DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, No. m Purper en fijn Linnen Honderd en zeventiende Jaargang. 1915 MdddhrmM wwaarfw tl.—.ft. 9. po?t f 1.E fldvgrtentisprils 10 cl p, regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. HL V. Beek" en Handelsdrukkerij Y.h, HERIRs. COSTER5ZOON, IwÉm El. TahfMr. l ZATERDAG 11 DECEMBER MILITIE. Insclarij ving. FITJILLITOIL Bij vader de Haas, De BURGEMEESTER van ALKMAAR, Gelet op art 7 van het Militiebesluit (K. B. van 3 April 1912, Staatsblad No. 145). Herinnert: alle mannelijke ingezetenen, die op 1 JANUARI 1916 hun 18e levensjaar hebben volbracht (alzoo de mannelijke geborenen van 1897) om zich in de maand JANUARI 1916 voor de Militie te doen inschrijven. De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van het Stadhuis alhier, op DINSDAG en VRIJDAG tot 20 JANUARI a.s., van des namiddags l tot 3 uur, ec verder ter Gemeente-Secretarie. Bij deze aangifte ter inschrijving bestaat tevens de gelegenheid om op te geven de reden van vrijstelling, die de in te schrijven persoon vermoedelijk zal kunnen doen gelden. Voorts worden belanghebbenden opmerkzaam ge maakt op de volgende bepalingen der Militiewet. Artikel 12. 1. Behoudens het bepaalde in art 13 wordt voor de Militie ingeschreven: lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18e levensjaar heeft volbracht, binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in bet Koninkrijk België woon plaats bedt, of wiet» vader, moader of voogd op ga aoemd tijdstip in een dier Rijken woonplaats heeft; 2o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken woonplaats heeft; 3o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op ge noemd tijdstip ingezetene van het Rijk is. 2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt ge houden: A. de minderjarige niet-Nederlander, die binnen hei Rijk woonplaats heeft: lo. indien zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of be zittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats gehad heeft; ■2o. indien hij zelf gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of be zittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet een vader of moeder heeft en deze elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft. B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft en gedurende- de vooraf gaande achttien maanden in het Rijk of !n de kolo niën of bezittingen des Rijks iü andere werelddeelen woonplaats gehad heeft. 3. Voor de toepassing van het bepaalde In het vo rig lid wordt gehouden voor minderjarig hij, die minderjarig !s in den zin der Nederlandsche wet; voor meerderjarig hij, die meerderjarig is In den zin der Nederlandsche wet. Artikel 13. Voor de Militie wordt niet ingeschreven: lo. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te be- feooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen; 2o. hij, die blijkt in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats te hebben, mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst. Artikel 14. 1. De inschrijving geschiedt: lo. van hem, bedoeld in art 12, eerste lid, onder la: a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd; b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in den zin dezer naar het Engelsch door LILLIAS CAMPBELL DAVIDSON. I8) „Ik kan dat volkomen begrijpen." De rentmeester sprak hartelijk. „Het moet nog al een schok zijn ge weest, hé? Naar mijn oordeel zou het de meesten van ons zoo gaan, al3 wij op eens Revelly in onzen zak vonden. Een mooie bezitting geen mooier in het ge- heele graafschap. Ik kan dat weten, want ik heb er Iedere 'roede van leeren kennen alsof het mijn Latijnsch a. b. c. boek was. Ik ben er dan ook zeer aan gehecht. En u zal er ongetwijfeld nog meer aan gehecht raken," ,,'k Geloof, dat ik er reeds aan gehecht ben." Wynn- stanley's knevel bewoog zich toen hij even glimlachte. Hij beviel Norton, die hem aankeek, steeds beter. „U is u zei, geloof ik De rentmeester deed hem voornamelijk denken aan iemand die huizen verhuurt en verkoopt. „Ik ben de rentmeester: 'k Heb het opzicht over het landgoed, weet u. 