DAOBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 13
Honderd en achttiende jaargang.
1916
Abonnementsprijs per 3 maanden ft.,fr. p. post f 1.25. Advertentieprijs 10 ot. p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERlllIs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnr. 3.
MAANHAH
17 JANUARI
f
ALKMAAR, 17 Januari.
Waaneer men de berichten leest van onze provin
ciale westkust over de ramp, die welvarende plaatsen
plotseling heeft veranderd in waterplassen, die het le
ven van mensch en dier heeft genomen of bedreigd,
die zooveel moreel en materieel leed heeft geslagen,
dan is men onwillekeurig geneigd zich af te vragen:
is die ramp inderdaad noodig geweest?
Waarschuwende stemmen, die luide hebben gespro
ken voor doovemans ooren, fluisteren thans zacht het
antwoord.
Hoe dat antwoord luidt
Sla op het bekende werk over de waterkeering in
Noord-Holland van wijlen jhr. mr. J. W. M. Schorer,
oud-Commissaris der Koningin in deze provincie, en
ge weet het.
In de toekomst, aldus deze schrijver in 1894, zal de
strijd tegen de zee steeds zwaarder worden. Er is geen
reden tot te groote gerustheid, ook niet nu er reeds 75
jaar verloopen zijn sedert eenige groote ramp Noord
holland trof. Plotselinge rampen, op plaatsen ook,
waar men die niet verwachtte, oordeelt hij in de toe
komst evenmin als vroeger uitgesloten.
Hij trekt in twijfel of wel steeds door de waterstaat
kundigen en polderbesturen in het oog is gehouden,
dat het hun taak is, om het werk zoo te doen, dat bij
zulke rampen de gevolgen binnen den engst mogelij
ken kring beperkt wordt.
Het aanbrengen van achterliggende slapers of dij
ken oordeelt hij noodzakelijk.
i In Noord-Holland heeft men deze zeer weinig,
waardoor een doorbraak meer te duchten valt, dan in
de streken van de zeepolders, waar iedere polder zijn
zeekeering heeft
Waar onze kust aan de Noordzee voortdurend ach
teruitgaat, dient er voortdurend meer inspanning te
worden aangewend om het water van de Zuiderzee
buiten het land te houden, schrijft hij. En bij het tot
stand brengen eener 2de waterkeering, waar die mo
gelijk is, moet men niet wachten tot een ramp, zooals
dié vaak vroeger de Provincie getroffen heeft, waar
door die opnieuw de welvaart vaü duizenden vernie
tigde, maar de hand tijdig aan het werk slaan, om te
voorkomen, dat de gevolgen va een ongeval, die tot
kleine uitgebreidheid hadden kunnen worden beperkt,
zich over het grootste gedeelte van de Provincie op de
meest droeve wijze doen gevoelen.
Deze sombere voorspelling is thans en geheel
in vervulling gegaan. Zij ging indertijd gepaard met
een warme aanbeveling van de plannen tot droogma
king van de Zuiderzee.
Zal men thans nu het kalf, d. w. z. in dit geval
menschen, dieren, schatten verdronken zijn, de put
dempen.
Met het verslonden kapitaal, met de kapitale der
ving van welvaart, die deze ramp tengevolge heeft,
had men wellicht den veelbesproken en geteekenden
dijk van Wieringen naar Praam kunnen leggen
Binnenkort zal minister.Lely wien het wel heel
zonderling te moede moet ziin geweest, toen gisteren
de ellende door hem in oogenschouw werd genomen,
die waarschijnlijk was voorkomen indien het Neder-
landsche volk hem maar meer gesteund had zijn
wetsontwerp tot oplossing van het Zuiderzeevraag-
stuk bij de volksvertegenwoordiging indienen.
Zal er dan nu eindelijk eens aangepakt worden?
In 1909 zeide onze afgevaardigde naar de Tweede
Kamer, jhr. mr. P. van Foreest deskundige bij uit
stek dat hij zoo gaarne in de Kamer zou willen te-
rugkeeren ten einde mede te werken aan de totstand»
koming van de plannen.
Vergissen wij ons niet, dan zal hij bij de bespre
kingen, die ongetwijfeld spoedig in het parlement
over de ramp zullen plaats hebben, gelegenheid heb
ben om zich als man, wiens woord in dezen gezag
heeft, te laten gelden, dè noodzakelijkheid en de urgen
tie van het wetsontwerp te bepleiten.
