m DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No, §107 Honderd en zeventiende jaargang» 1915 ZATERDAG 4 SEPTEMBER Jb EliJ I I.ET0S Tegen wind in zeilen» Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 1,franco door het geheeïe Rijk fl,25. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone Advertentïën s Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Commissiën van voorlichting in zake vergoeding wegens kostwinner schap. De BURGEMEESTER van ALKMAAR brengt ter kennis van belanghebbenden de navolgende bepalin- fen van het Koninklijk besluit van 17 Augustus 1915 lo. 34, betreffende de INSTELLING van COMMIS- SRN van VOORLICHTING in zake VERGOEDING wegens KOSTWINNERSCHAP, zoomede van de ter uitvoering van dat besluit door den Minister van Oor log genomen beschikking van 24 Augustus 1915 afd. dienstplicht, No. 468 L. Koninklijk Besluit Artikel 1. Voor elke provincie wordt met ingang van 1 Sep tember 1915 voor den verderen duur van den htiidi- gen mobilisatietoestand, of voor zooveel langer als door ons wordt noodig geacht, een commissie inge steld tm einde Onzen Ministers van Oorlog en Marine, ieder voor zooveel hem betreft, te dienen van voorlich ting in zake bezwaarschriften over door de burge meesters genomen beslissingen nopens aanvragen om vergoeding wegens kostwinnerschap van dienstplichti gen bif de militie, de landweer en den landstorm. Artikel 2. De commissie bestaat uit drie 'leden en is gevestigd in de hoofdplaats der provincie. Mimstriede beschikking 1. Bezwaarschriften over de door de burge meesters genomen beslissingen nopens aanvra gen om vergoeding wegens kostwinnerschap van dienstplichtigen worden gericht: aan den Minister van Oorlog, zoo de betrok ken dienstplichtige behoort tot de militie te te lancL de landweer of den landstorm; aam dm Minister van Marine, zoo de dienst plichtige behoort tot de zeemilitie. 2. riet bezwaarschrift wordt ingediend door tus- Bchenkomst van de commissie van voorlichting voor de provincie, waarin de gemeente ia gelp- gen, welker burgemeester de beslissing heeft ge nomen. 3. Bezwaarschriften, welke reehtstreeka aan den Minister zijn ingediend, worden door den Mi nister voor zooveel noodig aan de eommiesièn van voorlichting gezonden. 4. De commissie, in wier banden het bezwaar schrift wordt gesteld, stelt een nauwkeurig on derzoek in, nopens hetgeen in het bezwaarschrift wordt aangevoerd, voor zoover het aangevoerde voor onderzoek in aanmerking kan bomen. 5. De commissie kan een persoonlijk onderzoek doen instellen ter woonplaats of verblijfplaats van het gezin of den persoon, betrokken bij de aanvraag om vergoeding, welke het bezwaar schrift geldt. Het in het vorige lid bedoelde onderzoek heeft plaate $oot den secretaris der commissie. Het én het eerste lid bedoelde onderzoek kan bij uit^csdering geschieden door een of meer le den dk-coinmissie. Een onderzoek, als in het eerste lid bedoeld hoeft niet plaats, zoo de in dat lid vermelde woonplaats of verblijfplaats buitenslands is ge legen. 7. De commissie brengt aan den betrokken Mi nister omtrent haar bevindingen naar aanlei ding van het bezwaarschrift een rapport uit, vermeldende tevens het oordeel der commissie. Alkmaar, 30 Augustus 1915 De Burgemeester voornoemd, G. RIPPIN®. Vervolg van liet andere blad. En zoo las Vivien Eady den brief van haar aan staande nog eens over met een onwillige erkenning van zijn schitterende wijsheid „Beschaafde menschen, die beschaafd gezelschap schuwen, hebben bijna altijd een reden, die èen vide werpt op hun karakter." Dat scheen waar te zijn. Zij voelde, dat zij wat voorbarig in haar oordeel over Selwyn geweest was, maar de erkenning, dat hij schijnbaar gelijk had met zijn waarschuwing in een zaak waar het tact gold, en dat hij zou kunnen zeggen, „ik heb het wel gezegd", maakte haar wat boos, zoowel op hem als op zich zelve. Het laatste voor al, omdat zij in het diepst van haar hart wist, dat zij in Stott teleurgesteld