FEUILLETON.
Purper en fijn Linnen
wijd was aan eene bespreking van hei con
flict bij het dagblad „De Telegraaf".
Ter vergadering waren wederom een 40-tal
journalisten, van alle richtingen, aanwezig.
Na de opening der vergadering wees de
voorzitter, de heer J. W. Helmer, er op, dat
het gepubliceerde relaas van het gesprokene
ter vorige vergadering, in de pers besprekin
gen heeft uitgelokt.
Onder de pers-organen, die aandacht aan
dit stuk hebben gewijd, behoorde ook het
dagblad „De Telegraaf". Sommige aanmer
kingen door de heeren H. M. C. Holdert, F.
H. J. Holdert, J. C. Schrüder en G. Simons,
naar aanleiding van dit relaas gemaakt, be
treffen rechtstreeks de gestie van het bestuur
der „Amsterdamsche Pers". Het is- daarom
dat het bestuur, alvorens de besprekingen te
openen, de navolgende verklaringen wenschte
af te leggen:
lo. In „De Telegraaf" van Maandag 24
Januari (avondblad) wordt het relaas inge
leid met de volgende zinsnede:
„Het Haagsche Correspondentiebureau
het officieuse orgaan van de Nederlandsche
Regeering, zendt ons het volgende verslag:
Wanneer deze inleidende zinsnede de be
doeling heeft bij het publiek den indruk te
vestigen, dat de Nederlandsche Regeering in
deze publicatie de hand heeft gehad, dan
moet dit worden gekarakteriseerd als een
ergerlijke poging tot misleiding. Het relaas
is opgesteld door een ter vergadering be
noemde commissie, die van de diensten van
het Nederlandsch Correspondentie-Bureau
slechts heeft gebruik gemaakt ter verkrijging
van een snelle publicatie, zooals doorgaans
door velen, die aan de pers in haar geheel
iets hebben mede te deelen, wordt gedaan.
2o. In verschillende'stukken in „De Tele
graaf" over deze zaak verschenen, wordt er
de „Amsterdamsche Pers" een verwijt van
gemaakt, dat zij vóór de openbaarmaking van
liet relaas de heeren H. M. C. Holdert, F. H.
Holdert en J. C. Schroder niet heeft ge
hooid. Dit verwijt is even ongemotiveerd als
ongerechtvaardigd. Onze bedoeling was als
beroeps-organisatie bekendheid te geven aan
wantoestanden die aan het dagblad „De Te
legraaf" en het daarbij behoorend volksblad
„De Courant" heerschen..
De wijze waarop en de omstandigheden
waaronder de gepubliceerde feiten ter kennis
der vergadering kwamen, gaven haar niet al
leen het recht, maar legden haar den zedelij-
keii plicht op, om tot onverwijlde publicatie
over te gaan.
3o. De voorstelling door den heer Ji. C
Schröder gegeven, alsof de heer Plemp van
Duiveland de hand heeft gehad in de samen
stelling van het relaas, is volkomen in strijd
met de waarheid. Het werd door de daarvoor
benoemde commissie geheel zelfstandig op
gesteld en daarna in opdracht der vergade
ring aan den heer Plemp van Duiveland, in
zijn qualiteit van voorzitter van den Neder-
landschen Journalisten Kring, voorgelegd,
ter beantwoording van de vraag, of er ook
passages in voorkwamen, die naar zijn oor
deel uit internationaal oogpunt beter achter
wege konden blijven. De heer Plemp van
Duiveland achtte geenerlei wijziging hoege
naamd noodig.
