DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Purper en fijn Linnen
No, 18
Honderd en achttiende Jaargang
1916
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1 fr. p. post f 1.25. Advertentieprijs 10 ct. p. regel, groote letters noar plaatsrnimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERffls. COSTER fi ZOON, Voordam C 9. Telefoonnr. 3.
ZATE 11D A U
22 JANUARI
Grieksche liefde en trouw.
EEÜIELETOM.
E JRGiiMEtSTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen ter algemeene
kennis, dat in het gemeenteblad van Alkmaar No.
491 is opgenomen het besluit van den Raad dier
gemeente van 22 September 1913, waarbij is vast
gesteld j
Eene verordening voor de Han
delsschool te Alkmaar,
welke verordening, heden afgekondigd, gedurende
drie maanden ter gemeente-secretarie ter lezing is
nedergelegd en aldaar tegen betaling van f 0.25 in
afdruk is verkrijgbaar gesteld.
Alkmaar, 19 Januari 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
O. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
De fontein stond dich aan de zee. Twee manneren
dolfijnen kronkelden aan de ééne zijde hunne staarten
om een drietand heen, aan den anderen kant was nog
eenig opsclirift, doch bijna onleesbaar, uitgewiseht
door de aanspoelende golven, die des winters als de
„ponente" blies, er tegen aan beukten. Achter de fon
tein kropen de huizen omboog naar den ouden molen
op den heuvel. Op den breedpn steenen rand rondlom
de fontein stonden de rooden aarden kruiken, wach
tend om te worden gevuld, terwijl de wouwen met druk
gebaar haar praatje htekfen,
Het werd al reeds kii, hoewel 't nauwelijks half Oc
tober was; de dunne katoenen gokjes der vrouwen wap
perden in den wind. Enkelen onder haar, de ouderen,
droegen kleine, zwarte doekjes om hoofd en schoudlers.
Het bad twee, driemaal de laatste week geregend en 't
drengde opnieuw. Barba Stathi, die juist met zijn ezel
aan haar voorbij den heuvel was opgegaan, om thym
te plukken, had "naar de zwarte wolken getuurd en de
vrouwen gewaarschuwd.
Er was altijd heel wat te bepraten aan de fontein,
doch dezen morgen scheen er wel een buitengewoon
belangrijk onderwerp bij den kop genomen te zijn. De
hoofden staken dich bijeen en de doordringende stem
men klonken schril en hoog op, Kyra Marina's boven
al de andere uit, ondanks haar zeventig jaren.
„Geduld, geduld toch!" herhaalde zij, toen allen
zich om haar drongen. Geduld, laat mij vertellen, laat
mij op adem komen, maar, schapen, jullie laat me bij
na stikken. Jaja, zij zijn hier, met eigen oogen heb ik
ze gezien; vier er van zag ik toevallig in So tiro's her
berg. Sotiro trachtte met zijn vette lichaam den ingang
te blokkeeren, maar ik zag het geflikker hunner sabels
tusschen zijn beenen door. Ja, ja, ik ben wel oud, maar
mijn oogen zijn nog best, ik zie bijna alles, wat er ge
zien moet worden".
„En veel, dat met behoefde", wierp Kyra Sophaula
rustig er tusschen in, terwijl zij haar kruik onder het
stroomende water vol liet loopen.
„Zeg eens, Kyra Sophaula, let jij eens wat beter op
je woorden," riep de oudé woedend terug. „Wat ik
zag. kunnen allen zien, en als er iemand is, die het te
gendeel zegt, zal ik hem zijn portie wel geven....!
Trouwens, wat ben jij er voor eentje, die mij durft wan
trouwen? Als je nog niet weet, wie ik ben, vraag an
deren naar mij. Ik ben een fatsoenlijke huisvrouw,
vraag, wie je wilt. Waar zie jij mij voor aan? Werk
ik misschien bij vreemden, schrob ik ooit de vloeren
voor één drachma per dag, kost inbegrepen Heeft ooit
iemand! mij zien venten langs die dieuren met verrotte
ouwe groenten
Deze stekende toespelingen sloegen op de armoedige
werkjes, waartoe Kyra Sophaula nu en dan door nood
gedrongen, haar toevlucht had' gezocht.
