DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. m Vivien Eady. No. 231 Honderd en zeventiende jaargang 1915 Abonnementsprijs pei 3 maanden 11.—, fr. p. post f 1.25. Advertentlepriis 10 et. p. regel groots letters naar plaatsruimte. Brieren fr. N. Boek- en Handelsdrukkerij HERltls. OOSTERS ZOON, Voordam C9. Telefoonnr. 3. ZATEHHAO 2 OCTOBER In het Pestgebied. FEUILLETON. Deze brief zou een brief vol „tropenwee" kunnen ziin Onder 't motto't Leven is moeilijk Een sombere beschrijving van de stille krachten (dat zijn je bedienden, en die van je kennissen en hun handlan gers) die je begappen langs lijnen van geleidelijkheid En waartegen je maar leelijk machteloos staat als „orang baroe" oftewel „baar" vooral als je als ik, 'alleen in een groot huis woont, veel uit bent, en dus de controle vrijwel illusoir is Laat ik echter liever U de droeve oorzaken van deze ontboezeming vertellen ze geven meteen wel een aar dig kijkje op sommige toestanden hier zoo totaal af wijkend van ons Hollandsche degelijk-solied leventje 't Lieve leven begon dan toen m'n jongen, een ro buuste Javaan met een fatsoenlijk Don Juan voor komen en een mooien kleurigen sarong toen die ver liefd werd! Een gewone, menschelijke verliefheid - dat was 't begin van alle misère: en 't doelwit en ob- t'ect van z'n teedere gevoelens was de kokkie der am- mlance een niet onknap vrouwtje met een grooten zilveren speld1 door heur haarwrong wier fiere hou ding en wiegende heupen te véél waren geweest voor Koessèn's ontvankelijk gemoed.... roe liefde was wederkeerig en merkwaardig snel nam 't getal boodschappen tusschen mijn huis en de keuken der „Roemah Sakit" (zooals de ambulance hier heet: Ziekenhuis) toe 't verkeer werd zéér leven dig; en de kokkie ruilde groenten met mijn keukenprin ses, en Koessèn sjouwde en torste alles voor z'n gelief de ais 't pak ten minste niet zwaar was En als je zóó die jonge, althans verjongde liefde (want kokkie had al een stuk of 3 mannen versleten, bleek ons later om je heen ziet, en voelt nu, dan zie je wat door de vingers als je jongen wat suf- slaperig lijkt, en z'n werk nu niet zoo schitterend ver richt: dan denk je 's aan „verliefde tijden", waarover je in een roman wel eens wat hebt gelezen. en dan kun je je dat óók alweer begrijpen. Die jongen heeft maar één stel hersens als z'n gedachten dus bij z'n geliefde „Nal" of „Mie" toeven, dan kan ie ónmogelijk tegelijkertijd a! z'n aandacht aan je schoenen, of je waschtafel of den bezem wijden!! Toch werd 't wel wat erg: eiken avond moest je zelf de klamboe afjagen, om een stuk of wat eventueele ma- leriamuskieten om zeep te helpen-en 's morgens was het schoone pak nooit klaar, en de waterbak in de man- die-kamer was altijd leeg ionge, jonge, dacht je, 't is me een ding, die „heilige Macht der Liefde En je moest al eens wat temperend optreden en kokkie 't minder gewenschte van haar nachtelijk verblijf in mijn bijgebouwen bijbrengen. „Mao kawin sama Koessèn" lachte kokkie, en Koessèn zei ook: „kawin" ze wilden de volgende maand al trouwen En Koessèn vroeg me al vast metéén maar om 't noodwendige „perschot" (voorschot) dat elke be diende voor elke buitengewone gebeurtenis moet heb ben want geld overleggen dat doet de Javaan niet Ik heb sinjeur, die toch al in 't krijt stond, toen maar 's op z'n plicht gewezen