Wij vertrouwen, dat hij die gelegenheid zal aanvat
ten en Aikmaar's afgevaardigde de woorden al spre
ken, die naar het hart van een groot deel der natie ge
sproken zullen zijnl
Hier volgt een lange reeks van beschrijvingen en
berichten uit de geteisterde streken, die we deels ont
vingen van eigen correspondenten, deels aan andere
bladen ontleenden.
De Anna Pantownapolder.
Wat Zaterdag werd gevreesd' is geschied. De Wes
terpolder van' den Anna Paulownapolder is Zaterdag
nacht om half drie ook ondergeloopen.
Het water steeg toen 15 c.M. waardoor het tegen de
van slib gemaakte waterkeering op den weg van de
Kleine Sluis naar de Ewijcksluis aanspoelde, die na
tuurlijk omdat er geen zakken zand voor waren
aangebracht, moest afkavelen waardoor het water over
•dezen weg den polder instroomde.
Thans staat van de 5218 H. A. grooten Anna Pau
lownapolder slechts 1000 H. A. gelegen achter de
spoordijk, waarin de bewoners de duikers in allerijl
dicht gemaakt hadden, droog. Voor de militairen
die met drie ploegen van 1500 man elkander om de 8
uur aflosten is deze onderlooping natuurlijk een groo
te teleurstelling.
Deskundigen beweren evenwel dat dit op de wijze
waarmede door hen gewerkt werd niet te voorkomen
was. In hoeverre dit zeker.is, blijve hier onbesproken.
Waar de bewoners zich zooveel dagen te voren vooi
dii gevaar geplaatst zagen, spreekt het vanzelf, dat
uit den Westerpolder al het vee vroegtijdig in veilig
heid is gebracht.
Voor de bewoners van dit pold'erdeel is de ramp
evenwel zooveel meer te betreuren, omdat dit deel van
den polder, zooals wij Zaterdag reeds schreven, vijf
maal meer bevolkt is eu voor een groot deel uit kleiue
lieden bestaat, die zich thans geheel geruïneerd zien.
Zaterdag aangewende pogingen om 't met zand
schuiten die men liet zinken het gat in den zeedijk te
stoppen faalden geheel. Door de onderlooping van
den Westerpolder naderde het water ook den West-
Frieschen zeedijk.
Hierdoor zagen de autoriteiten zich verplicht om het
treinenverkeer van Schagen naar den Helder stop te
zetten. De honderden die Zondag per trein van half
elf dan ook een kijkje dachten te nemen, waren ge
noodzaakt om Schagen uit te stappen. Te voet, per
fiets en per rijtuig zetten verscheidenen evenwel hun
tocht toch voort.
De West-Friesche zeedijk is evenwel ongeveer 2 M.
hooger dan de spoordijk die deze dijk kruist en de au
toriteiten oordeelden het noodig om dezen spoor
dijk daar tot de hoogte van den West-Frieschen
op te hoogen, ten einde daardoor de Zijpe voor ge
vaar te behoeden.
Om één uur tiet men nog een trein van den Helder
passeeren, doch daarna geraakte den Helder geïso
leerd.
De geheele polder staat dan thans blank en op ver
schillende -daken zitten de kippen en de katten angstig
kakelend en miauwend vriendschappelijk naast elkan
der.
In dén Oosterpolder waar veel vee in de stallen ach
terbleef voerdte men Zaterdagmiddag nog het vee in
een 6tal waar 35 koeien tot aan dén buik in het water
stonden. Zondagmiddag waren van deze 35 beesten
nog slechts 5 in leven.
Het gelukte zelfs Zondagmiddag nog vee uit de stal
len aan te voeren, de meeste van deze exemplaren ga
ven evenwel bij aankomst den geest
Twee kinderen van den arbeider Bakker uit den
Oosterpolder werden al sinds Donderaagnacht ver
mist.
Zondagmiddag hoorden soldaten die in een schuit
je voorbij het huisje voeren geschrei, zij drongen bin
nen en vonden de kleinen op den zolder waar zij van
honger de aanwezige tarwe aten.
De mannen schreiden van aandoening en beleefden
het heerlijkste oogenbTik van hun leven toen zij de klei
nen hun boterham konden geven en ze later aan de
wanhopige ouders konden terug geven. Men had er
niet aan gedacht om hier een onderzoek in te stellen,
omdat dé kinderen in den rampnacht de woning had
den verlaten om de burente waarschuwen. Zij wa
ren daarna in strijd mét de afspraak weder naar hun
woning terug gekeerd, die inmiddels door de ouders
was verlaten.
