FEUILLETON. Purper en fijn Linnen wijd was aan eene bespreking van hei con flict bij het dagblad „De Telegraaf". Ter vergadering waren wederom een 40-tal journalisten, van alle richtingen, aanwezig. Na de opening der vergadering wees de voorzitter, de heer J. W. Helmer, er op, dat het gepubliceerde relaas van het gesprokene ter vorige vergadering, in de pers besprekin gen heeft uitgelokt. Onder de pers-organen, die aandacht aan dit stuk hebben gewijd, behoorde ook het dagblad „De Telegraaf". Sommige aanmer kingen door de heeren H. M. C. Holdert, F. H. J. Holdert, J. C. Schrüder en G. Simons, naar aanleiding van dit relaas gemaakt, be treffen rechtstreeks de gestie van het bestuur der „Amsterdamsche Pers". Het is- daarom dat het bestuur, alvorens de besprekingen te openen, de navolgende verklaringen wenschte af te leggen: lo. In „De Telegraaf" van Maandag 24 Januari (avondblad) wordt het relaas inge leid met de volgende zinsnede: „Het Haagsche Correspondentiebureau het officieuse orgaan van de Nederlandsche Regeering, zendt ons het volgende verslag: Wanneer deze inleidende zinsnede de be doeling heeft bij het publiek den indruk te vestigen, dat de Nederlandsche Regeering in deze publicatie de hand heeft gehad, dan moet dit worden gekarakteriseerd als een ergerlijke poging tot misleiding. Het relaas is opgesteld door een ter vergadering be noemde commissie, die van de diensten van het Nederlandsch Correspondentie-Bureau slechts heeft gebruik gemaakt ter verkrijging van een snelle publicatie, zooals doorgaans door velen, die aan de pers in haar geheel iets hebben mede te deelen, wordt gedaan. 2o. In verschillende'stukken in „De Tele graaf" over deze zaak verschenen, wordt er de „Amsterdamsche Pers" een verwijt van gemaakt, dat zij vóór de openbaarmaking van liet relaas de heeren H. M. C. Holdert, F. H. Holdert en J. C. Schroder niet heeft ge hooid. Dit verwijt is even ongemotiveerd als ongerechtvaardigd. Onze bedoeling was als beroeps-organisatie bekendheid te geven aan wantoestanden die aan het dagblad „De Te legraaf" en het daarbij behoorend volksblad „De Courant" heerschen.. De wijze waarop en de omstandigheden waaronder de gepubliceerde feiten ter kennis der vergadering kwamen, gaven haar niet al leen het recht, maar legden haar den zedelij- keii plicht op, om tot onverwijlde publicatie over te gaan. 3o. De voorstelling door den heer Ji. C Schröder gegeven, alsof de heer Plemp van Duiveland de hand heeft gehad in de samen stelling van het relaas, is volkomen in strijd met de waarheid. Het werd door de daarvoor benoemde commissie geheel zelfstandig op gesteld en daarna in opdracht der vergade ring aan den heer Plemp van Duiveland, in zijn qualiteit van voorzitter van den Neder- landschen Journalisten Kring, voorgelegd, ter beantwoording van de vraag, of er ook passages in voorkwamen, die naar zijn oor deel uit internationaal oogpunt beter achter wege konden blijven. De heer Plemp van Duiveland achtte geenerlei wijziging hoege naamd noodig. Nadat de voorzitter deze verklaring na mens het bestuur had uitgesproken, werd het woord gevraagd door Mr. L. J. Plemp van Duiveland, om namens het bestuur van den Nederlandschen Journalistenkring, dat offi cieel tot deze vergadering was uitgenoodigd, mede te deelen, dat het Kringbestuur in zijn Maandag j.l. te 's-Gravenhage gehouden ver gadering deze aangelegenheid ampel be sproken had. Het was in zijne vergadering eenstemmig tot de conclusie gekomen, dat dt Vereeniging „De Amsterdamsche Pers" toi dusver deze zaak uitnemend heeft