Nadat de voorzitter deze verklaring na
mens het bestuur had uitgesproken, werd het
woord gevraagd door Mr. L. J. Plemp van
Duiveland, om namens het bestuur van den
Nederlandschen Journalistenkring, dat offi
cieel tot deze vergadering was uitgenoodigd,
mede te deelen, dat het Kringbestuur in zijn
Maandag j.l. te 's-Gravenhage gehouden ver
gadering deze aangelegenheid ampel be
sproken had. Het was in zijne vergadering
eenstemmig tot de conclusie gekomen, dat dt
Vereeniging „De Amsterdamsche Pers" toi
dusver deze zaak uitnemend heeft behartigd
Het Kringbestuur heeft daarin aanleiding ge
vonden „De Amsterdamsche Pers" uit te noo
digen deze aangelegenheid verder te behan
delen, met dien verstande, dat het besiuui
der Amsterdamsche Pers" het Kringbestuui
zal kennen in gewichtige stappen, die het
voornemens is te deen Het Kringbestuur vet
eenigde zich met de maatregelen welke d>
„Amsterdamsche Pers' Dt dusver reeds heef
genomen in deze zaak en ondersteunt den op
roep welken de „Amsterdamsche Pers" tot
de Nederlandsche Journalisten heeft gericht
n.l. om de plaatsen der bij „De Telegraaf'
ontslagenen niet in te nemen en aanbiedingen
daartoe onverbiddelijk van de hand te wijzen
Vervolgens werd overgegaan tot de ver
dere behandeling van de Telegraaf-kwesties
voor welke behandeling de vergadering was
bijeengeroepen.
Gewezen werd er op, dat alleen door de
heeren Schrüder en Simons in eigenlijken zin
een poging tot verweer was gedaan, terwijl
vastgesteld moest worden^ dat het artikel van
den heer Schróder voor een niet gering deel
bestond uit een polemiek met andere bladen
na^r het Engelsch
LILIAS CAMPBELL DAVIDSON.
37)
Hij zat in de rookkamer, gelijkvloers. Sinds
die episode met Rosamund den vorigen zo
mer had hij het kleine studeervertrek met zijn
erker vermeden. Het bevatte te veel ellendige
herinneringen. Hij verkoos een kamer, die
hem niet voortdurend aan zijn vernedering
herinnerde.
Hij zat te lezen en te rooken. 't Was laat
en doodstil in huis, stil arts in het kille graf.
Doch opeens kwam het hem voor alsof er
zich iets bewoog juist buiten het raam, waar
het gordijn de lage glasruit niet bedekte.
Hij keek er naar en opeens zat hij als ver
stijfd jn zijn stoel en zijn hart bevroor in zijn
binnenste.
XIXX
„De grootste schat, die het leven kan geven
is een vlekkelooze naam."
Een gezicht keek naar binnen, een gezicht,
dat verlicht werd door den gloed van de
groote flikkerende, koperen lichtkorven op
De feiten in de vergadering van „De Amster
damsche Pers" besproken, bleven onaange
roerd Anders staat het intusschen met twee
zaken uit het relaas, waarover de heer J. C.
Schröder zich wel rjitlaat.
De eerste zaak betreft het z.g. anti-smok-
kel-bureau van den heer H. M. C. Heldert en
het verband daarvan met „De Telegraaff".
Onomwonden wordt het bestaan van dit bu
reau, dat tot dusver, zoowel voor de' lezers
van „De Telegraaf" als voor het Nederland
sche volk onbekend was, erkend. De onthul
de werkzaamheden van het Anti-Smokkelbu-
reau zooals zij in het relaas waren opge
somd, blijven onweersproken.
De heer Schröder beweert slechts, dat dit
bureau „geheel staat buiten „De Telegraaf"
Hoe weinig deze bewering is in overeenstem
ming met de werkelijkheid, blijkt reeds uil
een vergelijking met het eerste relaas. In de
eerste plaats toch waren verschillende speur
ders van het Anti-Smokkelbureau in het bezit
van verslaggeverskaarten van „De Telegraaf",
in de tweede plaats kregen verschillende re
dacteuren, verslaggevers en correspondenten
van „De Telegraaf" opdrachten van het voor
genoemd bureau; in de derde plaats werden
tal van berichten door dit bureau verzameld,
door of vanwege den heer H. M. C. Holdert
in „De Telegraaf" geplaatst. Dat dit ge
schiedde buiten medeweten van den heer
Schröder, toenmaals nog hoofdredacteur,
is een aangelegenheid, die in staat is licht te
verspreiden op de aan „De Telegraaf" heer-
schende journalistieke verhoudingen, maar
maakt het verband tusschen het bureau en het
blad niet minder nauw.
Ter vergadering werd door verschillende
collega's opnieuw bevestigd, dat zij, in hun
hoedanigheid van Telegraaf-redacteur, meer
dan eens mét opdrachten voor het Anti-
Smokkelbureau werden belast.
