DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. E No. 255 Honderd en zeventiende Jaanrainr. HM 5 Abonnementspriis per 3 maanden f l.-.ft. p. post (1.25. MmMMi 10 et. p. regel, groote letters neer plaatsruimte. Brieven Ir. II. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERMs. COSTERS ZOON. Voordam C 9. Telefoonnr. 3. ZATERIiAU, 30 OCTOBER Oberoii en zijne Dochters. mix Zij zijn schoon, de Octobersche neveldagen, als de lichteden hare zilveren sluiers weven over de stille, zwijgende Natuur. c Het is ons, schrijft Justus in het Nbl. v. Fries]., als werden wij in eene andere, in een nieuwe wereld ver plaatst. Heel anders de straten, heel anders de huizen heeldandrrs boomen en struikenHet rustig vertrouwelijke hier komt ons vreemd voor, het anders vreemde duikt plotseling als een oude bekende voor ons op Dc kleuren zijn weg, maar het grijsgrauw, waarin de gansche omgeving is gehuld, heeft iets teers iets zachts, zijne eenvormigheid doet eigenaar dig schoone werkingen ontstaan. I iet doet ons denken aan scheppingen van den Fran- schen schilder Carot, die zooveel hield van dezen toon, waarin hij dan ook zijn verrukkelijke landschap pen zoo ongemeen wist uit te beelden. Een oneindig afwisselend spel doet deez' nevel ons zien; nu eens donkerder, dan weer helderder,trekt zijne massa voorbij, af en toe komt de zonneschijf zil verachtig doorblinken, om ten slotte toch zegevierend dtoor te breken. Dagen, waarin 't onafgebroken nevelig is, waar door de zonneglans niet vermag heen te boren, komen op onze breedten, in dezen tijd van het jaar, niet voor. Wèll aan de overzijde van het Kanaal, alwaar in de metropool niet zelden ook overdag de lantaarns moe ten branden om tenminste een weinig licht te brengen in die dikke massa, schertsend „erwtensoep" ge noemd1, welke als „Londensche mist" in een slechten reuk van beroemdheid staat. Van waar deze nevel, en waarom zijn het ]uist ae herfstdagen, die ons daarop vergasten, terwijl de zo mer en ook de eigenlijke wintertijd vrijwel oaarvan verschoond blijven? De oorzaak ligt eenvoudig in de verschillende warmtegraden van de bodem en van de daarboven zich bevindende lucht. Te Zomer zijn de ze verschillen minder groot dan in den herfst, doch in laaatstgenoemd jaargetijde worden zij beduiden den Nu zijn twee gevallen denkbaar: öf de aardbo dem is warmer dan de lucht öf deze laatste heeft hooger temperatuur dan de aarde, lu beide gevallen is de oorzakelijke grond voor nevelvorming voorhan den. Bij elke temperatuur kan de lucht slechts eene bepaalde hoeveelheid waterdamp opnemen. Zoodra deze is opgenomen, en zij wordt afgekoeld, dan scheidt zich de waterdamp weer ten deele af. Dit kan gebeuren in den vorm van regen, echter ook m dien vaa nevel. Terwijl echter de regen omhoog ont staat, vormt zich nevel altijd, bij koefing der lucht in de nabijheid van den grond. Stellen wij nu het eerste geval, dat de wind warm en vochtig, de aardoppervlakte daarentegen koud is, clan bevat de warmvochtige wind eene gioote hoeveel heid water. Strijkt deze oner de vochtige aarde, dan koe't zij af en dientengevolge moet een deel van zijn gebonden water zich weder afscheiden. Dit nu ge beurt in den vorm van fijne waterdeeltjes, druppeltje', die wij nevel noemen. Zoodanige nevel, door het koe le aardoppervlak veroorzaakt, komt ten onzent nauwe lijks voor, wèl in sommige noordelijker streken der aarde, b.v. aan de Engelsche kust, in enkele dee- leu van Zweden enz. Ook de beruchte mist, die zich zoo vaak bij de Newfoundlandbank vormt, en menig schip heeft doen stranden, ontstaat op dezelfde wijze. Voortdurend1 gaan er zeestroomingen van deu Eve naar uit naar het Noorden. Hare wateren hebben zich in de hitte der tropen sterk verwarmd, deze wer ken natuurlijk ook verwarmend op de daarboven lig gende lucht, welke ter zelfder tijd veel waterdamp op neemt. Komt nu deze warme, waterhoudende lucht aan de noordelijke kusten, welke door de uit de IJs zee opdringende