'k Doe het werk. Ik geloof, dat men, mijn slag in Canada niet kent, is 't wel Men kan het' daar zonder dat stellen. Ik werkte voor mr. Whitney en ik zal maar al te blij wezen als ik dat ook voor u mag doen, ten minste als u geen andere schik kingen heeft gemaakt, watu natuurlijk kan gedaan hebben." De ietwat angstige uitdrukking in de heldere oogen van den rentmeester verried, dat hij het als een groote ramp zou beschouwen wanneer hij de teugels te Revelly moest Overgeven. „O, ik hoop dat u niet aan heengaan denktWynn- stanlenley's schrik was oprecht. „Ik weet niets af van dergelijke zaken, 'k Zou niet in staat zijn de bezitting <s beheeren. Ga daarmee als 't u blieft voort en hande wet een vader, moeder of voogd heeft en deze in eeae andere gemeente binnen het Rijk woonplaats heeft; c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche ?ijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam; d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Ko ninkrijk België en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotterdam e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zijn vader, moe der of voogd niet binnen het Rijk of i-i het Koninkrijk België woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam; f. zoo hij in het Koninkrijk België en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk-of in het Duit sche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotter dam; 2a van hem, bedoeld in art 12, eerste lid, onder 2o.: a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, tn de gemeente zijner woonplaats; b. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam; c. zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk Bel gië, in de gemeente Rotterdam; 3o. A. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, on der 3o., indien hij minderjarig is: a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd; b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft of zoo zijn voogd niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij zelf woon plaats heeft; B. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3o„ indien hij meerderjarig is: in de gemeente, waar hij woonplaats heeft 2. De in het vorig lid als plaats van inschrijving aangewezen gemeente is die, waar de woonplaats ge vestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de le vensjaar volbracht. Ten aanzien van hem, wiens in schrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet ge schieden wegens woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of in'het Koninkrijk België, wordt de gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben, bepaald naar het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht. Artikel 15. 1. Hij, die volgens art. 12 moet worden ingeschre ven, is verplicht zich daartoe aan te geven bij den Burgemeester der gemeente, waar de inschrijving moet geschieden. 2. Indien hij ongesteld of afwezig is, rust de ver plichting tot het doen van de aangifte: a. indien het een minderjarige betreft, op zijn va der, moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko ninkrijk België woonplaats heeft, of indien de voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging, aan eene stichting of aan eene instelling van weldadigheid op de bestuurders; b. indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele staat, op zijn curator. 3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, is, be houdens het bepaalde in het volgend lid, steeds zelf tot het doen van de aangifte verplicht 4. Hij, die i6 opgenomen in een der in art. 16 ver melde gestichten en inrichtingen of behoort tot de in het tweede lid van genoemd artikel bedoelde personen dan wel in dienst is bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, behoeft niet ter inschrijving te worden aangegeven. 5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht. 6. .Voor hem of haar, die tot het doen van de aan gifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. Artikel 16. 