DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
No. m
Purper en fijn Linnen
Honderd en zeventiende Jaargang.
1915
MdddhrmM wwaarfw tl.—.ft. 9. po?t f 1.E fldvgrtentisprils 10 cl p, regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. HL V. Beek" en Handelsdrukkerij Y.h, HERIRs. COSTER5ZOON, IwÉm El. TahfMr. l
ZATERDAG
11 DECEMBER
MILITIE.
Insclarij ving.
FITJILLITOIL
Bij vader de Haas,
De BURGEMEESTER van ALKMAAR,
Gelet op art 7 van het Militiebesluit (K. B. van
3 April 1912, Staatsblad No. 145).
Herinnert:
alle mannelijke ingezetenen, die op 1 JANUARI
1916 hun 18e levensjaar hebben volbracht (alzoo de
mannelijke geborenen van 1897) om zich in de maand
JANUARI 1916 voor de Militie te doen inschrijven.
De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van
het Stadhuis alhier, op DINSDAG en VRIJDAG tot
20 JANUARI a.s., van des namiddags l tot 3 uur, ec
verder ter Gemeente-Secretarie.
Bij deze aangifte ter inschrijving bestaat tevens de
gelegenheid om op te geven de reden van vrijstelling,
die de in te schrijven persoon vermoedelijk zal kunnen
doen gelden.
Voorts worden belanghebbenden opmerkzaam ge
maakt op de volgende bepalingen der Militiewet.
Artikel 12.
1. Behoudens het bepaalde in art 13 wordt voor de
Militie ingeschreven:
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die op
1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij
het 18e levensjaar heeft volbracht, binnen het Rijk, in
het Duitsche Rijk of in bet Koninkrijk België woon
plaats bedt, of wiet» vader, moader of voogd op ga
aoemd tijdstip in een dier Rijken woonplaats heeft;
2o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken
woonplaats heeft;
3o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op ge
noemd tijdstip ingezetene van het Rijk is.
2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt ge
houden:
A. de minderjarige niet-Nederlander, die binnen hei
Rijk woonplaats heeft:
lo. indien zijn vader, moeder of voogd binnen het
Rijk woonplaats heeft en gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of be
zittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats
gehad heeft;
■2o. indien hij zelf gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of be
zittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats
gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet een vader
of moeder heeft en deze elders dan binnen het Rijk
woonplaats heeft.
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen
het Rijk woonplaats heeft en gedurende- de vooraf
gaande achttien maanden in het Rijk of !n de kolo
niën of bezittingen des Rijks iü andere werelddeelen
woonplaats gehad heeft.
3. Voor de toepassing van het bepaalde In het vo
rig lid wordt gehouden
voor minderjarig hij, die minderjarig !s in den zin
der Nederlandsche wet;
voor meerderjarig hij, die meerderjarig is In den
zin der Nederlandsche wet.
Artikel 13.
Voor de Militie wordt niet ingeschreven:
lo. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te be-
feooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan
den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of
waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel
van wederkeerigheid is aangenomen;
2o. hij, die blijkt in de koloniën of bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen woonplaats te hebben,
mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst.
Artikel 14.
1. De inschrijving geschiedt:
lo. van hem, bedoeld in art 12, eerste lid, onder
la:
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd;
b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft, in de
gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in den zin dezer
naar het Engelsch
door
LILLIAS CAMPBELL DAVIDSON.
I8)
„Ik kan dat volkomen begrijpen." De rentmeester
sprak hartelijk. „Het moet nog al een schok zijn ge
weest, hé? Naar mijn oordeel zou het de meesten van
ons zoo gaan, al3 wij op eens Revelly in onzen zak
vonden. Een mooie bezitting geen mooier in het ge-
heele graafschap. Ik kan dat weten, want ik heb er
Iedere 'roede van leeren kennen alsof het mijn Latijnsch
a. b. c. boek was. Ik ben er dan ook zeer aan gehecht.
En u zal er ongetwijfeld nog meer aan gehecht raken,"
,,'k Geloof, dat ik er reeds aan gehecht ben." Wynn-
stanley's knevel bewoog zich toen hij even glimlachte.
Hij beviel Norton, die hem aankeek, steeds beter. „U
is u zei, geloof ik De rentmeester deed hem
voornamelijk denken aan iemand die huizen verhuurt
en verkoopt.
