DAOBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 13 Honderd en achttiende jaargang. 1916 Abonnementsprijs per 3 maanden ft.,fr. p. post f 1.25. Advertentieprijs 10 ot. p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERlllIs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnr. 3. MAANHAH 17 JANUARI f ALKMAAR, 17 Januari. Waaneer men de berichten leest van onze provin ciale westkust over de ramp, die welvarende plaatsen plotseling heeft veranderd in waterplassen, die het le ven van mensch en dier heeft genomen of bedreigd, die zooveel moreel en materieel leed heeft geslagen, dan is men onwillekeurig geneigd zich af te vragen: is die ramp inderdaad noodig geweest? Waarschuwende stemmen, die luide hebben gespro ken voor doovemans ooren, fluisteren thans zacht het antwoord. Hoe dat antwoord luidt Sla op het bekende werk over de waterkeering in Noord-Holland van wijlen jhr. mr. J. W. M. Schorer, oud-Commissaris der Koningin in deze provincie, en ge weet het. In de toekomst, aldus deze schrijver in 1894, zal de strijd tegen de zee steeds zwaarder worden. Er is geen reden tot te groote gerustheid, ook niet nu er reeds 75 jaar verloopen zijn sedert eenige groote ramp Noord holland trof. Plotselinge rampen, op plaatsen ook, waar men die niet verwachtte, oordeelt hij in de toe komst evenmin als vroeger uitgesloten. Hij trekt in twijfel of wel steeds door de waterstaat kundigen en polderbesturen in het oog is gehouden, dat het hun taak is, om het werk zoo te doen, dat bij zulke rampen de gevolgen binnen den engst mogelij ken kring beperkt wordt. Het aanbrengen van achterliggende slapers of dij ken oordeelt hij noodzakelijk. i In Noord-Holland heeft men deze zeer weinig, waardoor een doorbraak meer te duchten valt, dan in de streken van de zeepolders, waar iedere polder zijn zeekeering heeft Waar onze kust aan de Noordzee voortdurend ach teruitgaat, dient er voortdurend meer inspanning te worden aangewend om het water van de Zuiderzee buiten het land te houden, schrijft hij. En bij het tot stand brengen eener 2de waterkeering, waar die mo gelijk is, moet men niet wachten tot een ramp, zooals dié vaak vroeger de Provincie getroffen heeft, waar door die opnieuw de welvaart vaü duizenden vernie tigde, maar de hand tijdig aan het werk slaan, om te voorkomen, dat de gevolgen va een ongeval, die tot kleine uitgebreidheid hadden kunnen worden beperkt, zich over het grootste gedeelte van de Provincie op de meest droeve wijze doen gevoelen. Deze sombere voorspelling is thans en geheel in vervulling gegaan. Zij ging indertijd gepaard met een warme aanbeveling van de plannen tot droogma king van de Zuiderzee. Zal men thans nu het kalf, d. w. z. in dit geval menschen, dieren, schatten verdronken zijn, de put dempen. Met het verslonden kapitaal, met de kapitale der ving van welvaart, die deze ramp tengevolge heeft, had men wellicht den veelbesproken en geteekenden dijk van Wieringen naar Praam kunnen leggen Binnenkort zal minister.Lely wien het wel heel zonderling te moede moet ziin geweest, toen gisteren de ellende door hem in oogenschouw werd genomen, die waarschijnlijk was voorkomen indien het Neder- landsche volk hem maar meer gesteund had zijn wetsontwerp tot oplossing van het Zuiderzeevraag- stuk bij de volksvertegenwoordiging indienen. Zal er dan nu eindelijk eens aangepakt worden? In 1909 zeide onze afgevaardigde naar de Tweede Kamer, jhr. mr. P. van Foreest deskundige bij uit stek dat hij zoo gaarne in de Kamer zou willen te- rugkeeren ten einde mede te werken aan de totstand» koming van de plannen. Vergissen wij ons niet, dan zal hij bij de bespre kingen, die ongetwijfeld spoedig in het parlement over de ramp zullen plaats hebben, gelegenheid heb ben om zich als man, wiens woord in dezen