DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Uitbetaling vergoeding LANDSTORM. LANDWEER Sil MILITIE. Purper en fijn Linnen JNo. 277 Honderd en zeventiende jaargang, 1915 Abonnementsprijs per 3 maanden f 1.—, Ir. p. post f 1.25. Advertentieprijs 10 et. p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERlHs. GOSTER ZOON, Yoordam 09. Telefoonnr. 3. DONDERDAG 2b NO TEMEER. FEUILLETON. De Burgemeester vau Alkmaar brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de uit betaling der vergoedingen, loopende over het tijdvak van 16 tot en met 25 Nov., zal plaats hebben ten Stadbulze, op Vrijdag, 26 Nov. a.s., voor zooveel de LANDWEEÏl en den LANDSTORM aangaat van 1011 uur en voor zoover de MILITIE betrelt van 11—12 nar. De Burgemeester voornoemd, O. RIPPING. Alkmaar, 24 November 1915. BINNENLAND. Gemengd Nieuws. UIT DE DAGEN DER BEZUINIGING. Men schrijft aan de Maasbode: Geheel Nederland wil, dat zuinig wordt omge sprongen met Ue aiaaisuunen, dat toch wordt bezui nigt! zoovel ïitugeiijit ut üe.uitgaven voor een gemo biliseerd leger, wam waar moeten de millioenen van- ciaan komen, die ons leger kost-! Uit iederen hoek van t vaderland weerklinkt het wachtwoord: Bezuinigen! Weest toch zuinig't Kan niet anders, of iedereen, die aan het staatsiaadje zit, wordt zuinig, ik zou haast zeggen krenterig. Ten bewijze liet volgende: In een Noordbrabantsch dorp, reeds van den eer sten dag der mobilisatie gezegend met inkwartiering, moeten, op hoog.bevel van den kapitein, alle men sdien, die soldaten in kwartier hebben, ledikanten, alias „kribben", laten maken, zooveel soldaten, zoo veel stuks De menscheu voeren oogenblikkelijk en stipt uit dat bevel. Na een maand, nu een week of drie geleden, ver trekken alle soldaten, er komen geen andere in hun plaats cn dus.... alle „kribben" nutteloos. Een luite nant, begaan met het lot van de menschen, die zoo'n groote onkosten totaal nutteloos gemaakt hadden, wist er wel raad opHij zou sommige van die „krib ben" aankoopen voor het leger. I Tij komt bij iemand, die 14 soldaten in kwartier had, dus ook de eigenaar was van 14 kribben en vraagt Hoeveel voor die kribben? JanEen rijksdaalder per stuk, luitenant. Luitenant: Goed, ze zijn verkocht. Jan: Mag ik een schriftelijk bewijs van den ver koop en vooral van den prijs, luitenant, want anders weten we wel bij ondervinding hoe 't later gaat, als cr betaald moet worden. Luitenant: Zeker. (Schrijft een bewijs). Luitenant af. Jan, 't bewijs in vestjeszakje. Na drie dagen. Luitenant: Baas, ik kom de kribben betalen. Jan: Goed luit-nant. Luitenant telt in klinkende specie drie gulden neer per krib. Jan kijkt, telt, veegt het water uit zijn oogen, kijkt tn telt nog eens.... Luit'nant, dat is te veel, ik heb die kribben verkocht voor een rijksdaalder per stuk, en u betaalt drie gulden. Luitenant: U krijgt drie gulden. Jan: Neen, luitnt, die wil ik niet. Luitenant: 'Pak wat je krijgen kan, ik betaal .drie gulden. JanIk wil ze niet, ik help 't land niet bestelen. Luitenant: U krijgt drie gulden, wij hebben een uniformen prijs bepaald. JanIk wil een rijksdaalder en geen drie gulden. Luitenant: Drie gulden of niets! Jan: Dan maar niets. Luitenant af. naar het Engelsch door LILLIAS CAMPBELL DAVIDSON. 