DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
Luxo Automobielen
AdresJAC. ME T.
No. 2(>1
Honderd en zeventiende jaargang.
1915
Z A T E R l> A (J
6 NOVEMBER
Beschikbaarstelling van
goedkoop© Groenten
Re brandende stad.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 1,franco door het geheele Rijk f 1,25.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone Advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
brengt hierbij ter algemeene kennis, dat op nader aan
te kondigen dag in deze gemeente beschikbaar zullen
worden gesteld goedkoope groenten, tegen de volgen
de maximumprijzen
A. Stapelproducten:
Roode kool
Gele kool
Uien
Wortelen (grof)
Wortelen (fijn)
Knolrapen (Friesche)
Bieten (grof)
Bieten (fijn)
Pronksnljboouen
Zuurkool
Spersieboonen (dubbel)
Spersieboonen (enkel)
Andijvie (heele krop)
Andijvie (gesneden)
Bovenstaande Groenten zullen verkrijgbaar zijn bij
F. Ai, Laat; C. Appel, SnaarsmanslaanE. P. Bek,
Oudegracht; J. Bek, Zeglis; C. Benjamin, Stuart-
straat; W. C. Bierman, Ropjeskuil; A. Boersen, Fnid-
sen; A. Boon, StuartstraatJ. Dekker, Heiligland;
lac. Deugd, DrebbelstraatJan Deugd, Drebbelstraat
C. J. Erkamp, Linden laan; H. J. Geels, Westerweg;
Jos. Henneke, Laat; P. Hofman, Overdiestraat
L. lansen, Kooltuin; P. Joon, Koningsweg; C. Kieft,
NieuwpoortslaanTh. Kleverlaan, Overdiepad S. Kok
ForestusstraatH. Kramer, Heul; E. Mak, Heul;
A. Oudes, Vamebroek; J. Pander, Egelenburgerlaan
H. Pastoor, Doelenstraat; A. van der Pol, Achter-
dam; G. van der Pol, Breedstraat; G. W. van der
Pol, Schoutenstraat; W. Purmer, Ged, Nieuwesloot;
R. Reek, Koningsweg; W. Scheepmaker, Stations
straat; H, Schipper, Oudegracht; J. Schoenmaker,
Westerweg; C. Schuit, Gashouderstraat; J. Vaske,
Verdronkenoord; M. Versteeg, Verdronkenoord
J. de Wever, Lindengracht; D. Winder, Toussaint-
straat.
Alkmaar, 5 November 1915.
De Burgemeester voornoemd,
O. RIPPING.
per
4 K.G.
per
K.G.
f
0.024
f
0.044
0.024
0.044
0.04
0.08
0.02
0034
0.024
0.044
0.02
0.034
0.02
0.034
0.024
0.044
Vatgroenten
per
4 K.G.
per
K.G.
f
0.09
t
0.18
0.06
0.12
0.09
0.18
0.11
0.22
0.004
0.13
0.07
0.14
Fragment uit een oorlogsroman
door
HENRI VAN BOOVEN.
(Nadruk verboden.)
Aan J. V. H.
Na de wandeling zaten ze in de kamer aan straat
nog een wijle door de schemering te turen en spraken
mismoedig van den schoonen zomer, die in zoo gruwe
lijke bedrukking voorbijging. Ze zagen de Duitsche
patrouille met den zwaren tred der spijkerbeslagen
laarzen plomp naderstappen. De commandant keek
scherp naar het huis; kort klonk zijn commando en de
mannen stonden. Van Damme rees met een ruk op
uit zijn stoel aan het venster en riep den reeds naar
de deur tredenden onder-officier toe in het Duitsch:
„Jawel. Ik steek het licht al aan. Wilt ge een si
gaar?
Even stond de man bij het venster en zijn gezicht
bleef strak en norsch, maar dan kwam een breede
glimlach op zijn ruige, grove gelaat terwijl hij de si
gaar aannam en in zijn borstzak stak, en hij zeide met
heesche stem: „Ik vroeg dat van het licht alleen om
dat het moetwij hebben een streng order
„Ja, ja, dat begrijp ik heel goed," antwoordde Van
Damme. „Kijk, zij steekt het al aan." En hij doelde
op zijne vrouw, die juist de lichten in de gaskroon aan
de kettinkjes trok.