In zijn artikel liet de heer Schröder het
voorkomen, dat hij de verantwoordelijkheid
van de Telegraaf zich van de schouders Wen
telde om voorloopig niet meer vervolgingen
tegen zich te zien ingesteld. De werkelijkheid
was echter, dat hij steeds meer tot de weten
schap kwam van het ware karakter van het
Anti-Smokkelbureau.
Zoo zwaar woog bij den heer Schröder die
wetenschap, dat hij er toe wilde medewerken
om "titen heer H. M. C. Holdert de voortzetting
zijner practijken te beletten. Immers met zijn
volledige voorkennis, goedkeuring en mede
werking werd op den lOen Jan. 1916 een
schrijven aan de Nederlandsche regeering
gezonden, waarin zeer uitvoerig het werk van
het Anti-Smokkelbureau werd uiteengezet. In
dat stuk werd ook gezegd, dat aan dat bu
reau medewerkten H. M. C. Holdert, de jour
nalist G., de Engelschman L., vroeger inspec
teur aan Ccotland Yard, de Nederlander W.,
de particulier detective H. en de Belg F
(avonturier). Gewezen werd er op, dat in de
Lomanstraat in Amsterdam alle werk op
touw gezet werd, aan welk adres alle stukken
en bescheiden te vinden zouden zijn.
Men achtte het ter vergadering overbodig,
na kennisneming van dit stuk een oordeel uit
te spreken over den man, die medewerkende
tot het doen van dergelijke stappen bij de Re
geering, nog aan „de Telegraaf" verbonden
is gebleven, dat blad in bescherming neemt,
en den straf breekt over menschen, die de
broodeloosheid hebben gekozen boven de me
deplichtigheid aan dergelijke praktijken.
De tweede „zaak" door den heer Schröder
in zijn artikel „Pro Domo" behandeld, be
treft de heer G. Simons. Ter vergadering
werd er de aandacht op gevestigd, dat hei
aandeel, dat de heer G. Simons in deze aan
gelegenheid had, nog in een iweeial andere
stukken is besproken: lo. in een artikel van
riem zeif in „De Telegraaf" van 2ö Januari
j.l. en 2o, in een verklaring in „De Telegraaf
van 28 Januari j.l., onderteekend door de hee
ren F. H. J. Hoidert, H. M. C. Holdert en J
C. Schröder. In beide stukken wordt de vooi
stelling gewekt, alsof de twee vertegenwooi
üigers der Duitsche regeering, die in Augus
tus 1914 met den heer Simons naar Amster
uam kwamen, geenerlei poging hebben gt
uaan om „De Telegraaf" in dienst te sieilen
der Dunsche propaganda
Daartegenover werd ter vergadering ten
stelligste gehandhaafd de verklaring uit hei
relaas, dat de heer H. M. C. Holdert indertijd
verzekerde, dat zulks het doel dezer heeren
wel degelijk was.
Sterker nog: thans kon worden geconsta
teerd, dat ook de heer J. C. Schröder aan zijn
omgeving mededeelingen van gelijken aarci
heeft gedaan. Ter vergadering toch werd
overgelegd de volgende verklaring, die aan
het bestuur der „Amsterdamsche Pers" was
ter hand gesteld
Amsterdam, 29 Januari 1916.
Ondergeteekende verklaaft, dat hij zich
herinnert hoe in September 1914 de heer J.
C. Schröder hem heeft verteld, dat de corres-
liun hooge ijzeren stutten, die den geheelen
nacht buiten de valpoort bleven branden.
Toen zijn oogen daarop vielen, ging er een
koude rilling langs Wynnstnley's rug. Het
was 't gezicht van 'n dooden man, 'n man die
op den bodem van den grooten oceaan moest
liggen. Slechts een seconde bleef hij onder
den schok van de spookachtige verschijning
als versteend. Toen werd de hand, die op het
vensterkozijn lag, opgeheven en maakte een
gebiedend, toornig gebaar. Wynnstnley rees
overeind en begaf zich, waggelend als een
dronken man, naar het raam.
Hij maakt dat open en wierp het wijd los,
want hij had zijn bezinning teruggekregen.
Zijn oogenblikkelijke ontsteltenis was ver
dwenen. Hij wist, dat de man buiten van
vleesch en bloed was evenals hij en geen blee-
ke bezoeker uit de geestenwereld. Maar toch
zelfs als levend wezen was het ongelooflijk.