Kyra Marteu zou nog langen tijd op deze wijze
door-gehekeld hebben, was zij niet door een hevigen
hoestaanval tot zwijgen gebracht. Weer op adem ge-,
komen, trachtten de anderen haar tot het punt van uit
gang terug te brengen.
„Let nu niei: langer op haar, Kyra Marino, iedereen
kent je', suste Krinio, „vertel ons nu liever wat je
hebt vernomen, is het voor hem, dat de soldaten hier
naar het Engelsch
ter
LILLIAS ©AMPBDli DAVIDSON.
32)
Markham sloeg plotseling zijn ogen op.
„Inderdaad! Dat is een groote som om te vervreem
den U heeft toch zeker wel overwogen welk een hap
dat uit het kapitaal zou nemen?"
Wynnstanley viel hem ongeduldig in de rede.
„Ik heb alles overwogen. Het kapitaal zou ik zeggen,
is groot genoeg om dat te kunnen lijden. Het is mijn
wensch. En ik verlang het op mis Belversdale vast te
zetten. Haar moeder behoeft er niet bij genoemd te wor
den. Zij is reeds op leeftijd en invalide. Miss Belvers
dale zal wel voor haar zorgen. Het maakt alles eenvou
diger als het direct aan de dochter komt."
„Heel goed. Uw instructies zullen natuurlijk opge
volgd worden."
„En en ik zou gaarne zien, als dat kon gebeuren,
dat miss Belversdale zoo spoedig mogelijk van het geld
op de hoogte werd gebracht."
Hij dacht bij die woorden aan hetgeen hij dien man
gisteren had hooren Zeggen omtrent die aanstelling.
Als hij naar Indië vertrok kon het huwelijk mogelijk
uitgesteld1 wordten en hem vervulde een koortsachtig
verlangen, dat het spoedig werd gesloten.
.,,Zeker."
Wynstannley nam zijn hoed en begaf zich naar dé
deur van het voorkantoor. Toen hij die opende, bleef
hij staan, draaide zich om en keerde terug. Door zijn
geheele besluit om hier heen te gaan en deze zaak te
regelen had de draad van een voornemen geloopen.
Hij had de kleine typiste half vergeten, die vriende
lijk jegens hem was geweest, hem opgevroolijkt en
moed ingesproken had. In zijn voorspoed had hij haar
rijn gekomen? of voor Yauui misschien, die den ou
den Ghika zakken met meel ontstal Hij dreigde hem
gevangen te doen nemen."
„Yanni, welja", snoof Kyra Marino, smalend. „Zou
den vier soldaten achter Yanni heen zitten? Vangt éen
arend vliegen? Neen, neen, zij zitten Stamati achterna,
dat staat vast, en is hij niét op het eiland, dan is hij
toch niet ver-af."
„Maar waartoe al die drukte?" vroeg Moska, de
bakkersvrouw, verwonderd, terwijl zij haar kruik op
den schouder zette; „het zal noch de eerste, noch de
laatste keer zijn, dat met een mes wordt gestoken of
dat er ruzie zou zijn onder de gevangenen van
Aegina."
„Zooals je terecht opmerkt, buurvrouw; het is niei
de eerste maal, het zal niet de laatste zijn, maar, weet
je, Stamati stak niet een mede-gevangene met zijn mes
dat zou spoedig vergeten zijn, maar het was de cipier
en hij heeft geen gelegenheid meer gehad een woord
daarna te zeggen, de arme kerel
Stemmen gonsden op en handen gingen in één al
gemeene beweging omhoog, terwijl sommige oude
vrouwen prevelden: „God zij zijn ziel genadig."
