende zaken op een postkantoor behandeld wor den. Tante Toossie, de wed. van Zanten, (de heer D. Nieuwenhuysen Sr.) moet een postwisseltje van der tien gulden vijftig ophalen. Zij kan echter wel pa pier doch geen zilver krijgen Tante wordt razend en geraakt geheel overstuur. Dan komt een mooi beeld dames in prachtige costumes, waarop bankbriefjes ge borduurd zijn. Deze dames betoogen het onzinnige van geen papiergeld te nemen. Tante loos slaat de handen in elkaar en kijkt vol verbazing toe. In een dergelijk tooneeltie verschijnen de drie zilverbons. Prachtig wa# het! De acte brengt vervolgens de goede zorgen voor on ze mannetjes in beeld. Een Zeeuwsch boerinnetje stopt een schildwacht, bij een legen loopgraaf in een bi vakmuts, buikgordel, poismoffen, enz. Dit alles, met de aanwezigheid van het lieve boerinnetje, maakt dat „O ja, dat vergat ik bijna, eergisterenkwam er zoo'n raar soort kerel aan school, die naar mij vroeg. Hij zeide, dat zijn naam Rutherfora Lorraine was, hij scheen er trotsch op te zijn en vroeg mij, of ik ooit van hem gehoord had. Ik zei „neen", en toen keek hij verwonderd, en vroeg mij, waar u woonde, en of ik mij mijn moeder herin nerde, en nog een massa andere dingen. Natuurlijk ze' ik hem, waar u woont, en daarop zei hij, dat hij een groot vriend van u was, en dat hij u zou opzoeken Als het u niet kan schelen, dat ik het zeg, hoop ik, dat het geen vriend van u is. Ik vond hem een schooier met lang haar en een ongezond uiterlijk, en daarbij rook hij naar whisky. Zne kleeren waren versleten, maar ik zou mij niet schamen voor een man, omdat hij arm was, maar hij zag er uit, als of hij zich niet wasebte hij zeiA propos, kan je me een halve kroon leencn, dan behoef ik geen papier in het hotel te wisselen?" Ik was met erg op mijn gemak met hem. Rousby zei, dat hij op den dichter geleek dien hij bij Sanger zag, waar hij met Kerstmis met zijn vader geweest was, en die door den clown voor den gek gehouden werd." Er behoeft geen geheim van Rutherfolk Lorraine ge maakt te worden. In Penolver Cove dacht men, dat Stott weduwnaar met een zoon was. iiij was echter nooit getrouwd geweest, en „jonge heer I lugo" was zijn zoon niet. Zelfs juffrouw Ford, roe vertrouwd zij was, wist niets van de verwantschap, of gebrek daaraan, tusschen de twee. Toen hij de universiteit verliet, om lid te worden van de redactie van een dagblad, maakte Stott kennis met Rutherford Lorraine, een man met eenig talent, half tooneelspeler, drie achtste journalist, en voor de rest dichter, tamelijk wel bekend1 in lagere letterkun dige kringen als de schrijver van een deeltje erotische poëzy, van de „bleeke wang en purperen zonde" soort de mode van dien tijd. Lorraine had de tweede uit gave van zijn gedichten gevierd door een huwelijk met de dochter van een plattelandspredikant, die op het tooneel terecht was gekomen een luchthartig meisje met de tering onder de leden. Misschien werd Stott door niets zoozeer aangetrokken als door de opval lende ongelijksoortigheid van het paar, en meer dan de schildwacht het verbazend warm krijgt. Vervolgens verschijnen er een paar wilden, die gekomen zijn om Europeesche beschaving te leeren, Prenk zit danig in de pinairie „Gaan jullie maar gauw foetsjie foetsjie", zégt hij, en als ze weg zijn zwaait hij heldhaftig met zijn buksabel. Jan van Schaffelaar komt nog even een bezoek brengen en vertelt van „kultur" en vader- landsche geschiedenis. „Dat hebben wij bij ons in Al- nonje niet," zegt Prenk. lame Toos heeft intusschen lont geroken en vindt Prenk, Knelis en Roosje weer terugDat er wat voor hen opzit, laat zich denken! Oom Piet voortreffelijk uitgebeeld door den heer ter Hall wil ze in haar woeste Oui Koning van Albonje maken! Dat gaat om het goud, zegt Prenk. Daar gaat eigenlijk alles oméén koning en één God door de heele wereld gehoorzaamd, vereerd en aangebeden, n.l. Het Gouden Kalf. De revue eindigt dan ook met 'n apotheose van „Het Gou den Kalf." Een feeëriek slot van een prachtige voorstelling en geiuKkige lichteffecten. Het is te voorzien dat Ter