behartigd Het Kringbestuur heeft daarin aanleiding ge vonden „De Amsterdamsche Pers" uit te noo digen deze aangelegenheid verder te behan delen, met dien verstande, dat het besiuui der Amsterdamsche Pers" het Kringbestuui zal kennen in gewichtige stappen, die het voornemens is te deen Het Kringbestuur vet eenigde zich met de maatregelen welke d> „Amsterdamsche Pers' Dt dusver reeds heef genomen in deze zaak en ondersteunt den op roep welken de „Amsterdamsche Pers" tot de Nederlandsche Journalisten heeft gericht n.l. om de plaatsen der bij „De Telegraaf' ontslagenen niet in te nemen en aanbiedingen daartoe onverbiddelijk van de hand te wijzen Vervolgens werd overgegaan tot de ver dere behandeling van de Telegraaf-kwesties voor welke behandeling de vergadering was bijeengeroepen. Gewezen werd er op, dat alleen door de heeren Schrüder en Simons in eigenlijken zin een poging tot verweer was gedaan, terwijl vastgesteld moest worden^ dat het artikel van den heer Schróder voor een niet gering deel bestond uit een polemiek met andere bladen na^r het Engelsch LILIAS CAMPBELL DAVIDSON. 37) Hij zat in de rookkamer, gelijkvloers. Sinds die episode met Rosamund den vorigen zo mer had hij het kleine studeervertrek met zijn erker vermeden. Het bevatte te veel ellendige herinneringen. Hij verkoos een kamer, die hem niet voortdurend aan zijn vernedering herinnerde. Hij zat te lezen en te rooken. 't Was laat en doodstil in huis, stil arts in het kille graf. Doch opeens kwam het hem voor alsof er zich iets bewoog juist buiten het raam, waar het gordijn de lage glasruit niet bedekte. Hij keek er naar en opeens zat hij als ver stijfd jn zijn stoel en zijn hart bevroor in zijn binnenste. XIXX „De grootste schat, die het leven kan geven is een vlekkelooze naam." Een gezicht keek naar binnen, een gezicht, dat verlicht werd door den gloed van de groote flikkerende, koperen lichtkorven op De feiten in de vergadering van „De Amster damsche Pers" besproken, bleven onaange roerd Anders staat het intusschen met twee zaken uit het relaas, waarover de heer J. C. Schröder zich wel rjitlaat. De eerste zaak betreft het z.g. anti-smok- kel-bureau van den heer H. M. C. Heldert en het verband daarvan met „De Telegraaff". Onomwonden wordt het bestaan van dit bu reau, dat tot dusver, zoowel voor de' lezers van „De Telegraaf" als voor het Nederland sche volk onbekend was, erkend. De onthul de werkzaamheden van het Anti-Smokkelbu- reau zooals zij in het relaas waren opge somd, blijven onweersproken. De heer Schröder beweert slechts, dat dit bureau „geheel staat buiten „De Telegraaf" Hoe weinig deze bewering is in overeenstem ming met de werkelijkheid, blijkt reeds uil een vergelijking met het eerste relaas. In de eerste plaats toch waren verschillende speur ders van het Anti-Smokkelbureau in het bezit van verslaggeverskaarten van „De Telegraaf", in de tweede plaats kregen verschillende re dacteuren, verslaggevers en correspondenten van „De Telegraaf" opdrachten van het voor genoemd bureau; in de derde plaats werden tal van berichten door dit bureau verzameld, door of vanwege den heer H. M. C. Holdert in „De Telegraaf" geplaatst. Dat dit ge schiedde buiten medeweten van den heer Schröder, toenmaals nog hoofdredacteur, is een aangelegenheid, die in staat is licht te verspreiden op de aan „De Telegraaf" heer- schende journalistieke verhoudingen, maar maakt het verband tusschen het bureau en het blad niet minder nauw. Ter vergadering werd door verschillende collega's opnieuw bevestigd, dat zij, in hun hoedanigheid