koude zeestroomingen afgekoeld zijn, dan heeft, op grond van het zooeven aangevoerde, hier nevelvorming plaats. De nevel echter, die bij ons voorkomt, wordt meestal veroorzaakt doordien de lucht kouder is dan de aard bodem. hetgeen hoofdzakelijk in den herfst het geval is. Door de zonbestraling is in laatstgenoemd set-, zoen dte grond dikwijls nog warm, de lucht echter koe- ler geworden en wanneer deze nu over de vochtig- warme aarde heen strijkt, dan scheidt zich het uit de aarde verdampende water, in den vonn van nevel af. Maar daarmede zijn nog niet alle voorwaarden voor nevelvorming aangegeven. Wil zij ontstaan, dan is er nog een bijkomstige reden noodig. Gelijk proefon dervindelijk is aangetoond, kunnen de waterdruppel tjes, waaruit de nevel bestaat, om zoo te zeggen, zich nergens aan binden. Zij moeten een vaste kern heb ben, waaraan zij zich hechten. Deze kern wordt hun geboden door de stof, waarvan onze lucht steeds zeer overvloedig is voorzien. En zoo vindt men dan ook in ieder neveldropje een stofje, waarom heen de water damp zich gelegerd heeft. In volkomen stofvrije lucht is derhalve nevelvorming onmogelijk: bewezen, door op kunstmatige wijze de lucht van stof te zuive ren, en haar daarna aan voorwaarden te onderwerpen, waaronder, zich beslist nevel möèt vormen. Er was geen spoor van nevel te merken. Eerst nadat men in de erroote glazen kolven, waarmede de proeven wer den getoond, een weinig stof binnen liet, trad onmid dellijk nevelvorming op. Eene stofvrije omgeving moet dus beslist ook vrij van nevel zijn. Maar waar ter wereld vindt men zulk een uitverkoren plek, waar naar men, in dezen tijd van jachtende auto's en motor fietsen, zoo smachtend verlangen kan? Het antwoord klinkt meewarig. Nergens! Zelfs als wij den top der hoogste bergen de Hima- laja bestegen, zouden wij daar stof vinden, wel is waar eene andere soort, dan in onze straten, en onze wenen of in de vrije natuur voorkomt. Terwijl in be woonde plaatsen de stof door allerlei oorzaak wordt opgejaagd, in de vrije natuur de plantenstofjes, het stuifmeel, door den wind worden meegevoerd en rond dartelen, zweeft in de onmetelijke gletscherstreken eene andere stof, die niet uit onze lage aardstreken afkomstig is. 't Is de kosmische stof, uit het Heelal voortgekomen, ontstaan door de „verstuiving ofdoor botsing van vreemde wereldlichamen, welke stof ui de wereldruimte ook op ons neervalt. Dus zijn daa - boven ook de hoofdvoorwaarden voor nevelvorming bepaald, en inderdaad zijn de toppen onzer bergreu zen dikwijls dagen, soms wekenlang, in nevel gehuld. Elke uit 't dal opstijgende warmere luchtstrooming, die in dit gebied van sneeuw en ijs komt, kan daar nevelen doen ontstaan. De hoogte van den nevel is zeer verschillend Er komen zeer lage nevels voor, zooals tegen den avond op de vochtige weiden, nevels, die soms ons slechts tot de enkels reiken. Ook hoogere. nevel, die tot ongeveer twee meter bo ven de aarde stijgt, wordt nog tot den zougenaamden bodemnevel gerekend. Tot welke hoogte de nevel zich wel» kan uitstrekken, is nog niet nauwkeurig kunnen worden bepaald. Het gunstigst voor de nevelvor ming is volslagen windstilte, wijl dan de uitwisseling van het temperatuurverschil, tusschen lucht en bo dem, slechts zeer langzaam kan plaats vinden, en een weder oplossen van gevormden nevel door nieuw aan gevoerde lucht is buitengesloten. Bij volslagen wind stilte zijn er per luchtballon proeven genomen, waar bij is aangetoond, dat de nevelbank van de aarde tot hoogten van ongeveer 800 meter reikte, dus een tame lijk hooge laag, welke boven onzen aardbodem kan hangen. Of daarmede de grootstmogelijke hoogte van een nevel is bereikt, is vooreerst nog niet uit te maken. Er zullen nog talrijke luchtvaarten en andere onderzoe kingen noodig zijn, om hierin tot klaarheid te komen. Op het land wordt de nevel in t algemeen niet tot de onaangename verschijnselen gerekend. Menigeen houdt er zelfs van in dikken nevel eene