„Maar hoe kon hij uit de gevangenis komen, nadat
hij het misdrijf had gepleegd?" vroeg Krinio, „en
hoe kwam hij hier?"
„Ze zeggen, langs de kade", en Kyra Marina demp
te haar stem, „en dat hij bij nacht in kapitein Lefthe-
ri'e boot was overgebracht; die was immers de neef
van Stamati's vader. Om te ontsnappen bestaan er
toch vensters in de gevangenis, hoe hoog ze ook mo
gen zitten, en er zijn nog vijl en koord te koop, wan
neer men maar geld heeft.
Trouwens, het was nacht, hoorde ik zeggen, en de
arme cipier lag in zwaren slaap, toen hij werd door
stoken."
„Dan heb je een leugen vernomen!" gilde Kyra So
phaula uit. „Stamati kwam in de gevangen:s, omdat
hij in zijn drift een man, die hem had beleedigd, had
gestokenhij is zeer driftig, zooals bekend is, maar hij
bezit goed bloed en nooit zou hij een slapenden man
dooden
„Ik weet, wat ik weet", zei Kyra Marina, schel, „en
goed bloed of slecht bloed, het is hem maar geraden
zich veilig geborgen te houden, nu de soldaten hier
zijn, want het gaat mis met hem, als zij hem vangen."
Haar kleindochter Youla, die naast haar stond,
werd bleek. Zij was een mooi, zwartharig meisje, en
teere liefdewoordjes waren er tusschen haar en Sta
mati gev/isseld, vóórdat hij in zorgen was geraakt,
naar zij hadden tot niets geleid.
„Wat zullen zij met hem doen, als ze hem snappen,
Yiayia?"
„Ze zullen hem een kopje kleiner maken, mijn
wichtje." En haar oud, ondeugend hoofd heen en we
der schuddend, herhaalde zij met wreede grijns vol
welbehagen deze woorden.
Terwijl allen dit gesprek volgden, kwam een jonge
vrouw den rotsachtigen weg af, die van het hooggele
gen doipje voerde naar de fontein; een leege kruik
hield zij in haar hand. Zij had een groezelige gelaats
kleur, en zij liep kreupel.
Moska zag haar het eerste; zij gaf een duwtje aan
Krinio, Krinio fluisterde wat aan Panayota, Panayota
aan Kyra Marina en alle gezichten keerden zich om.
Niemand had haar dien morgen eigenlijk aan de fon
tein verwacht.
Toen zij naderbij was gekomen, viel er een groote
stilte n; enkele zetten haar kruiken op den schouder
en di ntelden weg, maar het meerendeel bleef en keek
haar nieuwsgierig aan. Plotseling werd zfj de onge
wone stilte gewaar; zij schrok op en staarde de ande
ren aan.
„Waarom kijk jullie mij zoo aan; waarom zijn op
eens al die tongen aan het zwijgen?"
Kyra Sophaula lei haar arm om haar middel.
„Niets, Chryssi, kind, niets is er, alleen maar,
dia
Maar K>:a Marina onderbrak haar kwaadaardig.
„Als je het dan wilt weten, wij spraken over je
niet noodig gehad zij was toen geheel uit zijn ge
dachte verdweenen. Doch cu verlaingde hij plotseling
met heel zijn hart naar haar sympathie en steun.
Hij had den geheeien weg over naar Barclay en Pen-
tin aan haar gedacht en nu was zij niet in het voorkan
toor. Een anaer meisje zat op haar oude plaats.
XXV.
De verschillende wendingen van het geluk hier be
neden.
Diyden.
Het meisje tikte op de toetsen van een havelooze
schrijfmachine, alsof haar leven afhing van het aantal
tikken, die ze in een minuut kon voortbrengen. Het was
een meisje met wanordelijk blond haar, dat in een ver
warde bos op haar hoofd was gestoken een meisje
met een half vuile blouse en schoenen waarvan het leer
bij dé hielen was afgestooten een meisje dat den in
druk gaf alsof ze in te groote haast was opgestaan om
zorgvuldig toilet te maken.