van Telegraaf-redacteur, meer dan eens mét opdrachten voor het Anti- Smokkelbureau werden belast. In zijn artikel liet de heer Schröder het voorkomen, dat hij de verantwoordelijkheid van de Telegraaf zich van de schouders Wen telde om voorloopig niet meer vervolgingen tegen zich te zien ingesteld. De werkelijkheid was echter, dat hij steeds meer tot de weten schap kwam van het ware karakter van het Anti-Smokkelbureau. Zoo zwaar woog bij den heer Schröder die wetenschap, dat hij er toe wilde medewerken om "titen heer H. M. C. Holdert de voortzetting zijner practijken te beletten. Immers met zijn volledige voorkennis, goedkeuring en mede werking werd op den lOen Jan. 1916 een schrijven aan de Nederlandsche regeering gezonden, waarin zeer uitvoerig het werk van het Anti-Smokkelbureau werd uiteengezet. In dat stuk werd ook gezegd, dat aan dat bu reau medewerkten H. M. C. Holdert, de jour nalist G., de Engelschman L., vroeger inspec teur aan Ccotland Yard, de Nederlander W., de particulier detective H. en de Belg F (avonturier). Gewezen werd er op, dat in de Lomanstraat in Amsterdam alle werk op touw gezet werd, aan welk adres alle stukken en bescheiden te vinden zouden zijn. Men achtte het ter vergadering overbodig, na kennisneming van dit stuk een oordeel uit te spreken over den man, die medewerkende tot het doen van dergelijke stappen bij de Re geering, nog aan „de Telegraaf" verbonden is gebleven, dat blad in bescherming neemt, en den straf breekt over menschen, die de broodeloosheid hebben gekozen boven de me deplichtigheid aan dergelijke praktijken. De tweede „zaak" door den heer Schröder in zijn artikel „Pro Domo" behandeld, be treft de heer G. Simons. Ter vergadering werd er de aandacht op gevestigd, dat hei aandeel, dat de heer G. Simons in deze aan gelegenheid had, nog in een iweeial andere stukken is besproken: lo. in een artikel van riem zeif in „De Telegraaf" van 2ö Januari j.l. en 2o, in een verklaring in „De Telegraaf van 28 Januari j.l., onderteekend door de hee ren F. H. J. Hoidert, H. M. C. Holdert en J C. Schröder. In beide stukken wordt de vooi stelling gewekt, alsof de twee vertegenwooi üigers der Duitsche regeering, die in Augus tus 1914 met den heer Simons naar Amster uam kwamen, geenerlei poging hebben gt uaan om „De Telegraaf" in dienst te sieilen der Dunsche propaganda Daartegenover werd ter vergadering ten stelligste gehandhaafd de verklaring uit hei relaas, dat de heer H. M. C. Holdert indertijd verzekerde, dat zulks het doel dezer heeren wel degelijk was. Sterker nog: thans kon worden geconsta teerd, dat ook de heer J. C. Schröder aan zijn omgeving mededeelingen van gelijken aarci heeft gedaan. Ter vergadering toch werd overgelegd de volgende verklaring, die aan het bestuur der „Amsterdamsche Pers" was ter hand gesteld Amsterdam, 29 Januari 1916. Ondergeteekende verklaaft, dat hij zich herinnert hoe in September 1914 de heer J. C. Schröder hem heeft verteld, dat de corres- liun hooge ijzeren stutten, die den geheelen nacht buiten de valpoort bleven branden. Toen zijn oogen daarop vielen, ging er een koude rilling langs Wynnstnley's rug. Het was 't gezicht van 'n dooden man, 'n man die op den bodem van den grooten oceaan moest liggen. Slechts een seconde bleef hij onder den schok van de spookachtige verschijning als versteend. Toen werd de hand, die op het vensterkozijn lag, opgeheven en maakte een gebiedend, toornig gebaar. Wynnstnley rees overeind en begaf zich, waggelend als een dronken man, naar het raam. Hij maakt dat open en wierp het