„Goeden avond dan," zeide de onderofficier weg-
trendend van het venster.
„Goeden avond."
Een oogenblik bleven zij zwijgen en Marius hoor
de het korte, doffe commando en den hollen, inetaal-
achtigen, plompen slag der schoenen, die gelijktijdig
neerbotsten, terwijl de vuil-grijze uniformen snel
verzwonden in het schijnsel dat door de open deuren
en vensters der andere huizen roodachtig naar buit
ten in den avond gloorde. Maar heel duidelijk als
een bedreiging glinsterde ook het staal der geweren
en der bajonetten.
Marius was weer getroffen door de toon van on
derworpenheid, waarmede Van Dainme den onder-
oificier te woord gestaan had. Dat was wel de berus
tende klank van den overwonnene, wien niets anders
overblijft dan gehoorzaam te zijn en gedwee tegen
over den veroveraar.
Door het open venster keek hij naar de huizen aan
de overzijde Daar brandden ook de lichten in de ver
trekken aan straat, maar de kamers waren alle ledig;
ook de straatdeuren stonden wijd open en in de ver
laten vestibules brandde het beweginglooze gaslicht.
Een schichtige, magere hond sloop daarbinnen, snuf
felde wat rond en repte zich dan verdci, steeds snel
Ier en sneller, als van iets dreigends bezeten.
En nu voelde hij weer als een plotseling opgeko
men benardheid het onafwendbare van dit duivelsche
en noodlottige dat de wereld in zijn wreede plettende
klauwen wrong, dat alle schoon des levens op een
maal aangerand had en verwoest, dat al wat leefde
naar den keel greep en tot het allerlaagste vernederde.
En in de nu geheel stille kamer, waar alleen het gas
suisde, voelde hij nu ook de ontzetting waren, de
grauwe, de wurgende vrees voor den rampspoed de
zer tijden.
Het bleef doodstil in de straat. Een plotseling op
gekomen woordenwisseling eenige huizen verder
deed hen angstig luisteren. Van Damme waagde het
buiten het open raam,te kijken. Weldra bukte hij
weer binnen de kamer.
„Ik zie niets anders dan de patrouille, die ergens
stond: ik meen voor het huis van den dokter, maar
liet duurde niet lang, ze zijn al weer verder."
Het was hen alsof elk woord dat zij spraken, nood
lottig kon zijn. tiet eenvoudigste, vredigste gezegde
kon afgeluisterd worden door ergens een verborgen
vijand, die het zeker zou misverstaan; want al gingen
de vreemde soldaten en officieren zonder vijandighe
den rond in de stad, al betaalden zij in de winkels
met geid of bons, het leek alsof er iets dreigdein
de oogenschijnlijk bedaarde ommegangen der solda
ten lag iets als het verraderlijke aankruipen van wild
gedierte, dat zieti gereed maakt tot den moordenden
sprong
En zoo bleven zij zitten en geen waagde het zich
te roeren. Soms spraken zij een enkel woord, maar zij
waren verschrikt van hun eigen stem
Plotseling schrikten zij op; een dof geratel klonk
van verre. De beide vrouwen liepen gelijktijdig naai
de open vensters en staken het hoofd buiten de ramen.
Een veraf aanhoudend geweervuur knetterde door de
lucht en weergalmde in de verlaten straat. Marius
zag de menschen aan de overzijde uit hunne huizen
komen en groepen vormen op de trottoirs, toch weer
langzaam en vreesachtig terugdringend naar hun ei
gen drempels. Zonder te beseffen wat zij deden,
terwijl het geweervuur steeds dichter bij scheen te ko
men, verlieten Van Damme en Marius nu ook de ka
mer en liepen de gang door naar de stoep. Van Dam
me, doodsbleek, uitte onverstaanbare woorden; een
vaag rumoer was in de straat gekomen van men
schen die van het eene huis naar het andere liepen
met zenuwachtige, snelle bedrijvigheid, allen in groo
te verwarring.
