Slachtoffer der loopgraven genezen door de Pink Pillen. „Het verblijf in de loopgraven, zeide ons een sol daat in het Belgische kaïnp te Harderwijk, is lang niet aangenaam, dat kunt gij gemakkelijk begrijpen, niet waar? Inderdaad, tegelijk met het gevaar waaraan men voortdurend is blootgesteld van wege het vuur van den vijand, waaraan net dikwijls, moeielijk valt te ontsnappen, bestaat er een ander waaraan wij bijna allen den tol hebben betaald, de rheumatische pijnen. Toen ik hier ben aangekomen, was ik niet alleen uit geput door de wisselvalligheden en de beproevingen die wij hadden doorgemaakt, maar bovendien machte-- loos door pijnen ten gevolge van het lange verblijf in de vochtigheid, somwijlen zelfs in het water der gan gen en loopgraven. Mijne gewrichten waren zoo pijnlijk dat ik mij nauwlijks bewegen kon en dat ik, om den weg af te leggen, genoodzaakt ben geweest, te wor den gesteund door kameraden die er minder slecht aan toe waren dan ik. Wanneer ik genoodzaakt was een plotselinge beweging te maken, moest ik het van de pijn uitschreeuwen. Gelukkig neeft men mij eenige doosjes Pink Pillen laten innemen, die eerst een uit muntende uitwerking op mijn algemeenen toestand hebben gehad en die daarna mijne pijnen hebben doen verdwijnen alsof men ze met de hand had weggeno men. Sedert ik de Pink Pillen heb gebruikt, ben ik, on danks de verveling die uit onzen moeielijken toestand voortkomt, zoo wei als ik maar zijn kan." De Belgische soldaat die zoo tot ons sprak en ons ook een schriftelijke verklaring van zijn genezing door de Pink Pillen heeft te^ handgesteld, is de heer Victor Hoquet oud 35 jaren, voor den oorlog, wonende te Chimav, provincie Henegouwen, 22, Boucherstraat. De Pink Pillen zullen u even gemakkelijk van uwe pijnen verlossen als zij het dezen armen militair heb ben gedaan. iNeeni heden drie of vier van die goede pillen, doe dat gedurende eenige dagen en gij zult uwe pijnen voelen verdwijnen, tegelijker tijd aat gij een soort van groot welbehagen zult ondervinden, dat uit een verbetering van uw algemeenen toestand voort komt. De Pink Pillen zijn een herstellend middel van de eerste soort. Zij genezen, snel en zeker, alle ziekten die uit verslapping van het bloed of verzwakking van het zenuwstelsel voortkomen, als bloedarmoede, bleek zucht, schele hoofdpijn, neurasthenie, rheümatiek, maagpijnen. De Pink Pillen zijn verkrijgbaar hf 1.75 per doos, en f 9.per zes doozen bij het Hoofddepot der Pink Pillen, Dacostakade IS, Amsterdam. Te Alkmaar bij Nierop en Slothouber, Langestraat 83. eenvoudig voor het verdeelen heeft. Het komt mij voor dat wij al aardig op weg zijn om dit gevaar werkelijkheid te zien worden. „De zaak is te belangrijk dan dat het Nederland sche Parlement en de Regeering zouden kunnen toe laten, dat de melkprijs in Nederland ook maar een „klein deel hooger zoude zijn dan de productieprijs. „De melk is een Nederlandsch product en moet aan „het Nederlandsche publiek geleverd worden tegen „den kostprijs", zegt de heer ter Laan (Rotterdam), blz. 263, Handelingen. Toegeven, Mijnheer ter Laan!, mits wij het dan ook eens zijn over dien kostprijs en vooral daarover, dat daarin is begrepen een vergoeding voor den producent, d'ie gelegenheid geeft voor een „boerwaardig" be staan. Ook het door den heer Sannes bij zijn interpellatie ingenomen standpunt is merkwaardig genoeg om na der te beschouwen. De heer Sannes ging uit van het m.i. juiste stand punt, dat, wanneer