DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Uitbetaling vergoeding
LANDSTORM. LANDWEER Sil MILITIE.
Purper en fijn Linnen
JNo. 277
Honderd en zeventiende jaargang,
1915
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1.—, Ir. p. post f 1.25. Advertentieprijs 10 et. p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERlHs. GOSTER ZOON, Yoordam 09. Telefoonnr. 3.
DONDERDAG 2b NO TEMEER.
FEUILLETON.
De Burgemeester vau Alkmaar brengt ter
kennis van belanghebbenden, dat de uit
betaling der vergoedingen, loopende over
het tijdvak van 16 tot en met 25 Nov., zal
plaats hebben ten Stadbulze, op Vrijdag,
26 Nov. a.s., voor zooveel de LANDWEEÏl
en den LANDSTORM aangaat van 1011 uur
en voor zoover de MILITIE betrelt van
11—12 nar.
De Burgemeester voornoemd,
O. RIPPING.
Alkmaar, 24 November 1915.
BINNENLAND.
Gemengd Nieuws.
UIT DE DAGEN DER BEZUINIGING.
Men schrijft aan de Maasbode:
Geheel Nederland wil, dat zuinig wordt omge
sprongen met Ue aiaaisuunen, dat toch wordt bezui
nigt! zoovel ïitugeiijit ut üe.uitgaven voor een gemo
biliseerd leger, wam waar moeten de millioenen van-
ciaan komen, die ons leger kost-! Uit iederen hoek van
t vaderland weerklinkt het wachtwoord: Bezuinigen!
Weest toch zuinig't Kan niet anders, of iedereen, die
aan het staatsiaadje zit, wordt zuinig, ik zou haast
zeggen krenterig.
Ten bewijze liet volgende:
In een Noordbrabantsch dorp, reeds van den eer
sten dag der mobilisatie gezegend met inkwartiering,
moeten, op hoog.bevel van den kapitein, alle men
sdien, die soldaten in kwartier hebben, ledikanten,
alias „kribben", laten maken, zooveel soldaten, zoo
veel stuks
De menscheu voeren oogenblikkelijk en stipt uit dat
bevel.
Na een maand, nu een week of drie geleden, ver
trekken alle soldaten, er komen geen andere in hun
plaats cn dus.... alle „kribben" nutteloos. Een luite
nant, begaan met het lot van de menschen, die zoo'n
groote onkosten totaal nutteloos gemaakt hadden,
wist er wel raad opHij zou sommige van die „krib
ben" aankoopen voor het leger.
I Tij komt bij iemand, die 14 soldaten in kwartier
had, dus ook de eigenaar was van 14 kribben en
vraagt
Hoeveel voor die kribben?
JanEen rijksdaalder per stuk, luitenant.
Luitenant: Goed, ze zijn verkocht.
Jan: Mag ik een schriftelijk bewijs van den ver
koop en vooral van den prijs, luitenant, want anders
weten we wel bij ondervinding hoe 't later gaat, als
cr betaald moet worden.
Luitenant: Zeker. (Schrijft een bewijs).
Luitenant af. Jan, 't bewijs in vestjeszakje.
Na drie dagen.
Luitenant: Baas, ik kom de kribben betalen.
Jan: Goed luit-nant.
Luitenant telt in klinkende specie drie gulden neer
per krib.
Jan kijkt, telt, veegt het water uit zijn oogen, kijkt
tn telt nog eens.... Luit'nant, dat is te veel, ik heb die
kribben verkocht voor een rijksdaalder per stuk, en u
betaalt drie gulden.
Luitenant: U krijgt drie gulden.
Jan: Neen, luitnt, die wil ik niet.
Luitenant: 'Pak wat je krijgen kan, ik betaal .drie
gulden.
JanIk wil ze niet, ik help 't land niet bestelen.
Luitenant: U krijgt drie gulden, wij hebben een
uniformen prijs bepaald.
JanIk wil een rijksdaalder en geen drie gulden.
Luitenant: Drie gulden of niets!
Jan: Dan maar niets.
Luitenant af.
naar het Engelsch
door
LILLIAS CAMPBELL DAVIDSON.
