DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Purper en fijn Linnen No, 18 Honderd en achttiende Jaargang 1916 Abonnementsprijs per 3 maanden f 1 fr. p. post f 1.25. Advertentieprijs 10 ct. p. regel, groote letters noar plaatsrnimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERffls. COSTER fi ZOON, Voordam C 9. Telefoonnr. 3. ZATE 11D A U 22 JANUARI Grieksche liefde en trouw. EEÜIELETOM. E JRGiiMEtSTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het gemeenteblad van Alkmaar No. 491 is opgenomen het besluit van den Raad dier gemeente van 22 September 1913, waarbij is vast gesteld j Eene verordening voor de Han delsschool te Alkmaar, welke verordening, heden afgekondigd, gedurende drie maanden ter gemeente-secretarie ter lezing is nedergelegd en aldaar tegen betaling van f 0.25 in afdruk is verkrijgbaar gesteld. Alkmaar, 19 Januari 1916. Burgemeester en Wethouders voornoemd, O. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. De fontein stond dich aan de zee. Twee manneren dolfijnen kronkelden aan de ééne zijde hunne staarten om een drietand heen, aan den anderen kant was nog eenig opsclirift, doch bijna onleesbaar, uitgewiseht door de aanspoelende golven, die des winters als de „ponente" blies, er tegen aan beukten. Achter de fon tein kropen de huizen omboog naar den ouden molen op den heuvel. Op den breedpn steenen rand rondlom de fontein stonden de rooden aarden kruiken, wach tend om te worden gevuld, terwijl de wouwen met druk gebaar haar praatje htekfen, Het werd al reeds kii, hoewel 't nauwelijks half Oc tober was; de dunne katoenen gokjes der vrouwen wap perden in den wind. Enkelen onder haar, de ouderen, droegen kleine, zwarte doekjes om hoofd en schoudlers. Het bad twee, driemaal de laatste week geregend en 't drengde opnieuw. Barba Stathi, die juist met zijn ezel aan haar voorbij den heuvel was opgegaan, om thym te plukken, had "naar de zwarte wolken getuurd en de vrouwen gewaarschuwd. Er was altijd heel wat te bepraten aan de fontein, doch dezen morgen scheen er wel een buitengewoon belangrijk onderwerp bij den kop genomen te zijn. De hoofden staken dich bijeen en de doordringende stem men klonken schril en hoog op, Kyra Marina's boven al de andere uit, ondanks haar zeventig jaren. „Geduld, geduld toch!" herhaalde zij, toen allen zich om haar drongen. Geduld, laat mij vertellen, laat mij op adem komen, maar, schapen, jullie laat me bij na stikken. Jaja, zij zijn hier, met eigen oogen heb ik ze gezien; vier er van zag ik toevallig in So tiro's her berg. Sotiro trachtte met zijn vette lichaam den ingang te blokkeeren, maar ik zag het geflikker hunner sabels tusschen zijn beenen door. Ja, ja, ik ben wel oud, maar mijn oogen zijn nog best, ik zie bijna alles, wat er ge zien moet worden". „En veel, dat met behoefde", wierp Kyra Sophaula rustig er tusschen in, terwijl zij haar kruik onder het stroomende water vol liet loopen. „Zeg eens, Kyra Sophaula, let jij eens wat beter op je woorden," riep de oudé woedend terug. „Wat ik zag. kunnen allen zien, en als er iemand is, die het te gendeel zegt, zal ik hem zijn portie wel geven....! Trouwens, wat ben jij er voor eentje, die mij durft wan trouwen? Als je nog niet weet, wie ik ben, vraag an deren naar mij. Ik ben een fatsoenlijke huisvrouw, vraag, wie je wilt. Waar zie jij mij voor aan? Werk ik misschien bij vreemden, schrob ik ooit de vloeren voor één drachma per dag, kost inbegrepen Heeft ooit iemand! mij zien venten langs die dieuren met verrotte ouwe groenten Deze stekende toespelingen sloegen op de armoedige werkjes, waartoe Kyra Sophaula nu en dan door nood gedrongen, haar toevlucht had' gezocht. Kyra Marteu zou nog langen tijd op deze wijze door-gehekeld hebben, was zij niet door een hevigen hoestaanval tot zwijgen gebracht. Weer op adem ge-, komen, trachtten de anderen haar tot het punt van uit gang terug te brengen. „Let nu niei: langer op haar, Kyra Marino, iedereen kent je', suste Krinio, „vertel ons nu liever wat je hebt vernomen, is het voor hem, dat de soldaten hier naar het Engelsch ter LILLIAS ©AMPBDli DAVIDSON. 