wijd los, want hij had zijn bezinning teruggekregen. Zijn oogenblikkelijke ontsteltenis was ver dwenen. Hij wist, dat de man buiten van vleesch en bloed was evenals hij en geen blee- ke bezoeker uit de geestenwereld. Maar toch zelfs als levend wezen was het ongelooflijk. Zijn brein weigerde het aan te nemen. Het oude venster kraakte. De man wierp zijn eene been over het kozijn en klauterde achterwaarts naar binnen. Wynnstanley stond onbewegelijk naar hem te kijken. Hij had zijn spraak nog niet teruggekregen. De man van buiten beschouwde hem half woedend, half uitdagendr Hij zag er haveloos en smerig uit en scheen te veel gedronken te hebben. Hij hield zijn gebalde vuist voor het gezicht van den ander. „Jij hond!" zei hij. „Jij vervloekte ploert! Jij, die mij mijn rechten ontstolen en mijn pondent van „De Telegraaf' te Berlijn met twee Legationwathe bij den heer H. M. C. Holdert was geweest om hem voorstellen te doen van de zijde der Duitsche regeering, die de heer Holdert verontwaardigd van de hand had gewezen. (w. g.) CORNELIS VETH. Bovendien verklaarde een der aanwezige leden ter vergadering, dat de heer Schröder hem zelf op 21 Januari gezegd heeft in een gesprek dat inderdaad in Augustus 1914 de heer G. Simons met 2 Duitsche heeren bij den heer H. M. C. Holdert is geweest om te pro- beeren „De Telegraaf" te maken tot een cen traal punt ter verspreiding van pro-Duitsche artikelen en berichten. Zij werden afgewezen en probeerden het daarna ook nog bij den heer Schröder zelf. Ook door deze mededeelingen den 25en Ja nuari opgeteekend uit den mond van den heer Schröder zelf is de verklaring in „De Tele graaf" van 28 Januari (avondblad1) zoowel door den heer Schröder als door de heeren Holdert afgelegt, volkomen ongerijmd. ~De vergadering constateerde voorts, dat niets van hetgeen door „De Amsterdamsche Perswas openbaar gemaakt over het optre den van den heer Simons op de Redactie van de Telegraaf doch den heer Schröder in zijn artikel wordt ontkend. Ook over dit punt wa ïcn door den Leer S aan een der aanvtz je K den mededeelingen gedaan. Hij zei de dat inderdaad de heer G. Simons zonder zijn voorkennis op het redactie bureau was aange steld. Hij was er zeer tegen dat de heer Si mons in deze positie was geplaatst, vooral omdat hij den heer Simons ongeschikt achtte voor deze functie ;hij is er bij den heer H. M. C. Holdert herhaaldelijk tegen opgekomen. De heer Holdert was echter aan dit bezwaar niet tegemoet gekomen en had gezegd: „Ik vind het wel aardig, een pro-Duitsche bij mij te hebben. Bovendien wilde de heer Holdert den heer Simons niet ontslaan, omdat hij hem hield voor een bekwaam journalist en een voortreffelijk advertentie-colporteur. De heer Schröder voegde daaraan toe, dat men den heer H. M. C. Holdert moet beschouwen als een grillig persoon, waarvan door verschil lende hoogstaande medewerkers (onder wie een tweetal hoogleeraren) is verklaard, dat zij van diens psychischen toestand een zeer slech ten dunk hadden. Ten slotte werd er op gewezen, dat de heer Schröder het doet voorkomen alsof hij het conflict heeft uitgevochten. Met feiten mordt aangetoond, dat hij niet meer heeft be reikt dan de „Amsterdamsche Pers" vroeger vermeldde. Oe heer Schröder vroeg: a. Vertrek van den G. Simons van de re dactie en hem te belasten piet een buiten- landsch correspondentschap b. terugkeer van alle ontslagenen; c. De toestand van vóór 1 October op de redactie hersteld, d. w. z. J. C. Schröder be last met de algeheele leiding daarvan. Mocht de Didectie op dit verzoek niet