Wynnstanlety had gemeend, toe hij binnenkwam,
dat miss Martin voor het een of ander moest zijn uit
gegaan en hij had reeds half een glimlach van begroe
ting voor haar gereed, toen hij op den drempel van het
kantoor stond om heen te gaan. Maar het meisje met
het blonde hoof dje was er nog en zij keek niet van haar
machine op. Wynnstanley deed een stap terug en sprak
Markham weer aan.
,,A propos, kan ik een oogenblik uw typiste spreken?
Miss Martin, heet zij niet zoo? Ik wou haar iets vra
gen. Zij was zoo goed! mij iets te vertellen, dat ik ver-
langdè te weten toé ik hier de laatste maal was."
Markham trok zijn wenkbrauwen op totdat zij; boven
aan zijn smal voorhoofd bij elkandér dreigden te ko
men.
„Miss Martin? Zij is hier niet langer typiste. Zij
heeft ons eenigen tijd1 geleden verlaten."
Een eigenaardig, weemoedig gevoel van teleurstel
ling maakte zich van hem meester. Hij had wel gewe
ten hoe zeer hij er onderweg op had gerekend de kleine
miss Martin te ontmoeten. Zij had hem vrcoger gehol
pen en zou hem ditmaal zeker weer met hulp bijge
staan hebben.
„Verlaten? Kan u mij dan ook zeggen, waar zij
dierbaren vriend Stamati, dien de soldaten op de hie
len zitten. Drommels, het zal een mooi gezicht ople
veren, als hij op de boot naar Athene wegstoomt, de
ijzers aan zijn beenei: geklonken!"
„Als hij uit de ge ïgenis vluchtte", antwoordde
Chryssi gemelijk, „d zullen ze hem er ook weer in
terugbrengen, wat prl.at je van Athene?"
„Hij zal opnieuw veroordeeld worden, men zegt
dat hij een anderen man heeft doodgestoken", bracht
Moska te berde.
Een gloeiend rood verfde plotseling de bleeke wan
gen van het meisje.
„Een ander", gilde zij woedend uit. „Wie durft
zeggen, dat de man, dien hij drie jaar geleden gesto
ken heeft, eraan gestorven is? En als hij nu een ander
heeft gedood, dan werd zijn eer door dezen aangetast,
en kreeg die zijn verdiende loon."
„Goed en wel", sprak Kyra Marina tartend, „maar
hij is er bij. Ik dank de Heilige Maagd dat mijn
Youla, bang geworden voor jouw bedreigingen, toen
zijn blikken van jouw gore gezicht zich keerden naar
dit roze bakkesje, hem op heeft gegeven!"
Het meisje hief plotseling haar kruik op en vloog
de oude vrouw aanhet zou er slecht mee gegaan zijn,
hadden een paar anderen haar niet tegengehouden.
Ghryssi vocht om zich los te makenhijgende braak
te zij woorden van woede uit over de kwade feeks, die
het nu raadzaam achtte haar biezen te pakken, Youla
met zich meevoerende. Alle anderen verspreidden zich
stilzwijgend, Kyra Sophaula bleef alleen achter. Het
gefolterde opgewonden meisje zonk toen op de trede
vóór de fontein, neer, haar gezicht met haar handen
bedekkende.
„Kom," sprak Kyra Sophaula, nadat zij de kruiken
gevuld had, „kom met mij mee naar huis."
„Dank, ik kan niet gaan naar eenig huis waar zul
ke slechte dingen van mijn Stamati worden geloofd.
Kyra Sophaula^ jij bent een goeTe vrouw, jij gelooft
het toch niet van hem?"
„Ik zou het niet kunnen denken van dien jongeman,
zooals ik hem eens gekend heb, maar wie kan het zeg
gen? Zij zien zoovele slechte menschen in de gevange
nis en hij is daar nu al drie lange jaren. Maar Chrys
si, en haar stem fluisterde, waar of niet, er zijn solda
ten hier. Zij komen van Athene, kennen deze streken
niet en het kan eenigen tijd duren vóór ze hem vinden.