de melk aan de steden beneden den marktprijs moet worden geleverd, deze last niet uitsluitend op de zoetboeren moet worden gelegd, maar op de geheele zuivelindustrie, en wel door mid del van het heffen van een uitvoerrecht op de consen ten tot uitvoer van zuivelproducten. Met dit, op zich zelf volstrekt niet te verwerpen idee, zou men ook van landbouwzijde vrede kunnen hebben, mits maar deze maatregel ware aanbevolen als een door dé buiten- gwone omstandigheden onvermijdelijk geworden noodmaatregel. Maar de geachte interpellant ging verder en trachtte het voor te stellen als een volko men rechtvaardig, voor alle tijden passend middel. „Ik meen dat het volkomen billijk moet worden ge noemd1, wanneer men let op het rechtskarakter van het „consent. „Wat is het rechtskarakter van het consent? „Is het consent tot uitvoer een recht dat aan de ex porteurs toekomt? „Allerminst, het is niets anders dan een gunst! „Bij Kon. Besl. is de regel vastgesteld: de uitvoer van „melkproducten is verboden. En nu worden er op „dien regel uitzonderingen gemaakt, die als een gunst „zijn te beschouwen. „En wanneer ik een gunst verleen, heb ik ook het „recht aan die gunst voorwaarden te verbinden." (Blz. 240 Handelingen.) Dat sluit als een bus; maar zoo maakt men zich de zaak toch hl te gemakkelijk. Ons land- en tuinbouwbedrijf, waarin bijna de helft van het Nederlandsche volk zijn bestaan moet vinden, is groot geworden en kan alleen bestaan wan neer 80 pet., laten wij zeggen 70 pet., van wat het uit den bodem haalt, wordt uitgevoerd, omdat er op de binnenlandsche markt geen plaats voor is. Een Kon. Besl., houdende verbod tot uitvoer,, stelt deze producten ter uitsluitende beschikking van het Nederlandsche Volk. Het feit van het bestaan van een dergelijk uitvoerverbod is het afdoende bewijs van zijn rechtmatigheid. Elk consent, elke afwijking van dit verbod is een gunst, waaraan voorwaarden kun nen worden verbonden, zegt de heer Sannes. Waartegenover wij zoo vrij zijn het volgende op te merken Elk uitvoerverbod is een grove schending van de belangen van de geheele bevolking, die in land- en tuinbouwbedrijf haar bestaan vindt en. die bij langen duur het bedrijf of onderdeel daarvan onherroepelijk vermoordt. Het moeten dus wel zeer dringende rede nen Zijn, welke die maatregelen kunnen rechtvaardi gen. Maar in dit licht beschouwd, is elk consent tot uit voer niet een gunst, maar een zeer klein, gedeeltelijk herstel van een vergrijp van de levensbelangen van de pl a ttelandsbevolking. Bij deze aangehaalde bewijzen van vooruitgang van commuistische opvattingen ten onrechte van de landbouwproducten kan nog gevoegd worden de „melkoorlog", voor een zeer groot deel in het leven geroepen door het roodgetinte gemeentebestuur van Amsterdam. Nu hebben wij zeker allerminst reden om ons over dit optreden van deze zijde te verbazen, en wij moe ten hen gunnen de erg goedkoope toejuichingen van ingezetenen en kiezers voor hun ijverig strijden voor goedkoope levensmiddelen op kosten van de boe ren. De propagandische waarde van dit nummer is daarvoor te groot om deze gelegenheid ongebruikt te laten voorbijgaan. Heeft niet de heer Sannes „uit den mand van huis- „bezoek doende vrouwen vernomen, hoe in Den „Haag en Scheveningen talrijke vrouwen van christe- „lïjken huize, die anders naar de sociaal-demberaten „kijken als naar een soort duivel, haar handteekenin- „gên op het adres hebben gezet?" (Blz. 255, Hande lingen.) Maar