was; en teleurstelling beteeken- de, dat zij, ondanks zich zelve, dp weg was van hem te gaan houden. Zij had nog niet zooveel ondervin ding, dat zij wist, dat in liefdezaken instinct de eenige, veilige gids is en niet redeneerinf Toen zij weer aan Selwyn schreef, sprak zij noch over Stott, noch over het onderzoek, evenmin sprak zij er over met haar moeder, behalve bij de onvermijdelijke gelegenheden, dat het onderwerp in haar tegenwoor digheid behandeld werd. Toen zij met haar moeder Stott op den weg naar de baai ontmoette, was haar manier van doen tegenover hem een beetje stijf. Evenwel niet zoo weinig, of hij bemerkte het. Het tikje Joden-bloed in zijn aderen maakte hem gevoelig voor afstooten, en hoewel hij ge woonlijk onverschillig voor een antler's opinie was, voelde hij zicli gekwetst. Als Stott even had nagedacht, zou hij bemerkt hebben, dat het hem niet onverschillig was, hoe Vivien over hem dacht, omdat zijn eigen zorg en angst voor het onderzoek het gevolg waren van een zwakheid, een gebrek aan moed in zijn natuur, die er overigens trotsch op wa3, op alle punten zonder vrees tegenover het leven te staan. Hij dacht zich zelf gi&ag als flink en met goede beginselen: dat was zijn kleine Zooals men weet meent de uitvinder Elzinga welbekend wegens zijn vernuftig in elkaar gezet „Sa- lomo's rechtspraak een methode te hebben gevon den, welke het mogelijk zou maken, tegen wind in te zeilen. In de schipperswertid vooral de Eriesche is hierover veel ie doen geweest. Met een miniatuur- toestelletje werden proeven genomen, die geheel ver schillend werden beoordeeld. De secretaris van „Schuttevaêr", de heer G. S. Vlie ger, te Amsterdam, deelt over deze kwestie belangrijke bijzonderheden mede in het orgaan dezer vereeniging. Hij geeft de volgende voorstelling van hetgeen er ge schied is: le faze: de voorzitter van de Federatie van Schip- persvereenigingen in Friesland, zelf een schipper, zei na eigen aanschouwing van een primitieve proefne ming: mijn verwachting is verre overtroffen; ik geloof. 2e faze: de secretaris van Schuttevaêr geloofde zelf eveneens, maar op gezag, en zei zijn medewerking toe, om de 50.000 bijeen te brengen, die de uitvinder voor zijne vinding vroeg. 3e faze: 't vlotte met dat bijeenbrengen niet al te best; de secretaris moest het eerst zelf maar eens hebben ge zien. Toen 't bekend werd aldus schrijft de heer Vlie ger in „Schuttevaêr" dat ik het wohderschip zoude mogen zien, begon men mij van meerdere zijden op de gevaren van het eten van dien paradijs-appel te wijzen. Ik zoude, zoo heette het, alle sleepdienstondememers tot armoe brengen; de motor-fabrikanten zouden hun bedrijf stop moeten zettentallooze arbeiders zouden broodeloos worden. Daar waren er, die mij voorspelden dat 't niet on waarschijnlijk zoude wezen, dat men het drietal, dat 't geheim van tegen den wind in zeilen kende, van kant maakte... Ik vond die voorspelling belachelijk. Ik dacht aan de oneindig betere bedrijfsvoorwaarden, waarin de bin nenscheepvaart zoude komen, wanneer tegen-den wind in kon worden gezeild. En ik haakte naar het oogen blik dat mij het geheim zoude worden geopenbaard. Dat oogenblik kwam, 't was den 24sten April j.L; 's avonds in donker; bjj kouden Noordewind... Toen ook dat bekend werd, begon men mij met allerlei vragen te bestormen. De redacties van véle dagbladen en tijdschriften drongen bij mij aan om dan toch iets los te laten, iets van het geheim in een arti kel weer te geven. Een bankier wenschte een tegen-den-wkid-ra-Syndi- caat op te richten. Een visscherij-reeder wilde zijn schepen met het nieuwe zeil tuigen. Meerdere zeilmakers vroegen om de gunst om als mékcr van het nieuwe zeil in aanmerking te mogen ko men. Octrooi-bezorgers boden hunne diensten aan. Iemand uit Haarlem sprak van deloyale concurren tie, dreigde met vervolging. Want ook hij had een der gelijke uitvinding gedaan. ïk zweeg op alles. Want op dien 24sten April zijn mijne