Zou je hem niet eenig woordje willen zenden, of ten
minste hem dóen weten
Het meisje schrok op, het bloed was uit haar gezicht
geweken. Zij greep den arm der oude vrouw.
„Maar dau weet jij er meer vanjij kunt me ra
den. Is hij dichtbij? Zeg mij, is hij in den omtrek!"
„St, stt! niet zoo luid. Ga met mij mee Barba Stat
hi zei mij een enkel woord, ten ik hem 't voedsel voor
zijn beest bracht. Hij kent dé 'heuvels hier goed."
De wind was opgestoken, het kreupele meisje kon
met moeite dé oude vrouw bij houden, de zware wolken
zonden reeds enkele druppels naar omlaag.
Chryssi toefde eenige uren in het kleine huisje van
Kyra Sophoula met het overdekte terrasje. Een uur
later keerde Maraussa, het kleine, zwartharige klein
dochtertje der oude vrouw naar het huisje terug, in ge
zelschap van een dér jongens van Kapitein Leftheri's
boot. Eenige uren daarna verliet Chryssi de woning,
in haar handen hield zij een kleine flesch gele land-
wijn; zij liep de houten trappen af, die voerden van het
terrasje naar het plaatsje, vol kleine oranjekleurige
chrysanthen, juist in vollen bloei. Zij achtte niet op die
bloemen, hoewel Poriotsche vrouwen ze zeer liefheb
ben, maar snelde voort, ouder den donkeren boog door,
den rotsachtigen heuvel op, totdat zij de deur van haar
eigen blauwgeverfde huisje had bereikt. Even hield zij
stil, de zware wolken hulden de omringende bergen in
een donker kleed, de zee stond dreigend, lood-getint,
even was het heel stil, toen zwiepte een wervelwind
op en de hemel opende zich in stroomen water.
Zij drukte de deur haastig open, die dadelijk achter
haar dichtklapte. Zij ontdeed zich vim haar witten
hoofddoek en sloeg een zwarte shawl om hoofd en
schouders, over haar katoenen rokje liet zij (feu zwaar
der, van wol glijden en schoof haar voelen in een paar
geei-leeren laarzen die eens haar vader hadden toebe-
ocht naar zijn zakboekje,
n majestueus gebaar met zijn
heengegaan is?" Hij
Markham maakte
hand.
„Ik kan u dat tot ijn spijt niet zeggen. Ik weet in
de verste verte niet we ir zij heengegaan is toen zij ons
verliet. Het speet mij, .peet mij zeer, dat zij moest ver
trekken. Een bruikbare jongedame, zeer bekwaam.
Maar de jonge mr. Barclay heeft hier vele verande
ringen aangebracht. Hij vond, dat wij iemand moes
ten hebben, die Duitsch en Italiaansch verstond. Miss
Martin kende alleen Fransch en ik vermoed, dat haar
kennis van die taal niet zeer uitgebreid waas. Ik heb
een paar der jongere klerken, die een Paaschuitstapje
naar Parijs hadden gemaakt toevallig grapjes hooren
maken, over haar uitspraak, 'k Vond het jammer, dat
het noodzakelijk werd geacht haar weg te sturen. Dat
zou natuurlijk niet gebeurd zijn als onze mr. Barclay
hier nog was geweest. Hij zou miss Martin gehouden
hebben. Hij heeft haar die'betrekking gegeven en hij
was altijd zeer welwillend jegens haar. Ik durf wel
zeggen dat het hem naar zijn oordeel niet prettig zou
stemmen, als hij wist, dat zij was ontslagen. Maar de
tijden veranderen mr. Wynnstanley, sir de tijden
veranderen voor ons allen."
„Zou u niet kunnen uitvinden, waar miss Martin
heengegaan is?