Zijn brein weigerde het aan te nemen.
Het oude venster kraakte. De man wierp
zijn eene been over het kozijn en klauterde
achterwaarts naar binnen. Wynnstanley stond
onbewegelijk naar hem te kijken. Hij had zijn
spraak nog niet teruggekregen. De man van
buiten beschouwde hem half woedend, half
uitdagendr Hij zag er haveloos en smerig uit
en scheen te veel gedronken te hebben. Hij
hield zijn gebalde vuist voor het gezicht van
den ander.
„Jij hond!" zei hij. „Jij vervloekte ploert!
Jij, die mij mijn rechten ontstolen en mijn
pondent van „De Telegraaf' te Berlijn met
twee Legationwathe bij den heer H. M. C.
Holdert was geweest om hem voorstellen te
doen van de zijde der Duitsche regeering,
die de heer Holdert verontwaardigd van de
hand had gewezen.
(w. g.) CORNELIS VETH.
Bovendien verklaarde een der aanwezige
leden ter vergadering, dat de heer Schröder
hem zelf op 21 Januari gezegd heeft in een
gesprek dat inderdaad in Augustus 1914 de
heer G. Simons met 2 Duitsche heeren bij den
heer H. M. C. Holdert is geweest om te pro-
beeren „De Telegraaf" te maken tot een cen
traal punt ter verspreiding van pro-Duitsche
artikelen en berichten. Zij werden afgewezen
en probeerden het daarna ook nog bij den
heer Schröder zelf.
Ook door deze mededeelingen den 25en Ja
nuari opgeteekend uit den mond van den heer
Schröder zelf is de verklaring in „De Tele
graaf" van 28 Januari (avondblad1) zoowel
door den heer Schröder als door de heeren
Holdert afgelegt, volkomen ongerijmd.
~De vergadering constateerde voorts, dat
niets van hetgeen door „De Amsterdamsche
Perswas openbaar gemaakt over het optre
den van den heer Simons op de Redactie van
de Telegraaf doch den heer Schröder in zijn
artikel wordt ontkend. Ook over dit punt wa
ïcn door den Leer S aan een der aanvtz je
K den mededeelingen gedaan. Hij zei de dat
inderdaad de heer G. Simons zonder zijn
voorkennis op het redactie bureau was aange
steld. Hij was er zeer tegen dat de heer Si
mons in deze positie was geplaatst, vooral
omdat hij den heer Simons ongeschikt achtte
voor deze functie ;hij is er bij den heer H. M.
C. Holdert herhaaldelijk tegen opgekomen.
De heer Holdert was echter aan dit bezwaar
niet tegemoet gekomen en had gezegd: „Ik
vind het wel aardig, een pro-Duitsche bij mij
te hebben. Bovendien wilde de heer Holdert
den heer Simons niet ontslaan, omdat hij hem
hield voor een bekwaam journalist en een
voortreffelijk advertentie-colporteur. De heer
Schröder voegde daaraan toe, dat men den
heer H. M. C. Holdert moet beschouwen als
een grillig persoon, waarvan door verschil
lende hoogstaande medewerkers (onder wie
een tweetal hoogleeraren) is verklaard, dat zij
van diens psychischen toestand een zeer slech
ten dunk hadden.
Ten slotte werd er op gewezen, dat de
heer Schröder het doet voorkomen alsof hij
het conflict heeft uitgevochten. Met feiten
mordt aangetoond, dat hij niet meer heeft be
reikt dan de „Amsterdamsche Pers" vroeger
vermeldde.
Oe heer Schröder vroeg:
a. Vertrek van den G. Simons van de re
dactie en hem te belasten piet een buiten-
landsch correspondentschap
b. terugkeer van alle ontslagenen;
c. De toestand van vóór 1 October op de
redactie hersteld, d. w. z. J. C. Schröder be
last met de algeheele leiding daarvan.
Mocht de Didectie op dit verzoek niet in
gaan, dan vroeg de heer Schröder eervol ont
slag per 1 Februari.
Als gevolg werd bereikt, dat de heer Si
mons ontslag wilde nemen als chef-binnen
land en dat de heer Holdert dat ontslag „in
het belang der geallieerden" wilde geven.