het verschijnsel zit veel dieper en veel merk waardiger is het feit, dat talloos velen zich geheel bij die beschouwingen aansluiten, die niet van sociale of zelfs radicale neigingen kunnen worden verdacht, en die op elk ander terrein zeker de consequentiën van hun verlangen niet zouden willen aanvaarden. „Maar dë boeren moeten de melk toch leveren!" zeide een rijke dame in Den Haag mij. „Zeker, Mevr., en zij zullen die ook leveren, wan- „neer u er den prijs voor geeft die zij in andere om- „standigheden daarvoor kunnen maken." „Maar die boeren maken bezwaar om zich te onder- „werpen aan een bevel van een anderen Burgemeester „of Wethouder van een groote stad, die zonder eenig „overleg met hen, dien prijs zelf verkiest vast te stel- „len." Ik betwijfel of die dame de consequentie zou hebben aanvaard als wij die hadden toegepast op haar als niet ongelukkige bezitster van aandeelen in sommige Indische cultures. En als laatste en sterkste voorbeeld van de merk waardige rechtsopvattingen tegenover de boeren, mag .zeker eenige aandacht worden geschonken aan een uitlating van niemand minder dan den president van de Nederl. Handelmaatschappij in zijn kwaliteit van Voorzitter van de N. O. T„ een uitlating, die niets meer of minder was dan een bedreiging aan den land- en tuinbouw, dat, wanneer hij niet volijverig meewerkte aan eenige maatregelen,.... door het belem meren van den aanvoer van de allernoodzakelijkste behoeften, den landbouw de keel zou worden toege knepen. Wij zouden hierbij kunnen vragen: „Wie regeert er nu eigenlijk in ons land?" Heeft de Regeering zooveel gebrek aan machtsmid delen om tot naleving van de door haar verordende maatregelen te dwingen, dat zij hiervoor behoefte heeft aan de hulp van de naar ik meen niet officieel aan haar verbonden N. O. T.? Wat is nu van dit merkwaardig verschijnsel de re den? Ik geloof dat die in cfe eerste plaats daarin moet worden gezocht, dat de omvang en bëteekenis van ons landbouwbedrijf bij veleq, onbekend was, en dat daar door de groote uitvoer van producten, nu daaraan cioor de omstandigheden meerdere aandacht wordt geschonken, door hen n u beschouwd wordt als een door den oorlog ontstaan verschijnsel, en dat alles wat over de grenzen gaat, nu plotseling aan het Ne derlandsche volk wordt onthouden. Ze wisten het niet, dat van onze zuivelproducten en groenten in normale jaren 80 pet. over de grenzen moet, omdat op de binnenlandsche markt daarvoor geen plaats is. Uns landbouwbedrijf timmert niet aan den grooten weg, liet spreekt minder tot de verbeelding dan een inüusinecentrum ui de Rütterdamsciie haven m voile actie. uat was je wareDaar lagen de uitingen van natio naal leven en expansie; en ja, daar buiten op dat stil le, eenzame piaiteiand, in die „boeren negorijen", oaar leelden de kleine menschjes, die met hun groen ten, boter en eieren de stedelingen bedienden, maai' wat beteekende dat nu eigeniijk voor ons nationaal *even! Men leed hier mee aan die mduSiriekoorts, die in heel Europa heerschte en waaraan het thans zijn ongeluk te danken heeft. De industrie, dat was het onbegrensd terrein waar op de toekomst van het „beschaafd" Europa lag. De landbouw was goed voor nieuw ontgonnen landen met weinig bevolking. Canada en Zuid-Amerika, daar groeide genoeg, en die zullen het ons wel leveren in ruil voor onze iudustrieele producten. Maar dat daar buiten die eenvoudige werkers een bedrijf hadden opgebouwd, dat, behalve het voorzien