11) Hij was daarvan zoo overtuigd, dat, toen hij een steile, oude trap was opgeklommen, waar boven zich een mooie, ofschoon vuile, zoldering met basreliëf welf de en op zijn kloppen tegen de deur, waarop dezelfde naam prijkte als op den deurpost beneden, in nette zwarte letters op een glasruit geschilderd, hem regel recht door een buitenkantoor, zonder dat hij een oogenblik behoefde te wachten, in een binnenkantoor had gebracht, had hij het mooi ingerichte vertrek met zijn Turksch tapijt, zijn van letters voorziene verlakte trommels, zijn fragie verstelbare lessenaars en zijn ve le blinkende kasten rondgekeken in het idee daar een heei gezelschap van verwelkomende bloedverwanten op stoelen gezeten te vinden dm hem te begroeten. Maar er was geen gezelschap bijeen. Er was nie mand dan een man met grijs haar en een vervallen, ge rimpeld, bekommerd gelaat, die, toen hij binnenkwam, van een stoel met ronden rug opstond en met uitge stoken hand op hem toetrad. „Het verheugt mij u te zien, mr. Wynnstanley. Het verheugt mij zeer." De toon was hartelijk en er klonk door een bedwongen lusteloosheid heen een groote vol doening en verlichting uit. Bij den eersten blik op mr. Barclay, de eenige ver tegenwoordiger van de firma Barclay en Penton, die 'reeds jarenlang als solide en respectabele advocaten bekend stonden, moest men dadelijk opmerken, ten minste als men eenige opmerkingsgave bezat, dat hij ziek was, zieker dan zij die hem omringden, meenden Het was het voorkomen, de stem, de manier van doen van iemand bij vvien alle krachten verminderden. Hij schudde Wynnstanley's hand vriendelijk en har- pragSipjocuwnoSa} m jmraopnj uo nuf jsjbj rnn 003 van den heer burgemeester van het dorp op 't raad huis. Verhaal van Jan aan den burgemeester over den verkoop der kribben, het bewijs toonend, door den luitenant geschreven, dat het zoo is. Luitenant: Burgemeester u zult me beter begrij pen, we hebben een uniformen prijs en betalen per krib drie gulden. Jan: Die mag ik niet nemen, want ik heb ze voor een rijksdaalder verkocht Luitenant: U krijgt drie gulden, dat komt beter uit en dan teekent u een bewijs, dat u drie gulden ge had hebt. Jan. Gij zijt gek, niemand betaalt toch meer, dan hij schuldig is, burgemeester, wat zegde gij nouw, dat ie mij 14 rijksdaalders geeft, dan kan ie de rest hou den, ze zijn niet meer waard. Burgemeester: Ja, luitenant, dat begrijp ik toch ook niet. Luitenant: Burgemeester, dat zit 'm ja dat jelui dat nu niet begrijpt. Janmet z'n twee handen in zijn broekzakken, zoo diep mogelijk) Zóó heb ik 't nog nooit gehoord. Burgemeester: 't Is al te gek. Maar wat u doet, Jan, neem de drie gulden per kribhij wil toch niet minder geven. Jan: Op uw verantwoording dan, Burgemeester. Aarzelend strijkt hij de driemaal veertien gulden op en zegde: zoo wordt men gedwongen om het land te bestelen, of 't moet zijn, dat hij dit uit. zijn eigen zak doet. Een ware geschiedenis uit de dagen der bezuini ging- BEGRAFENIS J. S. MEUWSEN. Omtrent de teraardebestelling van het stoffelijk overschot van wijlen den heer J. S. Meuwsen, in le ven voorzitter van den Nederl. Middenstandsbond en van de Algem. Winkeliersvereeniging te Amsterdam, kan nog het volgende worden medegedeeld De lijkwagen was als 't ware bedekt met bloemen, terwijl daarachter een volgrijtuig met een katafalk vol kransen en bloemtakken volgde. Toen de kist naar de groeve werd gedragen, deden als slippendragers dienst bestuurderen van Midden standsbond en Alg. Winkeliersvereeniging. Nadat de heer Nieuwenhuis had gesproken als zwa ger van den overledene, voor wien hij verklaarde veel bewondering en hoogachting te hebben gevoeld, en een vriend eveneens van gevoelens van rouw had ge tuigd daarbij o. a. releveerend Meuwsen's kloek en scherp verstand trad prof. Anema naar voren, die oen overledene namens Staats- en Enqucte-commissie voor den Middenstand herdacht. Hij memoreerde hoe Meuwsen orde had geschapen in den chaos waarvoor de commissie in het begin stond, hoe hij de Regeering wist te interesseeren voor de belangen van den Mid denstand. Ook persoonlijk herdacht hij Meuwsen ais trouw vriend. Vervolgens sprak de heer Begemann die namens