in gaan, dan vroeg de heer Schröder eervol ont slag per 1 Februari. Als gevolg werd bereikt, dat de heer Si mons ontslag wilde nemen als chef-binnen land en dat de heer Holdert dat ontslag „in het belang der geallieerden" wilde geven. Buiten de overeenkomst om werd toen tot chef-binnenland benoemd de journalist G., die, zooals hiervoor gemeld, in dienst van het anti-smokkelbureau was. De heer Schrö der nam aanvankelijk met deze regeling geen genoegen, doch liet zich, naar het heette, „in het belang der geallieerden" overreden en be rustte in de nieuwe regeling. Uiteengezet wordt, dat vrijwel geen dei ontslagenen goedschiks kon terugkomen. Aan het einde der vergadering ontkende collega Couche, dat de kwestie van zijn ont slag van internen aard waren, zooals de heer Schröder zeide. In het belang van zijn eer en goeden naam meende spr. recht te hebben op een loyale op heldering in deze en van de neeren Holder, en Schröder te kunnen eischen, alsnog open baarheid te geven van de reden(en), die toi het ontslag hebben geleid. Vóór de publicatie van bovenstaand com muniqué der „Amsterdamsche Pers" had dc Telegraaf gisteren een artikeltje, waarin zij zegt, dat, wat gisteren door de ontslagenen met vreugde gedaan werd (n.l. het medewer ken aan het smokkel-bureau) heden met mod der bespat wordt. Vooral John Couche, zeg: het blad, vervolgde met nooit gekenden ijver ae smokkelaarsbent en wel geheel met volle eigen instemming. In het Handelsblad vertelde gisteren iemand van het werken van het smokkel-bu reau. Gedurende een tiental dagen werd deze heer door de vertegenwoordigers van het bu reau misleid. Hij kocht toen, om te zien wat plaats ingenomen hebt! Wat bedoel je met mij te bestelen? Waar is mijn sigarettenkoker? Daardoor heb je hen in 't geloof gebracht, dat je mij was, zeg? Jij koekoek! In het nest van een andere vogel „Ik dacht, dat je dood was!" Dat was alles wat Wynnstanley kon uit brengen. Hij stond duizelig te staren naar den anderen Wynnstanley naar dengeen, wiens vader George had geheeten naar diengeen aan wien Revelly was nagelatem „O, ik wist wel, diat je 't doen zou! Twijfel daar maar niet aan! Jij dacht zeker, dat je alle troeven in handen hadt. 't Stelde jou in de gelegenheid hier binnen te sluipen en te liegen en te stelen, is 't niet? Bah. jij mooie kerel'k Zou graag dat leelijke gezicht van jou tot pap vermorzelen. En ik die terug kom uit die hel in Barbadoes, waar ik bijna een jaar in 't hospitaal heb gelegen, nadat dat Portügeesche schip mij had opgepikt. Ik kom hier en zie, dat men op dat advocatenkantoor, dat d'ie advertentie voor mij in de dagbladen zette, geen woord van mijn verhaal wil gloo- ven. Men zei daar da*- de rechte man reeds maandien geleden opgedoken en ik een dwaze bedrieger was! 't Is genoeg om jou bij je n.ek t'e nemen en alle leven uit je te schudden alsof je een rat was!" Wynnstanley's geest werkte bliksemsnel. Sinds het ondeloofelijke was gebeurd, sinds de zee haar doode had teruggeveri en de ver dronken man veilig en gezond was teruggeko men van het verre land waar hij was heen ge- gedaan zou worden, een flesch olie bij een drogist te Amsterdam voor 30 cents en be zorgde haar aan het bureau onder de mede- deeling. dat het een monster was, genomen van schuiten aan de grens. He tbureau liet het onderzoeken en kwam toen met de mede deelingen van smokkelarijen, allen gebaseerd op dat genomen monster! VERTREK GOUVERNEUR-GENERAAL. Onder groot en hartelijk belangstellings- betoon hebben gisteren de nieuwe Gouverneur- Generaal van N. I. en echtgenoote de Resi dentie verlaten, zich naar Rotterdam begeven de, vanwaar zij middernacht per s. s. „Insu- linde" naar vertrekken. De Minister-President en de Minister van Koloniën, Marine en Buitenlandsche Zaken, benevens vele hooge staatsambtenaren met hun dames waren bij het vertrek uit Den Haag tegenwoordig. Gemengd nieuws. VOLKSKUNST. Het Bestuur der N.