in de binnenlandsche behoeften, nog voor 1100 rnil- iioen aan bodemproducten over de grenzen zond, en, eenmaal onder die omstandigheden gegroeid, thans ook van die export afhankelijk is, dat wisten ze niet, en dit is eigenlijk de eenige verontschuldiging voor al dat onbekookte geschreeuw, al die onzinnige ei- schen, die een minister op hun bevel onmiddellijk heeft te vervullen op straffe van voor „boeren-mims- ter" te worden gsecholden. Eischen, die elk op zich zelf voldoende zouden zijn, wanneer er aan werd- toe gegeven, om het geheele economische leven der be volking te desorganiseeren. Zou het dan beter zijn ge weest, wanneer de plattelandsbevolking gebukt had gegaan onder dezelfde treurige gevolgen van den oorlog als onze havensteden? Zeg ik misschien te veel, wanneer ik beweer, dat de wijze waarop tegen den landbouw wordt geageerd, een gevolg is van on bekendheid met het bedrijf, van socialistische propa ganda, en het spijt mij het er te moeten bijvoegen, ook van wangunst? Maar, zal men allicht vragen, had men dan die ex port van levensmiddelen ongestoord moeten laten doorgaan op gevaar af van in ons land daaraan ge brek te krijgen? Het antwoord op die vraag, al zal dat beslist ont kennend zijn, is niet in twee woorden te geven. Toen in de eerste dagen van de mobilisatie het ge heele verkeer plotseling stilstond, stond onze geheele landbouwbevolking, in haar bestaan volkomen af hankelijk van een regelmatige export, naar haar ge dachten voor een totalen, financieelen ondergang. Te grooter was daarom de blijde verrassing, toen na enkele dagen het maatschappelijk raderwerk weer in beweging kwam, een beweging, die zich, wat de landbouwbelangen betrof, zoo snel ontwikkelde, dat de donkere vooruitzichten van enkele weken tevoren, plotseling veranderden in een lachend verschiet. De vrees voor financieelen 'ondergang maakte plaats voor het blijde vooruitzicht op voordeelige tijden. Al heel spoedig deden zich daar buiten, en dagbla den en elders, stemmen hooren, die bezwaar maakten tegen het ongestoord laten doorgaan van den uitvoer van landbouwproducten, gevolgd door Regeerings- maatregelen, die geweldig ingrepen in de vrije be schikking van de boeren over hun eigen arbeidspro ducten, maatregelen, die vooral in den eersten tijd spontaan, zonder dat daarbij van eenig systeem iets viel te ontdekken, aan onoordeelkundigheid en wille keur niets te wenschen overlieten. Was het wonder dat in den eersten tijd van de zijde der landbouwers niet zonder eenigen wrevel werd kennis genomen van deze beweging, die lijnrecht inging tegen het hun nog nooit betwiste vrije beschikkingsrecht over het geen zij hun eigendom noemden en die hun opwek kende uitzichten op winsten verduisterde? Ik zal de boeren niet grooter voorstellen dan ze in werkelijk heid zijn. Gewone menschen, bedeeld met gewone, menschelijke eigenschappen, behept met gewone, menscheljjke zwakheden. Opgegroeid in de gedachte, dat een zoo groot mo gelijke export zoowel hun eigen belang als het alge meen belang diende, omdat die export beteekende wel vaart voor allen, en in het vaste geloof dat de vrije be schikking over hun arbeidsproduct hun nooit zou worden betwist, zagen ze plotseling tot hun groote verwondering, dat die export tot een nationaal ge vaar werd verklaard, en zagen zij zich door het open baar gezag hun goederen afnemen zonder dat daarbij rekening werd gehouden met de waarde die zij voor hen vertegenwoordigde. la liet te