en hem maar het benoodig- de gegevenhij moest kokkie toch een mooi baadje ge ven, en zélf er óók netjes uitzien!? .....En toen hoorde ik een heele poos niets meer over de trouwplannen en zag kokkie ook veel minder vaak op in'n erf ze leek ook niet zoo vroolijk, als ze „Iabeh, toean" me groette,... En m'n jongen deed z'n werk beroérder dan ooit... En op een goeden dag hoor de ik 't: Koessèn had 'r leelijk héél gemeen bedrogen; en ze had hem geld gegeven, en hem 4 gouden knoo- pen geleend, die ze zélf nog aan den chinees op den passar moest betalen, en nu had' ie haar gewoon la ten zitten en was eiken dag op sjouw met een ronj- ginj (dansmeid) uit de kampong En nu wou kokkie graag, dat Toewan dat geld voor uit het Engelsch van CHARLES MARRIOTT. 24) Dadelijk na tafel ging Hugo weg, om 's middags te taan visschen met Vivien Eady en Harpur. Stott liet em zeggen, dat hij met mevrouw Hyde op theetijd bij mevrouw Eady zou komen. Mevrouw' Hyde zat met Stott voor het open raam een kop koffie te drinken en te rooken, en zij zag Hugo den tuin door en het witte hek uitgaan. Blijkbaar was de jongen bijzonder in zijn schik, en mevrouw Hyde be greep volkomen Stott's weerzin om te wagen, dat het volkomen vertrouwen tusschen hem en zijn aangeno men zoon gestoord zou worden, vooral, nu, op den meest ontvankelijken leeftijd van den jongen. Toch, meende zij, moest het gewaagd worden. „Voor iedereen, die Rutherford Lorraine gezien heeft, werpt het gezicht van den jongen een ernstige verden king op de deugd van wijlen -mevrouw Stott, Humph rey," zei zij droogjes. Stott lachte en antwoordde „Och, de menschen letten er niet op", zei hij, kort af, maar meer, zooals zij opmerkte, om zichzelf gerust te stellen. „En de dominé?" vroeg zij. Stott lachte en antwoordde. „Waarom heeft hij het dan niet gezegd?" „Ja, dat is een merkwaardig psychologisch verschijn sel," zei mevrouw Hyde, „maar het is, geloof ik, ge makkelijk te verklaren. Achter in zijn hersens ziet hij de gelijkenis, maar omdat hij graag iets meer tot je na deel gelooft, blijft hij er op 't oogenblik nog onbewust van. Maar die een of anderen dag, als hij eens niet over je denkt, zal de gelijkenis, en wat die inhoudt, hem in 't oog springen." „Schrander", zei Stott, zijn pijp uit zijn mond ne mend. „O," zei mevrouw Hyde met een ongeduldig schou der ophalen, „denkt je dat iedereen gek is behalve jij, Humphrey Stott? A propos", voegde zij er bij, „ik kan me niet begrijpen waarom je zoo onbescheiden ge- uie iuiuopeü, wei lo guiuui, mam uitnem van t loon van Koessèn want zij moest dien cnniees toen beta len 1? Dat leek heel billijk; maar m'n jongen was 't er met mee eens: kokkie üad hèm acntema geloopen mj had eigenlijk üeeiemaal niet wiiien. trouwen.... en die knoopen had ze hem geleend dat was waar; maar 't was zijn schuld toch niet, dat ze hem in ivlaiang ontstolen waren 1? Hij zou ze zeker teruggeven „over een maand". En desnoods wilde hij ook nog wel trouwen maar, veel zin üad hij toch niet meer daarin.... Ik kon kokkie niet helpen: de jongen had buitendien al meer schuld dan z'n loon-te-goed bedroeg: en de zaak bleef hangende.... i'ot ze weer acuut werd toen Koessèn ineens een dag of wat op sjouw was; hij zou één dag z'n familie bezoeken kwam na 4 of 5 dagen terug met een alleronwaarschijnlijkst verhaal van doode