1. De bestuurders van krankzinnigen-, idioten-, doofstommen- en blindengestichten, van gevangenis sen, van rijkswerkinrichtingen, van rijksopvoedings gestichten én van tuchtscholen zenden jaarlijks vóór 10 Januari eene opgave, ingericht in den door Ons te bepalen vorm, van de daarin opgenomen mannelijke personen, die alsdan voor de militie moeten worden ingeschreven, aan Onzen commissaris in de prov' binnen welke de inschrijving moet plaats hebben. 2. Ten aanzien van" de mannelijke personen, die ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking van de Regeering zijn gesteld en niet in een Rijksopvoedingsgesticht zijn opgenomen, ge schiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van Justitie. 3. De inschrijving van de in het eerste en het twee de lid bedoelde personen, zoomede van die, welke in dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, geschiedt overeenkomstig door Ons te geven voorschriften. Artikel 17. 1. Voor de militie wordt ook ingeschreven of wordt opnieuw ingeschreven lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft en wiens vader, moeder of voogd niet reeds in een dier Rijken woonplaats had 2o. ieder minderjarige mannelijk Nederlander, die niet in een der genoemde Rijken woonplaats heeft, doch wiens vader, moeder of voogd na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats bin nen een dier Rijken gevestigd heeft 3o. ieder minderjarige mannelijk Nederlander, die van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de le vensjaar volbracht, en vóór het Intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd bin nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Konink rijk België woonplaats heeft; 4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft; 5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de le vensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Konikrijk België woonplaats heeft; 6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Ja nuari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden in den zin van art. 12, tweede lid; 7o. hij, die vóór het intreden van het 21ste levens jaar opjioudt te verkeeren in een der gevallen, be doeld in art. 13, indien hij overigens, hetzij volgens art. 12, hetzij volgens het hiervoren onder lo.—6o. be paalde ingeschreven zou moeten worden. 2. Met betrekking tot het bepaalde onder lo.6o. gelden art. 12, laatste lid, en art. 13. 3. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrij ving of de inschrijving opnieuw moet geschieden, geldt art. 14, eerste lid, met dien verstande, dat de plaats van inschrijving wordt bepaald naar de ge meente of het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. 4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter in schrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de artt. 15 en 16, met dien verstande, dat de aangifte ge schiedt binnen dertig en de opgave binnen tien dagen na den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. precies zooals u altijd heeftgedaan. Ik zal dan meer dan dankbaar wezen." „Heel goed! Maar al te1 blijDus afgesproken? Ik maak hieruit op, dat u zich in Canada niet met den landbouw heeft afgegeven. *k Had' anders gedacht, dat u ons mogelijk eenige praktische idteeën uit het nieuwe land aan de hand zou kunnen doen." „Neen," een weinig verbouwereerd. „Ik ik heb mij daarmee nooit afgegeven, 'k Wooncle altijd in ste den." Wynnstanley scheen verlegen en zijn nieuwe rent meester ging niet op het onderwerp door. Norton kwam nu het kleine studeervertrek met zijn armen vol boeken en papieren binnen. Hij begroette Wynnstanley opgewekt. „Een heerlijke morgen't Zou mij niet verwonderen als het vroeg zomer werd. Ik wou u bijzonder graag spreken. Over verschillende dingen moet u uw oordeel zeggen." Hij liet de boeken en papieren met veel geraas op die schrijftafel vallen, waar zij een wanordelijken sta pel vormden. Hij nam daarvan een paar papieren en liep de kamer door naar de plaats waar Wynnstanley stond, ,,'k Zou graag willen, dat u dlit even met mij doorzag. Convenieert het u nu? Hoe eerder hoe beter. Weet u, er is eenm assa weric blijven liggen, tijdens de afwezigheid van den eigenaar. Wat ik u nu wensch te vragen is dit", en hij verviel in beschrijvingen van noodige reparaties, deed verbeteringen aan de hand behandelde wel.een