verwonderen dat die bevolking zicli niet terstond had vertrouwd gemaakt met de gedachte dat aan het algemeen belang eenige offers moesten wor den gebracht, dat afstand moest worden gedaan van winst, die door haar nog moest worden behaald en dat het vooral voor onze kleine tuinbouwers een pijn lijke teleurstelling was, de illusie te moeten laten va ren dat ze nu eens dpor een goed jaar, de schade van twee voorafgaande slechte jaren zouden kunnen dek ken? „Is het dan zoo erg", vroeg een oude, kromgewerk- te man mij, „dat ik nu eens een dubbeltje voor een „kooi krijg? Toen ik in het vorig jaar er anderhalve „cmt voor kon krijgen, heb ik ze maar laten staan, „want ik kon de kosten van snijen en naai' de markt „brengen er niet van betalen enik ben mijn land- „huur van het vorig jaar nog schuldig." Zouden er onder de stadsbewoners, die nu zoo luid schreeuwen dat hun alles door de boeren moet wor den geleverd voor civiele prijzen, niet velen zijn die dat dubbeltje beter konden missen dan de man, die het voor zijn kool niet mocht ontvangen? Acht men het nu zoo vreemd, dat er voor de land bouwbevolking eenige tijd noodig was om te leeren zich te schikken in dien voor haar vreemden toestand, die zoozeer botste tegen haar individueele vrijheids zin en met haar eigen belangen? Maar de leertijd zou korter zijn geweest, wanneer zij. die het haar hadden moeten leeren, wat tactvoller waren opgetreden, wanneer zij de genomen maatrege len hadden aangekondigd als een door de buitenge wone omstandigheden onvermijdelijk geworden nood zakelijkheid, en niet als een welverdiende straf aan de boeren, omdat zij deden, wat zij altijd gedaan hadden, cn meenden dat hun onbetwistbaar recht was. Had, om een voorbeeld te noemen, Minister Treub dit in het oog gehouden, dan zou hij een beteren weg hebben gekozen om de Groninger boeren tot zijn mede werkers te maken, dan toen hij ze verbitterde door zijn eigen fouten te willen bedekken met breed-uitgespon- nen verhalen over het onbruikbaar maken van granen door petroleum en glas. Gevallen, die bij een ern stig onderzoek, tot een zeer onbeduidend geval kun nen worden teruggebracht, maar die langen tijd uit stekend dienst hebben gedaan in „Het Volk" en ande re organen, als thema voor het Farizeërsgebed„Heer, ik dank U dat ik niet ben gelijk een dezer. Zoo wordt de landbouwbevolking „stormrijp" ge maakt om blootgesteld te worden aan de onbeschoft heden van „De Haagsche Post" waar-tegenwoordig is geprotesteerd. Slechte Vaderlanders! Waarschijnlijk zit er onder die eenvoudige plattelandsbevolking meer nationali teitsgevoel en zeker meer gehechtheid aan huis en hof dan in het milieu, waar deze beleeding is uitge broeid Het is zeker niet aan zulke leermeesters te dan ken, dat onder de landbouwers de overtuiging alge meen is doorgedrongen, dat van een onbelemmeraen uitvoer van onze landbouwproducten geen sprake mag zijn in het belang van het geheele volk, en ook, dat aan de Nederlandsche burgers niet in rekening mogen worden gebracht de prijzen, die het buitenland er voor wil betalen, zonder daardoor al te hoog in reke ning te brengen het feit, dat op deze wijze op hen de last wordt gelegd die de geheele gemeenschap behoort te dragen, getuige de broodvoorziening. Maar ik ga nog verder, en durf verklaren, dat zeer- vele weidenkenden onder de landbouwers, met volko men instemming zouden medewerken, ook al waren de prijzen voor de binnenlandsche consumenten nog la ger gesteld