mr. Everwijn, chef van de afdeeling handel van het minis terie l.h. en n. eenige woorden Van groote waardeering aas den overledene wijddle. Vervolgens sprak de heer Koppel, tijdelijk voorzitter van Ned. Middenstandsbond, die Meuwsen dankte voor al wat hij gedu rende zijn leven had gedaan voor dten midden stand, die hij geheel uit naar tijdelijke verdooving had wakker geschud. Meuwsen scheen een voorgevoel van zijn naderenden dood hebben gehad, waar hij op het congres in Dordrecht reeds zei de dat dit waar schijnlijk wel het laatste was dat hij zou presideeren. Als vertegenwoordiger van het Internationaal In stituut ter bcstudeering van het Middenstandsvraag- stuk sprak de heer mr! Aalberse eenige woorden van warme hulde aan den ontslapene, en herdacht hem ook als vriend. De laatste spreker was de heer Muller, namens de Algemeene Winkeliersvereeniging te Amsterdam. Waar de pers den nu overledene eenparig grooten lof toezwaaide, daar wilde spreker niet in herhaling treden. lelijk, beduidd'e hem op een stoel aan den anderen kant der tafel te gaan zitten en keerde zelf vergenoegd naar zijn eigen plaats terug. „Een waar genoegen is :t, ja ik kan wel zeggen, dat het een heele opluchting is, dat wij u hebben gevon den." De matte, lijdende stem ging met inspanning voort: „Ik heb een groote verantwoordelijkheid op mij voelen rusten en die verantwoordelijkheid nam toe, toen al onze pogingen, om met u in aanraking te ko men, volkomen mislukten. Ik was bang, dat het onmo gelijk zou blijken u op te sporen en in dat geval zou de veran twoordelijkei d werkelijk heel zwaar zijn ge weest. Zoo ver weg een land als Canada is zoo ver weg. Ik heb er zelfs over gedacht er iemand heen te zenden om persoonlijk inlichtingen in te winnen. U heeft, naar ik meen aan onzen mr. Markham verteld, dat uw vadfer iet meer in leven.is, niet waar?" „Neen. Hij is omstreeks acht jaar geleden gestor ven." „Ik veronderstel, dat mijn cliënt hier dat heeft gewe ten, tenminste dat zou men opmaken uit de termen van het testament, 'k Denk dat hij verwacht heeft, dat uw vader in elk geval eerder zou sterven dan hij." „Is het is 't iemand van mijn vader's familie, die getracht heeft mij uit te vinden Wynnstanley was zich niet bewust, vóór hij beproef de te spreken, dat zijn hart veel sneller klopte dan ge woonlijk. Hij lei zijn hand op de tafel voor hem en sloot dlie om zijn vingers voor zenuwachtig beven te behoeden, waartoe zij tot zijn verrassing geneigdheid schenen te hebben. „Neen, ik wist niet of uw vader bloedverwanten had. Ik heb begrepen dat onze Markham den indruk van u heeft gekregen, dat u alleen op dé wereld .was." „Ja, dat ben ik, voor zoover ik weet. Ik ben een eeni- gen zoon een eenig kind. Mijn vader en mijn moe der zijn beiden dood. Maar maar ik heb nooii iets af geweten van mijn familie van weerskanten en ik dacht ik verbeeldde me ik hoopte dat u mij moest vertellen dat zij mij trachtten te vinden." „Neen, neen!" Mr. Barclay schudde zijn grijs hoofd. „Ik geloof niet, dat dat iets met de zaak te maken Va&rwel, zoo eindigde hij, groote Meester, en goede en trouwe vriend 1 De oudste zoon van den overledene dankte ten slotte namens de familie allen, die aan zijn vader de laatste eer hadden bewezen. KORTE BERICHTEN. Onder Alphen a. d. Rijn trof een jongen bij het boog- en pijl-schieten het linkeroog zijner zuster. De geneesheer gelastte dadelijke overbrenging naar het Ziekenhuis te Leiden. Vermoedelijk zal de getroffene het linkeroog moeten missen. Woensdagmiddag, bij het afvuren van een stuk geschut op de Meent bij Bussum, bekwam een mili cien artillerist uit Weesp ernstige Brandwonden aan Handen en gelaaW Een hospitaal-soldaat verleende de eerste hulp, waarna de