verwachtin gen reddeloos den bodem ingeslagen; kwam ik tot do ontdekking dat ik misleid was geworden; dat de uit vinding geen uitvinding meer was; dat zij voor de scheepvaart van nul en geener waarde was. Op dien 24sten April heb ik aan den uitvinder ge zegd dat ik mij niet meer met de zaak kon inlaten; dat ik verplicht was mijn bevindingen wereldkundig te ma ken De man van het geheim heeft toen zoodanig op mijn gevoel gewerkt, dat ik beloofde te zullen zwijgen.... ijdelheid. -Het trof hem nu, om geen andere reden, dan haar blik, dat Vivien Eady zijn vertrouwen waard was; en dat hij door toe te laten, dat zij hem verkeerd begreep, haar meer onrecht aandeed dan zich zelf. Toen zij nu de laan doorwandelden, die naar de hoeve leidde, zeide een zeker instinct hem: „Zij is goed; zij zou het den jongen niet zeggen." Mevrouw Eady, die meende, dat zij Vivien's moei lijkheid begreep een meisjesachtige, kiesche, hoewel volkomen onredelijke schuwheid voor iemand, die pas in iets akeligs betrokken is geweest, toonde op haar gewone, openhartige manier Stott haar sympathie. „Ik ben blij, dat die vervelende geschiedenis voorbij is", zei zij, haar hand tot afscheid uitstekend. „Ik ben het geheel met Tyacke eens, dat het heel onbehoorlijk is om vlak voor iemand's deur te sterven." Stott lachte toen hij zijn pet afnam. „In ieder ge val", dacht hij, toen hij de helling op liep„Hugo komt in veertien dagen thuis." Toen de Eady's thuiskwamen, gaf Jaantje, over haar heele gezicht lachend, Vivien een brief, dien zij in een plooi van haar schort tusschen duim en vinger vast hield. Vivien opende haar brief en riep uit: „O, moeder, Selwyn komt met Paschen overi" Óm de waarheid te zeggen, was er meer verbazing dan blijdschap in haar uitroep, hoewel zij onmiddel lijk er bij voegde, dat zij blij was. Maat mevrouw Eady was verwonderd.' Vivien ging zitten en las haar brief verder. Om precies de waarheid te zeggen, het voor naamste gevoel in haar binnenste was vrees. Dat ze dien morgen van Novalis was weggeloopen, om een rhabarbertaart te maken, was de eerste schrede geweest op den weg van ernstig plichtverzuim, zooals Vivien meende. Zij was nu zes weken in Penolver, lang ge noeg om thuis te raken, maar zij had nog niet ernstig opgevat, wat Selwyn en zij hare hoogerc belangen noemden. Zij had een beetje aan haar Duiiseh ge werkt, nmar nog geen woord Grieksch gelezen, en zij Ik heft die gelofte tot heden gehouden. De uitvinder zegt thans dat hij „los van de schippers is". De schippers zijn dus ook „los" van den uitvinder; ook ik ben „los" van hem. Ik man thans verplicht te zijn mij zelf en de verdere declgeuooten van het zoogenaamde geheim, tevens „los" te maken van de misleiding ons door den uitvin der aangedaan; „los" te maken van de misleiding te genover het publiek, tegenover de schippers, welke in ons beloofd stilzwijgen ligt opgesloten. Ik ga U 't geheim verklappen. Kent gij, lezer, de Fricsche uitspanning „Zwarte- wegsend"? Waarschijnlijk niet, zij ligt vrij ver van de hoofd vaarwegen van Friesland en zelfs die vaarwegen zijn nog niet aan alle schippers bekend. In de boomrijke omgeving van genoemde uitspan ning woont een ex-schipper. Zijn naam zal Ik u niet noemen 't is een ex-schipper in goeden doen, iemand die er een helder oordeel op na houdt en die zich nog altijd ten zeerste interesseert voor al wat des schippers is. Ook dus voor het zeilen tegen den wind in. Ook Mj behoorde tot de drie uitverkorenen, welke met het geheim van het wonderzeilen zouden worden ingewijd; bij hem aan huis zoude de samenkomst zijn; van uit zijn woning zoude de victorie beginnen. Ik begaf mij dus dien 24sten April naar Zwartewegs- end. Mijn mede-uitverkorenen wachtten mij op aan de naastbij gelegen halte bijna fluisterend schreden wij verder. De uitvinder zelf was thuis gébleven? thuis bij den ex-schipper, thuis bij zijn geheim, bij zijn geheim dat hij als schat bewaakte.' Opgeruimd, bewust van het straks te behalen succes, vol verwachting op de voltee- kening van de 50 mille, ontving hij ons. De echitgenoote van onzen ex-schipper moest de door den. Deze zitting leverde echter weinig op; de demon stratie straks deze zou interessant zijn! 