32) Markham sloeg plotseling zijn ogen op. „Inderdaad! Dat is een groote som om te vervreem den U heeft toch zeker wel overwogen welk een hap dat uit het kapitaal zou nemen?" Wynnstanley viel hem ongeduldig in de rede. „Ik heb alles overwogen. Het kapitaal zou ik zeggen, is groot genoeg om dat te kunnen lijden. Het is mijn wensch. En ik verlang het op mis Belversdale vast te zetten. Haar moeder behoeft er niet bij genoemd te wor den. Zij is reeds op leeftijd en invalide. Miss Belvers dale zal wel voor haar zorgen. Het maakt alles eenvou diger als het direct aan de dochter komt." „Heel goed. Uw instructies zullen natuurlijk opge volgd worden." „En en ik zou gaarne zien, als dat kon gebeuren, dat miss Belversdale zoo spoedig mogelijk van het geld op de hoogte werd gebracht." Hij dacht bij die woorden aan hetgeen hij dien man gisteren had hooren Zeggen omtrent die aanstelling. Als hij naar Indië vertrok kon het huwelijk mogelijk uitgesteld1 wordten en hem vervulde een koortsachtig verlangen, dat het spoedig werd gesloten. .,,Zeker." Wynstannley nam zijn hoed en begaf zich naar dé deur van het voorkantoor. Toen hij die opende, bleef hij staan, draaide zich om en keerde terug. Door zijn geheele besluit om hier heen te gaan en deze zaak te regelen had de draad van een voornemen geloopen. Hij had de kleine typiste half vergeten, die vriende lijk jegens hem was geweest, hem opgevroolijkt en moed ingesproken had. In zijn voorspoed had hij haar rijn gekomen? of voor Yauui misschien, die den ou den Ghika zakken met meel ontstal Hij dreigde hem gevangen te doen nemen." „Yanni, welja", snoof Kyra Marino, smalend. „Zou den vier soldaten achter Yanni heen zitten? Vangt éen arend vliegen? Neen, neen, zij zitten Stamati achterna, dat staat vast, en is hij niét op het eiland, dan is hij toch niet ver-af." „Maar waartoe al die drukte?" vroeg Moska, de bakkersvrouw, verwonderd, terwijl zij haar kruik op den schouder zette; „het zal noch de eerste, noch de laatste keer zijn, dat met een mes wordt gestoken of dat er ruzie zou zijn onder de gevangenen van Aegina." „Zooals je terecht opmerkt, buurvrouw; het is niei de eerste maal, het zal niet de laatste zijn, maar, weet je, Stamati stak niet een mede-gevangene met zijn mes dat zou spoedig vergeten zijn, maar het was de cipier en hij heeft geen gelegenheid meer gehad een woord daarna te zeggen, de arme kerel Stemmen gonsden op en handen gingen in één al gemeene beweging omhoog, terwijl sommige oude vrouwen prevelden: „God zij zijn ziel genadig." „Maar hoe kon hij uit de gevangenis komen, nadat hij het misdrijf had gepleegd?" vroeg Krinio, „en hoe kwam hij hier?" „Ze zeggen, langs de kade", en Kyra Marina demp te haar stem, „en dat hij bij nacht in kapitein Lefthe- ri'e boot was overgebracht; die was immers de neef van Stamati's vader. Om te ontsnappen bestaan er toch vensters in de gevangenis, hoe hoog ze ook mo gen zitten, en er zijn nog vijl en koord te koop, wan neer men maar geld heeft. Trouwens, het was nacht, hoorde ik zeggen, en de arme cipier lag in zwaren slaap, toen hij werd door stoken." „Dan heb je een leugen vernomen!" gilde Kyra So phaula uit. „Stamati kwam in de gevangen:s, omdat hij in zijn drift een man, die hem had beleedigd, had gestokenhij is zeer driftig, zooals bekend is, maar hij bezit goed bloed en nooit zou hij een slapenden man dooden „Ik weet, wat ik weet", zei Kyra Marina, schel, „en goed bloed of slecht bloed, het is hem maar geraden zich veilig geborgen te houden, nu de soldaten hier zijn, want het gaat mis met hem, als zij hem vangen." Haar kleindochter