Marius begreep dat het groote gruwelijke, dat als
eene beklemming dagen lang om hem had gedoomd,
thans snel, al sneller naderde.
Wat was het? Van oogenblik tot oogenblik
scheen het tumult in de verte te vermeerderen; in de
straten werden deuren dichtgeslagen en lampen ge
doofd, terwijl als een naderschuivende zee van af
schuwelijkheid een daverend rumoer over de stad aan-
golfde, een vreeselijk gerucht van snel meerderende,
zwaardere schoten, van bonzende kanonslagen, einde
lijk en jammerlijke menschelijke kreten.
Intusschen 'waarom wisten ze zelve niet, mis
schien omdat het in de andere huizen ook gebeurde
deden ze in de beneden-kamers alle lichten uit en
sloten de vensters. Het huis dreunde soms en ook de
ruiten rinkten nu van de wreede kanonschoten. De
vrouwen zaten weertend in het slaapvertrek met de
wakkergeschrikte, huilende kinderen en Marius en de
mannen waren naar boven, naar den zolder geklom
men om te zien wat er gebeurde. Zij zagen over de
daken uit in de richting der collegiale kerk van Sint
Pieter. Telkens ging een der mannen naar beneden in
de kamer waar de kinderen waren, en ook kwamen
soms de vrouwen in doodsangst naar boven om uit
het venster te kijken. Zonder ophouden duurde het
vreeselijk gehuil der bonzende slagen uit kanonnen,
die niet ver vandaar in de straten schenen te zijn op
gesteld. En angstig riepen ze elkaar hun vermoeden
toe met heesche stem:
„Van ons volk kan dat schieten niet zijn".
„Ai wat er aan wapens in Leuven was, is ingele
verd al vóór den negentienden Augustus en naar Ant
werpen gestuurd zeide van Damme.
.„Het zijn misschien Belgische troepen, die zich
schuil gehouden hebben en die nu met de bezetting
slaags zijn", merkte een ander op.
Wild praatten zij dooreen, nauwelijks zich reken
schap gevend van hunne woorden, onophoudelijk tu
rend uit het dakvenster en luisterend naar het ge
heimzinnig, moorddadig gerucht dat gestadig om
hoog golfde.
Plotseling strekte Van Damme de hand uit. Door
een klein, hoog lichtvenster zag hij tegen het blin
kend-geverfde muurvlak van een naburig hui3 een
roodachtig schijnsel dat even verdween en weer op
gloorde.
Vol ontzetting schreeuwde hij het uit:
„Kijk! Kijk op die muur! Dat is brand!"
„Hier! Klim op mij!" zeide Marius en hij voelde
hoe zijn beenen trilden terwijl hij Van Damme's ge
wicht torste en deze uit het venster keek. Een ander
had een trapje gevonden en dit naast Marius gezet;
Van Damme klom er op over.
„Het is bij het station", riep Van Damme, „déar
brandt het, een paar huizen rooken, daar, daar, daar
ook", en ontzet wees hij in de ruimte.
De anderen wilden ook zienkoffers en kisten wei
den op elkaar gestapeld. De gloed der branden begon
de hemel ros te kleuren en een dof, rood schijnsel uit
te kaatsen op den zolder.
Een nieuwe kreet van ontzetting klonk. Van Dam
me's schoonzuster, aan het dakvenster staand, kreet
op eenmaal met heesche, vervaarde stem, terwijl zij
zich aan het kozijn vastklampte: „Kijk! Kijk! Daar
ook! Daar ook- Niet ver van hier! Daar! Daar! In de
Winkeliersstraat!"
En nu stormden allen bonzend over den zolder en
zagen hoe uit de dakvensters van dat huis een dikke,
grijze rook opsteeg, waartusschen dof een groote
vlam, half verborgen, nu uitlaaide, dan weer gedoofd
scheen in rook, totdat de gloed op eenmaal hoog uit
schoot. Ook het geraas in de straten scheen nu toe te
nemen.