11)
Hij was daarvan zoo overtuigd, dat, toen hij een
steile, oude trap was opgeklommen, waar boven zich
een mooie, ofschoon vuile, zoldering met basreliëf welf
de en op zijn kloppen tegen de deur, waarop dezelfde
naam prijkte als op den deurpost beneden, in nette
zwarte letters op een glasruit geschilderd, hem regel
recht door een buitenkantoor, zonder dat hij een
oogenblik behoefde te wachten, in een binnenkantoor
had gebracht, had hij het mooi ingerichte vertrek met
zijn Turksch tapijt, zijn van letters voorziene verlakte
trommels, zijn fragie verstelbare lessenaars en zijn ve
le blinkende kasten rondgekeken in het idee daar een
heei gezelschap van verwelkomende bloedverwanten
op stoelen gezeten te vinden dm hem te begroeten.
Maar er was geen gezelschap bijeen. Er was nie
mand dan een man met grijs haar en een vervallen, ge
rimpeld, bekommerd gelaat, die, toen hij binnenkwam,
van een stoel met ronden rug opstond en met uitge
stoken hand op hem toetrad.
„Het verheugt mij u te zien, mr. Wynnstanley. Het
verheugt mij zeer." De toon was hartelijk en er klonk
door een bedwongen lusteloosheid heen een groote vol
doening en verlichting uit.
Bij den eersten blik op mr. Barclay, de eenige ver
tegenwoordiger van de firma Barclay en Penton, die
'reeds jarenlang als solide en respectabele advocaten
bekend stonden, moest men dadelijk opmerken, ten
minste als men eenige opmerkingsgave bezat, dat hij
ziek was, zieker dan zij die hem omringden, meenden
Het was het voorkomen, de stem, de manier van doen
van iemand bij vvien alle krachten verminderden.
Hij schudde Wynnstanley's hand vriendelijk en har-
pragSipjocuwnoSa} m jmraopnj uo nuf jsjbj rnn 003
van den heer burgemeester van het dorp op 't raad
huis.
Verhaal van Jan aan den burgemeester over den
verkoop der kribben, het bewijs toonend, door den
luitenant geschreven, dat het zoo is.
Luitenant: Burgemeester u zult me beter begrij
pen, we hebben een uniformen prijs en betalen per
krib drie gulden.
Jan: Die mag ik niet nemen, want ik heb ze voor
een rijksdaalder verkocht
Luitenant: U krijgt drie gulden, dat komt beter
uit en dan teekent u een bewijs, dat u drie gulden ge
had hebt.
Jan. Gij zijt gek, niemand betaalt toch meer, dan
hij schuldig is, burgemeester, wat zegde gij nouw, dat
ie mij 14 rijksdaalders geeft, dan kan ie de rest hou
den, ze zijn niet meer waard.
Burgemeester: Ja, luitenant, dat begrijp ik toch
ook niet.
Luitenant: Burgemeester, dat zit 'm ja dat
jelui dat nu niet begrijpt.
Janmet z'n twee handen in zijn broekzakken, zoo
diep mogelijk) Zóó heb ik 't nog nooit gehoord.
Burgemeester: 't Is al te gek. Maar wat u doet,
Jan, neem de drie gulden per kribhij wil toch
niet minder geven.
Jan: Op uw verantwoording dan, Burgemeester.
Aarzelend strijkt hij de driemaal veertien gulden op
en zegde: zoo wordt men gedwongen om het land te
bestelen, of 't moet zijn, dat hij dit uit. zijn eigen zak
doet.
Een ware geschiedenis uit de dagen der bezuini
ging-
BEGRAFENIS J. S. MEUWSEN.
Omtrent de teraardebestelling van het stoffelijk
overschot van wijlen den heer J. S. Meuwsen, in le
ven voorzitter van den Nederl. Middenstandsbond en
van de Algem. Winkeliersvereeniging te Amsterdam,
kan nog het volgende worden medegedeeld
De lijkwagen was als 't ware bedekt met bloemen,
terwijl daarachter een volgrijtuig met een katafalk vol
kransen en bloemtakken volgde.
Toen de kist naar de groeve werd gedragen, deden
als slippendragers dienst bestuurderen van Midden
standsbond en Alg. Winkeliersvereeniging.
Nadat de heer Nieuwenhuis had gesproken als zwa
ger van den overledene, voor wien hij verklaarde veel
bewondering en hoogachting te hebben gevoeld, en
een vriend eveneens van gevoelens van rouw had ge
tuigd daarbij o. a. releveerend Meuwsen's kloek en
scherp verstand trad prof. Anema naar voren, die
oen overledene namens Staats- en Enqucte-commissie
voor den Middenstand herdacht. Hij memoreerde hoe
Meuwsen orde had geschapen in den chaos waarvoor
de commissie in het begin stond, hoe hij de Regeering
wist te interesseeren voor de belangen van den Mid
denstand. Ook persoonlijk herdacht hij Meuwsen ais
trouw vriend.