Dat was een zwakke hoop, maar Wynnstanley, die
daar,stond met de half gesloten deur tusschen hem en
het vöorkantoor, had een gevoel alsof hij hemel en aar
de in beweging moest brengen om het adres van de
typiste machtig te worden. Zijn verlangen om haar da
delijk weer te zien werd onuitsprekelijk. Hij zou zelf
niet hebben kunnen zeggen, waarom haar vertrek zulk
een ongeluk scheen. In dat oogenblik, nu hij in zijn
hoop haar te spreken was teleurgesteld, kreeg zij dade
lijk in zijn gedachten groote beteekenis de beteeke-
nis van de eenige persoon in de heele, wijde wereld,
die hij wist, dat zijn vriend was, op wier warme sym
pathie hij, als van een vriend kon rekenen, wat er ook
mocht gebeuren.
Hij verwonderde er zich met een onbestemde verba
zing over, dat hij haar in al die maanden had vergeten,
boord. Zij liep naar haar moederfs linnenkastje, het
was een groote, fraai opgewreven kast, zooals de mees
te der Poriotsche vrouwen bezitten, maar zij was van
ruw hout, en pittig blauw geverfd; zij waren altijd arm
geweest.
Van onder een stapeltje doeken nam zij een geruiten
zakdoek, dien zij dichtgeknoopt in de plooien van haar
jakje verborg. De flesch wijn met een flinke homp
brood borg zij in een grooten zak, dien zij om haar
middel hing, toen strompelde zij naar dé deur en luis
terde; niets werd er vernomen dan alleen het gestadi
ge plassen van den regen. Zij draaide voorzichtig den
sleutel om en trad naar buiten. Vastberaden stapte zij,
met de shawl stevig om het gebogen hoofd, den weg
op naar de zeekust. Een kleine boot lag aan den oever,
een jongen hield haar in bedwang. Dichtbij was een
onduidelijk hoopje mensch en dier, amper te onder
scheiden in den neerstroomenden regen.
„Barba Stathi, be- jij daar?"
„Ik ben hier, ja, 1: - vlug, de jongen wacht je in de
boot."
„Zag je niemand in de buurt?"
„Niemand!
„Waar zijn ze nu?"
De oude man streek zacht langs de oofen van den
ezel en antwoordde fluisterend:
„Nog in de herberg. Nasso hier hoorde hen zeggen,
dat zij zouden opbreken maar Sotiro bracht juist een
nieuwe flesch retsinato, dus het zal nog even duren.
Je zult er zijn, vóór hen, wees niet bevreesd."
„Je zei dus: het kleine voetpad volgen, boven, langs
het derde ravijn, recht tegenover het oude kapelletje?"
„Ja, en dé bessen staan rood aan de struiken langs
het heele pad en verbergen bijna den ingang tot het
hol."
„Ik dank je moge God je beloonen!"
„Het betee nt niets, de Heilige Maagd zij met 1
Het m'isjt rok de shawl dichter om haar schouc
stapte in xxt en de jongen roeide haar vlug n
het vash
Hoog het dorpje Ga lata, voorbij het bosch v,
olijfbo< vorden de ber tm door lang-verget
bergsti in meerdere pe ravijnen gesproten;
district nagenoeg onb >ond, hoewel de hoogten
niet aa lijk zijn, zijn assen er steil en nauw.
De plantengroei is er rijke en van meer verscheiden
heid dan op het eiland en rnyrt, oleander en aardibe-
zieboom versperren de smalle gei te-paden. Hier en
daar halverwege de bergpassen, bevinden zich ondie
pe holen, langs steile bergpaden alleen bereikbaar.
In vroegere jaren dienden ze voor schuilplaats voor de
herders; nu nog boden zij in de koude maanden be
schutting aan laattoevende herders, of aan een ver
dwaalden eenzame, of aan eenig mensch die de gevan
genis was ontsnapt.