gezag heeft, te laten gelden, dè noodzakelijkheid en de urgen tie van het wetsontwerp te bepleiten. Wij vertrouwen, dat hij die gelegenheid zal aanvat ten en Aikmaar's afgevaardigde de woorden al spre ken, die naar het hart van een groot deel der natie ge sproken zullen zijnl Hier volgt een lange reeks van beschrijvingen en berichten uit de geteisterde streken, die we deels ont vingen van eigen correspondenten, deels aan andere bladen ontleenden. De Anna Pantownapolder. Wat Zaterdag werd gevreesd' is geschied. De Wes terpolder van' den Anna Paulownapolder is Zaterdag nacht om half drie ook ondergeloopen. Het water steeg toen 15 c.M. waardoor het tegen de van slib gemaakte waterkeering op den weg van de Kleine Sluis naar de Ewijcksluis aanspoelde, die na tuurlijk omdat er geen zakken zand voor waren aangebracht, moest afkavelen waardoor het water over •dezen weg den polder instroomde. Thans staat van de 5218 H. A. grooten Anna Pau lownapolder slechts 1000 H. A. gelegen achter de spoordijk, waarin de bewoners de duikers in allerijl dicht gemaakt hadden, droog. Voor de militairen die met drie ploegen van 1500 man elkander om de 8 uur aflosten is deze onderlooping natuurlijk een groo te teleurstelling. Deskundigen beweren evenwel dat dit op de wijze waarmede door hen gewerkt werd niet te voorkomen was. In hoeverre dit zeker.is, blijve hier onbesproken. Waar de bewoners zich zooveel dagen te voren vooi dii gevaar geplaatst zagen, spreekt het vanzelf, dat uit den Westerpolder al het vee vroegtijdig in veilig heid is gebracht. Voor de bewoners van dit pold'erdeel is de ramp evenwel zooveel meer te betreuren, omdat dit deel van den polder, zooals wij Zaterdag reeds schreven, vijf maal meer bevolkt is eu voor een groot deel uit kleiue lieden bestaat, die zich thans geheel geruïneerd zien. Zaterdag aangewende pogingen om 't met zand schuiten die men liet zinken het gat in den zeedijk te stoppen faalden geheel. Door de onderlooping van den Westerpolder naderde het water ook den West- Frieschen zeedijk. Hierdoor zagen de autoriteiten zich verplicht om het treinenverkeer van Schagen naar den Helder stop te zetten. De honderden die Zondag per trein van half elf dan ook een kijkje dachten te nemen, waren ge noodzaakt om Schagen uit te stappen. Te voet, per fiets en per rijtuig zetten verscheidenen evenwel hun tocht toch voort. De West-Friesche zeedijk is evenwel ongeveer 2 M. hooger dan de spoordijk die deze dijk kruist en de au toriteiten oordeelden het noodig om dezen spoor dijk daar tot de hoogte van den West-Frieschen op te hoogen, ten einde daardoor de Zijpe voor ge vaar te behoeden. Om één uur tiet men nog een trein van den Helder passeeren, doch daarna geraakte den Helder geïso leerd. De geheele polder staat dan thans blank en op ver schillende -daken zitten de kippen en de katten angstig kakelend en miauwend vriendschappelijk naast elkan der. In dén Oosterpolder waar veel vee in de stallen ach terbleef voerdte men Zaterdagmiddag nog het vee in een 6tal waar 35 koeien tot aan dén buik in het water stonden. Zondagmiddag waren van deze 35 beesten nog slechts 5 in leven. Het gelukte zelfs Zondagmiddag nog vee uit de stal len aan te voeren, de meeste van deze exemplaren ga ven evenwel bij aankomst den geest Twee kinderen van den arbeider Bakker uit den Oosterpolder werden al sinds Donderaagnacht ver mist. Zondagmiddag hoorden soldaten die in een schuit je voorbij het huisje voeren geschrei, zij drongen bin nen en vonden de kleinen op den zolder waar zij van honger de aanwezige tarwe aten. De mannen schreiden van aandoening en beleefden het heerlijkste oogenbTik van hun leven toen zij de klei nen hun boterham konden geven en ze later aan de wanhopige ouders konden terug geven. Men had er niet aan gedacht