Terwijl Marius als verlamd van ontzetting tegen
het raam kozijn leunde, voelde hij hoe een der vrou
wen hem krampachtig vastgreep alsof zij steun zocht;
dan met tranen in het vreesverwrongen gezicht, jam
merde zij: „Daar! Daar ook!" Zij had dicht bij den
Sint Pieterkerk een nieuwe vlam ontdekt en nieuwe
rook Dan snelde zij plotseling naar de trap, maar de
anderen zochten haar tegen te houden en tot kalmte
te brengen. En terwijl Marius aan het venster staand
het helsche gerucht der geweerschoten en der kreten
nog vermeerderen hoorde, gierde opeens met jan
kend, dra verzwonden gerucht een verdwaalde ge
weerkogel over het dak. Overal zag hij branden in de
stad ontstaan. Eerst een dikke donkere rook, die in
den stillen nacht omhoog steeg tegen den rossen he
mel en dan de loome, lekkende vlammen, die zich een
weg baanden en hooger stegen, feller meevoerend de
dichte vonken-stroom. Er scheen een weinig wind
op te steken, want soms kwamen de geluiden der los
barstingen veel duidelijker tot den zolder doorge
drongen. De kanonnen zwegen nu, maar het geweer
vuur duurde. Het kwam nu niet meer alleen uit de
richting van het station, maar het scheen zich heel
Leuven door te verspreiden alsof er allengs in alle
straten van de stad gevochten werd. Dicht in de na
bijheid scheen het ook te branden, want er kwamen
eerst gedoofde vonken als roetvlokken neer gedwar
reld, en dan kwam een zwerm van gloeiende vezeis
aanweinelen en strooide zich langs de gevels in de
straat; het geleken smeulende brokjes weefsel of
pluizige stof.
Het was Marius als voelde hij de angst der men
schen, die met hem op den zolder uitzagen, monster
achtig groeienhij hoorde wel hoe zij hem soms sche
nen te vragen, maar daarna hun uitroepen, hun kre
ten van ontzetting uitstootten, zonder te laten blijken
da zij elkander nog zochten in hun helschen onrust,
die tot vertwijfeling begon te stijgen nu ook in de ver
laten straat beneden ae grijze schimmen van solda
ten zich heel aan het einde begonnen te vertoonen in
het licht der lantaarns. Marius wist alleen dat er
iets gruwelijks gebeurde, iets nooit-gedroomd afschu
welijks: een vreedzame stad, die in brand werd gesto
ken en waar in de straten werd gevochten, misschien
wel gemoord, wat zou hij, wat zouden zij allen doen,
wanneer de vlammen ook op dit huis oversloegen? De
schroeierige walm, het roet en der ook, die nu binnen
den zolder drongen, deden hem pijn in oogen en lon
gen en prikkelden zijn keel. Hij hie"
op elkaar geklemd en wanneer nij trachtte ze te bewe
gen, kon hij dat niet; zijn tong lag als verlamd in
zijn mond. Hij lette ternauwernood meer op de ande
ren, die hij in den gloed der branden als schimmen
van wanhoop zich voor Het klein dakvenster zag ver
drongen, terwijl de schaduwen van hunne hoofden op
de balken van de zoldering als spooksels heen en
weer bewogen in den vurigen gloed, die bang hunne
verwrongen gelaten verlichtte.