„Ik ben de rentmeester: 'k Heb het opzicht over
het landgoed, weet u. 'k Doe het werk. Ik geloof,
dat men, mijn slag in Canada niet kent, is 't wel Men
kan het' daar zonder dat stellen. Ik werkte voor mr.
Whitney en ik zal maar al te blij wezen als ik dat ook
voor u mag doen, ten minste als u geen andere schik
kingen heeft gemaakt, watu natuurlijk kan gedaan
hebben."
De ietwat angstige uitdrukking in de heldere
oogen van den rentmeester verried, dat hij het als een
groote ramp zou beschouwen wanneer hij de teugels
te Revelly moest Overgeven.
„O, ik hoop dat u niet aan heengaan denktWynn-
stanlenley's schrik was oprecht. „Ik weet niets af van
dergelijke zaken, 'k Zou niet in staat zijn de bezitting
<s beheeren. Ga daarmee als 't u blieft voort en hande
wet een vader, moeder of voogd heeft en deze in eeae
andere gemeente binnen het Rijk woonplaats heeft;
c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche
?ijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in
de gemeente Amsterdam;
d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Ko
ninkrijk België en hij niet binnen het Rijk woonplaats
heeft, in de gemeente Rotterdam
e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zijn vader, moe
der of voogd niet binnen het Rijk of i-i het Koninkrijk
België woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam;
f. zoo hij in het Koninkrijk België en zijn vader,
moeder of voogd niet binnen het Rijk-of in het Duit
sche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotter
dam;
2a van hem, bedoeld in art 12, eerste lid, onder
2o.:
a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, tn de
gemeente zijner woonplaats;
b. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk,
in de gemeente Amsterdam;
c. zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk Bel
gië, in de gemeente Rotterdam;
3o. A. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, on
der 3o., indien hij minderjarig is:
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd;
b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader, moeder
of voogd heeft of zoo zijn voogd niet binnen het Rijk
woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij zelf woon
plaats heeft;
B. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder
3o„ indien hij meerderjarig is:
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft
2. De in het vorig lid als plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar de woonplaats ge
vestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de le
vensjaar volbracht. Ten aanzien van hem, wiens in
schrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet ge
schieden wegens woonplaats onderscheidenlijk in het
Duitsche Rijk of in'het Koninkrijk België, wordt de
gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben,
bepaald naar het Rijk, waar de woonplaats gevestigd
is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar
volbracht.
Artikel 15.
1. Hij, die volgens art. 12 moet worden ingeschre
ven, is verplicht zich daartoe aan te geven bij den
Burgemeester der gemeente, waar de inschrijving moet
geschieden.
2. Indien hij ongesteld of afwezig is, rust de ver
plichting tot het doen van de aangifte:
a. indien het een minderjarige betreft, op zijn va
der, moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ninkrijk België woonplaats heeft, of indien de
voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid
bezittende vereeniging, aan eene stichting of aan eene
instelling van weldadigheid op de bestuurders;
b. indien het een meerderjarige betreft, die onder
curateele staat, op zijn curator.
3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen
vader, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder
of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, is, be
houdens het bepaalde in het volgend lid, steeds zelf
tot het doen van de aangifte verplicht
4. Hij, die i6 opgenomen in een der in art. 16 ver
melde gestichten en inrichtingen of behoort tot de in
het tweede lid van genoemd artikel bedoelde personen
dan wel in dienst is bij de zeemacht, bij het leger hier
te lande of bij de koloniale troepen, behoeft niet ter
inschrijving te worden aangegeven.
5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van
het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven
persoon het 18de levensjaar volbracht.
6. .Voor hem of haar, die tot het doen van de aan
gifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een
ander, daartoe schriftelijk gemachtigd.
Artikel 16.
1. De bestuurders van krankzinnigen-, idioten-,
doofstommen- en blindengestichten, van gevangenis
sen, van rijkswerkinrichtingen, van rijksopvoedings
gestichten én van tuchtscholen zenden jaarlijks vóór
10 Januari eene opgave, ingericht in den door Ons
te bepalen vorm, van de daarin opgenomen mannelijke
personen, die alsdan voor de militie moeten worden
ingeschreven, aan Onzen commissaris in de prov'
binnen welke de inschrijving moet plaats hebben.
2. Ten aanzien van" de mannelijke personen, die
ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter
beschikking van de Regeering zijn gesteld en niet in
een Rijksopvoedingsgesticht zijn opgenomen, ge
schiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van
Justitie.