Vervolgens sprak de heer Begemann die namens mr.
Everwijn, chef van de afdeeling handel van het minis
terie l.h. en n. eenige woorden Van groote waardeering
aas den overledene wijddle.
Vervolgens sprak de heer Koppel, tijdelijk
voorzitter van Ned. Middenstandsbond, die
Meuwsen dankte voor al wat hij gedu
rende zijn leven had gedaan voor dten midden
stand, die hij geheel uit naar tijdelijke verdooving had
wakker geschud. Meuwsen scheen een voorgevoel
van zijn naderenden dood hebben gehad, waar hij op
het congres in Dordrecht reeds zei de dat dit waar
schijnlijk wel het laatste was dat hij zou presideeren.
Als vertegenwoordiger van het Internationaal In
stituut ter bcstudeering van het Middenstandsvraag-
stuk sprak de heer mr! Aalberse eenige woorden van
warme hulde aan den ontslapene, en herdacht hem
ook als vriend.
De laatste spreker was de heer Muller, namens de
Algemeene Winkeliersvereeniging te Amsterdam.
Waar de pers den nu overledene eenparig grooten
lof toezwaaide, daar wilde spreker niet in herhaling
treden.
lelijk, beduidd'e hem op een stoel aan den anderen
kant der tafel te gaan zitten en keerde zelf vergenoegd
naar zijn eigen plaats terug.
„Een waar genoegen is :t, ja ik kan wel zeggen, dat
het een heele opluchting is, dat wij u hebben gevon
den." De matte, lijdende stem ging met inspanning
voort: „Ik heb een groote verantwoordelijkheid op mij
voelen rusten en die verantwoordelijkheid nam toe,
toen al onze pogingen, om met u in aanraking te ko
men, volkomen mislukten. Ik was bang, dat het onmo
gelijk zou blijken u op te sporen en in dat geval zou
de veran twoordelijkei d werkelijk heel zwaar zijn ge
weest. Zoo ver weg een land als Canada is zoo
ver weg. Ik heb er zelfs over gedacht er iemand heen
te zenden om persoonlijk inlichtingen in te winnen. U
heeft, naar ik meen aan onzen mr. Markham verteld,
dat uw vadfer iet meer in leven.is, niet waar?"
„Neen. Hij is omstreeks acht jaar geleden gestor
ven."
„Ik veronderstel, dat mijn cliënt hier dat heeft gewe
ten, tenminste dat zou men opmaken uit de termen van
het testament, 'k Denk dat hij verwacht heeft, dat uw
vader in elk geval eerder zou sterven dan hij."
„Is het is 't iemand van mijn vader's familie, die
getracht heeft mij uit te vinden
Wynnstanley was zich niet bewust, vóór hij beproef
de te spreken, dat zijn hart veel sneller klopte dan ge
woonlijk. Hij lei zijn hand op de tafel voor hem en
sloot dlie om zijn vingers voor zenuwachtig beven te
behoeden, waartoe zij tot zijn verrassing geneigdheid
schenen te hebben.
„Neen, ik wist niet of uw vader bloedverwanten had.
Ik heb begrepen dat onze Markham den indruk van
u heeft gekregen, dat u alleen op dé wereld .was."
„Ja, dat ben ik, voor zoover ik weet. Ik ben een eeni-
gen zoon een eenig kind. Mijn vader en mijn moe
der zijn beiden dood. Maar maar ik heb nooii
iets af geweten van mijn familie van weerskanten
en ik dacht ik verbeeldde me ik hoopte dat u
mij moest vertellen dat zij mij trachtten te vinden."
„Neen, neen!" Mr. Barclay schudde zijn grijs hoofd.
„Ik geloof niet, dat dat iets met de zaak te maken
Va&rwel, zoo eindigde hij, groote Meester, en goede
en trouwe vriend 1
De oudste zoon van den overledene dankte ten
slotte namens de familie allen, die aan zijn vader de
laatste eer hadden bewezen.
KORTE BERICHTEN.
Onder Alphen a. d. Rijn trof een jongen bij het
boog- en pijl-schieten het linkeroog zijner zuster. De
geneesheer gelastte dadelijke overbrenging naar het
Ziekenhuis te Leiden. Vermoedelijk zal de getroffene
het linkeroog moeten missen.