Buiten de overeenkomst om werd toen tot
chef-binnenland benoemd de journalist G.,
die, zooals hiervoor gemeld, in dienst van
het anti-smokkelbureau was. De heer Schrö
der nam aanvankelijk met deze regeling geen
genoegen, doch liet zich, naar het heette, „in
het belang der geallieerden" overreden en be
rustte in de nieuwe regeling.
Uiteengezet wordt, dat vrijwel geen dei
ontslagenen goedschiks kon terugkomen.
Aan het einde der vergadering ontkende
collega Couche, dat de kwestie van zijn ont
slag van internen aard waren, zooals de heer
Schröder zeide.
In het belang van zijn eer en goeden naam
meende spr. recht te hebben op een loyale op
heldering in deze en van de neeren Holder,
en Schröder te kunnen eischen, alsnog open
baarheid te geven van de reden(en), die toi
het ontslag hebben geleid.
Vóór de publicatie van bovenstaand com
muniqué der „Amsterdamsche Pers" had dc
Telegraaf gisteren een artikeltje, waarin zij
zegt, dat, wat gisteren door de ontslagenen
met vreugde gedaan werd (n.l. het medewer
ken aan het smokkel-bureau) heden met mod
der bespat wordt. Vooral John Couche, zeg:
het blad, vervolgde met nooit gekenden ijver
ae smokkelaarsbent en wel geheel met volle
eigen instemming.
In het Handelsblad vertelde gisteren
iemand van het werken van het smokkel-bu
reau. Gedurende een tiental dagen werd deze
heer door de vertegenwoordigers van het bu
reau misleid. Hij kocht toen, om te zien wat
plaats ingenomen hebt! Wat bedoel je met
mij te bestelen? Waar is mijn sigarettenkoker?
Daardoor heb je hen in 't geloof gebracht, dat
je mij was, zeg? Jij koekoek! In het nest van
een andere vogel
„Ik dacht, dat je dood was!"
Dat was alles wat Wynnstanley kon uit
brengen. Hij stond duizelig te staren naar
den anderen Wynnstanley naar dengeen,
wiens vader George had geheeten naar
diengeen aan wien Revelly was nagelatem
„O, ik wist wel, diat je 't doen zou! Twijfel
daar maar niet aan! Jij dacht zeker, dat je
alle troeven in handen hadt. 't Stelde jou in
de gelegenheid hier binnen te sluipen en te
liegen en te stelen, is 't niet? Bah. jij mooie
kerel'k Zou graag dat leelijke gezicht van
jou tot pap vermorzelen. En ik die terug
kom uit die hel in Barbadoes, waar ik bijna
een jaar in 't hospitaal heb gelegen, nadat dat
Portügeesche schip mij had opgepikt. Ik kom
hier en zie, dat men op dat advocatenkantoor,
dat d'ie advertentie voor mij in de dagbladen
zette, geen woord van mijn verhaal wil gloo-
ven. Men zei daar da*- de rechte man reeds
maandien geleden opgedoken en ik een dwaze
bedrieger was! 't Is genoeg om jou bij je n.ek
t'e nemen en alle leven uit je te schudden alsof
je een rat was!"
Wynnstanley's geest werkte bliksemsnel.
Sinds het ondeloofelijke was gebeurd, sinds
de zee haar doode had teruggeveri en de ver
dronken man veilig en gezond was teruggeko
men van het verre land waar hij was heen ge-
gedaan zou worden, een flesch olie bij een
drogist te Amsterdam voor 30 cents en be
zorgde haar aan het bureau onder de mede-
deeling. dat het een monster was, genomen
van schuiten aan de grens. He tbureau liet
het onderzoeken en kwam toen met de mede
deelingen van smokkelarijen, allen gebaseerd
op dat genomen monster!
VERTREK
GOUVERNEUR-GENERAAL.
Onder groot en hartelijk belangstellings-
betoon hebben gisteren de nieuwe Gouverneur-
Generaal van N. I. en echtgenoote de Resi
dentie verlaten, zich naar Rotterdam begeven
de, vanwaar zij middernacht per s. s. „Insu-
linde" naar vertrekken.
De Minister-President en de Minister van
Koloniën, Marine en Buitenlandsche Zaken,
benevens vele hooge staatsambtenaren met
hun dames waren bij het vertrek uit Den
Haag tegenwoordig.