Hall avond aan avond uitverkocht zal zijn. IN DE HARMONIE. Het was gisteravond bij het Revue- en Specialiteiten- gezeisuiap onder directie van den heer B. üosscnalk, in üe „i ïarmome" een succesvoile lach-avond. Mej. Nora Swaab had met haar voordractiten „De man en de vrouw", „Verzuchting van Zwarte Kee over de mobilisatie" ea „Een haar in de soep" een enorm succes. Het publiek lachte onbedaarlijk. Groote vroolijk- heid verwekte het Vlaarnsche Duettistenpaar De Win ter met de voordracht van twee dames, waarvan de één de helft kleiner was dan de ander, doch zich later als dé heer De Winter ontpopte en toen grooter dan de ander- bleek. Hun „Huwelijksreis", zeer actueel voor het badsei zoen, gat niet minder aanleiding tot groote vroolijk- heid. Diepen indruk maakten beiden toen ze met hun naar hun eigen toestand gemaakte voordracht van „Twee Belgische Vluchtelingen" kwamen. Het pu- eens hielp hij hen uit geldelijke verlegenheid. Mevrouw Lorraine toonde haar dankbaarheid door zich te ver bliek voelde hier de ellende van den oorlog mee en werd warm toen het duo zong: Maar in de toekomst zat De vijand wel ervaren Wat zijn verraad zal baren, Eerlijkheid gaat bovenal, ook de woorden Al heeft men ons verdrukt, Maar onze roem blijft leven, De eer is hun ontrukt, maakte zichtbaar indruk. Het Vlaarnsche accent droeg tot het succes niet wei nig bij. Dit nummer had een overweldigenden indruk. Nap. de Ia Mar's. „Avontuur te Parijs", „De Heeren worden bedankt" van Geveraad, in zijn voordracht over het Steuncomité, bracht de lachspieren spoedig echter weer niet weinig in beweging. Mej. Greta Sley had als piano-humoriste met den brief van de Kokkiepikster aan haar Hein de marinier wel het meeste succes. De satyrieke voordracht over de 2 staatspensioen van de komiek Louis Contrain sloeg eveneens in. Voor vereenigingen van Staatspensionneering zal het engageeren van dezen komiek op een propaganda- avond allicht meer bijval vinden, dan de beste rede voering! „De Keuring bij onze Oostelijke naburen" had niet minder succes, terwijl voor zijn voordracht „Voor haar alleen", waarin de heer Contran een onbegrijpe lijke vaardigheid toonde in het snel achtereen noemen van alle mogelijke artikelen, meermalen gehaald moest worden. Vóór de pauze kreeg men hierna nog een blijspel in één bedrijf, getiteld „Haar oom in de val". Dit blijspel gaf aanleiding tot groote vroolijkheid en toonde aan, hoe de doktersvrouw, die beweerde dat haar grootste verdriet was, dat haar man niet jaloersch was, op een wijze, dat zij niet wist hoe er uit te komen, ervoer, dat dit wel het geval was. Over de revue „Neutraal Nederland" van Wes van Eunen, die geheel toepasselijk was op den toestand in Nederland en welke na de pauze gegeven werd. zullen wij met het oog op de ruimte kort zijn Opgemerkt zij. dat men hierin met een allerleuksten landweerman aan de grenzen, met de neutraliteit, de collecteerende dames, de Boerinnetjes en de Doofpotjes kennis maakt. Het type van Kees den Hollander wereldburger, die eindelijk over de grenzen op Hollandsch grondgebied komt, is vol fijne geestige en rake zetten. De geheele revue sloeg in. De vlugge afwerking van ne programma was mede een verdienste van dit gezel schap. Nog zij opgemerkt, dat de opgeknapte Harmonie zaal, doordat ze geheel in prettige kleuren geschilderd was, een gezelligen indruk maakte. Wie eens recht hartelijk lachen wil, een bezigheid welke in dezen tijd van niet te onderschatten waarde is, bezoeke dit specialiteiten-gezelschap, waartoe men bedden, dat zij verliefd op hem was en hem dit te too- nen op een wijze, die haar echtgenoot toen niet scheen te hinderen Maar toen haar kind zes maanden oud en ziekelijk was, ging Rutherford naar Amerika, een brief achterlatende, waarin hij verklaarde, dat zijn Helleensche ziel hem niet langer toestond, twee gelief-, den vooral ongeoorloofd geliefden in den weg te staan; dit, zooals Stott volkomen begreep, zonder eenig bewust cynisme; hoewel Rutherford vergat, er bij te voegen, dat hij in zijn ballingschap vergezeld werd door