dan de Regeering heeft gemeend te moeten doefa. Toch zullen zij wijs doen aan de volledige in stemming en medewerking aan de uitvoering der hier voor noodige maatregelen eenige voorwaarden te ver binden. De eerste is deze: dat al deze regeeringsbemoeiïn- gen moeten worden beschouwd als noodmaatregelen in dezen oorlogstijd, bestemd om bij het wederkeeren van normale verhoudingen onmiddellijk te worden op geheven. De tweede voorwaarde, en die kan toch zeker niet onredelijk worden genoemd, is deze: dat de offers die hierbij van den landbouw worden gevraagd, dan ook werkelijk geheel ten goede komen aan de consumenten. Of wij in dezen het ideaal reeds hebben bereikt, mag sterk betwijfeld worden. Integendeel, ik geloof dat het niet te sterk is uitge drukt te verklaren, dat, wanneer alles wat reeds van de boeren is afgenomen, d.w.z. alles wat zij minder hebben ontvangen dan wanneer zij hun producten op de vrije markt hadden mogen plaatsen, wanneer dat alles aan het beoogde doel was ten goede gekomen, al le ingezetenen veel goedkooper kaas, boter, melk en vleesch hadden kunnen krijgen dan zij er vóór den oorlog voor betaalden. Uit den rijken voorraad neem ik slechts enkele voor beelden. Hoelang is nu reeds van de kaas 40 pCt. gereser veerd, een hoeveelheid, die de boeren moeten afstaan voor een prijs, soms 50 pCt. beneden den prijs, dien zij voor de overige 60 pCt. ontvingen. Wie zal nu het bedrag eens uitrekenen dat hiermee gemoeid was en dat dus door de boeren is gederfd? 40 pCt. van de producten, terwijl in normale tijden 15 pCt. voor de binnenlandsdie consumptie ruim schoots genoeg is. En wat hebben die binnenlandsche consumenten daarvoor gekregen? Regeeringskaas!, als ze ten min ste te krijgen was, wat lang niet altijd het geval is. En wat voor kaas! In vele gevallen bocht, het allerslecht ste wat te vinden was, en waarbij men zich afvraagt: hoe hebben ze ze kunnen vinden. Maar waai' is toch die kaas, waar de pakhuizen, tot barstens toe vol moeten zijn met kaas, beschikbaar voor het Nederlandsche volk en voor een matigen prijs? Laten wij eens bedenken dat in de eerste 10 maanden van dit jaar 80 millioen K.G. is uitgevoerd! Die kaas is niet bij de boeren die ze geleverd en be- .taald hebben. Het zou de moeite waard' zijn eens te weten hoeveel regeeringskaas is verbruikt en hoeveel er nu nog be schikbaar is in ons land. Niet op papier, maar in werkelijkheid. Als wij dat eens wisten, zou eens blij ken, hoe jammerlijk de verhouding is tusschen het middel en het effect dat er mee is bereikt. Hoe veel de boeren hebben betaald, hoe weinig hebben de consu menten er van geprofiteerd Een ander voorbeeld; de „varkenspolitiek". Eer stens hebben wij hier de slagers, wier buitengewone virtuositeit om door de maximumprijzen heen te la- veeren, ieder heeft kunnen bewonderen, die met dit uitgeslapen ras te doen heeft en die bij al hun ijve rig zoeken. de juiste grens tusschen de „vette" en „ma gere' lappen nooit kunnende vinden, voor alle zeker heid dfe 5 ets. maar in bewaring namen die zij voor de laatste soort meer mochten vragen. Maar dat zijn nog de ergsten niet, en zij kwamen on getwijfeld veel te kort bij de exporteurs, die de ruime winsten opstaken die zij als de gelukkige en uitslui tende bezitters van uitvoerconsenten konden maken, maar die, samen een kongsi vormende, de geheele mankt in hun macht hadden, en deze lieten rijzen of dalen, al naarmate het in hun kraam te pas kwam. Ik