Gemengd nieuws.
VOLKSKUNST.
Het Bestuur der N.-H. Ver. tot Bevordering
van Volkskunst heeft, overwegende, dat de
fabrikatie van en den handel in speelgoederen
een bron van welvaart voor. ons land kan
worden, en dat, in geval deze fabrikatie in
goede richting wordt gestuurd, het vervaar
digen van speelgoed vele handen werk zal
geven en in niet geringe mate de volkskunst
zal bevorderen, een prijsvraag uitgeschreven
voor het maken van ontwerpen en teekenin-
gen en voor afgewerkt modern speelgoed. De
mededingers worden in de keuze geheel vrij
gelaten. De in te zenden teekeningen en
speelgoederen moeten evenwel een modern
karakter dragen en door vorm en kleur aan
artistieke eischen voldoen, doch vooral voor
kinderen aantrekkelijk en begeerlijk zijn.
De ontwerpen en het gemaakte speelgoed
kunnen rijk en kunstig ofwel eenvoudig van
lijn en kleur zijn, doch het oorspronkelijke
en vooral hetgeen een Nederlandsch karak
ter draagt zal de voorkeur verdienen. Boven
dien wordt de aandacht gevestigd op het ma
ken van doozen inhoudende oorspronkelijke
voorbeelden met materiaal voor het vervaar
digen van allerlei werkjes zoowel voor jon
gens ais meisjes, b.v. doozen met vlechtwerk
en cartonnage arbeid, bouwdoozen en leg-
doozen en soortgelijk speelgoed.
De volgende prijzen worden beschikbaar
gesteld: Een eerste prijs van 25, een tweede
prijs van 10, voor het beste ontwerp en
teekening geschikt voor de uitvoering. Een
eerste prijs van 25, een tweede prijs van
10 voor het beste stuk speelgoed.
Zes prijzen van 5 ieder, voor die inzen
dingen, welke volgens de jury daarvoor in
aanmerking komen.
Inzendingen worden uit geheel Nederland
vrachtvrij ingewacht vóór 15 April bij E. A.
von Saher, School voor Kunstnijverheid, Pa
viljoen, Haarlem. Zij moeten voorzien zijn
van een motto en vergezeld gaan van een ge
sloten enveloppe, waarop hetzelfde motto,
terwijl naam en adres van den inzender en
de waarde, waarvoor de inzendingen kimnen
worden verkocht, daarin moet worden opge
geven.
UIT HEILOO.
Hedenmprgen werd in deze gemeente
geen regeeringsbrood verstrekt. Naar wij bij
informatie van den burgemeester vernamen,
geldt dit hier slechts een zeer tijdelijke stoor
nis, welke morgen of overmorgen ïeeds zal
zijn opgeheven, zoodat er dan weer regee
ringsbrood verkrijgbaar zal zijn.
KORTE BERICHTEN.
De mail voor West-Indië, 28 Januari
uit Amsterdam verzonden met het stoomschip
„Frederik Hendrik", is in Engeland aange
houden.
Dr. Bijleveld te Haarlem meldt aan de
N. Rott. Ct., dat hij, evenals dr. Westerman
voor den duur van drie maanden deel zal ne
men aan de Nederlandsche ambulance, welke
naar Rusland zal worden uitgezonden.
Kort boven de garnalenvloot, die in het
Westgat visschende was, werd heel duidelijk
gezien de Zeppelin L. 19, komende uit weste
lijke richting en koersende naar het oosten.
Ook boven verschillende Wadden-eilanden
werd de Zeppelin waargenomen.
Te Grijpskerk (Z heeft een landbou
wer anderhalf uur op leven en dood met een
otter gevochten, eer hij het dier met een
klomp bewusteloos kon slaan, om het daarop
af te maken. De vechtpartij werd ten deele op
den wal en ten deele in het water gevoerd
maar gelukkig kwam de landbouwer er zon
der letsel af.
Te Rotterdam is een man van een in
aanbouw zijnd huis doodgevallen.
Te Nieuw Namen (Zeeuwsch-Vlaande-
ren) is door het afgaan van zijn geweer de
milicien-soldaat Heijman, afkomstig uit Vlis-
singen, getroffen en was onmiddellijk een
lijk.