om hier een onderzoek in te stellen, omdat dé kinderen in den rampnacht de woning had den verlaten om de burente waarschuwen. Zij wa ren daarna in strijd mét de afspraak weder naar hun woning terug gekeerd, die inmiddels door de ouders was verlaten. Na het beveiligen van de spoordijk kon het verkeer daarover weer plaats vinden. In den Groetpolder waar de toestand zeer antiek is, wist men gisteren door den arbeid van allen de ga ten in dé zeedijk steeds te stoppen. De leiding is daar vportreffelijk. Al het aanwezige hout in dezen polder -werd direct gerequireerd alsme de de pakken stroo en zakken zand. Daar 't water nog steeds hoog blijft is de toestand aldaar evenwel nog steeds critiek. In de gemeente Aartswoud die daardoor zeer be dreigd wordt brachten de bewoners hun goederen reeds in veiligheid1. Naar het geteisterde Par merend. Farticuliere .correspondentie.) Liet de toestanü zich in Puimerend aanvankelijk niet zoo erg ongunstig aanzien, hetgeen ook hieruit blijkt, dat die gemeente aangewezen werd tot verblijf plaats van heel wat vee, Zondag bleek al spoedig, dat ook die gemeente bijzonder zwaar geteisterd zou wor den. En steeds verder op den dag was het maar onophou delijk, dat stijging van het water werd waargenomen. Dat het gemeentebestuur den ernst van den toestand inzag, wordt misschien het best geteekend door de me- diedeeling, dat overal biljetten waren aangeplakt, dat vreemdelingen de gemeente moesten verlaten en dat aan dé toegangswegen militaire posten stonden. De maatregel werd genomen in 'i belang der vreemdelin gen, die gevaar liepen niet terug te kunnen en in 't be- ang van de bewoners van Purmerend en omgeving, die genoeg voor zich te doen hadden, dan dat ze nog de zorg voor vreemdelingen op zich konden nemen. Ook ie allerwege het hooi in beslag genomen, tot voedering van de duizenden stuks vee, die reeds bin nen Purmerend waren en van die nog grootere mas sa, die wellicht nog te wachten was. Als het zoover kwam, dat de Punner zou doorbreken, dan kon men, vandaar alleen 12000 koeien, behalve schapen, enz. verwachten! Een groot deel van Purmerend was reeds in den namiddag onder water. De terreinen van de melkfa briek „Hollandia" en van die gasfabriek stonden blank. Zoo ook een deel van de nieuwe wijk, waar we men schen met een roeibootje zagen overbrengen. Het van Oostzaan steeds meer opkomende water, l'iep zelfs bij hei hooger gelegen Jlulianaplein over dé straat de Singelgracht in, waardoor ook de bewoners van de hooger liggende straten hun benedenwoningen begonnen te ontruimen. Alle krachten spannen zich in om den Punner te behouden. Ilpendam is geheel afgesloten en steeds meer water komt naar de stad opzetten, waar men het ergst' vreest. Behalve vee, komen ook bewoners van het omlig gende land met het geredde deel hunner have de stad binnentrekken. Later op den dag wordt de toestand nog critieker. Van verschillende zijden komen berichten binnen, alle aankondigend: meer water en vragend naar meer mili taire hulp, ter bescherming en bezwaring van wegen en dijken. In den laten namiddag is het rond Purmerend één la grqote watermassa. De Purmerlanderpolder staat ge heel onder en steeds meer wordt de. Purmer bedreigd. Ook de Zuidpolder is geheel ondergevloeid. Om half 5 komen met een. boot van de Zuiderzee- politie de Minister van Waterstaat en de Hoofdingeni eur in rurmerend aan. Per antomobiel bezocht men de geteisterde streken. Op *t stadhuis waren burgemeester en wethouders bijeen, om daar de berichten van de verschillende uit gezette posten te ontvangen en om van daaruit de ver schillende bevelen te geven. De toestand wordt ons daar als zeer zorgwekkend geschetst, terwijl binnen komende telegrammen nog meer was berichten, en nog meer hulp vragen. Ten slotte wordt de toestand