Woensdagmiddag, bij het afvuren van een stuk
geschut op de Meent bij Bussum, bekwam een mili
cien artillerist uit Weesp ernstige Brandwonden aan
Handen en gelaaW Een hospitaal-soldaat verleende de
eerste hulp, waarna de man per rijwiel-brancard naar
het militair hospitaal te Naarden werd vervoerd.
De vereeniging „Onderlinge Vrouwenbescher
ming" te 's-Gravenhage heeft zich tot den gemeente-
ïaad gewend met verzoek, zijne aandacht te willen
schenken aan de wenschelijkheid van het maken van
eene plaatselijke verordening op het houden van'
pleegkinderen.
Gisteravond zijn te Enschedé weder 180 man in
fanterie uit Zutfen gearriveerd, zoodat in Enschedé
nu een militaire sterkte van ongeveer 600 man aanwe
zig is. Door het Kantongerecht werden gisteren ruim
150 gevallen behandeld, alle betrekking hebbende op
POLITIEHONDEN OP HET DAK.
Men meldt aan de Tel. uit 's-Gravenhage d.d. 24
November
Op bet bericht, dat er op hpt dak van het perceel
Oranjeplein 91, omstreeks middernacht een man was
gezien, werd door agenten van de politiehonden-bri
gade op het dak van genoemd perceel en op de daken
van belendende perceden een onderzoek ingesteld, dat
echter tot geen resultaat leidde.
Ondanks het late uur trok het klimmen der agen
ten over de daken, maar vooral de eigenaardige wij
ze, waarop de politiehonden daken en goten afzoch
ten, veler aandacht.
RUNDVEEEOKVEREENIGINGEN.
De Prov. Bond van Ritndveefokvereenigingen in
Noord-Holland hield gisteren in de „Witte Engel"
te Hoorn een algemeene vergadering, onder leiding
van den heer J. B. Wilken (Nieuwe Niedorp).
In zijn openingswoord heette deze in 't bijzonder
welkom den heer Wibbens (Den Haag), Hoofdinsp,
van 't N. R. S., en den heer dr. Bakker (Alkmaar),
van wien hij hoopte, dat hij spoedig in een andere
'auctie de vergaderingen zal bijwonen.
Aan de orde was het voorstel-Beemster, om tot de
Prov Reg.-commissie van de veefokkerij in Noord-
Holland het verzoek te richten, de leden-fokkers van
de vereenigingen vrijheid te verleenen, hun koeien,
die in aanmerking komen voor inschrijving in het fok-
register, al dan niet hierin te laten opnemen.
Na verschillende besprekingen werd dit voorstel
ingetrokken.
Hierna werd een voordracht gehouden door den
heer H Wibbens, hoofdinspecteur van de Vereeniging
„Het Nederl. Rundveestamboek" te 's-Gravenhage,
over het onderwerp „Nieuwe inzichten inzake de er-
fiTijkhcidswetten en de toepassing voor de Rundvee-
fokkerij".
Spr. begon met te zeggen, dat sinds verleden jaar
meerdere kalveren op grond van de administratie van
S>k vereenigingen als volbloeden bij het N. R. S wer
den ingeschreven. I iet blijkt echter nog al eens, dat
er in de door de fokvereen. verstrekte dek- en geboor-
teberichten fouten voorkomen en is het noodig, dat de
controleurs dier vereenigingen eerst deze berichten
beter nazien, alvorens ze te onderteekenen en ze naar
het N. R. S. op te zenden.
De nieuwere inzichten van overerving van eigen
schappen zijn het gevolg van proefnemingen. Elke
plant en elk dier is ontstaan uit een zeer klein begin,
de kiem, en deze kiem ontstaat weer uit samengroeiing
van twee lichaampjes, waarvan bij ons vee het eene
wordt gevormd in de baarmoeder van de koe, de z.g.
heeft. Mijn instructies ten minste blijven daar bui
ten. Neen, mr. Wynnstanley. Maar er is een andere
vraag, die ik u van mijn kant wensch te doen. Heeft
uw vader ooit tot u over een oud1 vriend van hem in
Engeland gesproken, over iemand, dien hij eens een
weldaad heeft bewezen ik meen zelfs, dat hij hem
het leven heeft gered of ten minste van grooten dienst
is geweest. Een man, genaamd Whitney?"
Wynnstanley schudde zijn hoofd.
„Ik herinner 't mij niet. Maar ik was nog zoo jong,
toen mijn vader stierf en hij was altijd zeer stilzwij
gend. Als hij 't mij heeft meegedeeld, dan ben ik het
vergeten."