■racht, moest men nadenken, vlug nadenken.
Om hem heen kraakte het, brokkelde het af,
stortte het in. Het was de val van zijn kaarten-
kasteel. Dit was de werkelijke eigenaar van
Revelly, dit was de man wien alles toebehoor
de. En morgen en zijn groot werk en
zijn kostbaar plan, zijn wedergeboorte! Hij
snakte naar adem en stond daar bleek en
streng.
,,'t Moet je niet verwonderen als niemand
je wil gelooven." Zijn stem klonk hem zelf
vreemd in de ooren. „Als men bij Barclay en
Tenton heeft gezegd, dat je een bedrieger bent,
hoe kun je dan verwachten, dat niemand an
ders naar je zal luisteren? je moet gek zijn!"
„Gek? Wij zullen eens zien wie gek is, als
ik de luidjes hier vertel, dat ik de rechte man
ben en jij slechts een oplichter."
Wynnstanley sloeg zijn oogen niet neer voor
den woedenden blik van zijn aanklager.
„En denk je dat zij je zullen gelooven?
Kijk in dien spiegel en zie wie van ons beiden
er het meest naar uitziet om heer van Revelly
te wezen. Zij zullen je naar een inrichting
brengen als zij je niet naar het politiebureau
sturen."
De andere Wynnstanley keerde zich om en
beiden beschouwden hun beider gedaanten in
den langen, ouden spiegel aan den*wand.
Wynnstanley had meer zelfvertrouwen en
zelfbewustzijn gekregen in de laatste zes
maanden van zelfvergetelheid. Hij stond daar
goed gekleed, een goed gebouwd man en voor
het uiterlijk kalm en ernstig. Niemand kon iets
Te Hengelo verslikte de arbeider M.
zich bij 't eten van vleesch. Binnen enkele oo-
genblikken trad de dood in.
STADSNIEUWS.
14e VERANTWOORDING.
V. V. ƒ10, P. B. ƒ1, a. ƒ15, G. A. F. ƒ2,
K. 2,50, G. K. te Pontardawe (Engeland)
5, H. W., M. W. en N. W. 3, J. W. B. ƒ1,
N. N. 60, Pension „de Meikever" 5, J. D.
60, eenige gezellen firm. Prins Oly 3,05,
quadrillepotje 2,38, Leerlingen en personeel
Openbare Lagere school te Driehuizen
11,736, J. en F. ƒ2, Opbrengst liefdadig
heids uitvoering vanwege Depót V infanterie
brigade 854, Inhoud bus Woensdag 6,48,
Te zamen 1044,146. Met het verantwoorde
bedrag ad 14042,16.
In totaal f 15086,3®'/2-
De 15.000 bereikt!
En nu maar met nieuwen moed aan het zes
tiende duizendtal begonnen. Wij gebruikten
onlangs het beeld van mijlen. Zouden het
misschien Engelsche mijlen kunnen worden,
zoodat de inschrijving 16.090 gaat opbren
gen
Met belangstelling wachten wij af.
P. S. Men zal begrepen hebben, dat het
drukfouten duiveltje gisteren in een deel der
oplaag van 155000 sprak en niet wij. En
ook zal men gemerkt hebben dat er regel in de
verantwoording dubbel stond.
BENOEMD.
Bij Kon. Besluit is tot 2e luitenant be
noemd bij het 21e reg. infanterie de heer G.
J. A. Heino, alhier.
VOOR HET AMSTERDAMSCHE HOF.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft giste
ren in hooger beroep bevestigd het vonnis
van de rechtbank te Alkmaar van 16 Novem
ber j.l., waarbij C. R. werd veroordeeld tot 4
maanden gevangenisstraf wegens huisvrede
breuk en vernieling.
VOOR DEN KRIJGSRAAD.
De auditeur-militair van den Haagschen
Krijgsraad eischte tegen B. D., landstorm-
plichtig infanterist, afkomstig uit Alkmaar,
ter zake van 2e desertie, 2 maanden militaire
detentie.
SOCIAAL DEMOCRATISCHE
PROPAGANDA.
In „Het Volk" doen de besturen van de
Partij Gewesten Noord-Holland, Noord en
Zuid, een oproep naar sollicitanten voor de
functie van Secretaris-Propagandist, voor het
te stichten Gewest Noord-Holland met als
standplaats Alkmaar.