Youla, die naast haar stond, werd bleek. Zij was een mooi, zwartharig meisje, en teere liefdewoordjes waren er tusschen haar en Sta mati gev/isseld, vóórdat hij in zorgen was geraakt, naar zij hadden tot niets geleid. „Wat zullen zij met hem doen, als ze hem snappen, Yiayia?" „Ze zullen hem een kopje kleiner maken, mijn wichtje." En haar oud, ondeugend hoofd heen en we der schuddend, herhaalde zij met wreede grijns vol welbehagen deze woorden. Terwijl allen dit gesprek volgden, kwam een jonge vrouw den rotsachtigen weg af, die van het hooggele gen doipje voerde naar de fontein; een leege kruik hield zij in haar hand. Zij had een groezelige gelaats kleur, en zij liep kreupel. Moska zag haar het eerste; zij gaf een duwtje aan Krinio, Krinio fluisterde wat aan Panayota, Panayota aan Kyra Marina en alle gezichten keerden zich om. Niemand had haar dien morgen eigenlijk aan de fon tein verwacht. Toen zij naderbij was gekomen, viel er een groote stilte n; enkele zetten haar kruiken op den schouder en di ntelden weg, maar het meerendeel bleef en keek haar nieuwsgierig aan. Plotseling werd zfj de onge wone stilte gewaar; zij schrok op en staarde de ande ren aan. „Waarom kijk jullie mij zoo aan; waarom zijn op eens al die tongen aan het zwijgen?" Kyra Sophaula lei haar arm om haar middel. „Niets, Chryssi, kind, niets is er, alleen maar, dia Maar K>:a Marina onderbrak haar kwaadaardig. „Als je het dan wilt weten, wij spraken over je niet noodig gehad zij was toen geheel uit zijn ge dachte verdweenen. Doch cu verlaingde hij plotseling met heel zijn hart naar haar sympathie en steun. Hij had den geheeien weg over naar Barclay en Pen- tin aan haar gedacht en nu was zij niet in het voorkan toor. Een anaer meisje zat op haar oude plaats. XXV. De verschillende wendingen van het geluk hier be neden. Diyden. Het meisje tikte op de toetsen van een havelooze schrijfmachine, alsof haar leven afhing van het aantal tikken, die ze in een minuut kon voortbrengen. Het was een meisje met wanordelijk blond haar, dat in een ver warde bos op haar hoofd was gestoken een meisje met een half vuile blouse en schoenen waarvan het leer bij dé hielen was afgestooten een meisje dat den in druk gaf alsof ze in te groote haast was opgestaan om zorgvuldig toilet te maken. Wynnstanlety had gemeend, toe hij binnenkwam, dat miss Martin voor het een of ander moest zijn uit gegaan en hij had reeds half een glimlach van begroe ting voor haar gereed, toen hij op den drempel van het kantoor stond om heen te gaan. Maar het meisje met het blonde hoof dje was er nog en zij keek niet van haar machine op. Wynnstanley deed een stap terug en sprak Markham weer aan. ,,A propos, kan ik een oogenblik uw typiste spreken? Miss Martin, heet zij niet zoo? Ik wou haar iets vra gen. Zij was zoo goed! mij iets te vertellen, dat ik ver- langdè te weten toé ik hier de laatste maal was." Markham trok zijn wenkbrauwen op totdat zij; boven aan zijn smal voorhoofd bij elkandér dreigden te ko men. „Miss Martin? Zij is hier niet langer typiste. Zij heeft ons eenigen tijd1 geleden verlaten." Een eigenaardig, weemoedig gevoel van teleurstel ling maakte zich van hem meester. Hij had wel gewe ten hoe zeer hij er onderweg op had gerekend de kleine miss Martin te ontmoeten. Zij had hem vrcoger gehol pen en zou hem ditmaal zeker weer met hulp bijge staan hebben. „Verlaten? Kan u mij dan ook zeggen, waar zij dierbaren vriend Stamati, dien de soldaten op de hie len zitten. Drommels, het zal een mooi gezicht ople veren, als hij op de boot naar Athene wegstoomt, de ijzers aan zijn beenei: geklonken!" „Als hij uit de ge ïgenis vluchtte", antwoordde Chryssi gemelijk, „d zullen ze hem er ook weer in terugbrengen, wat prl.at je van Athene?" „Hij zal opnieuw veroordeeld worden, men zegt dat hij een anderen man heeft doodgestoken", bracht Moska te