familieleden en slamatan enz.en toen hij de volgende dagen ook zoo'n beetje wezenloos bleef rondloopen, ging ik 's nachts eens op inspectie.... En toen was sinjeur er niet: en toen vertelde m'n Kokkie erg angstig, dat Koessèn eiken nacht uit was naar die ronjginj in de dessa... en dan kwam hij 's morgens vroeg terug, en sliep den heelen tijd, dat i'oewan uit was 11 Maar, hij had haar bedreigd, en gezegd haar te zul len doodsteken, als ze hem verklapte.... en zij was zoo „takoet" (bang), nu haar man met den anderen Toe- wan Dokter weg was gegaan; en ze vertelde 't me ook nu nog fluisterend, en erg geheimzinnig-doend, dat niemand anders 't zou hooren Wat doe je in zoo'n geval als verlicht Westerling Je tracht 't afgedwaalde schaap op den rechten weg te rug te brengen en den volgenden morgen vertelde ik dan ook aan Koessèn, dat het heusch zoo niet gaan zou dat-ie z'n eigen ruiten ingooide want waar zou hij weer zooveel verdienen, voor zóó'n klein beet je werk!? Hij kreeg toch zoowat net 2 maal 't nor male loon voor een plaatsje in de binnenlanden: 15 per maand plus de rijst terwijl voor een gulden of acht hier in Toeren een goede bediende wel te krijgen wasSinjeur hurkte eerbiedig en votid 't ook precies zooals Toewan zei; en hij zou niet meer naar die meid gaan. en thuis slapen; en Toewan zou geen reden tot ontevredenheid meer hebben.... En 2 nachten hield hij 't vol toen lag-ie namelijk doör een flinken malaria-aanval ziek en koortsend op z'n baleh-baleh; in den 3en nacht, toen ik onver wachts 's nachts per auto uit Malang thuis kwam toen was 't hem al weer te machtig geworden, en was- ïe weer naar de ronjginj gegaan, z'n ongeluk tege moet.... Hij bleef maar weer kalm een paar dagen weg dacht zeker: „'t Is nou toch verbruid"! En toen hij terug kwam, heb ik hem meteen weggestuurd, en met een heel gelaten effen bruinen snoet hoordé hij m'n woorden aan„O, die zaak met de kokkie kwam terecht over een maand Den volgenden dag zat hij met een Chinees bran dy te drinken in een warong bij den passar „voor wel 10 gulden had-ie opgemaakt", zei kokkie, toen ze van de markt naar huis teruggekeerd was; en den daarop volgenden dag stierf plotseling een paard van me een allerliefst diertje, dat al heel wat toumées voor de bendy had meegemaakt.... En nog een dag la ter was Koessèn door den wedana en den mantri-poli- tie opgeborgen achter de traliesHij had nog meer gestolen, behalve die gouden knoopen der trouw lustige kokkie; ja die ronjginj was de schuld van alles dat vond de oude wedana, met z'n listige oog jes van-ouden-snoeper, óók.... „Ja, ja", lachte hij fijn tjes, „die vrouwen, die vrouwen. Toewan Dokter".... En hij had nn direct „ketrangan" (licht, helderheid) in weest bent, het portret van mevrouw Lorraine te hou den en op te hangen, waar iedereen het zien kan." „Alleen een meewerkende kleinigheid om artistieke gelijkenis te geven, enz. enz.," haalde Stott glimlachend aan. „Ik geef toe," zei hij, „dat het jammer was, dat Marlow het medaillon zag, maar, hoe dan ook, het zal hem alleen in de war brengen." „Nu," zei mevrouw Hyde wanhopig, ,,het komt na tuurlijk vroeger of later uit, en je doet oen jongen on recht, als je het hem niet zelf zegt." Stott keek haar achterdochtig aan. „Als je het hem zegt," zei hij langzaam, „zal ik het je nooit vergeven." „O, ik zal het