zoo erg, dat de Pur mer ontruimd zal moeten worden. Het in de stallen opgezette vee wordt verzonden naar Amsterdam en naar de Beemster om ruimte te maken voor het vee, dat van de Purmer komen zal. Alles wordt gedaan om de verbindingsweg van de Purmer en Purmerend te versterken. Men blijft het ergste vreezen. Purmerend ging Zondagavond een hangen nacht te gemoet. De geheele polder Purmerland is thans over stroomd. De in het Westen daaromheen liggende ringdijk van dé Wijde Wormer dreigt nu weer door te breken evenals bij den watervloed van 1825. Met ver eende krachten is men bezig dit onheil te voorkomen. Vloeide gistermiddag het water met geringe snelheid het nieuwe stadsgedeelte in, om ongeveer drie uur stort te het bruisend en met geweld in de stadsgracht, die natuurlijk ook spoedi ghet overtollige water naar-de Hi stad zelf zal stu wen, nog voortdurend. let Zuidetijk kanaalwater rijst De ellende op het eiland Marken, waar zestien men schen zijn omgekomen, vijftig huizen zijn vernield, de schade op 500.000 wordt geschat, hoewel de verlo ren gegane antiquiteiten, die overgingen van het eene geslacht op het andere, moeielijk te waardeeren val- wordt treffend beschreven in het Hbld. Wij doen uit dat verslag de volgende aanhalingen. 't Is Zondag. Maar op Marken heeft vandaag de doodkistenmaker geen rustdag. In zijn werkplaats staat hij te schaven, te spijkeren.... zestien dooden, zestien slachtoffers van deze noodlottige gebeurtenis moeten worden begraven. En nóg zijn alle lijken niet gevonden. Twaalf tig n in het leeszaaltje, waarvan de deuren zijn dichtg' pijkerd. Dan gaan we weg it den Breihoek, waar negen huisjes vielen; waar de kostelijke en zoo kostbare net ten verscheurd en vernield zoo maar langs, den weg liggen. En. we gaan op weg naar de-Moeueswerf, het meest oostelijk gelegen gehucht van Marken. Uit de verte zien we, hoe een huis van zijn voetstuk is ge rukt en weggeschoven of weggedreven is, wel hon derd meter ver 't land in. Het staat er nu, op een der zijkanten neergesmakt, eenzaam midden in het klate rende nat als een korte vierkante toren. Klaas de Waard heeft eens er in gewoond en met zijn gezin, zijn vrouw eu twee kleine kinderen, is hij in 't water omgekomen. Het huis daarnaast hangt scheef, zóó scheef, dat het is, alsof het elk oogenblik zal instorten. ,,'k Zie dat voor 't eerst", zegt Piet Kes, maar hij weet toch te vertellen, wat alle 'dorpelingen weten, dat de bewoner, met twee kinderen bij zich, en hoe weet niemand, uit het raampje zich had laten zakken en toen langs een kroonlijst van niet meer dan een decimeter breedte, zijn kinderen in veiligheid had ge bracht. De man was toen den levensgevaarlijken weg teruggeklommen om zijn vrouw te halen, maar die was, misschien bij een poging om zichzelf te redden, in het ziedende water gestort. En haar tijk werd den volgenden dag aan den voet van haar huisje opge haald. „En daar", wijst Piet Visser, en hij doelt op de Groote Werf, „daar zijn cli ,e kinderen Stoker om 't leven gekomen, drie meisjes, die er samen woonden met een broer, die voor de weesjes zorgde. Het water is in hun huisje gestegen en heeft ze in bed bereikt. Toen men de kinderen bereikte, lagen ze in elkanders armen. In hun doodsangst hebben ze troost bij el kaar gezocht...." God, het is alles zoo verschrikkelijk, wat we hoo- ren; het is zoo afgrijselijk wat we zien; puinhoop aan huisjes met kapotgeslagen muren, afge rukte daken, ingevreten schuttingen; menschen, die op een hoopje te zamen stonden, verbijsterd nog van ae materieele ellende, geknakt door het verdriet, nu ze alles verloren, wat hun lief was,, liever dan hun zei ven. Zoo was het op de Moeneswerf, een klein, hèt kleinste gehuchtje wel van Marken. We hadden het al gehoord, dat zeven menschen daar het