man per rijwiel-brancard naar het militair hospitaal te Naarden werd vervoerd. De vereeniging „Onderlinge Vrouwenbescher ming" te 's-Gravenhage heeft zich tot den gemeente- ïaad gewend met verzoek, zijne aandacht te willen schenken aan de wenschelijkheid van het maken van eene plaatselijke verordening op het houden van' pleegkinderen. Gisteravond zijn te Enschedé weder 180 man in fanterie uit Zutfen gearriveerd, zoodat in Enschedé nu een militaire sterkte van ongeveer 600 man aanwe zig is. Door het Kantongerecht werden gisteren ruim 150 gevallen behandeld, alle betrekking hebbende op POLITIEHONDEN OP HET DAK. Men meldt aan de Tel. uit 's-Gravenhage d.d. 24 November Op bet bericht, dat er op hpt dak van het perceel Oranjeplein 91, omstreeks middernacht een man was gezien, werd door agenten van de politiehonden-bri gade op het dak van genoemd perceel en op de daken van belendende perceden een onderzoek ingesteld, dat echter tot geen resultaat leidde. Ondanks het late uur trok het klimmen der agen ten over de daken, maar vooral de eigenaardige wij ze, waarop de politiehonden daken en goten afzoch ten, veler aandacht. RUNDVEEEOKVEREENIGINGEN. De Prov. Bond van Ritndveefokvereenigingen in Noord-Holland hield gisteren in de „Witte Engel" te Hoorn een algemeene vergadering, onder leiding van den heer J. B. Wilken (Nieuwe Niedorp). In zijn openingswoord heette deze in 't bijzonder welkom den heer Wibbens (Den Haag), Hoofdinsp, van 't N. R. S., en den heer dr. Bakker (Alkmaar), van wien hij hoopte, dat hij spoedig in een andere 'auctie de vergaderingen zal bijwonen. Aan de orde was het voorstel-Beemster, om tot de Prov Reg.-commissie van de veefokkerij in Noord- Holland het verzoek te richten, de leden-fokkers van de vereenigingen vrijheid te verleenen, hun koeien, die in aanmerking komen voor inschrijving in het fok- register, al dan niet hierin te laten opnemen. Na verschillende besprekingen werd dit voorstel ingetrokken. Hierna werd een voordracht gehouden door den heer H Wibbens, hoofdinspecteur van de Vereeniging „Het Nederl. Rundveestamboek" te 's-Gravenhage, over het onderwerp „Nieuwe inzichten inzake de er- fiTijkhcidswetten en de toepassing voor de Rundvee- fokkerij". Spr. begon met te zeggen, dat sinds verleden jaar meerdere kalveren op grond van de administratie van S>k vereenigingen als volbloeden bij het N. R. S wer den ingeschreven. I iet blijkt echter nog al eens, dat er in de door de fokvereen. verstrekte dek- en geboor- teberichten fouten voorkomen en is het noodig, dat de controleurs dier vereenigingen eerst deze berichten beter nazien, alvorens ze te onderteekenen en ze naar het N. R. S. op te zenden. De nieuwere inzichten van overerving van eigen schappen zijn het gevolg van proefnemingen. Elke plant en elk dier is ontstaan uit een zeer klein begin, de kiem, en deze kiem ontstaat weer uit samengroeiing van twee lichaampjes, waarvan bij ons vee het eene wordt gevormd in de baarmoeder van de koe, de z.g. heeft. Mijn instructies ten minste blijven daar bui ten. Neen, mr. Wynnstanley. Maar er is een andere vraag, die ik u van mijn kant wensch te doen. Heeft uw vader ooit tot u over een oud1 vriend van hem in Engeland gesproken, over iemand, dien hij eens een weldaad heeft bewezen ik meen zelfs, dat hij hem het leven heeft gered of ten minste van grooten dienst is geweest. Een man, genaamd Whitney?" Wynnstanley schudde zijn hoofd. „Ik herinner 't mij niet. Maar ik was nog zoo jong, toen mijn vader stierf en hij was altijd zeer stilzwij gend. Als hij 't mij heeft meegedeeld, dan ben ik het vergeten." „U zou meer voorbereid zijn geweest op hetgeen ik u heb te zeggen als gij iets van die vriendschap had afgeweten." „Ja?" Wynnstanley's