berde. Een gloeiend rood verfde plotseling de bleeke wan gen van het meisje. „Een ander", gilde zij woedend uit. „Wie durft zeggen, dat de man, dien hij drie jaar geleden gesto ken heeft, eraan gestorven is? En als hij nu een ander heeft gedood, dan werd zijn eer door dezen aangetast, en kreeg die zijn verdiende loon." „Goed en wel", sprak Kyra Marina tartend, „maar hij is er bij. Ik dank de Heilige Maagd dat mijn Youla, bang geworden voor jouw bedreigingen, toen zijn blikken van jouw gore gezicht zich keerden naar dit roze bakkesje, hem op heeft gegeven!" Het meisje hief plotseling haar kruik op en vloog de oude vrouw aanhet zou er slecht mee gegaan zijn, hadden een paar anderen haar niet tegengehouden. Ghryssi vocht om zich los te makenhijgende braak te zij woorden van woede uit over de kwade feeks, die het nu raadzaam achtte haar biezen te pakken, Youla met zich meevoerende. Alle anderen verspreidden zich stilzwijgend, Kyra Sophaula bleef alleen achter. Het gefolterde opgewonden meisje zonk toen op de trede vóór de fontein, neer, haar gezicht met haar handen bedekkende. „Kom," sprak Kyra Sophaula, nadat zij de kruiken gevuld had, „kom met mij mee naar huis." „Dank, ik kan niet gaan naar eenig huis waar zul ke slechte dingen van mijn Stamati worden geloofd. Kyra Sophaula^ jij bent een goeTe vrouw, jij gelooft het toch niet van hem?" „Ik zou het niet kunnen denken van dien jongeman, zooals ik hem eens gekend heb, maar wie kan het zeg gen? Zij zien zoovele slechte menschen in de gevange nis en hij is daar nu al drie lange jaren. Maar Chrys si, en haar stem fluisterde, waar of niet, er zijn solda ten hier. Zij komen van Athene, kennen deze streken niet en het kan eenigen tijd duren vóór ze hem vinden. Zou je hem niet eenig woordje willen zenden, of ten minste hem dóen weten Het meisje schrok op, het bloed was uit haar gezicht geweken. Zij greep den arm der oude vrouw. „Maar dau weet jij er meer vanjij kunt me ra den. Is hij dichtbij? Zeg mij, is hij in den omtrek!" „St, stt! niet zoo luid. Ga met mij mee Barba Stat hi zei mij een enkel woord, ten ik hem 't voedsel voor zijn beest bracht. Hij kent dé 'heuvels hier goed." De wind was opgestoken, het kreupele meisje kon met moeite dé oude vrouw bij houden, de zware wolken zonden reeds enkele druppels naar omlaag. Chryssi toefde eenige uren in het kleine huisje van Kyra Sophoula met het overdekte terrasje. Een uur later keerde Maraussa, het kleine, zwartharige klein dochtertje der oude vrouw naar het huisje terug, in ge zelschap van een dér jongens van Kapitein Leftheri's boot. Eenige uren daarna verliet Chryssi de woning, in haar handen hield zij een kleine flesch gele land- wijn; zij liep de houten trappen af, die voerden van het terrasje naar het plaatsje, vol kleine oranjekleurige chrysanthen, juist in vollen bloei. Zij achtte niet op die bloemen, hoewel Poriotsche vrouwen ze zeer liefheb ben, maar snelde voort, ouder den donkeren boog door, den rotsachtigen heuvel op, totdat zij de deur van haar eigen blauwgeverfde huisje had bereikt. Even hield zij stil, de zware wolken hulden de omringende bergen in een donker kleed, de zee stond dreigend, lood-getint, even was het heel stil, toen zwiepte een wervelwind op en de hemel opende zich in stroomen water. Zij drukte de deur haastig open, die dadelijk achter haar dichtklapte. Zij ontdeed zich vim haar witten hoofddoek en sloeg een zwarte shawl om hoofd en schouders, over haar katoenen rokje liet zij (feu zwaar der, van wol glijden en schoof haar voelen in een paar geei-leeren laarzen die eens haar vader hadden toebe- ocht naar zijn zakboekje, n majestueus gebaar met zijn heengegaan is?" Hij Markham maakte hand. „Ik kan u dat tot ijn spijt niet zeggen. Ik weet in de verste verte niet we ir zij heengegaan is toen zij ons verliet. Het speet mij, .peet mij zeer, dat