Na het beveiligen van de spoordijk kon het verkeer
daarover weer plaats vinden.
In den Groetpolder waar de toestand zeer antiek
is, wist men gisteren door den arbeid van allen de ga
ten in dé zeedijk steeds te stoppen.
De leiding is daar vportreffelijk. Al het aanwezige
hout in dezen polder -werd direct gerequireerd alsme
de de pakken stroo en zakken zand. Daar 't water nog
steeds hoog blijft is de toestand aldaar evenwel nog
steeds critiek.
In de gemeente Aartswoud die daardoor zeer be
dreigd wordt brachten de bewoners hun goederen
reeds in veiligheid1.
Naar het geteisterde Par merend.
Farticuliere .correspondentie.)
Liet de toestanü zich in Puimerend aanvankelijk
niet zoo erg ongunstig aanzien, hetgeen ook hieruit
blijkt, dat die gemeente aangewezen werd tot verblijf
plaats van heel wat vee, Zondag bleek al spoedig, dat
ook die gemeente bijzonder zwaar geteisterd zou wor
den.
En steeds verder op den dag was het maar onophou
delijk, dat stijging van het water werd waargenomen.
Dat het gemeentebestuur den ernst van den toestand
inzag, wordt misschien het best geteekend door de me-
diedeeling, dat overal biljetten waren aangeplakt, dat
vreemdelingen de gemeente moesten verlaten en dat
aan dé toegangswegen militaire posten stonden. De
maatregel werd genomen in 'i belang der vreemdelin
gen, die gevaar liepen niet terug te kunnen en in 't be-
ang van de bewoners van Purmerend en omgeving,
die genoeg voor zich te doen hadden, dan dat ze nog
de zorg voor vreemdelingen op zich konden nemen.
Ook ie allerwege het hooi in beslag genomen, tot
voedering van de duizenden stuks vee, die reeds bin
nen Purmerend waren en van die nog grootere mas
sa, die wellicht nog te wachten was. Als het zoover
kwam, dat de Punner zou doorbreken, dan kon men,
vandaar alleen 12000 koeien, behalve schapen, enz.
verwachten!
Een groot deel van Purmerend was reeds in den
namiddag onder water. De terreinen van de melkfa
briek „Hollandia" en van die gasfabriek stonden blank.
Zoo ook een deel van de nieuwe wijk, waar we men
schen met een roeibootje zagen overbrengen.
Het van Oostzaan steeds meer opkomende water,
l'iep zelfs bij hei hooger gelegen Jlulianaplein over dé
straat de Singelgracht in, waardoor ook de bewoners
van de hooger liggende straten hun benedenwoningen
begonnen te ontruimen.
Alle krachten spannen zich in om den Punner te
behouden. Ilpendam is geheel afgesloten en steeds
meer water komt naar de stad opzetten, waar men het
ergst' vreest.
Behalve vee, komen ook bewoners van het omlig
gende land met het geredde deel hunner have de stad
binnentrekken.
Later op den dag wordt de toestand nog critieker.
Van verschillende zijden komen berichten binnen, alle
aankondigend: meer water en vragend naar meer mili
taire hulp, ter bescherming en bezwaring van wegen
en dijken.
In den laten namiddag is het rond Purmerend één
la
grqote watermassa. De Purmerlanderpolder staat ge
heel onder en steeds meer wordt de. Purmer bedreigd.
Ook de Zuidpolder is geheel ondergevloeid.
Om half 5 komen met een. boot van de Zuiderzee-
politie de Minister van Waterstaat en de Hoofdingeni
eur in rurmerend aan. Per antomobiel bezocht men
de geteisterde streken.
Op *t stadhuis waren burgemeester en wethouders
bijeen, om daar de berichten van de verschillende uit
gezette posten te ontvangen en om van daaruit de ver
schillende bevelen te geven. De toestand wordt ons
daar als zeer zorgwekkend geschetst, terwijl binnen
komende telegrammen nog meer was berichten, en nog
meer hulp vragen.
Ten slotte wordt de toestand zoo erg, dat de Pur
mer ontruimd zal moeten worden. Het in de stallen
opgezette vee wordt verzonden naar Amsterdam en
naar de Beemster om ruimte te maken voor het vee,
dat van de Purmer komen zal.