hem niet zeggen," zei zij. „Iemand anders ook niet," hield hij aan. „Goed, als je het zoo wilt", stemde zij toe met een zucht. „Maar je moet bekennen," ging zij voort, „dat wij niet de eenigen zijn die het weten." „Zij, die het wefeu, zijn de moeite niet waard", zei hij. „Alle oude kennissen zijn een natuurlijken dood ge storven en ik ga nooit naar Londen." „De wereld is niet zoo groot, als men wel eens denkt", antwoordde zij; „denk eens, hoe ik je bijna verklapt had op de tentoonstelling en op mijn woord, ik wou, dat ik het gedaan had", voegde zij er ondeugend bij. „En dan", vervolgde zij, met een zweem van verlegenheid, „behalve toevallige ontmoe tingen moet je nog denken aan die menschen, welke je tegenwoordig kent, en die redenen kunnen hebben, je vroeger leven te willen kennen." „Wat bedoel je?" vroeg hij, haar ernstig aanziend. Zij had den moed niet duidelijker te spreken, of schoon zij zeker vermoedde, dat hij begreep, wie zij bedoelde. „Nu, bijv. mijnheer Marlow", zei zij. Stott maakte een ongeduldige beweging. „Ik zou wel eens willen weten, wat het is in de menschelijke natuur dat het kwalijk doet nemen als ie mand zijn gang gaat", zei hij bitter. „Niets schijnt dit ouderwetsche volkje met zijn dwaze afgodjes en be krompen levens zoo te hinderen als de tevredenheid van een ander. Omdat ik niet noodig heb wat zij noo- dig hebben, kunnen zij mij niet met rust laten." „De menschen worden er niet graag aan herinnerd, dat zij ouderwetsch zijn", zei zij droogjes, „maar ze kunnen je toch niet kwetsen als je er hun de gelegen heid niet toe geeft." „Dat weet ik", zei hij driftig; „en omdat ik inwendig de zaak gehad want zoo'n vrouw vertelde natuur lijk direct, dat de knoopen in. 't pandhuis in een nabu rige dessa waren, en wat er nog meer was gestolen..... En toen ik naar huis terug reed, filosofeerde ik nog 's even na over dien stommen jongen toch.... tout comme chez nous.... Alleen, hier in de tropen gaat alles wat sneller wat brutaler ook.... In 3 week tijds had de „liefde" hem achter de tralies gebracht... daar doen ze in Holland toch meestal wel een jaartje over!! Een paar dagen later gaven we „slametan" in de ambulance: 't was er altijd nog bij gebleven, door de voortdurende drukte eiken dag weer doodzieke pestpatiënten, die allen tijd in beslag namen. Maar toch, het was beter den adat te volgen-; als zoo'n inrichting geopend wordt, moet er een slametan gegeven worden, vindt de Inlander, anders komt er ongeluk over 't huis. En den heelen dag hadden de vrouwtjes uit de buurt, die zelf genezen waren of fami lie in de ambulance hadden verpleegd, gekookt en ge werkt, nu 't feestmaal voor de feestvierenden dat zijn de Heeren dèr Schepping! gereed te maken. En 's avonds, bij 't gelige licht der groote petroleum lampen danste de ronjginj in ons kliniekgebouwtje alle dteuren en ramen wijd open., waarvoor de dessah- bewoners in grooten getale gehurkt zaten in stilte genietend van den dans, en van den wel eentonige toch wel opwindende, gamelanwijzen, die de spelers onaf gebroken lieten weerklinken, onvermoeid en als mecha nisch den gong en de trom en andere instrumenten roerend. Vreemd en eenvoudig zijn voor onze oogen de bewegingen dier danseressen toch kun ie je voor stellen, dat een Inlander er in opgaaf, die ae beteeke- nis der gebaren begrijpt, die hun gjllend-gezongen woordten begrijpt. Kokkie zat in een hoekje gehurkt, met volle aandacht den dans te volgen; de ronjginj zag haar ook wel ze kenden elkaar, maar geen spier van heur gelaat verried, wat er toch wel moest omgaan in haar bin nenste. Want Kokkie haatte die vrouw, die haar heur Koessèn had afgestolen. Maar rustig volgde ze den dans harer medeminnares Althans voor 't oog der omstanders Toeren, 15, 12, '14. v. L. STADNIEUWS. 