Voor het grootste dakvenster staande en uitkijkend
naar de diepte in de straat, waar aan het einde een
huis te branden begon was het hem alsof de gloed der
vlammen aangestuwd werd binnen den zolder, en vol
afgrijzen hoorde hij hoe nu ook in de straat beneden
de geweerschoten begonnen te vallen. Hij zag men
schen vertwijfeld uit hunne huizen loopen, struikelen
en niet meer bewegen. Een dierlijke razernij en woe
de met verschrompelde angst vermengd wrong zich
in zijn wezen uit, hij wilde schreeuwen, maar hij kon
geen woorden vinden
De kreten der anderen rond hem brachten hem soms
tot bezinning. Het waren heesche geluiden van
doodsbange ongelukkigen, die begonnen te beseffen,
hoe weerloos zij waren
Zoo gingen de uren in eindelooze vreezen voorbij-
Lang reeds was de vroege ochtend gekomen. Zij
hadden gezien hoe de collegiale kerk van Sint Pieter
in ontzaglijke kolommen van rook en rosse laaiïngen
te gronde ging, hoe eindelijk de helle zomer-zonnedag
de woeste, rosse lichtstooten boven de brandende stad
liet verdwijnenIn het daglicht in de straat kon
den zij nu de soldaten zien, die in patrouilles op en
neer marcheerden en salvo's losten op al wat niet
binnen de nog gespaard gebleven huizen schuil ging..
STADNIEUWS.
DE PIUSSTICHTING.
Men meldt ons.
Den lOen November 1890 werd het gebouw van de
Piusstischting aan het Verdronkenoord betrokken
door 4 oude mannen en evenzooveel oude vrouwen. Nu,
25 jaar later, worden in 't zelfde gebouw 34 oude lie
den op zorgzame wijze verpleegd.
De Piusstiditing ontleent haren naam aan Z. H.
Paus Pius IX, wiens 25-jarig pausschap in Juni
1871 werd gevierd1, itoen de heeren Hintzen, Vester,
Schoorl, Peters, M. Broers, Nijssen, J D. Tander,
Ootnen, Klazener, Boom, Frigerio, Bibo en Ph. de
Koning eene feestcommissie uitmaakten en een fonds
bijeenbrachten, waaruit genoemde stichting groeide.
Reeds 25 Mei 1872 keurde Z. D. H. Msgr. Wilmer
hef reglement goed en erkende Z. D. H. de Piusstich-
ting als „Instelling van weldadigheid", terwijl even
zeer aan B. en W. 't reglement ingevolge art. 7 Ar
menwet werd ingeleverd.
Zonder geld was 't echter moeilijk een gebouw te
plaatsen ai nog moeilijker oude lieden te onderhou-
TE HUUR
tegen billijk tarief
Telefoon 572.
den. Daarom werden alle krachten ingespannen om
donateurs te werven, schenkingen, te bekomen en op
andere wijze geld te doen toevloeien, yeel dank is de
stichting schuldig aan de Q. Zouavenhroederschap,
de commissie van schapenaankoop, de landgebrui-
kers, die schapen kosteloos in hunne weiden namen,
en niet 't minst aan volijverige dames (hare namen
mogen hier met piëteit worden herdachten: Dirkzen,
Dorbeck, Conijn, Aghina, Kraakman, Smits( eenige
nog in leven) Paleri en Bots) die bijna jaarlijks door
feest-avonden „geld maaakten"; o.a. droegen zij in
den winter 1884 ruim 1200.als batig slot van
„Soirée variée aan 't bestuur af. Zoo werd 't mogelijk
in 1890 een degelijk gebouw te zetten zonder gelden op
te nemen, zelfs nog met een fonds over om zekerheid1
te hebben in kwade dagen toch met de verpleging te
kunnen doorgaan.
De opvolgende voorzitters A. Conijn Az„ J. C.
Witte en J. Schellinger hadden met hunne bestuursle
den geen lichte taak om aan de steeds aangroeiende
aanvragen tot plaatsing te voldoen en toch in gelde
lijk evenwicht te blijven. Dat het gelukte in deze
kwart eeuw honderd zeven en dertig verpleegden op
te nemen en goed te verzorgen, is naast God's zegen
te danken aan de groote liefdadigheid van Katholie
ken en 't zij met groote erkentelijkheid gezegd
niet-Katholieken in en buiten Alkmaar.
Is 't wonder, dat 't bestuur, bijgestaan door het Da
mes-Comité, Woensdag a.s. 10 November beginnen
wil in eene H. Mis God's goedheid te danken, dan
aan de oude mannen en vrouwen een feestmaal bezor
gen en hen 's avonds prettig wil bezighouden?