belangstelling was plotseling verflauwd. Zijn vurige hoop was door mr. Barclay's woorden vernietigd. Zijn vaders familie deed dus geen onderzoek naar hem? Hij stelde niet veel belang in een oude, afgestrven vriendschap. Een gevoel van teleur- stlling, des te scherper omlat zijn droomen de laatste twaalf uren zoo heerlijk waren geweest, bekroop hem en stemde hem droevig. „Zooals het is "Mr. Barclay boog zich in den stoel met ronden rug naar voren en nam een lang eb benhouten vouwbeen van de tafel voor hem. „Zooals het is, nu gij niets afweet van die oude vriendschap, die oude verplichting, zal het u zeker in hooge mate verrassen te vernemen, dat wijlen mijn cliënt, mr. Ho race Withney, u zijn geheele fortuin heeft nagelaten." „Wat?" Die uitroep klonk meer als een kreet dan als een vraag Wynnstanley zat voor zich uit te staren, niet in staat op dat oogenblik van verbazing uit te maken of het hem schokte als een ramp of dat het blijde ver rukking was, die hem zoo uit '1 evenwicht bracht. „Ik zeg, dat wijlen mijn cliënt, mr. Horace Whitney, u tot zijn eenigen erfgenaam heeft gemaakt. Ei is een mooie bezitting in grond en een groote som gelds, die belegd is. Ik moet u er mee gelukwenschen, mr. Wynn stanley. Te meer, daar wat louter toeval leek, u daar- eicel en het andere wordt geleverd door den stier, het z.g zaaddiertje. Bij bevruchting vereenigen zaad- diertje en eicel zich tot een lichaampje, de z.g. kiem en vormen dus zaaddiertje en eicel de beide kiemhelf ten; alle erfelijke eigenschappen nu worden van de ouders op het jonge kalf overgebracht door deze bei de kiemhelften. Als de eigenschappen van de beide Kiemhelften dezelfde zijn, zal het jonge kalf gelijken op zijn ouders. Anders wordt het daarentegen, als de eigenschappen van deze kiemhelften van elkaar ver schillen. Dit is het geval, als een roodbonte koe ge dekt worat door een zuiver zwartbonten 6tier. De kiemheifter van de roodbonte koe zullen de eigen schap roodbont, die van den zwartbonten stier de ei genschap zwartbont bezitten. De ondervinding heeft geleerd dat bij paring van 2 zoodanige dieren de ei genschap „zwartbont" overheerscht, en het kalf zal zeker zwartbont zijn. Evenwel zal dit kalf, als het la ter geslachtsrijp is geworden, ook roodbonte kiem helften kunnen voortbrengen en is dit kalf dan z.g. onzuiver voor de kleur zwartbont. Wordt nu zulk een onzuiver zwartbont koekalf later gepaard met een eveneens onzuiver zwartbonten stier, dan bestaat er 75 pet. kans, dat het daaruit geboren kalf zwartbont en 25 pet. kans, dat het roodbont van kleur is. Wor den dus 100 onzuiver zwartbonte koeien gepaard door een onzuiver zwartbonten stier, dan zullen 75 kalveren zwartbont en 25 roodbont zijn. Van de 75 zwartbonten zijn er 25 zuiver zwartbont en 50 onzui ver zwartbont. Zoo wordt het dus duidelijk, hoe uit twee zwartbonte ouders een roodbont kalf kan gebo ren worden. De 25 roodbonten zijn echter zuiver roodbont, d. w z. door paring met een ander rood bont dier zal altijd een roodbont kalf worden ter we reld gebracht. Uit een paring van 2 roodbonte die reu kan nooit een zwartbont kalf worden geboren; daarentegen uit twee zwartbonte dieren wel een rood bont kalf, doch is dit roodbonte kalf tevens het l^ewijs, dat beide dieren, zoowel stier als koe, onzuiver zijn voor de kleur zwartbont Of een door een onzuiver zwartbonten stier veel of weinig roodbonte kalveren worden voortgebracht, hangt geheel af van het aantal zuiver resp. onzuiver zwartbonte koeien en wordt het meer of minder zuiver zijn van den stier niet bepaald door het aantal roodbonte kalveren. Een stier is zui ver of onzuiver, doch verschillende graden van on zuiverheid bestaan er niet. Voor de zwartbonte