zij moest ver trekken. Een bruikbare jongedame, zeer bekwaam. Maar de jonge mr. Barclay heeft hier vele verande ringen aangebracht. Hij vond, dat wij iemand moes ten hebben, die Duitsch en Italiaansch verstond. Miss Martin kende alleen Fransch en ik vermoed, dat haar kennis van die taal niet zeer uitgebreid waas. Ik heb een paar der jongere klerken, die een Paaschuitstapje naar Parijs hadden gemaakt toevallig grapjes hooren maken, over haar uitspraak, 'k Vond het jammer, dat het noodzakelijk werd geacht haar weg te sturen. Dat zou natuurlijk niet gebeurd zijn als onze mr. Barclay hier nog was geweest. Hij zou miss Martin gehouden hebben. Hij heeft haar die'betrekking gegeven en hij was altijd zeer welwillend jegens haar. Ik durf wel zeggen dat het hem naar zijn oordeel niet prettig zou stemmen, als hij wist, dat zij was ontslagen. Maar de tijden veranderen mr. Wynnstanley, sir de tijden veranderen voor ons allen." „Zou u niet kunnen uitvinden, waar miss Martin heengegaan is? Dat was een zwakke hoop, maar Wynnstanley, die daar,stond met de half gesloten deur tusschen hem en het vöorkantoor, had een gevoel alsof hij hemel en aar de in beweging moest brengen om het adres van de typiste machtig te worden. Zijn verlangen om haar da delijk weer te zien werd onuitsprekelijk. Hij zou zelf niet hebben kunnen zeggen, waarom haar vertrek zulk een ongeluk scheen. In dat oogenblik, nu hij in zijn hoop haar te spreken was teleurgesteld, kreeg zij dade lijk in zijn gedachten groote beteekenis de beteeke- nis van de eenige persoon in de heele, wijde wereld, die hij wist, dat zijn vriend was, op wier warme sym pathie hij, als van een vriend kon rekenen, wat er ook mocht gebeuren. Hij verwonderde er zich met een onbestemde verba zing over, dat hij haar in al die maanden had vergeten, boord. Zij liep naar haar moederfs linnenkastje, het was een groote, fraai opgewreven kast, zooals de mees te der Poriotsche vrouwen bezitten, maar zij was van ruw hout, en pittig blauw geverfd; zij waren altijd arm geweest. Van onder een stapeltje doeken nam zij een geruiten zakdoek, dien zij dichtgeknoopt in de plooien van haar jakje verborg. De flesch wijn met een flinke homp brood borg zij in een grooten zak, dien zij om haar middel hing, toen strompelde zij naar dé deur en luis terde; niets werd er vernomen dan alleen het gestadi ge plassen van den regen. Zij draaide voorzichtig den sleutel om en trad naar buiten. Vastberaden stapte zij, met de shawl stevig om het gebogen hoofd, den weg op naar de zeekust. Een kleine boot lag aan den oever, een jongen hield haar in bedwang. Dichtbij was een onduidelijk hoopje mensch en dier, amper te onder scheiden in den neerstroomenden regen. „Barba Stathi, be- jij daar?" „Ik ben hier, ja, 1: - vlug, de jongen wacht je in de boot." „Zag je niemand in de buurt?" „Niemand! „Waar zijn ze nu?" De oude man streek zacht langs de oofen van den ezel en antwoordde fluisterend: „Nog in de herberg. Nasso hier hoorde hen zeggen, dat zij zouden opbreken maar Sotiro bracht juist een nieuwe flesch retsinato, dus het zal nog even duren. Je zult er zijn, vóór hen, wees niet bevreesd." „Je zei dus: het kleine voetpad volgen, boven, langs het derde ravijn, recht tegenover het oude kapelletje?" „Ja, en dé bessen staan rood aan de struiken langs het heele pad en verbergen bijna den ingang tot het hol." „Ik dank je moge God je beloonen!" „Het betee nt niets, de Heilige Maagd zij met 1 Het m'isjt rok de shawl dichter om haar schouc stapte in xxt en de jongen roeide haar vlug n het vash Hoog het dorpje Ga lata, voorbij het bosch v, olijfbo< vorden de ber tm door lang-verget bergsti in meerdere pe ravijnen gesproten; district nagenoeg onb >ond, hoewel de hoogten niet aa lijk zijn, zijn assen er steil en nauw. De plantengroei is er rijke en van meer verscheiden heid dan op het eiland