NOORDER-BANK.
In de gisteren gehouden vergadering van
Commissarissen der N.V. „Noorder-Bank"
te Alkmaar, is besloten aan de algemeene ver
gadering van aandeelhouders voor te stellen
over het boekjaar 1915 6 pet. dividend uit te
keeren (vorig jaar 5 pet.).
KAMER VAN KOOPHANDEL.
Ten stadhuize vergaderde gisteravond de
Kamer van Koophandel en Fabrieken. Afwe
zig was de heer Henneman.
De Voorzitter, de heer Prins, opende
de vergadering, waarna door den S e c r e t a-
ris, den heer mr. Verdam, de notulen werden
gelezen, die ongewijzigd werden vastgesteld.
Ingekomen was een schrijven van B. en W.
van Alkmaar met verzoek om advies over een
besluit van den Raad van Hoorn, waarvan
door Gedeputeerden kennis was gegeven, met
de vraag of de gemeente Alkmaar daartegen
ook bezwaren had. De Raad van Hoorn be
sloot om in den vervolge de voorjaarsvee
markt te houden op den laatsten Maandag
in April. Valt deze dag op Paschen, dan te
houden op den daaropvolgenden Woensdag.
Geen der leden had bezwaar tegen deze
verandering, zoodat daarvan kennis gegeven
zal worden.
Ingekomen was bij den Alkmaarschen Raad
een verzoek om adhaesie te betuigen met het
verzoekschrift, dat de Raad van Velsen be
sloot te zenden aan den Minister van Wa
terstaat om, nog vóór de zomerdrukte aan
ving, een tweede pont aan 't Noordzeekanaal
in dienst te stellen. De Raad dringt in dat
schrijven ook aan op een vaste verbinding,
een vaste brug. B. en W. van Alkmaar zonden
het verzoek om adhaesie-betuiging door aan
de Kamer van Koophandel om advies en be
richt.
De heer C lo e c k meende, dat er voor Alk
maar niet het minste bezwaar kon zijn tegen
het in dienst stellen van een tweede pont te
Velsen. Amsterdam zou er het meeste bezwaar
tegen hebben.
De heer Van der K 1 e ij vond het nuttig
niet alleen adhaesie te betuigen met de in-
dienststelling van een tweede pont, maar te
vens dadelijk adhaesie te doen betuigen met
het aandringen op een vaste verbinding.
Spr. stelde voor dat te doen.
Dat voorstel wérd aangenomen.
merken van het oproer in zijn binnenste.
Naast hem stond slungelig de havelooze, vui
le gedaante met een ongekamde baard, die in
geen week was geknipt en met de kenmerken
van drankmisbruik en zedelijk verval in gelaat
en houding. De landlooper wendde zijn ge
zicht af en een^nik zoowel van woede als van
smart ontsnapte aan zijn borst.
„Jij vervloekte vuilik! Jij leugenaar! Jij
dief!raasde hij.
Wynnstaley wees naar het raam.
„Zou 't niet beste zijn, dat je heen gingt
Als ik bedienden roep en die vinden je in mijn
kamer, dan kon 't wel eens moeilijk voor je
worden te verklaren hoe je hier bent gekomen.
Ik wil gaarne morgen met je spreken, maar je
kunt hier zoo niet blijven."
Brommend en vloekend keerde de Wynn
stanley die daar de werkelijke heer en meester
was zich naar het raam. De mad die op 't oo-
genblik de bezittende was volgde hem met
vluggen stap. Hij tastte in zijn zak.
„Hier, dit is voor een bed in de herberg,"
zei hij, „als je ze ten minste wakker kunt krij
gen. Ik zou niet gaarne zoo laat een hond
wegsturen, maar bedenk wel, als je wenscht,
dat ik iets voor je dóen zal, dan moet je han
delbaar wezen."
„Handelbaar! Terwijl mijn vader de vriend
van den ouden Whitney was en hij mij daar
om zijn geld naliet." Hij trad op het raam toe
en begon weer te vloeken.
„Je hebt geen enkel bewijs. Je zoudt 't zelfs
niet kunnen klaarspelen, dat de advocaten
naar je luisterden."
(Wordt vervolgd).