wandeling naar buiten te maken, om meteen dit eigenaardig na tuurverschijnsel met bewondering gade te slaan. Dich ters was 'hij niet zelden tot bezieling, menig schilder van naam heeft gepoogd, de bekoring met zijn pen seel vast te houden, in sagen en sprookjes speelt de nevel een hoofdrol. Moge hij in de grootsteden nu en dan de drukke verkeerswereld hinderen, zoo vreest men hem toch niet; onwillekeurig in zijne verschijning, hetzij men buiten vertoeft of uit bet gezellig woonvertrek naar de nevelmassa's kijkt en daarbij zijne fantasie den vrijen teugel, laat. Anders is het op zee gesteld 1 Hier is hij de ge vreesde en vergt van schipper of gezagvoerder de grootste oplettendheid. De vaart wordt vertraagd, onafgebroken klingen de sirenen of misthoorns, in den jongsten tijd dient zelfs de telefoon, bij het schip neer gelaten in de zee, om de nadering van andere vaar tuigen te rechtertijd aan te kondigen. Deze omstan- i digheden hebben aanleiding gegeven, de vraag i -ye! la stellenof het niet mogelijk zou zijn, den nevel langs i kunstmatigeu weg te doen verdwijnen. Oogenschijn- I lijk is elke poging van den zwakken menscii, om de I door moeder Natuur te voorschijn geroepen verschijn selen uit den weg te ruimen, een gewaagde onderne ming, maar ongetwijfeld zal hij ook in dezen weten deu juisten weg te vinden. Men heeft namelijk op gemerkt, dat de electriciteit eene eigenaardige aantrek- kingskracht op stof uitoefent. Bezie maar eens de ge leidingen van onze huiselijke electrische inrichtingen. Gez uit er ophooping van stof vinden, die niet toeval lig daar is gekomen. Het plafond is wit gebleven, ni.iflr over de draden ligt eene stoflaag,die, als zij weggenomen wordt, daar heel spoedig wéér verschijnt. Zoo trekken electrisch geladen metalen platen ook de stofdeeltjes aan, die, zooais wij gezien hebben, de hoofdvoorwaarden voor elke nevel vorming zijn. De aan deze stofdeeltjes hangende waterdruppeltjes wor den mede aangetrokken en inderdaad heeft men door op groote sciiaal genomen proeven bewezen, dat het mogelijk is, een haven-invaart door het plaatsen van een voldoend aantal dergelijke electriscli geladen me talen platen nevelvrij te houden. Van welke enorme beteekeuis deze vordering der wetenschap zai worden, behoeft niet met veelheid van woorden te worden omschreven. Het is te hopen, dat verdere uitbreiding der proef nemingen zullen leiden tot eene practische toepassing tot zegen van de scheepvaart. Oberon, de Elfenkoning, uit de Noorsche fabel leer. Zijne dochters zijn deels de elfen, draagsters van het licht en de vochtigheid; volgens het geloof van het Germaansche heidendom, goddelijke wezens van ondergeschikten rang (zinnebeelden van natuur krachten) in sage en overlevering voortlevende als be- tooverende schoonheden. STADNIEUWS. HET NUT. Voor het departement Alkmaar van de Maatschap pij tot Nut van 't Algemeen trad gisteren de heer prof. dr. L. 'Knappert, van Leiden, in de bovenzaal van „de Unie", voor een groot aan tal belangstellen den op met het onderwerp „Maatschappij en Huisge zin in de dagen van oom Stastok". De voorzitter van het departement, de heer J. A. Verkuijl, opende de vergadering met een woord van welkom aan de aanwezigen. Spr. verheugde zich, dat zoovelen waren opgekomen, hetgeen hij een hulde noemde aan den heer Knappert. Maar ook verheugde het spr., dat velen waren gekomen, om beter kennis te maken met het Nut. De maatschappij is in tegen stelling met wat velen meenen iets anders dan een kring, waar men eenige malen per winter bijeenkomt, om lezingen enz. bij te wonen. Dit is echter niet de bedoeling der maatschappij. Het Nut werkt op veler lei gebied, en tracht werkelijk .v.. tot nut van 't algemeen te werken'. Spr. zei, dat het Nut veel pioniersarbeid heeft gedaan, en wel zoo, dat de regeering deze ar beid heeft overgenomen en vervolmaakt, onder dank bare erkenning voor wat door de maatschappij werd verricht. Het Nut heeft vooral in dezen woeligen