„U zou meer voorbereid zijn geweest op hetgeen ik
u heb te zeggen als gij iets van die vriendschap had
afgeweten."
„Ja?" Wynnstanley's belangstelling was plotseling
verflauwd. Zijn vurige hoop was door mr. Barclay's
woorden vernietigd. Zijn vaders familie deed dus geen
onderzoek naar hem? Hij stelde niet veel belang in een
oude, afgestrven vriendschap. Een gevoel van teleur-
stlling, des te scherper omlat zijn droomen de laatste
twaalf uren zoo heerlijk waren geweest, bekroop hem
en stemde hem droevig.
„Zooals het is "Mr. Barclay boog zich in den
stoel met ronden rug naar voren en nam een lang eb
benhouten vouwbeen van de tafel voor hem. „Zooals
het is, nu gij niets afweet van die oude vriendschap,
die oude verplichting, zal het u zeker in hooge mate
verrassen te vernemen, dat wijlen mijn cliënt, mr. Ho
race Withney, u zijn geheele fortuin heeft nagelaten."
„Wat?"
Die uitroep klonk meer als een kreet dan als een
vraag Wynnstanley zat voor zich uit te staren, niet
in staat op dat oogenblik van verbazing uit te maken
of het hem schokte als een ramp of dat het blijde ver
rukking was, die hem zoo uit '1 evenwicht bracht.
„Ik zeg, dat wijlen mijn cliënt, mr. Horace Whitney,
u tot zijn eenigen erfgenaam heeft gemaakt. Ei is een
mooie bezitting in grond en een groote som gelds, die
belegd is. Ik moet u er mee gelukwenschen, mr. Wynn
stanley. Te meer, daar wat louter toeval leek, u daar-
eicel en het andere wordt geleverd door den stier, het
z.g zaaddiertje. Bij bevruchting vereenigen zaad-
diertje en eicel zich tot een lichaampje, de z.g. kiem
en vormen dus zaaddiertje en eicel de beide kiemhelf
ten; alle erfelijke eigenschappen nu worden van de
ouders op het jonge kalf overgebracht door deze bei
de kiemhelften. Als de eigenschappen van de beide
Kiemhelften dezelfde zijn, zal het jonge kalf gelijken
op zijn ouders. Anders wordt het daarentegen, als de
eigenschappen van deze kiemhelften van elkaar ver
schillen. Dit is het geval, als een roodbonte koe ge
dekt worat door een zuiver zwartbonten 6tier. De
kiemheifter van de roodbonte koe zullen de eigen
schap roodbont, die van den zwartbonten stier de ei
genschap zwartbont bezitten. De ondervinding heeft
geleerd dat bij paring van 2 zoodanige dieren de ei
genschap „zwartbont" overheerscht, en het kalf zal
zeker zwartbont zijn. Evenwel zal dit kalf, als het la
ter geslachtsrijp is geworden, ook roodbonte kiem
helften kunnen voortbrengen en is dit kalf dan z.g.
onzuiver voor de kleur zwartbont. Wordt nu zulk een
onzuiver zwartbont koekalf later gepaard met een
eveneens onzuiver zwartbonten stier, dan bestaat er
75 pet. kans, dat het daaruit geboren kalf zwartbont
en 25 pet. kans, dat het roodbont van kleur is. Wor
den dus 100 onzuiver zwartbonte koeien gepaard
door een onzuiver zwartbonten stier, dan zullen 75
kalveren zwartbont en 25 roodbont zijn. Van de 75
zwartbonten zijn er 25 zuiver zwartbont en 50 onzui
ver zwartbont. Zoo wordt het dus duidelijk, hoe uit
twee zwartbonte ouders een roodbont kalf kan gebo
ren worden. De 25 roodbonten zijn echter zuiver
roodbont, d. w z. door paring met een ander rood
bont dier zal altijd een roodbont kalf worden ter we
reld gebracht. Uit een paring van 2 roodbonte die
reu kan nooit een zwartbont kalf worden geboren;
daarentegen uit twee zwartbonte dieren wel een rood
bont kalf, doch is dit roodbonte kalf tevens het l^ewijs,
dat beide dieren, zoowel stier als koe, onzuiver zijn
voor de kleur zwartbont Of een door een onzuiver
zwartbonten stier veel of weinig roodbonte kalveren
worden voortgebracht, hangt geheel af van het aantal
zuiver resp. onzuiver zwartbonte koeien en wordt het
meer of minder zuiver zijn van den stier niet bepaald
door het aantal roodbonte kalveren. Een stier is zui
ver of onzuiver, doch verschillende graden van on
zuiverheid bestaan er niet.