half dozijn zaken, het landgoed betreffend, totdat Wynnstanley bij zijn ingespannen poging om hem te volgen, zijn hoofd voelde duizelen. „Ik was het niet beter, dat u deedt zooals het u 't best toelijkt?" begon hij. Maar Norton viel hem bij na geërgerd in de rede. „Ik? Ik ben slechts de handen. U moet het hoofd zijn, neem mij niet kwalijk dat ik dit zoo zeg. In het eerst zal u het wel droge kost vinden. Maar ik kan u zeggen, dat niets iemand zoo gaat interesseeren als land en alles wat het van u vraagt. Het verwekt voort durend belangstelling en geeft véél genot." „Ja, dat is mogelijk. Maar met zulk een enorme be zitting als deze. 't Is overstelpend." Norton trok zijn breede schouders op. „O, het landgoed is volstrekt niet zoo enorm groot. In geenen deele zoo uitgestrekt als men zou verwachten, oor- deelende naar het kasteel. Weet u, dat oude volkje hier, de Revelly's, hebben hier hun geld vele geslach ten achtereen verspild. Zij waren in vroeger dagen verbazend groote landbezitters. De kaarten van het landgoed zooals het toen was, zouden u oogen heb ben doen opzetten. Maar nu behooren slechts een paar boerderijen tot de bezitting. Daarom heeft de oude mr. Whitney die zoo onder de waarde gekregen Hij kocht haar zooals ze was met alles en alles. Sir Arthur Revelly ging bankroet of was op het punt daarvan. Hij deed het beste wat hij kon doen, toen hij naar Afrika ging om zich te laten doodschieten Er bleef niets anders over dan het werkhui s.Jammer Dood jammer! 't Is de geschiedenis van menige voor name oude familie. En nu, waarom ik u voornamelijk wil spreken, was, u voor te stellen al deze boeken in duplicaat weer in bewaring te nemen, zooals mr. Whitney deed. De kopieën van huurcontracten ook en dat alles. Ik zal ze hier laten. Op verlangen van mr. Barclay had ik ze na den dood van den laatsten eigenaar meegenomen totdat de nieuwe de bezitting zou hebben aanvaard." „Maar maar wat kan ik er mee doen?" Wynstanley zette een gezicht alsof hij daartoe niet bereid was. Hij kon er niets mee aanvangen. Norton sloeg geen acht op hem. „Ik zal ze weer in deze schrijftafel bergen, waarin mr. Whitney ze ook altijd bewaarde", zei hij. „Dat is de beste plaats er voor. De laden zijn, denk ik, al len nog leeg? Ah ja, juist! U wil ze dus misschien wel op uw gemak rangschikken, zoodat u ze gemakke lijk kan vinden. Stokes heeft, geloof ik, de sleutels. Ik heb ze hem gelaten, daar er toch niets meer in de la den was." Hij nam nu haastig afscheid, bewerend, dat hij naar den hoefsmid moest en Wynnstanley nam de roode en Artikel 102. 1Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft: lo. de in art. 15, eerste of tweede lid, bedoelde per soon of diegene der in laatstgenoemd lid bedoelde be stuurders, die niet voldoet aan eene hem bij dat ar tikel of bij art. 17, vierde lid, opgelegde verplichting; 2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in iet eerste, lid bedoelde feiten pleegt. De Burgemeester voornoemd: G. RIPPING. Alkmaar, 6 December 1915. door RUDOLF ATEI (Nadruk ver l.) Vader de Haas, de Wondt r, is op het platte land in het Westen van Zuid-. md een welhaast le gendarische figuur. Talrijk zij:; de verhalen zijner wonderen; er wordt verteld, dat hij kreupelen zou hebben doen opstaan en blinden tot het licht zou heb ben terug gebracht. Vour alle kwalen weet hij raad, en, velen die door de geneesheeren waren opgegeven, zou hij van den dood hebben gered. Er ligt in ons allen, en in de melankolieken onder ons misschien het meest eene hunkering naar het leven; wij willen niet aan het redelijk doodvonnis gelooven en als het logisch oordeel ons meldt, dat het met ons gedaan is, dan strekken wij onze handen uit naar het wonder, dan zoeken wij als kinderen naar het bovennatuurlijke, om dat wij willen voortbestaan tegen alle redelijkheid in. Het zijn dan ook niet alleen de gezette boerinnen van den grooten hoeve onder Leiidschendam met vaste medische overtuigingen gegrond op de ervaring van wat met buurvrouw of nicht is geschied, het zijn niet alleen de schuchtere boerenmeisjes, die naar dezen mensch en vriend optrekken; neen, mannen van ontwik