3. De inschrijving van de in het eerste en het twee
de lid bedoelde personen, zoomede van die, welke in
dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger hier te lande
of bij de koloniale troepen, geschiedt overeenkomstig
door Ons te geven voorschriften.
Artikel 17.
1. Voor de militie wordt ook ingeschreven of wordt
opnieuw ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
gevestigd heeft en wiens vader, moeder of voogd niet
reeds in een dier Rijken woonplaats had
2o. ieder minderjarige mannelijk Nederlander, die
niet in een der genoemde Rijken woonplaats heeft,
doch wiens vader, moeder of voogd na 1 Januari van
het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats bin
nen een dier Rijken gevestigd heeft
3o. ieder minderjarige mannelijk Nederlander, die
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de le
vensjaar volbracht, en vóór het Intreden van het 21ste
levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is
geworden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd bin
nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Konink
rijk België woonplaats heeft;
4o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
gevestigd heeft;
5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de le
vensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste
levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is
geworden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Konikrijk België woonplaats heeft;
6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Ja
nuari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene
is geworden in den zin van art. 12, tweede lid;
7o. hij, die vóór het intreden van het 21ste levens
jaar opjioudt te verkeeren in een der gevallen, be
doeld in art. 13, indien hij overigens, hetzij volgens
art. 12, hetzij volgens het hiervoren onder lo.—6o. be
paalde ingeschreven zou moeten worden.
2. Met betrekking tot het bepaalde onder lo.6o.
gelden art. 12, laatste lid, en art. 13.
3. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrij
ving of de inschrijving opnieuw moet geschieden,
geldt art. 14, eerste lid, met dien verstande, dat de
plaats van inschrijving wordt bepaald naar de ge
meente of het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is
of was op den dag, waarop de in te schrijven persoon
of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der
in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen.
4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter in
schrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de artt.
15 en 16, met dien verstande, dat de aangifte ge
schiedt binnen dertig en de opgave binnen tien dagen
na den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn
vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het
eerste lid van dit artikel omschreven gevallen.
precies zooals u altijd heeftgedaan. Ik zal dan meer
dan dankbaar wezen."
„Heel goed! Maar al te1 blijDus afgesproken? Ik
maak hieruit op, dat u zich in Canada niet met den
landbouw heeft afgegeven. *k Had' anders gedacht, dat
u ons mogelijk eenige praktische idteeën uit het nieuwe
land aan de hand zou kunnen doen."
„Neen," een weinig verbouwereerd. „Ik ik heb
mij daarmee nooit afgegeven, 'k Wooncle altijd in ste
den."
Wynnstanley scheen verlegen en zijn nieuwe rent
meester ging niet op het onderwerp door.
Norton kwam nu het kleine studeervertrek met zijn
armen vol boeken en papieren binnen. Hij begroette
Wynnstanley opgewekt.
„Een heerlijke morgen't Zou mij niet verwonderen
als het vroeg zomer werd. Ik wou u bijzonder graag
spreken. Over verschillende dingen moet u uw oordeel
zeggen."
Hij liet de boeken en papieren met veel geraas op
die schrijftafel vallen, waar zij een wanordelijken sta
pel vormden. Hij nam daarvan een paar papieren en
liep de kamer door naar de plaats waar Wynnstanley
stond, ,,'k Zou graag willen, dat u dlit even met mij
doorzag. Convenieert het u nu? Hoe eerder hoe beter.
Weet u, er is eenm assa weric blijven liggen, tijdens de
afwezigheid van den eigenaar. Wat ik u nu wensch
te vragen is dit", en hij verviel in beschrijvingen van
noodige reparaties, deed verbeteringen aan de hand
behandelde wel.een half dozijn zaken, het landgoed
betreffend, totdat Wynnstanley bij zijn ingespannen
poging om hem te volgen, zijn hoofd voelde duizelen.
„Ik was het niet beter, dat u deedt zooals het u
't best toelijkt?" begon hij. Maar Norton viel hem bij
na geërgerd in de rede.
„Ik? Ik ben slechts de handen. U moet het hoofd
zijn, neem mij niet kwalijk dat ik dit zoo zeg. In het
eerst zal u het wel droge kost vinden. Maar ik kan u
zeggen, dat niets iemand zoo gaat interesseeren als
land en alles wat het van u vraagt. Het verwekt voort
durend belangstelling en geeft véél genot."
„Ja, dat is mogelijk. Maar met zulk een enorme be
zitting als deze. 't Is overstelpend."