leven hadden gelatenComelis Zeeman met vrouw 'en drie kinde ren; de oude juffrouw Visser en de weduwe de Graaf. Zeeman woonde met zijn gezin in het Armenhuis, dat in elkaar is gezakt als een luchtig kaartenhuisje. Zijn lijk, dat van zijn vrouw en van twee kinderen werden gevonden; men zocht nog naar dat van het derdé kind. En onder hen, die daar rondschararelden op de overblijfselen van de houten woning, stond ook de-vader van de verdronken vrouw van Zeeman, de oude grootvader, een lange, stoere visscher. Hij kwam naar ofas toe en met rood ondergeloopen oogen vertelde hij ons het vreeselijke verhaal. ,,'k Heb in 't laast van verlejen jaar m'n zoon ver loren. Die voer op de Vlaardingen. En nou ben ik al les kwijt. Mijn dochti r en d'r man en de kinderen. Och God, ja, die drie kleinkinderen van me! 's Zon dagsmórgens kwamen de kleinsten bij me, die van vier en van vijf jaar. Dan zeien ze een versje op voor Bas en ze kregen ieder een cent. En nou nou kom men ze niet weer bij den ouwen man." Wij hebben ons afgewend en gestaard over het water, dat, meedoogenloos, dien visscher zijn laatste troost had weggerukt. En toen is bij dat groote gevoel van medédoogen voor al het leed1, een gevoel van stille, bewondering gekomen voor dé sterkte,1 waarmee de oude man dat grenzenlooze wee te dragen weet. „Kom, we motten verder", zei hij tegen de anderen, „er is nog een lijkje zoek. En dat van juffrouw De Graaf hebben ze óók nog niet gevonden..." Op de Moeneswerf staat een groot huis; of ei; lijk is het geen huis meer, het zijn wat palen met zolderim er boven op. Het onderste gedeelte is v, gespoeld Maar op den zolder hebben in den orkr nacht e" schen saamge ïhoolden zij hebben het leve bracht, allema al. „Hoe nogelijk?" vra r je je af, als je nu kij naar d k ellendige bo al, dat weerstand het, gebodie het razende - r en den jagenden or kaan, t dankt den ht, dat de houten wanden niet zijn bezweken. Teneinde de gevolgen van den watersnood op het eiland Marken te keeren, -zijn werkkrachten dringend noodig. Om die reden, kan door compagnies- (eska drons-, batterij-, fort-, detachements-) commandanten aan dienstplichtigen, die op Marken wonen, onver wijld en naar noodzakelijke behoeften verlof worden verleend. Over de gaten in den zeedijk van de Gouwzee zegt een Tel.-verslaggeverDe eerste twee doorbraken liggen, ruw geschat, pl.m. 15 M. van elkaar en zijn ieder circa 5 M. groot. De wat verderop gelegen braak is dé grootste en zeker 80 M. breed'. Het zijn dezelfde gaten die we op onzen, tocht waargenomen hebben tus- schen Broek en Monnikendam. Door de grootste braak krijgt men voor 't eerst 'n gezicht over 't overstroomde landschap. We ondergeloopen boerderijen die vlak on der den wal liggen, hebben natuurlijk den eersten storm van het binnengolvende water doorstaan. Daarna is dè dijk tot een lengte van een paar hon derd tr intact gebleven, waama we een serie van vier do .ken waarnemen in grootte varieerend van 4 tot 60 A Door he tgrootste gat stroomt het water nog met onstuimig geweld het weerlooze land binnen. Op een afsand van weer eenige honderden meters, ko men we aan een gat in dén dijk van zeker 4 M. breed te. Op verschillende afstanden ontmoeten we tot aan Volendam, een braak van c.a. 70 M. breedte, een van ongeveer 30 M. en twee gaten van naar schatting 25 en 20 M. Op den hoek van den dijk tusscben Monni kendam en Volendam tellen we nog 1 gat van 3 M. een gat van ca. 50 M., een van 20 M. en een van vijf tien M. In totaal zagen we dus zestien doorbraken, varieerende van 4 tot 80 M. breedte. Zoodat de Zui- dérzeedijk over dit betrekkelijk kleine stuk kust, over honderden meters totaal is weggeslagen. Over Ransdorp schrijft ae N. Rott. Crt.: Het ondergeloopen boerendorp leek wel een klein Venetië. Door de straatjes, -die nu grachtjes waren ge worden, en door de slooten, waarvan de witte klap- bruggen hoog op wared getrokken, voeren de roeiboot jes af en aan. 