tijd veel tot stand gebracht, waaraan het volk behoef te had. Maar niet alleen voor het volk, ook aan meer ontwikkelden verschaft het Nut veel, als lezingen, voordrachtavonden enz. De kosten van het lidmaatschap zijn bovendien zeer -ering 3, en liet Nut geeft de zekerheid, dat het 'apitaal goed besteedw ordt. Daarom wilde spr. het Nut aanbevelen bij de aan wezige niet-leden, en spr .hoopte, dat velen zich zou den opgeven als lid. Vervolgens gaf spr. het woord aan professor Knap pert. Deze achtte het een voorrecht wederom in het departement te kunneil optreden. Er zijn velen, die zich weinig meer voor den geest kunnen roepen van het verleden, dat betrekkelijk nog zoo dichtbij ons i3 Spr. wilde het een en ander vertellen van het le ven onzer voorvaderen in de eerste 10 a 20 jaren na hun vrijmaking. Dit leven kenmerkte zich door het rustige, het knusse en eenigszins slaperige. Aan politiek deed de natie in de eerste jaren na 1815 niet Men wilde zich na al de akeligheden van den Franschen tijd niet met de politiek bemoeien. De Koning leidde het volk terwijl dit gewillig volgde. Bovendien verbood art 291 van het Code t Péual, vergaderingen van meer dan 20 personen om politie ke of godsdienstige vraagstukken te behandelen, zon der uitdrukkelijke" toestemming van den magistraat. Een soort van vergaderingen was ondanks de weinig aanlokkelijke voorwaarden van vergaderen echter steeds zeer in trek, n.l. de Nuts-avonden. Dan gingen de menschen naar de dorpsherberg en onder soeskra- kelingen en wijn luisterde men eerst naar de leerzame lezingen, en daarna naar de min of meer luimige voordrachten. De menschen waren vooral zelfgenoegzaam, en de nieuwe inzichten van enkelen deerden hun niet. Ook de oude standsverschillen kwamen weer naar voren. De adel had .zijn oude aanzien hernomen, er bestonden weer heeren, burgera en arbeiders. De re genten zaten weer als vroeger in de kerkebanken, de lakeien droegen weer livrei. De gewesten gevoelden zich ook als zeer afzonder ijk staande deelen. Ofschoon Napoleon's bestuur eenheid in velerlei opzicht had gebracht, bleef toch het particularisme nog steeds bestaan. Dit kleine, in zich zelf opgeslo tene was voor de algemeene ontwikkeling zeer ongun stig. Hiertoe werkten vooral mee de verkeersmidde- en, die niet op druk vervoer waren ingericht. De verbinding tusschen de groöte steden bestond meestal uit zandwegen, waarlangs men te voet, per diligence, of-met eigen rijtuig kon reizen. De trek schuit was een zeer gewild middel van vervoer en ge noot zelfs den roem van het buitenland, omdat men daarmee rustig, veilig en prettig-knus kon reizen. Bo vendien waren de vertrekuren zeer stipt. Er waren zelfs „snelschuiten", die, met 3 paarden bespannen, in angstige vaart de golven kliefden. De trekschuit verschafte veel rustig natuurgenot en bood gelegen- ïeid tot een gezellig praatje. Over Zuiderzee, Haar lemmermeer en Zeeuwsehe stroomen werd de dienst door beurtschippers onderhouden. Doch in 1830 kwam de eerste spoorwegverbinding AmsterdamHaarlem tot stand, daarna volgden meerdere spoorwegverbindingen, waardoor een aan vang was gemaakt met een nieuw tijdperk in hei ver keerswezen. In alle opzichten zag men de afzondering van den eenling van de gemeenschap. Ook het nieuws werd omstreeks 1820 op weinig ac- tueele wijze verspreid. De couranten verschenen een h. tweemaal per week, het formaat was klein, de in houd dienovereenkomstig. Bij buitengewone gelegen heden verscheen een extra-blad. Doch na enkele jaren zijn de couranten al veel uit gebreider. In 1835 bevatten de verschillende num mers reeds verscheidene rubrieken. Het nieuws werd echter vooral door den barbier overgebracht, die als een levende bode van de lokale nieuwtjes dienst deed. Wat het lezen betreft, men las wel veel, maar in be- joerkten kring. Het volk las weinig. De bijbel en theologische vraagstukken werden echter in wijden kring gelezen en besproken. Het lager onderwijs was zeer gebrekkig