-H. Ver. tot Bevordering van Volkskunst heeft, overwegende, dat de fabrikatie van en den handel in speelgoederen een bron van welvaart voor. ons land kan worden, en dat, in geval deze fabrikatie in goede richting wordt gestuurd, het vervaar digen van speelgoed vele handen werk zal geven en in niet geringe mate de volkskunst zal bevorderen, een prijsvraag uitgeschreven voor het maken van ontwerpen en teekenin- gen en voor afgewerkt modern speelgoed. De mededingers worden in de keuze geheel vrij gelaten. De in te zenden teekeningen en speelgoederen moeten evenwel een modern karakter dragen en door vorm en kleur aan artistieke eischen voldoen, doch vooral voor kinderen aantrekkelijk en begeerlijk zijn. De ontwerpen en het gemaakte speelgoed kunnen rijk en kunstig ofwel eenvoudig van lijn en kleur zijn, doch het oorspronkelijke en vooral hetgeen een Nederlandsch karak ter draagt zal de voorkeur verdienen. Boven dien wordt de aandacht gevestigd op het ma ken van doozen inhoudende oorspronkelijke voorbeelden met materiaal voor het vervaar digen van allerlei werkjes zoowel voor jon gens ais meisjes, b.v. doozen met vlechtwerk en cartonnage arbeid, bouwdoozen en leg- doozen en soortgelijk speelgoed. De volgende prijzen worden beschikbaar gesteld: Een eerste prijs van 25, een tweede prijs van 10, voor het beste ontwerp en teekening geschikt voor de uitvoering. Een eerste prijs van 25, een tweede prijs van 10 voor het beste stuk speelgoed. Zes prijzen van 5 ieder, voor die inzen dingen, welke volgens de jury daarvoor in aanmerking komen. Inzendingen worden uit geheel Nederland vrachtvrij ingewacht vóór 15 April bij E. A. von Saher, School voor Kunstnijverheid, Pa viljoen, Haarlem. Zij moeten voorzien zijn van een motto en vergezeld gaan van een ge sloten enveloppe, waarop hetzelfde motto, terwijl naam en adres van den inzender en de waarde, waarvoor de inzendingen kimnen worden verkocht, daarin moet worden opge geven. UIT HEILOO. Hedenmprgen werd in deze gemeente geen regeeringsbrood verstrekt. Naar wij bij informatie van den burgemeester vernamen, geldt dit hier slechts een zeer tijdelijke stoor nis, welke morgen of overmorgen ïeeds zal zijn opgeheven, zoodat er dan weer regee ringsbrood verkrijgbaar zal zijn. KORTE BERICHTEN. De mail voor West-Indië, 28 Januari uit Amsterdam verzonden met het stoomschip „Frederik Hendrik", is in Engeland aange houden. Dr. Bijleveld te Haarlem meldt aan de N. Rott. Ct., dat hij, evenals dr. Westerman voor den duur van drie maanden deel zal ne men aan de Nederlandsche ambulance, welke naar Rusland zal worden uitgezonden. Kort boven de garnalenvloot, die in het Westgat visschende was, werd heel duidelijk gezien de Zeppelin L. 19, komende uit weste lijke richting en koersende naar het oosten. Ook boven verschillende Wadden-eilanden werd de Zeppelin waargenomen. Te Grijpskerk (Z heeft een landbou wer anderhalf uur op leven en dood met een otter gevochten, eer hij het dier met een klomp bewusteloos kon slaan, om het daarop af te maken. De vechtpartij werd ten deele op den wal en ten deele in het water gevoerd maar gelukkig kwam de landbouwer er zon der letsel af. Te Rotterdam is een man van