en rnyrt, oleander en aardibe- zieboom versperren de smalle gei te-paden. Hier en daar halverwege de bergpassen, bevinden zich ondie pe holen, langs steile bergpaden alleen bereikbaar. In vroegere jaren dienden ze voor schuilplaats voor de herders; nu nog boden zij in de koude maanden be schutting aan laattoevende herders, of aan een ver dwaalden eenzame, of aan eenig mensch die de gevan genis was ontsnapt. Twee uren nadat Chryssi uit de. boot was gestapt te Galata, waar bij dit bondeweer geen sterveling zich vertoonde, had zij het pad ingeslagen, dat leidde naar een der bewuste, kleine holen. Het meisje liep zeer bedachtzaam voort, met haar handen de roodbessige struiken terzij duwend, die haar den weg versperden. Zij liep bijna in tweeën gevouwen, om met de struiken één lijn te vormen, nu en dan mét één blik den afge- legden wej naspeurend. Plotseling boog het pad zich scherp naa links en vóór haar gaapte een kleine holte. Chryssi b' j haar hoofd en gleed de lage opening in. Binnenin is het muf en kil. Een man lag op een hoopje oogdé takken. Hij was omstreeks dertig jaar en j er ellendig vervallen uit. De drie jaren gevangem.-, hadden hem uitgeput. Zijn linkerarm hing in een soort van verband; zijn rechterhand, in bloede rige lappen, lag naast hem uitgespreid. Hij sliep niet, hij sprong verschrikt overeind, toen het meisje door haar binnenkomen het licht in het hol onderving. „Jij," gilde hij uit „jij, hoe kom jij hier? Ben je al leen. "is alles veilig?" Toen viel hij weer neer tegen den rotswand, uitgeput door pijn en ontbering. „Ik ben hier alleen, wees niet bevreesd." Zij na, t- die hem schuchter. „Heb je een wond aan je hand?" „Ja, aan beide, vervloekt!" dat hij, zoo luchtig had opgenomen, wat zij voor hem had gedaan, wat zij ten alle tijde bereid zou wezen te doen hij voelde dat met een diepe overtuiging, die door niets kon geschokt worden. Als hij haar noodig had als iemand miss Martin noodig had, dan zou ,zij op zijn roepstem komen en hen helpen. Tot haar ras behooren de krachtige helpers, de ver troosters, van deze wankele wereld, door zorgen en onrust geteisterd. Dezulken als zij, zijn geboren om te helpen. „Ik vrees dat dit onmogelijk is volkomen onmo gelijk! Markham's nietszeggende oogen waren minder sprekend dan ooit. „Ik heb er werkelijk geen flauw ver moeden van Mr. Barclay kent ongetwijfeld haar vrien den en zou ons op de hoogte kunnen breng enals hij daartoe in staat wan Maar het vermogen om te spre ken is tot dusver no niet teruggekomen. Het is niet waarschijnlijk, dat J t ooit zal terugkeeren. Mr. Bar clay weet alles van miss Martin af, kan ik wel zeggen. Inderdaad", hij liet zijn stem dalen alsof de typiste aan de verwij derde'taf el ooren als een haas had, „hij steldé bijzonder veel belang in haar; ik geloof niet dat ik er verkeerd aan doe dit mee te deelen. Er zijn droe vige omstandigheden geweest met betrekking tot miss Martin, heel droevige, zooais ik heb opgemaakt uit woorden, die onze mr. Barclay zach bij meer - dan een gelegenheid heeft laten ontvallen. Zij is, naar ik ge loof, dé dochter van een kennis van mr. Barclay een oude kennis, maar zij is niet erkend geworden. Haar moeder was egn dame stond in stand boven haar vader,.maar hij schijnt haar op een zeer laakbare wijze behandeld te hebben. Ik had begrepen dat cr zoo iets als bedn was ten opzichte van een huwelijk en dat miss M tin geen wettige aanspraken heeft \1- lertreurigsti oogst ongelukkig! Toen de jonge d? alleen in reld stond, heeft mr. Barclay zich b lot aan een en haar die betrekking op zijn k took geg Jet spijt me, d t het niet mogelijk is bleken h t te houden. Maar u begrijpt, dat joi mensch nieuwe met1 dés overhellen! Goed, morgen het is frissch na dien regen van va; nacht. fWoifdt vervolgd.) CQURINT. ver."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 9