Alles wordt gedaan om de verbindingsweg van de
Purmer en Purmerend te versterken.
Men blijft het ergste vreezen.
Purmerend ging Zondagavond een hangen nacht te
gemoet.
De geheele polder Purmerland is thans over
stroomd. De in het Westen daaromheen liggende
ringdijk van dé Wijde Wormer dreigt nu weer door te
breken evenals bij den watervloed van 1825. Met ver
eende krachten is men bezig dit onheil te voorkomen.
Vloeide gistermiddag het water met geringe snelheid
het nieuwe stadsgedeelte in, om ongeveer drie uur stort
te het bruisend en met geweld in de stadsgracht, die
natuurlijk ook spoedi ghet overtollige water naar-de
Hi
stad zelf zal stu wen,
nog voortdurend.
let Zuidetijk kanaalwater rijst
De ellende op het eiland Marken, waar zestien men
schen zijn omgekomen, vijftig huizen zijn vernield, de
schade op 500.000 wordt geschat, hoewel de verlo
ren gegane antiquiteiten, die overgingen van het eene
geslacht op het andere, moeielijk te waardeeren val-
wordt treffend beschreven in het Hbld. Wij doen
uit dat verslag de volgende aanhalingen.
't Is Zondag. Maar op Marken heeft vandaag de
doodkistenmaker geen rustdag. In zijn werkplaats
staat hij te schaven, te spijkeren.... zestien dooden,
zestien slachtoffers van deze noodlottige gebeurtenis
moeten worden begraven. En nóg zijn alle lijken niet
gevonden. Twaalf tig n in het leeszaaltje, waarvan
de deuren zijn dichtg' pijkerd.
Dan gaan we weg it den Breihoek, waar negen
huisjes vielen; waar de kostelijke en zoo kostbare net
ten verscheurd en vernield zoo maar langs, den weg
liggen. En. we gaan op weg naar de-Moeueswerf, het
meest oostelijk gelegen gehucht van Marken. Uit de
verte zien we, hoe een huis van zijn voetstuk is ge
rukt en weggeschoven of weggedreven is, wel hon
derd meter ver 't land in. Het staat er nu, op een der
zijkanten neergesmakt, eenzaam midden in het klate
rende nat als een korte vierkante toren. Klaas de
Waard heeft eens er in gewoond en met zijn gezin,
zijn vrouw eu twee kleine kinderen, is hij in 't water
omgekomen.
Het huis daarnaast hangt scheef, zóó scheef, dat het
is, alsof het elk oogenblik zal instorten.
,,'k Zie dat voor 't eerst", zegt Piet Kes, maar hij
weet toch te vertellen, wat alle 'dorpelingen weten,
dat de bewoner, met twee kinderen bij zich, en hoe
weet niemand, uit het raampje zich had laten zakken
en toen langs een kroonlijst van niet meer dan een
decimeter breedte, zijn kinderen in veiligheid had ge
bracht. De man was toen den levensgevaarlijken weg
teruggeklommen om zijn vrouw te halen, maar die
was, misschien bij een poging om zichzelf te redden,
in het ziedende water gestort. En haar tijk werd den
volgenden dag aan den voet van haar huisje opge
haald.
„En daar", wijst Piet Visser, en hij doelt op de
Groote Werf, „daar zijn cli ,e kinderen Stoker om 't
leven gekomen, drie meisjes, die er samen woonden
met een broer, die voor de weesjes zorgde. Het water
is in hun huisje gestegen en heeft ze in bed bereikt.
Toen men de kinderen bereikte, lagen ze in elkanders
armen. In hun doodsangst hebben ze troost bij el
kaar gezocht...."
God, het is alles zoo verschrikkelijk, wat we hoo-
ren; het is zoo afgrijselijk wat we zien; puinhoop aan
huisjes met kapotgeslagen muren, afge
rukte daken, ingevreten schuttingen; menschen, die op
een hoopje te zamen stonden, verbijsterd nog van ae
materieele ellende, geknakt door het verdriet, nu ze
alles verloren, wat hun lief was,, liever dan hun zei
ven.
Zoo was het op de Moeneswerf, een klein, hèt
kleinste gehuchtje wel van Marken. We hadden het al
gehoord, dat zeven menschen daar het leven hadden
gelatenComelis Zeeman met vrouw 'en drie kinde
ren; de oude juffrouw Visser en de weduwe de Graaf.