Norton trok zijn breede schouders op. „O, het
landgoed is volstrekt niet zoo enorm groot. In geenen
deele zoo uitgestrekt als men zou verwachten, oor-
deelende naar het kasteel. Weet u, dat oude volkje
hier, de Revelly's, hebben hier hun geld vele geslach
ten achtereen verspild. Zij waren in vroeger dagen
verbazend groote landbezitters. De kaarten van het
landgoed zooals het toen was, zouden u oogen heb
ben doen opzetten. Maar nu behooren slechts een
paar boerderijen tot de bezitting. Daarom heeft de
oude mr. Whitney die zoo onder de waarde gekregen
Hij kocht haar zooals ze was met alles en alles.
Sir Arthur Revelly ging bankroet of was op het punt
daarvan. Hij deed het beste wat hij kon doen, toen
hij naar Afrika ging om zich te laten doodschieten
Er bleef niets anders over dan het werkhui s.Jammer
Dood jammer! 't Is de geschiedenis van menige voor
name oude familie. En nu, waarom ik u voornamelijk
wil spreken, was, u voor te stellen al deze boeken in
duplicaat weer in bewaring te nemen, zooals mr.
Whitney deed. De kopieën van huurcontracten ook
en dat alles. Ik zal ze hier laten. Op verlangen van
mr. Barclay had ik ze na den dood van den laatsten
eigenaar meegenomen totdat de nieuwe de bezitting
zou hebben aanvaard."
„Maar maar wat kan ik er mee doen?"
Wynstanley zette een gezicht alsof hij daartoe niet
bereid was. Hij kon er niets mee aanvangen. Norton
sloeg geen acht op hem.
„Ik zal ze weer in deze schrijftafel bergen, waarin
mr. Whitney ze ook altijd bewaarde", zei hij. „Dat
is de beste plaats er voor. De laden zijn, denk ik, al
len nog leeg? Ah ja, juist! U wil ze dus misschien
wel op uw gemak rangschikken, zoodat u ze gemakke
lijk kan vinden. Stokes heeft, geloof ik, de sleutels. Ik
heb ze hem gelaten, daar er toch niets meer in de la
den was."
Hij nam nu haastig afscheid, bewerend, dat hij naar
den hoefsmid moest en Wynnstanley nam de roode en
Artikel 102.
1Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of
geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden
wordt gestraft:
lo. de in art. 15, eerste of tweede lid, bedoelde per
soon of diegene der in laatstgenoemd lid bedoelde be
stuurders, die niet voldoet aan eene hem bij dat ar
tikel of bij art. 17, vierde lid, opgelegde verplichting;
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd
gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in
iet eerste, lid bedoelde feiten pleegt.
De Burgemeester voornoemd:
G. RIPPING.
Alkmaar, 6 December 1915.
door
RUDOLF ATEI
(Nadruk ver l.)
Vader de Haas, de Wondt r, is op het platte
land in het Westen van Zuid-. md een welhaast le
gendarische figuur. Talrijk zij:; de verhalen zijner
wonderen; er wordt verteld, dat hij kreupelen zou
hebben doen opstaan en blinden tot het licht zou heb
ben terug gebracht. Vour alle kwalen weet hij raad, en,
velen die door de geneesheeren waren opgegeven, zou
hij van den dood hebben gered. Er ligt in ons allen,
en in de melankolieken onder ons misschien het meest
eene hunkering naar het leven; wij willen niet aan
het redelijk doodvonnis gelooven en als het logisch
oordeel ons meldt, dat het met ons gedaan is, dan
strekken wij onze handen uit naar het wonder, dan
zoeken wij als kinderen naar het bovennatuurlijke, om
dat wij willen voortbestaan tegen alle redelijkheid in.
Het zijn dan ook niet alleen de gezette boerinnen van
den grooten hoeve onder Leiidschendam met vaste
medische overtuigingen gegrond op de ervaring van
wat met buurvrouw of nicht is geschied, het zijn niet
alleen de schuchtere boerenmeisjes, die naar dezen
mensch en vriend optrekken; neen, mannen van ontwik
keling en maatschappelijke positie trammen stiekem
naar Noordtvijk om heil te zoeken voor kwalen, die de
badplaatsen niet konden genezen.