etr boven dien niet verplicht, zoodat het aantal analfabeten zeer groot was. Een volgende reden van de afzondering was het gebrekkig postverkeer. Naast het briefvervoer van rijkswege bestond bet particulier briefvervoer. Er bestonden geen postze gels, welke eerst in 1852 in gebruik werden genomen, doch door velen werd dit beleedigend geacht voor den ontvanger. Andera werden de porto's in ontvangst genomen door den rondbrengen Op het platteland bracht de postkar de brieven naar de dorpsherberg, waar ze achter de ramen wer den neergelegd, of aan den „meester" werden gege ven, die ze aan de kinderen uitdeelde. Men had rust noodig en die geest bezielde nog in 1858 het blad „de Economist", toen het een druk brief vervoer afkeurde omdat het de menschen niet met rust liet. Men zond elkaar in dien tijd nog lange brieven, die met zorg werden geschreven, en waarbij veel aan dacht werd gewijd aan den vorm en de stijl. Het geld bevorderde ook het onderling verkeer niet. Het munstelsel was niet uniform, er bestonden tal- looze munten van verschillende waarde. De vaderen leefden in zeer los verband met de ge meenschap, doch des te inniger was het samenleven met eigen stad of dorp. De steden warer ook nog ge heel afgesloten van de buitenwereld door wallen, poorten en singels. Binnen de stad zag men nog de mooie geveltjes, de grachten, pleinen, enz. In de straten was het zeer rustig. Een houtgravu res van omstreeks 1820 vertoont de Kalveretraat in Amsterdam, waar eenige jongens rustig soldaatje spelen. Enkele voertuigjes waren geen beletsel voor dit spel. Des avonds als de duisternis gevallen was, werd het nog stiller. De straatverlichting in Amster dam geschiedde door réverbères, kaarslantaarns. De petroleum werd voor straatverlichting eerst gebruikt in 1864. De kleppers en nachtwakers hielden des nachts de wacht over de veiligheid van de stad' of van het dorp E>e torenwachter zag toe of ergens brand was ont staan, en hij hing een lantaarn op naar den kant, waarheen de brandspuiten zich moesten haasten. Was de ochtend aangebroken, dan gingen de por ders rond1, om de bewoners te wekken. Alles scheen samen te spannen om onze overgroot vaders thuis te houden en het huiselijk leven was dan ook zeer sterk ontwikkeld. Spr. beschreef hierna een deftige burgerwoning, zooals de familie Stastok be woonde. Alles getuigde van rust, aan het eten en drinken werd veel tijd besteed, omdat men weinig andere dm gen had te doen. GEVONDEN VOORWERPEN. Een hoed; een ziekenkaart; eenige rozenkransen; eenige sleutels; twee honden; een barbiersschorteen kat; een dasspeld; een zilveren ring; twee reticules; eenige portemonnaies met geldtwee loten Staatslote rij; een zilveren armband; een blouse; een taschje, inh. tiptop; een gedeelte van een paardentuig; een broche; een kinderhoedje; een kinderstoeltje; een handschoen; 2!4 zak peren; een zilveren tabaksdoos; eenige sponsen; een ceintuur; een staart van een bont en een horlogeketting. Alkmaar, 28 October 1915. De Commissaris van Politie, W. Th. VAN GRIETHUIJSEN. ioe aantrekkelijk 't rustige en gemoedelijke van om streeks. 1825 ook schijnt, toch waren er veel zaken, waann men zeer achterlijk was, zooals de geneeskun de en de gezondheidsdienst, die in. zeer primitieven toestand verkeerden en tegenover epilemieën stond men machteloos. De verpleging in de ziekenhuizen was zeer slecht, op het platteland vooral werd de ge neeskundige dienst slechts uitgeoefend door heel meesters. De hygiëne werd volstrekt niet in acht genomen door het volk. De gevangenissen waren zeer slecht ingericht. De gevangenissen waren zeer slecht ingericht. De liefdadigheid was daarentegen beroemd, doch het stelsel van de armenzorg was zondersysteem en zonder inzicht. Wanneer men het leven van toen en nu met elkaar vergelijkt, dan ziet men, dat die oude tijd geen helden tijd was, men wilde rust, gemoedelijkheid, huiselijk heid, hetgeen we tegenwoordig in onze drukke tijden niet kunnen