hoop, dat nog eens pogingen zullen worden ge daan om bij benadering te weten te komen hoe groot het percentage is van de geheele winst van de varkens- mesterij, dat in de zakken van de exporteurs is terecht gekomen. In afwachting van het resultaat van dat on derzoek, blijf ik er nog gerust op dat zij van honger niet zouden zijn omgekomen wanneer op hun kosten al het in ons land verbruikte varkensvleesch voor eenige centen het pond minder was verkocht. Ik zou zoo kunnen doorgaan, maar ik zou slechts kunnen herhalen wat iedereen wel weet, dat n.l. de consumenten op verre na niet hebben geprofiteerd in verhouding tot wat de boeren hebben moeten afstaan. Afstaan door maatregelen, waarbij geen systeem was te ontdekken en waar'onder de leuze: „baat het niet, het schaadt niet", de belangen van dë boeren voor niets werden geteld. En werpi men mij tegen, dat dergelijke maatrege len uiterst moeilijk zijn te nemen, zóó dat alle mis bruik wordt voorkomen, dan geef ik dat onvoorwaarde lijk toe, maai' voeg er dan ook bijScheldt dan niet op de boeren, die ruimschoots hebben beschikbaar gesteld wat noodig was om de levensmiddelen voor behoorlij ke prijzen verkrijgbaar te stellen, maar op de gebrek kige regeling, die niet' heeft kunnen voorkomen, dat een onevenredig groot gedëelte tusschen den wal en het schip verloren gaat. Wordt dit wat meer in het oog gehouden, dan zal men gemakkelijker de verklaring vinden dat van de zijde van den landbouw geen hooggestemde lofliede ren worden gezongen op ae socialistische proefnemin gen, waarbij hij als experiment moet dienen en hij zich het recht van critiek voorbehoudt als met zijn belangen niet wordt gerekend. Assendelft, December 1915. K. Czn. DE BOER. INGEZONDEN STUKKEN. Geachte Redactie. Gaarne voor onderstaande een plaats in uwe Cou rant Jbij voorbaat onzen dank. De Nederl. Chr. Geheel-Onthouders-Bond afd. Alkmaar houdt elke veertien dagen, 's Zondags avonds, van 89"/4 uur, in het gebouw „Waakt en Bidt", (bovenzaal), Laat 217, een propaganda-avond. Deze avonden worden vrijgoed bezocht; evenwel kon het beter. Goede resultaten hebben reeds deze samen komsten gebracht; er wordt gezongen, bijbel gelezen, liet gelezene kort besproken, voorgedragen, samen spraken gehouden, muziek gemaakt en als er geld in kas is, worden de bezoekers getracteerd op een kopje chocolade. De toegang is geheel kosteloos. Oudera kunnen hun kinderen meebrengen. A.s. Zondag is er weer zoo'n avond. Dat de zaal vol worde! Alkmaar, 17 December 1915. Voor de afd., C. J. TJADEN, Voorzitter. W. MOLENAAR, Secretaris. Alkmaar, 17 December 1915. Mijnheer de Redacteur. Beleefd verzoeken wij U om een kleine ruimte af te staan voor onderstaande regelen, bij voorbaat onzen vriendelijken dank. Het Bestuur der afd. Alkmaar van den Algemeenen Nederlandschen Geheelonthou- dersbond. De afd. Alkmaar van den A. N. G. O. B. houdt a.s. Zondagavond, m de bovenzaal der firma Peperkamp, Breedstraat, hare eerste seizoen-propaganda- en feest avond, wegens het 5-jarig bestaan der afdeeling. Op gevoerd zal worden een tooneelstuk: „'n Misstap", van J. Haarsma, in 3 tafreelen. Zeer zeker is het de moeite waard, deze vertolking der werkelijkheid onder de aandacht van het publiek te brengen, opdat inen zal inzien, dat de drank oor zaak is van veel ellende en de gevolgen daarvan. Met beleefden dank voor de plaatsing, teeken ik, C. KOMMER, Voorzitter afd. Alkmaar A. N. G. O. B. M. de R. Voor de derde maal is het nu reeds