Ik heb een stevigen eerbied voor de medische weten
schap en een hartgrondigen afkeer van kwakzalverij
Ik ben een gehoorzame leek op medisch gebied en
als de dóetoren komen en mij aanklagen van prop;
ganda voor gevaarlijke zaken, dan antwoord ik hun,
dat deze niet ligt in mijne bedoeling. Maar ik wil vol
houden tegen iedereen,-dat Vader de Haas een merk
waardige figuur is, zelfs voor wie niet aan hem ge
looven, want het moet dan toch een suggestieve per
soonlijkheid wezen, die zestig jaar lang de scharen
aan zich gelooven doet. Wij journalisten hebben een
hang naar het particuliere, naar het zwierige en kleu
rige, naar wat anders dan vaal is en gewoon, en wij
zoeken het niet in de wolken, maar in de levende maat
schappij zelve onder het schijnbaar eentonige grauwe
eenvormige d'agelijksch gebeuren.
En ik beschouw het dan ook als een journalistiek in
stinct, diat ik gedreven werd, dezen merkwaardiger!
medemensch te leeren kennen, dje nimmer Geheim-
ratfa worden zal of Excel lenz, maar die door honder
den, komend uit. eene wetmatig en hygienisch-inge-
riohte samenleving, als levend wonder en Wonderdoe
ner wordt vereerd met een devotie die aan de middel
eeuwen denken doet.
De dag dien ik uitzocht, was weinig geschikt,- mij
kritisch te stemmen. Het was een mistige herfstdag,
die nevelen joegen over het land en onder den hemel,
en in de verte gierde de hooge wind en ratelde de zee.
Ik zat heel achter in een van de trams die tusschen
Leiden en Noordwijk heen en weêr glijea op een spoor
dlat, als het Russische, bijzondere breedheid heeft, zoo-
dat ik werd voortgewiegd en voortgedeind of ik vaar
de inplaats van reed. Ik zat heel achterin 'de breede
bak, die alle tradities van tramwagens heeft yerlatea
en er uitziet als een comfortabel' kamertje of als de
roef van een schip. Het langzaam zacht zingend
vobrtzoemen van den-wiegelenden wagen bracht mij-
groene gebonden zware boeken op en begon ze in de
open laden te rangschikken. Hij vond het prettig be
zig te zijn, hij had genoeg van het nietsdoen. Toen hij
een lade had gevuld, herinnerde hij zich, dat Stokes
de sleutels had en schelde daarom. Hij was vlug in
het leeren. Hij voelde geen geneigdheid meer de trap
af te gaan en den knecht te roepen als hij dien noodig
had.
Stokes kwam en na gehoord te hebben wat er ver
langd werd, legde hij een bos sleutels op de tafel.
„Aan den achterkant is een rij geheime laadjes,
sir", zei hij met nadruk. „Misschien vindt u 't wel
prettig dat te weten. U drukt op dien rand daar en
de achterkant komt in beweging. Maar de laadjes
zijn op slot. Ik weet dat ,sir, omdat even voordat mr.
Whitney stierf, hij mij opdroeg ecu massa particuliere
papieren voor hem te verbranden. Hij had toen de ka
mer hier naast in gebruik, hij sin daar, omdat hij te
ziek was om deTrap op en af i an. Hij liet zich
geen week voor zijn dood in ziekenstoel hierheen
rijden en toen wees hij mij hoe ik met de laadjes
moest te werk gaan en liet me er alles uitnemen en in
het vuur van dezen zelfden haard verbranden, sir. Hij
zat toe te kijken ofschoon hij te ziék was om de papie
ren na te zien. „Verbrand ze allen, verbrand den
heelen rommel", zei hij telkens. En dus heb ik ze
verbrand. U zal de laadjes allemaal gereed vinden
voor allen, waarvoor u ze wilt gebruiken, sir. Dit is
de sleutel. De oude heer scheen te tobben over een pa
pier, hij was bang, dat men dat in handen zou krijgen.
Daarom heeft hij alles maar verbrand."
Wynnstanley drukte weer op de veer, ontsloot eerst
een lade en daarna een ander. Zij waren leeg, zooals
Stokes had gezegd. Een mooie gelegenheid om er iets
in te leggen, wat men wenschte te verbergen. Hij trok
eerat een uit en toen een ander. Wat liepen die oude
laden gemakkelijk! Toen hij de onderste weer wilde
dichtschuiven, klemde die wat, naar hij dacht en
scheen weerstand te bieden. Hij trok de lade nu geheel
open om die er beter in te zetten.
(Wordt vervolgd.)
ALKMAARSEHE COURANT.
di