een in aanbouw zijnd huis doodgevallen. Te Nieuw Namen (Zeeuwsch-Vlaande- ren) is door het afgaan van zijn geweer de milicien-soldaat Heijman, afkomstig uit Vlis- singen, getroffen en was onmiddellijk een lijk. ■racht, moest men nadenken, vlug nadenken. Om hem heen kraakte het, brokkelde het af, stortte het in. Het was de val van zijn kaarten- kasteel. Dit was de werkelijke eigenaar van Revelly, dit was de man wien alles toebehoor de. En morgen en zijn groot werk en zijn kostbaar plan, zijn wedergeboorte! Hij snakte naar adem en stond daar bleek en streng. ,,'t Moet je niet verwonderen als niemand je wil gelooven." Zijn stem klonk hem zelf vreemd in de ooren. „Als men bij Barclay en Tenton heeft gezegd, dat je een bedrieger bent, hoe kun je dan verwachten, dat niemand an ders naar je zal luisteren? je moet gek zijn!" „Gek? Wij zullen eens zien wie gek is, als ik de luidjes hier vertel, dat ik de rechte man ben en jij slechts een oplichter." Wynnstanley sloeg zijn oogen niet neer voor den woedenden blik van zijn aanklager. „En denk je dat zij je zullen gelooven? Kijk in dien spiegel en zie wie van ons beiden er het meest naar uitziet om heer van Revelly te wezen. Zij zullen je naar een inrichting brengen als zij je niet naar het politiebureau sturen." De andere Wynnstanley keerde zich om en beiden beschouwden hun beider gedaanten in den langen, ouden spiegel aan den*wand. Wynnstanley had meer zelfvertrouwen en zelfbewustzijn gekregen in de laatste zes maanden van zelfvergetelheid. Hij stond daar goed gekleed, een goed gebouwd man en voor het uiterlijk kalm en ernstig. Niemand kon iets Te Hengelo verslikte de arbeider M. zich bij 't eten van vleesch. Binnen enkele oo- genblikken trad de dood in. STADSNIEUWS. 14e VERANTWOORDING. V. V. ƒ10, P. B. ƒ1, a. ƒ15, G. A. F. ƒ2, K. 2,50, G. K. te Pontardawe (Engeland) 5, H. W., M. W. en N. W. 3, J. W. B. ƒ1, N. N. 60, Pension „de Meikever" 5, J. D. 60, eenige gezellen firm. Prins Oly 3,05, quadrillepotje 2,38, Leerlingen en personeel Openbare Lagere school te Driehuizen 11,736, J. en F. ƒ2, Opbrengst liefdadig heids uitvoering vanwege Depót V infanterie brigade 854, Inhoud bus Woensdag 6,48, Te zamen 1044,146. Met het verantwoorde bedrag ad 14042,16. In totaal f 15086,3®'/2- De 15.000 bereikt! En nu maar met nieuwen moed aan het zes tiende duizendtal begonnen. Wij gebruikten onlangs het beeld van mijlen. Zouden het misschien Engelsche mijlen kunnen worden, zoodat de inschrijving 16.090 gaat opbren gen Met belangstelling wachten wij af. P. S. Men zal begrepen hebben, dat het drukfouten duiveltje gisteren in een deel der oplaag van 155000 sprak en niet wij. En ook zal men gemerkt hebben dat er regel in de verantwoording dubbel stond. BENOEMD. Bij Kon. Besluit is tot 2e luitenant be noemd bij het 21e reg. infanterie de heer G. J. A. Heino, alhier. VOOR HET AMSTERDAMSCHE HOF. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft giste ren in hooger beroep bevestigd het vonnis van de rechtbank te Alkmaar van 16 Novem ber j.l., waarbij C. R. werd veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf wegens huisvrede breuk en vernieling. VOOR DEN KRIJGSRAAD. De auditeur-militair van den Haagschen Krijgsraad eischte tegen B. D., landstorm- plichtig infanterist, afkomstig uit Alkmaar, ter zake van 2e desertie, 2 maanden militaire detentie. SOCIAAL DEMOCRATISCHE PROPAGANDA. In „Het Volk" doen de besturen van de Partij Gewesten Noord-Holland, Noord en Zuid, een oproep naar sollicitanten voor de functie van Secretaris-Propagandist, voor