de dochter en erfgename van een her bergier uit Battersee. Louter uit menschlievendheid ondersteunde Stott de verlaten vrouw gedurende de paar maanden, die zij nog te leven had, en toen zij op haar sterfbed lag, be loofde hij voor den jongen te zorgen Hetzij uit over dreven gevoeligheid of door het scherpe verstand eener stervende moeder, dit kon Stott nooit uitmaken, vroeg zij hem, om den jongen zijn naam te laten dra gen, en hem in den waan te laten, dat hij zijn zoon was. Stott stemde toe, zonder even na te denken over waarschijnlijke moeilijkheden, en zóó overtuigd was hij. dat de Helleensche ziel van Rutherford Lorraine zich nooit bekommeren zou over zijn kind, dat hij niet de moeite nam. iets te verbergen of een verhaal te be denken om de aanneming van het kind te verklaren. Stott zond den jongen naar een liefhebbende en ro mantische tante, en nadat mevrouw Lorraine op zijne kosten begraven was, meende hij, dat geen verdere stappen noodig waren om het verleden van het kind te verbergen. Gedurende twee of drie jaar stelde Stott slechts als een vriend belang in het kind, dat hij van tijd tot tijd zag, zoo iets alsof het een aardige speelpop was; maar langzamerhand, toen hij zelf leed onder de oneffenheden van het leven, legde de kleine baas be slag op zijn hart. Toen was hij twe en dertig en Hu- go zeven jaar oud. Stott had zelfs opgehouden te betreuren dat de jon gen niet zijn eigen kind was. en toen hij de genegen heid tusschen hen zoo plotseling en gevestigd voelde, lachte hij minachtend over alle theorieën van natuur lijke genegenheid". Met de liefde kwam natuurlijk tief- slechts vanavond en Zondag 29 Augustus ia de gele genheid is. Gisteravond was de Harmonie-zaal goed bezet, doch niei uitverkocht. ALKMAARSCH BIOSCOOP-THEATER. In het Aikmaarscii Bioscooptheater worden geduren de de kermis cie Pathé-films opgeluisterd door een strijkorkest, waartoe behooren de heeren Kramer (pia nist) en Adriaanse (cello), beiden hier ter stede welbe kend. v EEN BON VOOR ONZE ABONNé'S. Ook ditmaal sloten wij, gelijk reeds gemeld, met den heer Antoon Benner een contract, waardoor de abon- ne's met hun kinderen in staat worden gesteld om Woensdagmiddag, van 1 tot 8 uur, met hun kinderen tegen den geringen prijs van 2 A cent per persoon, van den stoomcaroussel met rutsbaan en Japansche wip- brug van den heer Benner op het Hof of van diens aeroplane op de Paardenmarkt gebruik te maken. Tegen inwisseling van de bon, die slechts éénmaal geplaatst wordt, kan men aan ons bureau ten hoogste zes kaartjes krijgen voor 2 A cent per stuk. Het spreekt van zelf, dat zij, die slechts één, twee of drie kaartjes wenschen, deze ook tegen afgifte van deze bon, hetgeen slechts aan het bureau van de courant aan den Voordam kan geschieden, kunnen bekomen. Wij twijfelen er niet aan of velen zullen van deze mooie gelegenheid gebruik maken. Men bedenke wel, dat ook voor ouderen een kaartje, aldus genomen, Woensdag tot 's avonds 8 uur, recht op toegang met rit geeft. BINNENLAND. Gemengd Nieuws. UIT BERGEN. Ondanks het gure weaer en den zwaren regen, woonden Zaterdagavond velen de uitvoering in de concertzaal van „de Rustende Jager" bij, welke door verschiilènde zomergasten gegeven werd. En zij, dit waren gekomen, hadden geen ongelijk, het was een gezellige avond, die geheel aan den opzet heeft vol daan. De heer C. Nannes Gorter zeide, in tegenstelling met Multatuli's „Publiek ik veracht u", het publiek in het schoone natuurdorp met geestdrift welkom te hee- ten. Zeer hoopte de leider, dat de aanwezigen zouder medewerken om de gezelligheid aan te kweeken en ii de toekomst te bevorderen, er daarbij op wijzen'de, da de groote opkomst het comité zeer tot vreugde stemde Al dadelijk had mej. Ange Bakker met het „Liedje van den Bergenaar" veel succes. Ook de andere dooi haar met haar schoone sopraanstem gezongen liederec sloegen in. Onder instemming der aanwezigen over handigde de heer Gorter haar dan ook, evenals aan mej. Julia Aerts, die zich den geheelen avond door eer keurige begeleiding verdienstelijk maakte, een bloem stuk. De heer Johan IJdo, hoogleeraar aan de Muziek Academie te Mannheim, deed zich als een cellist me- volmaakte techniek kennen. Voortreffelijk speelde hi „Mémoire" van Poppe. De heer John de Nocker voldeed als bariton ir „Panis Angelicus" (trio voor cel, bariton en piano buitengewoon. Onder veel instemming volgde het publiek de num mers van den tenor Jos. J. A. J. Brinkhoff: „Ridonj Mira Calma" wer met veel gevoel en voordracht dooi hem gezongen. De heer Jan IJdo Jr., uit Ned.