Zeeman woonde met zijn gezin in het Armenhuis,
dat in elkaar is gezakt als een luchtig kaartenhuisje.
Zijn lijk, dat van zijn vrouw en van twee kinderen
werden gevonden; men zocht nog naar dat van het
derdé kind. En onder hen, die daar rondschararelden
op de overblijfselen van de houten woning, stond ook
de-vader van de verdronken vrouw van Zeeman, de
oude grootvader, een lange, stoere visscher.
Hij kwam naar ofas toe en met rood ondergeloopen
oogen vertelde hij ons het vreeselijke verhaal.
,,'k Heb in 't laast van verlejen jaar m'n zoon ver
loren. Die voer op de Vlaardingen. En nou ben ik al
les kwijt. Mijn dochti r en d'r man en de kinderen.
Och God, ja, die drie kleinkinderen van me! 's Zon
dagsmórgens kwamen de kleinsten bij me, die van
vier en van vijf jaar. Dan zeien ze een versje op voor
Bas en ze kregen ieder een cent. En nou nou kom
men ze niet weer bij den ouwen man."
Wij hebben ons afgewend en gestaard over het
water, dat, meedoogenloos, dien visscher zijn laatste
troost had weggerukt. En toen is bij dat groote gevoel
van medédoogen voor al het leed1, een gevoel van stille,
bewondering gekomen voor dé sterkte,1 waarmee de
oude man dat grenzenlooze wee te dragen weet.
„Kom, we motten verder", zei hij tegen de anderen,
„er is nog een lijkje zoek. En dat van juffrouw De
Graaf hebben ze óók nog niet gevonden..."
Op de Moeneswerf staat een groot huis; of ei;
lijk is het geen huis meer, het zijn wat palen met
zolderim er boven op. Het onderste gedeelte is v,
gespoeld Maar op den zolder hebben in den orkr
nacht e" schen saamge ïhoolden zij hebben
het leve bracht, allema al.
„Hoe nogelijk?" vra r je je af, als je nu kij
naar d k ellendige bo al, dat weerstand het,
gebodie het razende - r en den jagenden or
kaan, t dankt den ht, dat de houten wanden
niet zijn bezweken.
Teneinde de gevolgen van den watersnood op het
eiland Marken te keeren, -zijn werkkrachten dringend
noodig. Om die reden, kan door compagnies- (eska
drons-, batterij-, fort-, detachements-) commandanten
aan dienstplichtigen, die op Marken wonen, onver
wijld en naar noodzakelijke behoeften verlof worden
verleend.
Over de gaten in den zeedijk van de Gouwzee zegt
een Tel.-verslaggeverDe eerste twee doorbraken
liggen, ruw geschat, pl.m. 15 M. van elkaar en zijn
ieder circa 5 M. groot. De wat verderop gelegen braak
is dé grootste en zeker 80 M. breed'. Het zijn dezelfde
gaten die we op onzen, tocht waargenomen hebben tus-
schen Broek en Monnikendam. Door de grootste braak
krijgt men voor 't eerst 'n gezicht over 't overstroomde
landschap. We ondergeloopen boerderijen die vlak on
der den wal liggen, hebben natuurlijk den eersten
storm van het binnengolvende water doorstaan.
Daarna is dè dijk tot een lengte van een paar hon
derd tr intact gebleven, waama we een serie van
vier do .ken waarnemen in grootte varieerend van
4 tot 60 A Door he tgrootste gat stroomt het water
nog met onstuimig geweld het weerlooze land binnen.
Op een afsand van weer eenige honderden meters, ko
men we aan een gat in dén dijk van zeker 4 M. breed
te. Op verschillende afstanden ontmoeten we tot aan
Volendam, een braak van c.a. 70 M. breedte, een van
ongeveer 30 M. en twee gaten van naar schatting 25
en 20 M. Op den hoek van den dijk tusscben Monni
kendam en Volendam tellen we nog 1 gat van 3 M.
een gat van ca. 50 M., een van 20 M. en een van vijf
tien M. In totaal zagen we dus zestien doorbraken,
varieerende van 4 tot 80 M. breedte. Zoodat de Zui-
dérzeedijk over dit betrekkelijk kleine stuk kust, over
honderden meters totaal is weggeslagen.