't Was daarvoor nog te vroeg beweerde men, 't moest donker zijn. niemand mocht van verre het geheim kun nen ontdekken. Eindelijk brak het oogenblik van vertrek aan De'uitvinder nam een klein kistje onder den arm en toen twee aan twee, ongeveer 200 Meter van elkaar verwijderd, om niet de aandacht te trekken, gingen wij naar het onbekende. In dat kleine kistje? Zoude daar nu het wonder- scbip, inclusief tuigage en wonderzeil, in geborgen zijn? Of zoude het eigenlijke schip hier of diaar op een verborgen plaats gemeerd liggen en bevatte het kistje het tooverapparaat of; de tooverdrank om het zeilen te gen-den wind in te doen slagen? 't Was alsof de hoornen langs den weg geheimzinnig met elkaar fluisterden, alsof vogels elkaar toe-tjilp ten dat daar iets bijzonders stona te gebeuren, alsof het ruischend riet het lied van Guido Gezelle zong. Als ons iemand tegenkwam, waren we in angst dat het een spion, een verrader, misschien een sluipmoor demaar was Wij kwamen aan een brug. Waarbij natuurlijk een water was. In dat water lag een klein, rank en oud roeibootje. In dat bootje werd een stuk loopplank ge legd Ook wij namen daarin plaats, 't Bootje was toen afgeladen-. Er stond een stijven Noorden-bries, 't was koud op had het pak boeken, dat haar aanstaande haar gezon den had, hoogstens even ingekeken. Het was juist het schoolmeesterachtige in Selwyn, waarvoor zij bang was. Hij zou volkomen gelijk hebben, als hij haai" on der handen nam. De tijd was verbazend gauw omgegaan, en zooals Vivien nu erkende, had zij zich uitstekend geamuseerd. Zij hadden kennis gemaakt met eenige schilders van Trevenen, er waren bezoeken te beantwoorden en ate liers te bezichtigen geweest. Natuurlijk vond zij het heerlijk, dat Selwyn overkwam, maar zij had wel ge wild, dat de tijding haar niet zoo plotseling op het lijf gevallen was. Als een bijgedachte kwam het bij haar op, dat het prettiger zou geweest zijn, als hij gewacht had tot de praatjes over het onderzoek doodgebloed waren. Mevrouw Eady keek met een wijs gezicht, toen Vi vien stukken uit haar brief voorlas. Zij bedacht, dat het interessant zou zijn om te zien, hoe Selwyn LLfr- pur en Humphrey Stott samen opschoten. In den namiddag, toen zij buiten zaten, Vivien ijve rig bezig met Novalis en haar moeder met kousen stop pen, waagde mevrouw Eady te zeggen „Het zal wel prettig voor Selwyn -zijn hier nog oen man te vinden." „Ik geloof niet, dat hij en mijnheer Stott veel met elkaar gemeen hebben, zei Vivien, opziende van haar boek. „Misschien niet", zei mevrouw Eady, haar draad af bijtend, terwijl haar dochter huiverde, „soms is het echter wel prettig eens een frisschen geest te ontmoe ten." „Hier is de schaar, moeder", zei Vivien. „En toch", ging zij voort, met haar potlood op het boek tikkende, „moet men eenige dingen gemeen hebben." Om alles in de wereld zou mevrouw Eady niet ge- iwetcn hebben, hoe het haar in liet hoofd kwam, maar .bijna had zij gezegd het water. Steeds roeiden wij verder. Om uit het gezicht te geraken. Ook om op den vrijen wind te komen Wij roeiden naar mijn idee wel wat héél ver weg. Want, 't was nog niet heelemaal donker. En ik had graag véél licht op 't geheim, ik wilde zien. Eindelijk legden we aan; aan een pas boven water gekomen „buitenland." Aan het land? Jla. De loopplank werd, in de richting van den wind óp hetTand gelegd. De uitvinder ontsloot zijn kistje. Spannend oogea- a! blik. Het geheim werd ontsloten! Vol nieuwsgierigheid blikte ik in het kistje. Daar lag in: Een verkleinde „mallejan", kamwielen en rondsels, een Amerikaansche windlmotor eenige in miniatuur Ik zag niets dat op een schip geleek. Ik zag geen mast, geen blok, takel- of touwwerk. Ik zag geen vierkante meter zeildoek. Waar en op welke wijze zouden we nu toch vareu? Hoe zouden we nu toch zeilen? Zoqder zeil? 