Twee uren nadat Chryssi uit de. boot was gestapt
te Galata, waar bij dit bondeweer geen sterveling zich
vertoonde, had zij het pad ingeslagen, dat leidde naar
een der bewuste, kleine holen. Het meisje liep zeer
bedachtzaam voort, met haar handen de roodbessige
struiken terzij duwend, die haar den weg versperden.
Zij liep bijna in tweeën gevouwen, om met de struiken
één lijn te vormen, nu en dan mét één blik den afge-
legden wej naspeurend. Plotseling boog het pad zich
scherp naa links en vóór haar gaapte een kleine holte.
Chryssi b' j haar hoofd en gleed de lage opening in.
Binnenin is het muf en kil. Een man lag op een
hoopje oogdé takken. Hij was omstreeks dertig
jaar en j er ellendig vervallen uit. De drie jaren
gevangem.-, hadden hem uitgeput. Zijn linkerarm hing
in een soort van verband; zijn rechterhand, in bloede
rige lappen, lag naast hem uitgespreid.
Hij sliep niet, hij sprong verschrikt overeind, toen
het meisje door haar binnenkomen het licht in het hol
onderving.
„Jij," gilde hij uit „jij, hoe kom jij hier? Ben je al
leen. "is alles veilig?" Toen viel hij weer neer tegen den
rotswand, uitgeput door pijn en ontbering.
„Ik ben hier alleen, wees niet bevreesd." Zij na, t-
die hem schuchter. „Heb je een wond aan je hand?"
„Ja, aan beide, vervloekt!"
dat hij, zoo luchtig had opgenomen, wat zij voor hem
had gedaan, wat zij ten alle tijde bereid zou wezen te
doen hij voelde dat met een diepe overtuiging, die
door niets kon geschokt worden. Als hij haar noodig
had als iemand miss Martin noodig had, dan zou
,zij op zijn roepstem komen en hen helpen.
Tot haar ras behooren de krachtige helpers, de ver
troosters, van deze wankele wereld, door zorgen en
onrust geteisterd. Dezulken als zij, zijn geboren om te
helpen.
„Ik vrees dat dit onmogelijk is volkomen onmo
gelijk! Markham's nietszeggende oogen waren minder
sprekend dan ooit. „Ik heb er werkelijk geen flauw ver
moeden van Mr. Barclay kent ongetwijfeld haar vrien
den en zou ons op de hoogte kunnen breng enals hij
daartoe in staat wan Maar het vermogen om te spre
ken is tot dusver no niet teruggekomen. Het is niet
waarschijnlijk, dat J t ooit zal terugkeeren. Mr. Bar
clay weet alles van miss Martin af, kan ik wel zeggen.
Inderdaad", hij liet zijn stem dalen alsof de typiste
aan de verwij derde'taf el ooren als een haas had, „hij
steldé bijzonder veel belang in haar; ik geloof niet dat
ik er verkeerd aan doe dit mee te deelen. Er zijn droe
vige omstandigheden geweest met betrekking tot miss
Martin, heel droevige, zooais ik heb opgemaakt uit
woorden, die onze mr. Barclay zach bij meer - dan een
gelegenheid heeft laten ontvallen. Zij is, naar ik ge
loof, dé dochter van een kennis van mr. Barclay
een oude kennis, maar zij is niet erkend geworden.
Haar moeder was egn dame stond in stand boven
haar vader,.maar hij schijnt haar op een zeer laakbare
wijze behandeld te hebben. Ik had begrepen dat cr zoo
iets als bedn was ten opzichte van een huwelijk en
dat miss M tin geen wettige aanspraken heeft \1-
lertreurigsti oogst ongelukkig! Toen de jonge d?
alleen in reld stond, heeft mr. Barclay zich b
lot aan een en haar die betrekking op zijn k
took geg Jet spijt me, d t het niet mogelijk is
bleken h t te houden. Maar u begrijpt, dat joi
mensch nieuwe met1 dés overhellen! Goed,
morgen het is frissch na dien regen van va;
nacht.
fWoifdt vervolgd.)
CQURINT.
ver."