Over Ransdorp schrijft ae N. Rott. Crt.:
Het ondergeloopen boerendorp leek wel een klein
Venetië. Door de straatjes, -die nu grachtjes waren ge
worden, en door de slooten, waarvan de witte klap-
bruggen hoog op wared getrokken, voeren de roeiboot
jes af en aan. 't Waren landlieden met wblvee't was
een schuit met een -dame en een heer, twee boerenvrou
wen zes kinderen, benevens een paar fietsen en gerui
te boeren zakken met dekens en l innengoed deze
meschen vertrokken naar Nieuwendam, omdat het nu,
den derden dag van de ramp, met het weer wassende
water, niet meer uit te houdeu was in de half onderge
loopen huizen; 't was een moeder met vijf kinderen,
die door den man in veiligheid werden gebracht, nu
voor het vee gezorgd' was; 't was een zieke vrouw in
wollen dekens, en een andere vrouw, die op 't punt
stond moeder te worden en weggestopt onder een bont
paardendek, zoo snel mogelijk naar Schellingwoude
werd gebracht.
De meeste drukte icentreerde zich om de kerk.
Daar had de inlading van het vee plaats, op groote
platbodemschuiten, waarop hekken waren getimmerd1,
en in groote ijzeren bakken, die waarschijnlijk door de
een of andere werf waren gezonden. En telkens meer
den er weer schuitjes, die van buitenaf kwamen. Eerst
twee mannen met een koe, die zij, wonder boven wonder
nog levend hadden gevonden in de schuur van een in
allerijl ontruimd boerenhuisje; dan een boer met drie
schapen, waarvan er één dood was.
Wij voeren het dorp rond, om te vragen of er
menschen waren, die weggebracht wilden worden.
Aan het eind van den bebouwden kom troffen wij een
net huisje aan, dat halverwege in het water stond.
Uit het daki a schreeuwden de man en de vrouw, dat
ze mee wilde, Het bleek een gezin te zijn van zt
personen, vader, moeder, drie meisjes en twee i
geus. 't Was echter moeilijk het huisje te nade
Rondom het erfje stond namelijk een dichte heg.
behulp va ij n dorpsgenoot, die voorbij voer in
dier inh -u lie ranke roeit 'Otjes, gelukte het
I
gat in de heg naar
ing toen vooruit,
lalverwege de gang va
t ons de ouders en de
zolder in de vlet te krij-
echter to vlet door een
nen te Onze helper
voer m smalle schuit!
het hui en zoo geluk
kindere- n droog van
gen.
Met deze kostbare lading gingen wij terug naar
Nieuwendam. Moeder zat met de kinders achterin,
warm toegestopt met bouffanten en doeken. Vader zat
mee aan ae riemen. Want nu moest er getrokken wor
den! 't Gmg recht tegen den Westenwind in, die Al
sterker wera. Al grauwer en kiler werd het op de
wateren. Nu en dan zwiepte de regen neer, zoodat de
jongens de ijsmuts over de ooren trokken, en moe
der de vrouw de paxapluie opstak voor haar kroost
zoöals een kloek ae vleugels uitspreidt over de kie
kens. Wij roeiers hadden het echter warm. genoeg. We
zaten nu met ons twaalven in de boot, want de équi
page bestond uit vijf man, en een paar maal werd de
vermoeide manschap daarom afgelost. Veilig en wel
bereikten wij echter Nieuwendam, en leverden onze
„drenkelingen" aan den wal of.
De man vertelde ons dat ze Vrijdagmorgen om half
vier gewekt waren door renboden. Sedert waren ze
eigenlijk v ortdurend op de been geweest, zonder veel
te slap .,-nder vuur. Op den zolder hebben zij al
dien tijd misd, zoo goed en zoo kwaad als 't ging.
Gelukkig idden zij het petroleumstel meegenomen,
en was het hun dus mogelijk wat warm eten klaar te
maken. Zij waren echter dolblij dat zij uit hunne ge
vangenschap verlost waren. Ze gingen nu naar fami
lie in Amsterdam.
Blijkens de inlichtingen, die wij aan het Tolhuis in
wonnen, heeft de militaire verplegingscommissie Se
dert het begin van den watersnood circa 3000 stuks
vee behandeld. Stelt men de koeien dooreen gerekend
op een waarde van 300 per stuk, wat in dezen tijd
zeker niet te hoog is, dan is er dus reeds voor een
waarde van 900,000 aan rundvee in veiligheid ge
bracht.