Voor de zwartbonte veefokkerij is het van groot be
lang te weten, of een stier zuiver zwartbont is, d. w.
z. of hij uitsluitend zwartbonte kalveren zal voort
brengen. Afdoende kan men dit onderzoeken door
den stier te paren met een groot aantal roodbonte
koeien. Is hij zuiver, dan zullen alle kalveren zwart
bont zijn. In de practijk is dit echter onuitvoerbaar.
Practisch kan men het ook nagaan, door den stier ter
dekking te stellen. Daar zonder twijfel alle koeien niet
zuiver zwartbont zijn, zullen er, ingeval de stier niet
zuiver is, allicht een of meer roodbonte kalveren ge
boren zijn Zijn alle kalveren zwartbont, dan bestaat
ei groote kans, dat de stier zuiver voor de kleur is.
Het bezwaar van deze methode is, dat ingeval de stier
blijkt niet zuiver te zijn, hij reeds veel kwaad heeft ge
sticht. De schade is niet het voortbrengen van een of
meer roodbonte kalveren, doch vele der zwartbonte
kalveren, zelfs uit zuivere moeders, zullen onzuiver
zijn en is de veestapel dus achteruitgegaan! Daarom
is het beter zich zooveel mogelijk zekerheid te ver
schaffen, alvorens de stier wordt gebruikt. Hoewel
niet met absolute zekerheid, kan dit worden nagegaan
in de stamboeken Blijkt de stier een of meer rood
bonte half broers of -zusters te hebben, dan is cr
maar 25 pet. kans, dat de stier zuiver is en is het niet
aan te bevelen hem te gebruiken. Dit onderzoek kan
men voortzetten tot de grootouders, enz. en zich op
die manier groote zekerheid verschaffen over de al of
niet zuiverheid van den stier. Hiervoor is echter noo
dig, dat alle dieren, zoowel de goede als de minder
goede en afwijkende, wonden geregistreerd, omdat
deze laatste van even. groote waarde zijn bij de beoor
deeling als de goede.
heen heeftgevoerd waar wij de hand op u konden leg
gen, toen wij begonnen te vreezen, dat het zoeken naar u
een nutteloos werk zou blijken te zijn. Om vele rede
nen vele dit op emstigen, bedachtzamen toon,
„zou het waarschijnlijk groote verwikkelingen ten ge
volge gehad hebben, zoo het ons niet gelukt ware met
u in aanraking te komen. Wij begonnen beducht te
worden, dat u dood was en daar Wij uit mr. Whit
ney's testament wisten, dat u geen bloedverwanten be
zat tenzij natuurlijk dat u getrouwd was maak
ten we ons zeer ongerust. Als de wettige raadgevers
van wijlen mr. Whitney mr. Barclay sprak altijd
van de firma in het meervoud ofschoon Penton reeds
vijftien jaren geleden bij zijn vaderen was verzameld.
Het was dan ook louter een concessie aan de etiquet
te, dat zijn naam nog altijd op de deurposten prijkte
„en ook wegens onze jarenlange bevriendheid met
hem, vonden we onze positie bijzonder verantwoorde
lijk."
Hij legde het vouwbeen neer en zat stil, zijn bleek
gelaat droeg nog steeds de kenteekenen van innerlijk
lijden.
„Maar maar ik kan het niet begrijpen." Het
was met een soort snik dat Wynnstanley zijn stem te
rug kreeg, die hem zoo zonderling had begeven. „Ik
kan het niet vatten 1 Mij geld nalaten? Waarom, als
ik geen familie ben?"
„Ik heb u immers zoo juist verklaard, dat er een
oude verplichting jegens uw vader bij hem bestond.
Ik houd het er voor, dat die bestond wegens het red
den van zijn leven. Maar dat kan ik niet met zeker
heid zeggen. In elk geval vond hij goed u tot zijn
erfgenaam te maken. Zijn testament bevestigt dat
nog uitdrukkelijk „uit erkentelijkheid wegens het
geen ik zijn vader, George. Wynnstanley, verschul
digd ben."
„Rufus," Wynnstanley trachtte hem in de rede te
vallen en de vergissing te verbeteren.
Maar de oude rechtsgeleerde ging zonder op te hou
den met spreken voort. Mogelijk dacht hij, dat hij de
zaak niet ten einde zou kunnen brengen, als hij er niet
(Wordt vervolgd.)
AARSCHE COURANT.