'T NUT. Uit het jaarverslag van het departement Alkmaar der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen over het jaar 1914—'15, ons door -den secretaris, den heer M Albert die Lange, toegezonden, blijkt, dat het ledental dit jaar, hoofdzakelijk wegens vertrek en overlijden tot 155 achteruitgegaan is, een cijfer, dat voorzeker ge ring is te noemen voor een gemeente als Alkmaar. Bij zijn pogingen tot uitbreiding hiervan hoopt het Be stuur op den steun der leden te kunnen rekenen. De finantieele toestand is nog niet geheel in het rei ne gebracht. De fröbelschool, die veel geld heeft ge kost, werd in den loop van dit jaar opgeheven en daar mede wordt een zware last van het departement afge wenteld. Al laat de instelling nog een vrij groote schuld achter, toch kan het Bestuur thans reeds mede- deelen, dat het met de liquidatie van schoolbanken en leermiddelen zeer vlot is geloopen en een groot bedrag in het jaar 1915/16 op die schuld kan worden afge schreven. VAN DE SPAARBANK. „Had het Spaarbankbedrijf zich gedurende de laat ste decennium geregeld kunnen ontwikkelen en bereikte het saldo te goed aan inleggers op 31 Dec. 1913 bijna 574.000, het hoogste bedrag sedert de oprichting, thans was in het afgeloopen jaar de invloed van den Europeeschen oorlog zoo merkbaar, dat de terugbeta lingen voor het eerst na tal van jaren de sterk vermin derde inlagen per saldo met 16000 overtroffen en op 31 Dec. 1914 het tegoed aan inleggers tot ruim 556000 was terug gegaan. Toch is in deze abnonna- weet, dat ik bang voor hen ben, maken zij mij zoo boos. Ik geloof, dat het vrees is, die me zoo onver draagzaam en trotsch maakt. Ik geloof werkelijk, dat al net kwaad in de wereld uit vrees voortkomt. Maar als je eens wist wat de jongen voor mij is", zei hij met be vende stem, „dan zou je niet verbaasd staan over mijn lafheid." „Als ik maar wist", zei zij met een half treurigen half grilligen blik op hem. „Och, vergeef me, Polly; ik ben een lompe dwaas", zei hij, haar hand drukkende. „Maar dat was heel wat anders. Jij liep niet het gevaar, dat je kind zich van je zou afwenden. Ik zou liever jouw verlies lijden dan dit ie hebben." „Neen, dat zou je niet", zei zij bondig, hoewel haar oogen vochtig werden. „En ik zeg 't niet omdat ik een vrouw ben. Mijn man zou je hetzelfde gezegd hebben. Bovendien", ging zij voort, haar keel schra pende, „zou Hugo zich niet van je afkeeren. Dat is bij geloof. Ik wil niet beweren, dat het hem geen schok zal geven, als hij hoort, dat jij zijn vader niet zijt, en denk er aan', hoe langer je het uitstelt, des te groo- ter is de schok, maar het zou zijn liefde niet doen verdwijnen. Maar ik heb nu niet zoozeer de uitwerking op het oog, die het op Hugo hebben zou. Je weet best, Humphrey, dat, al zet je Hugo en al de ouderwetsche menschen aan den kant, het je vreeselijk hindert, dat je 'gemoedsrust afhangt