dat' we in de Alkmaarsche Courant moeten lezen, dat het Bestuur van de A. B. S. blijkbaar weinig zorgvuldig met de imanciën omspringt of heeft omgesprongen, eu daar van de zijde des .Bestuurs zelf blijkbaar geen verweer in het openbaar te wachten is, achten wij het onzen plicht het onderstaande onder de aandacht van Alk- maar's Burgerij te moeten brengen. De Alkmaarsche' A. B. S. werd en wordt zuinig be heerd, ja we zouden zeggen t e zuinig beheerd. Steeds wordt den leeraren voorgehouden spaarzaam om te gaan met materialen, steeds worden de leermiddelen, werktuigen en gereedschappen, zelfs machines, zoo veel mogelijk door de school zelf vervaardigd, steeds werden en worden onderhoudswerken der gebouwen zooveel mogelijk' doof leerlingen onder leiding der leeraren uitgevoerd, schoolbibliotheek is nagenoeg niet aanwezig, het personeel wordt lager bezoldigd dan aan soortgelijke A. B. S., ja, veel lager dan de onderwijzers te Alkmaar, weduwen- en weezenpensi- oen bestaat niet, maar ja, een goed schoolgebouw is er nu en dat werd tijd. De toestand van het oude ge bouw met zijn filialen was onhoudbaar en bij het op richten van dit nieuwe gebouw is werkelijk' geen bui tensporigheid begaan. Dat het gebleken is meer te kosten als geraamd werd, dat de exploitatie duurder bleek te zijn als ver moed werd, zeker, maar gebeurt dat niet meer met dergelijke gebouwen en is het Bestuur er een verwijt van te maken dat ze de zaak, die het aanpakte, flink aanpakte? O. i. dient een woord van lof aan een Be stuur dat geheel onbaatzuchtig gedurende zoovele ja ren het vakonderwijs in Alkmaar heeft geleid en be vorderd, trots steeds voortdurende armoede. En als er dan fouten zijn gemaakt, wat wonder dan toch, dat noch bij de Gemeente Alkmaar, nóch bij Ged. Staten, nóch bij den Minister die fouten werden opgemerkt, toen de begrooting inkwam bij aanvrage om subsidie- verhooging, terwijl een anonymus onder de Staten leden bij de commissioriale behandeling zonder be wijs later maar zegt, dat niet de noodige zuinigheid wordt betracht. En nu zal natuurlijk ieder het nazeggen, dat het Bestuur te royaal is geweest, en als het aanklopt (en zeer terecht) bij de besturen der buitengemeenten, dan zegt men het dat lid der Prov. Staten ook na. Maar de fout zit dieper, die is niet gemaakt in 1912, maar vele jaren terug, toen het Alk. Vakonderw. werd afhankelijk gelaten van part. initiatief. Het vak onderwijs, het ondërwijs van den werkman, was en is nog steeds, (en niet alleen in Alkmaar,) een stiefkind, dat behoorlijk op rantsoen wordt gesteld, dat altijd bedelt, ten einde niet te verhongeren, en dat nooit een spaarduitje overhoudt om buitengewone onkosten te bestrijdën. Wanneer een Gemeentebestuur een groote school wil bouwen, een modelschool, en ze kost wat duurder, wel nu dan is er een kas, en wordt een crediet aange vraagd en het geld is er; wanneer het Gemeentebe stuur overtuigd is van de billijkheid zijn ambtenaren naar behooren te salarieeren, dan besluit men er toe de gelden zijn er of worden verkregen. Het vakonderwijs moet alles vinden door subsidiën, moet voor elke verbetering, voor elke uitbreiding op nieuw subsidie vragen an- verschillende lichamen, heeft nooit eigen middelen want de contributie van leden is zeer gering) en wanneer men dan een aanleiding zoekt om subsidie te weigeren dan zegt men dat is dlan de stok om dien hond te slaan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1915 | | pagina 6