veefokkerij is het van groot be lang te weten, of een stier zuiver zwartbont is, d. w. z. of hij uitsluitend zwartbonte kalveren zal voort brengen. Afdoende kan men dit onderzoeken door den stier te paren met een groot aantal roodbonte koeien. Is hij zuiver, dan zullen alle kalveren zwart bont zijn. In de practijk is dit echter onuitvoerbaar. Practisch kan men het ook nagaan, door den stier ter dekking te stellen. Daar zonder twijfel alle koeien niet zuiver zwartbont zijn, zullen er, ingeval de stier niet zuiver is, allicht een of meer roodbonte kalveren ge boren zijn Zijn alle kalveren zwartbont, dan bestaat ei groote kans, dat de stier zuiver voor de kleur is. Het bezwaar van deze methode is, dat ingeval de stier blijkt niet zuiver te zijn, hij reeds veel kwaad heeft ge sticht. De schade is niet het voortbrengen van een of meer roodbonte kalveren, doch vele der zwartbonte kalveren, zelfs uit zuivere moeders, zullen onzuiver zijn en is de veestapel dus achteruitgegaan! Daarom is het beter zich zooveel mogelijk zekerheid te ver schaffen, alvorens de stier wordt gebruikt. Hoewel niet met absolute zekerheid, kan dit worden nagegaan in de stamboeken Blijkt de stier een of meer rood bonte half broers of -zusters te hebben, dan is cr maar 25 pet. kans, dat de stier zuiver is en is het niet aan te bevelen hem te gebruiken. Dit onderzoek kan men voortzetten tot de grootouders, enz. en zich op die manier groote zekerheid verschaffen over de al of niet zuiverheid van den stier. Hiervoor is echter noo dig, dat alle dieren, zoowel de goede als de minder goede en afwijkende, wonden geregistreerd, omdat deze laatste van even. groote waarde zijn bij de beoor deeling als de goede. heen heeftgevoerd waar wij de hand op u konden leg gen, toen wij begonnen te vreezen, dat het zoeken naar u een nutteloos werk zou blijken te zijn. Om vele rede nen vele dit op emstigen, bedachtzamen toon, „zou het waarschijnlijk groote verwikkelingen ten ge volge gehad hebben, zoo het ons niet gelukt ware met u in aanraking te komen. Wij begonnen beducht te worden, dat u dood was en daar Wij uit mr. Whit ney's testament wisten, dat u geen bloedverwanten be zat tenzij natuurlijk dat u getrouwd was maak ten we ons zeer ongerust. Als de wettige raadgevers van wijlen mr. Whitney mr. Barclay sprak altijd van de firma in het meervoud ofschoon Penton reeds vijftien jaren geleden bij zijn vaderen was verzameld. Het was dan ook louter een concessie aan de etiquet te, dat zijn naam nog altijd op de deurposten prijkte „en ook wegens onze jarenlange bevriendheid met hem, vonden we onze positie bijzonder verantwoorde lijk." Hij legde het vouwbeen neer en zat stil, zijn bleek gelaat droeg nog steeds de kenteekenen van innerlijk lijden. „Maar maar ik kan het niet begrijpen." Het was met een soort snik dat Wynnstanley zijn stem te rug kreeg, die hem zoo zonderling had begeven. „Ik kan het niet vatten 1 Mij geld nalaten? Waarom, als ik geen familie ben?" „Ik heb u immers zoo juist verklaard, dat er een oude verplichting jegens uw vader bij hem bestond. Ik houd het er voor, dat die bestond wegens het red den van zijn leven. Maar dat kan ik niet met zeker heid zeggen. In elk geval vond hij goed u tot zijn erfgenaam te maken. Zijn testament bevestigt dat nog uitdrukkelijk „uit erkentelijkheid wegens het geen ik zijn vader, George. Wynnstanley, verschul digd ben." „Rufus," Wynnstanley trachtte hem in de rede te vallen en de vergissing te verbeteren. Maar de oude rechtsgeleerde ging zonder op te hou den met spreken voort. Mogelijk dacht hij, dat hij de zaak niet ten einde zou kunnen brengen, als hij er niet (Wordt vervolgd.) AARSCHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 5