'k Begon met de kraag van mijn overjas omhoog te doen. Voor de kou De uitvinder begon den „mallejan" te stellen. Op de loopplank. Hij bracht de miniatuur-Amerikaan- schen windmotor daarop aan. Ik deed een bouffante om. De windmotor begon te draalen. Snel te draaien. En de „mallejan" karde recht tegen den wind In. Ongeveer stapvoets. Als het eindpunt van de loopplank was bereikt, dan nam de uitvinder zijn „vinding'' op en zette het bene denwinds op de plank. En dan ging 't wéér tegen den wind in. Ênzoovoort. Ik stond perplex. Maar keek niettemin de „malle jan" goed dóór en dóór. De uitvinder vroeg of we de demonstratie nog ver der voort zouden zetten Neen, niet noodig; ik kende 't geheim nu wel. Op de terugreis, in het ranke, oude roeibootje wij kwamen dAAnnee toch nog op het water deed de uit vinder alle mogelijke moeite om mij tot uiting van en thousiasme te brengen. Ik verklaarde mijn „bewondering" eerst dan te wil len uiten als wij binnenkamers waren gekomen. En toen 't zoover gekomen wAs, toen wij gezeten wa ren aan den gezelligen disch waarop de vrouw des huizes, in verband met den zegetocht èen soort souper- tje had gereed gemaakt, tooi heb ik den uitvinder ge vraagd of wij dan nu hadden gevAren, of wij hadden gezeild, gezeild tegen den wind in Neen nog niet. Maar de explicatie had lk nog niet aangehoord. De explicatie Ik kan ze den lezer niet weergeven voor ik hem verteld heb hoe de mallejan in elkaar zit. Een mallejan, de lezer weet dit, is een wagen op hooge wielen de wielen van dezen mallejan zijn al zéér hoog, zij moesten hoog zijn, anders marcheerde de zaak niet. Op den mallejan zijn aangebracht twee laat ik ze noemen geconstrueerd ijzeren telefoonpalen. Op deze palen ligt de as van een Amerikaanschen wind motor, welke, met den mallejan, recht tegen den wind in was gesteld. Aan de as van genoemden windmotor is een vijzel aangebracht; deze vijzel staat in verbinding met een groot kamwiel. Dit laatste brengt weer een rondsel in beweging hetwelk aan de as van de eigenlijke wielen van den mallejan is bevestigd. De draaiende beweging van den windmotor brengt „Nu, dat ben jij." In den schrik zei ze de gemeenplaats: „Zij zijn beiden in Oxford geweest" „Moeder", zei Vivien lachend, „U is verbazend na- ief. U doet mij denken aan den man, die aan een terug- keerend reiziger vroeg of hij zijn broer Jacob in Au stralië kende. Maar ik zie niet in, waarom het feit, dat Selwyn in Oxford is geweest, hem belang moet doen stellen in varkens, ingelegde uien, of alles, waarmede mijnheer Stott de wereld denkt te hervormen." „Misschien moest ik het anders gezegd hebben", zei mevrouw Eady. „Het zal prettig voor mijnheer Stott zijn, Selwyn hier te ontmoeten." „Mijnheer Stott is onafhankelijk van zijne mede schepselen", zei Vivien, en keek met wat meer belang stelling. „Hij lijkt me geen menschenhater." „Neen, misschien niet", gaf Vivien toe, ,maar hij heeft een bijzonderen smaak, waar het zijn vrienden aangaat." „Vivien, ik geloof, dat je niet heelemaal eerlijk bent", zei mevrouw Eady, na een pauze. „Het komt me voor, dat de arme Lorraine niet bepaald een vriend van mijn heer Stotds eigen keuze was." „Dan moest hij voorzichtiger zijn met zijn gezel schap", zei Vivien wat scherp. „Heeft het je nooit getroffen, dat iemand, die mid den in het volle leven verkeert, grooter gevaar loopt ongewenschte kennis aan te knoopen dan iemand, die zie!: beperkt tot een raad van volmaaktheden?" „O, ik weet wel, dat u Selwyn wat pedant vindt," zei Vivien, een beetje blozend, terwijl zij haar boek weer opende. „Neen, dat is niet waar," zei mevrouw Eady. „De proef op de pod ik bedoel, wij moeten afwachten. Ik voor mij geloof, dat zij het best samen zullen kunnen vinden." „De kleine kat!" dacht zij bij zichzelf, even kijkend MAARSCBE COURANT ja$glAVl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 5