van een bedrog, dat elk oogen blik ontdekt kan worden. Het is niets voor jou iets te aanvaarden ten koste van een leugen. Je grootste vrees is thans, dat Hugo de waarheid zal ontdekken. Heb je er wel eens over gedacht, dat er een tijd kan komen, dat je staat tegenover het feit, niet van het gevaar, dat hij het merken zal, maar van de verzoeking het hem zelf te zeggen?" „Hoe meen je dat?" vroeg hij, haar van ter zijde aan ziende. '„Hoe oud ben je, Humphrey acht en dertig? Nu het leven is niet uit met acht en dertig jaar." Zij keek hem scherp aan en was overtuigd, dat hij haar begreep. Maar hij sprak niet. „Voor 't oogenblik zijn Hugo en je stokpaardjes je geheele wereld." „Is dat niet genoeg?" vroeg hij met een pijnlijken lach. „Er zijn ook nog vrouwen in de wereld." Hij kleurde even, maar zei met gemaakte onverschil- le tijden een teruggang van 16000 slechts gering te noemen. Wegens de groote koersdaling der effecten werd wederom een belangrijk bedrag als waardever mindering afgeschreven, hetgeen op de reserve is af geboekt; hiernq bedraagt deze nog ongeveer 89000. gen 295 in het voorafgaande jaar" Het aantal geplaatste spaarbusjes bedroeg 316, te gen 295 in het voorgaande jaar." VAN DE HULPBANK: Van de 110 gedane aanvragen om voorschot konden 104 worden ingewilligd. Een bedrag van 12325 werd verstrekt tegen 2 pet. met 1 pet. restitutie voor geregelde aflossing in 51 weken. Op de borgen moest 131.62 worden verhaald. Aan de 59 leeners kon we gens prompte wekelijksche aflossing een bedrag van 76.45 worden gerestitueerd. Het kapitaal der bank bedroeg op 1 Juli 1915 6719.82. Van de aanvragers behooren 46 tot de Nederduitsch Hervormde, 42 tot de Roomsch-Katholieke, 7 tot de Doopsgezinde, 3 tot de Luthersche, 2 tot de Apostoli sche en 1 tot de Israëlitische Gemeente; 3 waren bij geen kerkgenootschap aangesloten. VAN DE TOYNBEE-VEREENIGING. Bij de inschrijving op 1 October hadden zich slechts 127 leerlingen aangemeld1, gering in vergelijking met de 176 van het vorige jaar, doch aan welk klein getal cjienstplicht en de drang der tijden zeker niet vreemd waren. Les werd gegeven in: Nederlandsch door mej. C. J. v. d. Lee en den heer P. Stadt, Fransch door me vrouw C. Gallandat Huet, Duitsch door mej. Frese, Engelsch door de dames Wakker en Pape, Maatknip- pen door mevr. Sluis—Timmerman, Verstellen door mej. v. d. Berg, Boekhouden door mej. Rambonnet, Eledrotechniek door den heer Fuhri Snetlage, Lezen en Schrijven door den heer Stadt, Rekenen door dten heer J. v. d. Heij, terwijl het vraag- en praatuurtje door den heer Verkuijl geleid werd. Een leerling, een analphabeet, volgde de schrijflessen bij den heer Stadt en de leeslessen bij mevr. Makkink-Masman. VAN DE VOLKSBIBLIOTHEEK. Wegens de in het voorjaar 1914 gesloten overeen komst tusschen het Departement en de Vereeniging tot oprichting en instandhouding van een Openbare Lees zaal en Boekerij te Alkmaar, werd de Volksbibliotheek in Augustus d.a.v. in het gebouw der Leeszaal over gebracht. Als commissaris daarvan was benoemd de heer J. R. v. d. Moer, wiens taak gedurende de mobili satie door den heer J. A. Verkuijl wordt waargenómer 217 Leeskaarten werden uitgegeven, waarvoor 349 boeken werden uitgeleend. Hoewel dit eerste proefjaar van samenhoorigheid tusschen' Nuts-Volksbibliotheek en Leeszaal-Boekerij onder