-Indië teruggekeerd die tevens de leiding van het bal had, deed zich als een leuke voordrager kennen, die blijk gaf een uitste kend kenner van zijn publiek te zijn. Zijn „voordrach van Pssst!" gaf aanleiding tot groote vroolijkheid. De heer Nannes Gorter bleek in zijn beide voor drachten „Neutraal" en „Holland" een voordrager var waardige, dramatische zeggingskracht. Hoewel het programma, dat in minuten de volgord* van een en ander aankondigde, als einde 11 A uu! gaf, bleek dit einde reeds om 11 uur bereikt. Velen betreurden het, dat het aanvankelijk aange kondigde „Schimmenspel" niet vertoond kon worden zij zullen zeker met vreugde vernemen, dat de heei Beers a s. Dinsdag hiermede nog in „de Rustende Ja ger" zal optreden. Het bal, waaraan hoofdzakelijk door de jeugdig* badgasten werd deelgenomen, was allergezelligst Deze gezelligheid werd slechts een oogenblik dooi een kleine onhandigheid verstoord. De tweede opvoering van het „Schimmenspel" is van den kunstenaar H. Beers, de eerste opvoering hat1 de vorige week in Hotel Nassau-Bergen te Bergen aar zee plaats, zal Dinsdagavond in het Hotel „de Rus tende Jager gegeven worden. Voor hen die lazen wal wij Woensdag over de eerste opvoering schreven, zal een aanbeveling overbodig zijn. AFSCHEID D. J. DE VRIES. Het bestuur van de Nederlandsche Athletiek Unit heeft Zaterdagavond in een bijeenkomst in Palaii tige jaloezie, en toen pas begon Stott spijt te gevoelen dat hij niet meer voorzorgen genomen had, om te be letten dat de jongen de waarheid omtrent zijn aikoms te weten kwam. btott's zoogenaamd overleden vrouw was een vaste aardigheid onder zijne kennissen ie Fleet Street, en een paar van hen drongen er bij hen op aan, den jongen de waarheid te zeggen, nu zijn ka rakter nog niet gevormd was; maar Stott had per sloi van rekening niet den moed zijner overtuiging, en wil de de proef niet wagen. Toen hij, de journalistiek moe de, besloot te gaan boeren, was niet de geringste fac tor in zijn besluit, om zich in een afgelegen hoek van Engeland te vestigen, zijn verlangen, den jongen zoo ver mogelijk te verwijderen van de omgeving zijner eerste jeugd. Van Rutherford Lorraine hoorde hij slechts eens in verband met een Nieuw-Yorkschen po- litieaanval op uitgevers van pornografische geschrif ten. Hugo was nu dertien, en in zijn tweede jaar op Gameges, een groote school in Devonshire. Stott vouwde den brief op, stak hem in zijn zak en trachtte door te gaan met aardappels te snijden Hij keek naar het ruitvormige stuk zonlicht, dat gekruist werd door de bewegende schaduwen der vederachtige dennetakken, en om een of andere reden werd hij scherp aan Hugo herinnerd. De tranen sprongen in zijn oogen; hij stond op en sloot kalm de deur, en daardoor het zonlicht buiten ,.0, hij moet het niet weten!" mompelde hij harts tochtelijk. Hij was vertoornd op Lorraine Zijn wederverschij ning in Engeland was alleen van belang voor zoover het Hugo betrof. Het was Stott onbegrijpelijk, dat Lorraine zich zou willen belasten met de opvoeding van zijn kind; integendeel bleek uit Hugo's brief vrij duidelijk de bedoeling, dat hij er zelfs niet aan dacht, de familiebetrekking te doen gelden. Hij was enkel gevaarlijk, als hij ging praten en an deren aan he praten bracht. Stott's tante was dood. maar er waren waarschijnlijk een half dozijn menschen in Londen, die Hugo's geschiedenis kenden, en zooa's Stott nu met bitterheid inzag, is het altijd lastig voor een kind twee vaders te hebben. Hij geloofde, dat ,111===

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 2