het te stichten Gewest Noord-Holland met als standplaats Alkmaar. NOORDER-BANK. In de gisteren gehouden vergadering van Commissarissen der N.V. „Noorder-Bank" te Alkmaar, is besloten aan de algemeene ver gadering van aandeelhouders voor te stellen over het boekjaar 1915 6 pet. dividend uit te keeren (vorig jaar 5 pet.). KAMER VAN KOOPHANDEL. Ten stadhuize vergaderde gisteravond de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Afwe zig was de heer Henneman. De Voorzitter, de heer Prins, opende de vergadering, waarna door den S e c r e t a- ris, den heer mr. Verdam, de notulen werden gelezen, die ongewijzigd werden vastgesteld. Ingekomen was een schrijven van B. en W. van Alkmaar met verzoek om advies over een besluit van den Raad van Hoorn, waarvan door Gedeputeerden kennis was gegeven, met de vraag of de gemeente Alkmaar daartegen ook bezwaren had. De Raad van Hoorn be sloot om in den vervolge de voorjaarsvee markt te houden op den laatsten Maandag in April. Valt deze dag op Paschen, dan te houden op den daaropvolgenden Woensdag. Geen der leden had bezwaar tegen deze verandering, zoodat daarvan kennis gegeven zal worden. Ingekomen was bij den Alkmaarschen Raad een verzoek om adhaesie te betuigen met het verzoekschrift, dat de Raad van Velsen be sloot te zenden aan den Minister van Wa terstaat om, nog vóór de zomerdrukte aan ving, een tweede pont aan 't Noordzeekanaal in dienst te stellen. De Raad dringt in dat schrijven ook aan op een vaste verbinding, een vaste brug. B. en W. van Alkmaar zonden het verzoek om adhaesie-betuiging door aan de Kamer van Koophandel om advies en be richt. De heer C lo e c k meende, dat er voor Alk maar niet het minste bezwaar kon zijn tegen het in dienst stellen van een tweede pont te Velsen. Amsterdam zou er het meeste bezwaar tegen hebben. De heer Van der K 1 e ij vond het nuttig niet alleen adhaesie te betuigen met de in- dienststelling van een tweede pont, maar te vens dadelijk adhaesie te doen betuigen met het aandringen op een vaste verbinding. Spr. stelde voor dat te doen. Dat voorstel wérd aangenomen. merken van het oproer in zijn binnenste. Naast hem stond slungelig de havelooze, vui le gedaante met een ongekamde baard, die in geen week was geknipt en met de kenmerken van drankmisbruik en zedelijk verval in gelaat en houding. De landlooper wendde zijn ge zicht af en een^nik zoowel van woede als van smart ontsnapte aan zijn borst. „Jij vervloekte vuilik! Jij leugenaar! Jij dief!raasde hij. Wynnstaley wees naar het raam. „Zou 't niet beste zijn, dat je heen gingt Als ik bedienden roep en die vinden je in mijn kamer, dan kon 't wel eens moeilijk voor je worden te verklaren hoe je hier bent gekomen. Ik wil gaarne morgen met je spreken, maar je kunt hier zoo niet blijven." Brommend en vloekend keerde de Wynn stanley die daar de werkelijke heer en meester was zich naar het raam. De mad die op 't oo- genblik de bezittende was volgde hem met vluggen stap. Hij tastte in zijn zak. „Hier, dit is voor een bed in de herberg," zei hij, „als je ze ten minste wakker kunt krij gen. Ik zou niet gaarne zoo laat een hond wegsturen, maar bedenk wel, als je wenscht, dat ik iets voor je dóen zal, dan moet je han delbaar wezen." „Handelbaar! Terwijl mijn vader de vriend van den ouden Whitney was en hij mij daar om zijn geld naliet." Hij trad op het raam toe en begon weer te vloeken. „Je hebt geen enkel bewijs. Je zoudt 't zelfs niet kunnen klaarspelen, dat de advocaten naar je luisterden." (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 2