aankweeken. Spr. eindigde zijn vertelling met den weusch, dat dc toehoorders iets zouden hebben gevoeld vjm de oneindige bekoring, welke de kennis van dat verledene biedt. (Applaus). De heer Verkuijl wilde den heer Knappert niet in diens hoedanigheid van professor, maar in die van verteller, zeggen, hoe men heeft genoten van deze met groote belezenheid en soms met een weinig hu mor gegeven beschrijving van het leven uit die dagen en hij bracht den spreker onder applaus der aanwezi gen hiervoor hartelijk dank. REKENINGEN. De commissie tot de belastingzaken enz. stelt voor: de rekening van de Kamer van Koophandel en Fa brieken, dienst 1914,/goed te keuren in ontvang op 348.45 cn in uitgaaf op 260.13, sluitende met een batig saldo van 88.32, te verantwoorden op de re kening van 1916; de rekening van het Burgerlijk Armbestuur goed te keuren in ontvang op 28158.75 A-a en in uitgaaf op 25420.25 'A met een batig saldo van 2738.50 als eersten post van ontvang te brengen op de beg t oo ting van 1916; de rekening van het gemeentelijk electrisch bedrijf dienst 1914 goed te keuren in ontvang op 21552.51" en in uitgaaf op 43773.43° met een nadeelig saldo van 22.220 92 te dekken uit het voordeelig saldo der gasfabriek over 1915, waarvan 4507.80° af te schrij ven als verlies op de exploitatie en het restant, zijnde geen verlies, als voorschot der gasfabriek aan het elec trisch bedrijf te boeken, (uit de rekening blijkt, dat de door wijlen den heer Singels als adviseur ingezonden j declaratie bedraagt 4950) de rekening goed te keuren in ontvang op 258629.05yó en in uitgaaf op 261345.71, met een saldo van 112089.70; de rekening van het stadsziekenhuis, dienst 1914, goed te keuren in ontvang op 25642.12 en in uit gaaf op 25428.70 sluitende met een batig saldo van 213.4114, hetwelk als eerste post van ontvang kan worden overgebracht op de rekening dienst 1916; de rekening van de stads-apotheek goed te keuren in ontvang en uitgaaf op 9331.1814 (de commissie maakt de opmerking, of het niet mogelijk ware ge weest de artikelen te betrekken van Alkmaareclie leve ranciers of door bemiddeling van dezen). BEGROOTINGEN. De commissie tot de belastingzaken stelt den Raad voor: de begrooting van de stads-apotheek voor het jaar 1916 vast te stellen in ontvang en uitgaaf op 7345 met toekenning van een toelage uit de gemeentekas van 5770; de begrooting van het gemeentelijk electrisch be drijf voor 1916 vast te stellen in ontvang op 39500 en in uitgaaf op 47946.50 met een nadeelig saldo van 8446.50 (daar er een bedrag voor uitbreiding groot 11.100 is, is er feitelijk een winst van 2653.50); de begrooting der gemeente-gasfabriek voor den dienst 1016 vast te stellen in ontvang en uitgaaf op 299560 (geraamd is voor uitbreiding en verzwaren van het buizennet 25000 tegen 5000 voor 1915); de begrooting van het Burgerlijk Armbestuur vast te stellen in ontvang en uitgaaf op 30440, met toe kenning van een subsidie uit de gemeentekas van 25000; de begrooting van het Gemeenteslachthuis, dienst 1916, goed te keuren in ontvang op 31403.65 en in uitgaaf op 33479.01 met een nadeelig saldo van 2075.36; de begrooting van den dienst voor den Hout, de plantsoenen en de kweekerijen, dienst 1916, goed te keuren in ontvang op 1195 en in uitgaaf op 12975, met toekenning eener bijdrage van de gemeente tot dekking van het tekort op de exploitatie van 11780 (de commissie wenscht den opzichter geen salaris- verhooging, maar wel een toelage voor één jaar van 100 toe te kennen, en hem geen 50 toe te staan voor het houden van een kantoor); de begrooting van het stadsziekenhuis, dienst 1916, vast te stellen in ontvang en uitgaaf op 28525.05, met toekenning van een subsidie uit de gemeentekas van 22540.6314 (de commissie stelt voor het hono rarium van dr. Dirken te verhoogen met 200 en te brengen op 1000, dat van dr. Wicherink met 350 en te brengen op 800). COURANT. UlgUVUW AAV-WWA C» ~0 JTC3 h-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 9