Daarbij zal echter de herdenking niet blijven; er
zijn plannen in voorbereiding om naar der ouderen
voorbeeld een feestavond in te richten met 't voorze
ker weloverwogen doel de geldmiddelen, die in deze
dure tijden duchtig te lijden hebben, te versterken en
tevens wat toe te voegen aan een fonds voor nieuwen
aanbouw. Immers vergrooting is noodig, steeds meer
aanvragen komen in, vooral nu sedert Mei 1914 de
zachte handen van Eerw. Zusters Augustinessen de
huishouding verzorgen en de oudjes zorgvuldig ver
plegen.
Daarover hopen we later meer te zeggen.
CABIRIA.
Het meesterwerk van Gabriele d'Annunzio, van den
onlangs zoo veelbesproken ltaliaauschen dichter en
redenaar; zal nu ook in Alkmaar vertoond worden en
wel in de Cinema Amencain. Deze vmoouing gaat
met groote kosten gepaard. In den Haag woonden
avond aan avond pl. m. 2000 bezoekers de vertoonmg
van deze tiim bij, die speelt in den tijd van den groe
ten strijd om de wereldmacht tusschen Rome en Kar-
ihago en speciaal voor de bekende Itala-fabriek te Tu
rijn door d'Annunzio geschreven en geënsceneerd.
Dat de toeschouwers bij de vertooning van „Cabi-
ria" iets moois te zien krijgen, blijkt wel uit het groo
te aantal pers-beoordeelingen,dat ons ter inzage wend
verstrekt en waarvan hier enkele grepen mogen vol
gen.
Het „Nieuws van den Dag" schrijft:
„Bij al die tooneelen van strijd en verderf, van ver
nietiging door het zwaard en door het vuur, blijft de
handeling, waar 't om gaat, den toeschouwer boeien."
De „Telegraaf":
„Wij hebben au „Quo Vadis" gezien, en „Judith
en Holofernes" en „De ondergang van Pompei", en
„Cleopatra". Telkens dacht je, nu kan het niet groot-
scher, niet machtiger. En tóch was het eene sleeds
weer machtiger en grootscher dan het andere!"
„Maar dit is overweldigend!"
De „Nieuwe Courant":
Tegen dezen grootschen achtergrond spelen zich de
zeer veelvuldige en zéér verscheidene episoden af uit
het drama, dat wij hier niet in zijn geheel kunnen na
vertellen, doch waarvan wij wel dadelijk willen getui
gen dat het den beschouwer voortdurend boeit.
De „Avondpost":
„Cabiria overtreft inderdaad verre alles wat tot nog
toe aan filmpracht is vertoond het is in één woord
overweldigend. En ternauwernood is te beseffen, wel
ke ontzaglijke moeilijkheden te overwinnen zijn ge
weest eer alles zóó klopte, vooral het werken met die
kolossale menschenmassa's, dat de opname kon ge
maakt worden van zoo'n gedeelte.
Het „Vaderland":
„Scipio en Hannibal, Sophonisbe en Cabria, Mas-
sinissa en Syphaxze kunnen allemaal zoo geweest
zijn. Een wezenlijk zeldzame echtheid gaat van alles
uit."
Het „Alg. Handelsblad":
„De prachtigste, de boeiendste, de langste, ook de
klassiekste, en tevens de meest futuristische bioscoop
film zendt d'Annunzio als zijn jongste letterkundig
werk over de wereld rond.
Ik heb naar de film gekeken met verbazing, mij ver
gapende hoe het mogelijk is, in bewegende beelden
van twintig eeuwen terug ons den Romeinsch-Car-
thaagschen oorlog te laten zien'
„Cabiria" heeft alzoo een schitterende pers en zal
ook hier ter stede wel veel belangstelling wekken. De
film, die drie uren duurt, wordt muzikaal geïllus-
a
V
n
»1
1)
ji
n
V
i)
I)