de meest ongunstigste omstandigheden is door gemaakt, meent de waarnemende commissaris toch een gunstig oordeel te kunnen uitspreken over de aange gane vereeniging van beide instellingen voor Volks ontwikkeling. De uitstekende administratie van het per soneel der Leeszaal (de heer Snoep en de dames P. E. Berkhout en M. Kaan), de goede zorg voor de.boeken, het gemak voor de Nuts-lezers om niet uitsluitend op een avond in de week de geleende boeken te kunnen inruilen, is een voördeel, dat ook door het thuis lezend publiek zeer op prijs wordt gesteld. VAN DE FRÖBELSCHOOL: Waar in het vorige jaarverslag melding werd ge maakt, dat de instelling met slechts 20 leerlingen den nieuwen cursus begon, en de verwachting werd ge koesterd, dat dit getal door tusschentijdsche aanmel ding zou stijgen, was de toename toch zoo gering, dat het Departement besloot de school op 1 Januari 1915 te sluiten. De ontslagaanvrage van de directrice, we gens benoeming elders, viel tevens op dat tijdstip daarna samen. Een commissie van eenige dames slaagde in haar pogingen de school met eenige leerkrachten voort te ligheid „Ik zou nooit een vrouw tusschen ons laten ko men." „Dat ia ook niet noodig", antwoordde zij. „Het zop even goed in het belang van Hugo als van je zelf zijn, als je er over dacht een vrouw te nemen. Tot nu toe, dat moet ik toegeven, is Hugo een prachtig voor beeld van je geschiktheid om je een jongen op te voe den. Maar, zie je, vrouwen zijn niet alleen, om kinde ren op te voeden, en er zijn zekere voordeden, die een jongen zonder moeder mist, als hij grooter wordt. Je moet aan de toekomst denken, en blijkbaar erken je nu al, dat de betrekkelijke eenzaamheid, die jou zoo goed bevalt, niet geschikt is voor Hugo." „O, dat wil ik alles wel toegeven", zei hij, haar toe speling negeerende; „maar ik heb nog maar heel wei nig vrouwen ontmoet, die ik de opvoeding van een kat zou toevertrouwen, laat staan van een flinken jongen als Hugo. O, begrijp me niet verkeerd", zei hij, toen hij haar spottende blikken zag, „ik ben volstrekt geen vrouwenhater. Ik geloof, dat als een vrouw een kind ter wereld brengt, het instinct haar min of meer den goeden weg wijst bij de opvoeding, hoe haar ontwik keling ook moge zijn. Maar het vereischt een zeer bij zonder soort vrouw, om de zorg op zich te nemen voor het kind van een andere vrouw." „En als nu die zeer bijzondere vrouw eens te voor schijn kwam?" Hij lachte gedrongen. „Ik geloof, dat het banaal klinkt als een man, hetzij oud of jong, beweert, dat zijn hart gepantserd is," zei hij, „dus bij wijze van argument, veronderstel, dat ik verliefd werd op een vrouw, dan zou het toch zeer on waarschijnlijk zijn, dat zij dé soort van vrouw was, die bezwaar zou maken over Hugo." „Niet als Hugo." „Nu dan, als mijn zoon. Vrouwen hebben wel eens meer weduwnaars lief gehad," zei hij, wat uitdagend. „O, Humphrey Stott, Humphrey Stott!" dacht zij, maar al wat zij zei was „Maar je bent geen weduwnaar." „Neen,' gaf hij toe, „maar volgens jouw veronder stelling Zij zou dat niet weten." „Onder zekere omstandigheden zou ze wel eens niet tevreden kunnen zijn," antwoordde zij. „Veronderstel, bij wijze van argument, dat zij Hugo voor je zoon hield, maar door het gebabbel van anderen er toe ge- ARSGHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 9