't Waren landlieden met wblvee't was een schuit met een -dame en een heer, twee boerenvrou wen zes kinderen, benevens een paar fietsen en gerui te boeren zakken met dekens en l innengoed deze meschen vertrokken naar Nieuwendam, omdat het nu, den derden dag van de ramp, met het weer wassende water, niet meer uit te houdeu was in de half onderge loopen huizen; 't was een moeder met vijf kinderen, die door den man in veiligheid werden gebracht, nu voor het vee gezorgd' was; 't was een zieke vrouw in wollen dekens, en een andere vrouw, die op 't punt stond moeder te worden en weggestopt onder een bont paardendek, zoo snel mogelijk naar Schellingwoude werd gebracht. De meeste drukte icentreerde zich om de kerk. Daar had de inlading van het vee plaats, op groote platbodemschuiten, waarop hekken waren getimmerd1, en in groote ijzeren bakken, die waarschijnlijk door de een of andere werf waren gezonden. En telkens meer den er weer schuitjes, die van buitenaf kwamen. Eerst twee mannen met een koe, die zij, wonder boven wonder nog levend hadden gevonden in de schuur van een in allerijl ontruimd boerenhuisje; dan een boer met drie schapen, waarvan er één dood was. Wij voeren het dorp rond, om te vragen of er menschen waren, die weggebracht wilden worden. Aan het eind van den bebouwden kom troffen wij een net huisje aan, dat halverwege in het water stond. Uit het daki a schreeuwden de man en de vrouw, dat ze mee wilde, Het bleek een gezin te zijn van zt personen, vader, moeder, drie meisjes en twee i geus. 't Was echter moeilijk het huisje te nade Rondom het erfje stond namelijk een dichte heg. behulp va ij n dorpsgenoot, die voorbij voer in dier inh -u lie ranke roeit 'Otjes, gelukte het I gat in de heg naar ing toen vooruit, lalverwege de gang va t ons de ouders en de zolder in de vlet te krij- echter to vlet door een nen te Onze helper voer m smalle schuit! het hui en zoo geluk kindere- n droog van gen. Met deze kostbare lading gingen wij terug naar Nieuwendam. Moeder zat met de kinders achterin, warm toegestopt met bouffanten en doeken. Vader zat mee aan ae riemen. Want nu moest er getrokken wor den! 't Gmg recht tegen den Westenwind in, die Al sterker wera. Al grauwer en kiler werd het op de wateren. Nu en dan zwiepte de regen neer, zoodat de jongens de ijsmuts over de ooren trokken, en moe der de vrouw de paxapluie opstak voor haar kroost zoöals een kloek ae vleugels uitspreidt over de kie kens. Wij roeiers hadden het echter warm. genoeg. We zaten nu met ons twaalven in de boot, want de équi page bestond uit vijf man, en een paar maal werd de vermoeide manschap daarom afgelost. Veilig en wel bereikten wij echter Nieuwendam, en leverden onze „drenkelingen" aan den wal of. De man vertelde ons dat ze Vrijdagmorgen om half vier gewekt waren door renboden. Sedert waren ze eigenlijk v ortdurend op de been geweest, zonder veel te slap .,-nder vuur. Op den zolder hebben zij al dien tijd misd, zoo goed en zoo kwaad als 't ging. Gelukkig idden zij het petroleumstel meegenomen, en was het hun dus mogelijk wat warm eten klaar te maken. Zij waren echter dolblij dat zij uit hunne ge vangenschap verlost waren. Ze gingen nu naar fami lie in Amsterdam. Blijkens de inlichtingen, die wij aan het Tolhuis in wonnen, heeft de militaire verplegingscommissie Se dert het begin van den watersnood circa 3000 stuks vee behandeld. Stelt men de koeien dooreen gerekend op een waarde van 300 per stuk, wat in dezen tijd zeker niet te hoog is, dan is er dus reeds voor een waarde van 900,000 aan rundvee in veiligheid ge bracht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 1