keling en maatschappelijke positie trammen stiekem naar Noordtvijk om heil te zoeken voor kwalen, die de badplaatsen niet konden genezen. Ik heb een stevigen eerbied voor de medische weten schap en een hartgrondigen afkeer van kwakzalverij Ik ben een gehoorzame leek op medisch gebied en als de dóetoren komen en mij aanklagen van prop; ganda voor gevaarlijke zaken, dan antwoord ik hun, dat deze niet ligt in mijne bedoeling. Maar ik wil vol houden tegen iedereen,-dat Vader de Haas een merk waardige figuur is, zelfs voor wie niet aan hem ge looven, want het moet dan toch een suggestieve per soonlijkheid wezen, die zestig jaar lang de scharen aan zich gelooven doet. Wij journalisten hebben een hang naar het particuliere, naar het zwierige en kleu rige, naar wat anders dan vaal is en gewoon, en wij zoeken het niet in de wolken, maar in de levende maat schappij zelve onder het schijnbaar eentonige grauwe eenvormige d'agelijksch gebeuren. En ik beschouw het dan ook als een journalistiek in stinct, diat ik gedreven werd, dezen merkwaardiger! medemensch te leeren kennen, dje nimmer Geheim- ratfa worden zal of Excel lenz, maar die door honder den, komend uit. eene wetmatig en hygienisch-inge- riohte samenleving, als levend wonder en Wonderdoe ner wordt vereerd met een devotie die aan de middel eeuwen denken doet. De dag dien ik uitzocht, was weinig geschikt,- mij kritisch te stemmen. Het was een mistige herfstdag, die nevelen joegen over het land en onder den hemel, en in de verte gierde de hooge wind en ratelde de zee. Ik zat heel achter in een van de trams die tusschen Leiden en Noordwijk heen en weêr glijea op een spoor dlat, als het Russische, bijzondere breedheid heeft, zoo- dat ik werd voortgewiegd en voortgedeind of ik vaar de inplaats van reed. Ik zat heel achterin 'de breede bak, die alle tradities van tramwagens heeft yerlatea en er uitziet als een comfortabel' kamertje of als de roef van een schip. Het langzaam zacht zingend vobrtzoemen van den-wiegelenden wagen bracht mij- groene gebonden zware boeken op en begon ze in de open laden te rangschikken. Hij vond het prettig be zig te zijn, hij had genoeg van het nietsdoen. Toen hij een lade had gevuld, herinnerde hij zich, dat Stokes de sleutels had en schelde daarom. Hij was vlug in het leeren. Hij voelde geen geneigdheid meer de trap af te gaan en den knecht te roepen als hij dien noodig had. Stokes kwam en na gehoord te hebben wat er ver langd werd, legde hij een bos sleutels op de tafel. „Aan den achterkant is een rij geheime laadjes, sir", zei hij met nadruk. „Misschien vindt u 't wel prettig dat te weten. U drukt op dien rand daar en de achterkant komt in beweging. Maar de laadjes zijn op slot. Ik weet dat ,sir, omdat even voordat mr. Whitney stierf, hij mij opdroeg ecu massa particuliere papieren voor hem te verbranden. Hij had toen de ka mer hier naast in gebruik, hij sin daar, omdat hij te ziek was om deTrap op en af i an. Hij liet zich geen week voor zijn dood in ziekenstoel hierheen rijden en toen wees hij mij hoe ik met de laadjes moest te werk gaan en liet me er alles uitnemen en in het vuur van dezen zelfden haard verbranden, sir. Hij zat toe te kijken ofschoon hij te ziék was om de papie ren na te zien. „Verbrand ze allen, verbrand den heelen rommel", zei hij telkens. En dus heb ik ze verbrand. U zal de laadjes allemaal gereed vinden voor allen, waarvoor u ze wilt gebruiken, sir. Dit is de sleutel. De oude heer scheen te tobben over een pa pier, hij was bang, dat men dat in handen zou krijgen. Daarom heeft hij alles maar verbrand." Wynnstanley drukte weer op de veer, ontsloot eerst een lade en daarna een ander. Zij waren leeg, zooals Stokes had gezegd. Een mooie gelegenheid om er iets in te leggen, wat men wenschte te verbergen. Hij trok eerat een uit en toen een ander. Wat liepen die oude laden gemakkelijk! Toen hij de onderste weer wilde dichtschuiven, klemde die wat, naar hij dacht en scheen weerstand te bieden. Hij trok de lade nu geheel open om die er beter in te zetten. (Wordt vervolgd.) ALKMAARSEHE COURANT. di

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 5