DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
DE OORLOG.
Honderd en achttiende jaargang.
1916
ZATERUAW 11 MAART
No. 60
Abonnementsprjls per 3 maanden f 1.Ir. p. post f 1.25. Advertentieprijs 10 ct. p. regel, groote lettere naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.ti. HERBs. COSTER S ZOON, Voordam C 9. Telefnr. 3.
Uit den Raad.
Oft nummer bestaat utt 3 bladen.
ALKMAAR, 11 Maart.
Het is vandaag veertien dagen geleden, dat
de verovering van het Fransche fort Dou-
aumont door de Duitschers werd geseind.
Bij dien eersten grooten, blijkbaar niet ver
wachten overval tusschen 21 en 25 Februari
werd de Duitsche winst gemaakt. Sindsdien
gingen de vorderingen veel langzamer; van
een overrompeling kan nu geen sprake zijn
en de Franschen bleken over het geheel zich
te kunnen handhaven. De Fransche muur
mocht hi et, en daar afbrokkelen, zij hield
toch stand. Sindsdien is de strijd in hevig
heid toegenomen. Hij is gruwelijk moordda
dig geworden, zooals een Havas-bericht
meldt. Men lijdt reusachtige verliezen en
men brengt reusachtige verliezen toe, maar
men slaag er niet in veel vooruit te komen.
De slag bij Verdun, zegt de Times, schijnt
tot het maximum van hardnekkigheid te zijn
gekomen. De Franschen hebben door de
hardnekkigheid van hun heldhaftige verdedi
ging bij Verdun zichzelf den tijd gegeven,
naar den sector van Verdun alles op te voe
ren, wat aan zwaar geschut en versterkingen
noodig was om den Duitschen vloed te stui
ten. In waarheid is niets opwekkender in
alle berichten over den slag, dan het steedè
herhaalde getuigenis dat van den aanvang
van het gevecht af de Fransche artillerie met
dezelfde vasthoudendheid heeft gestreden als
de Fransche infanterie, zegt de Engelsche
schrijver. De Franschen beschikken over een
ruimen voorraad geschut en zijn dus in staat
de opstellingen van het vijandelijke geschut
te vinden en veel van het vuur van den vij
and tot zich te trekken, 't welk anders op de
infanterie en de veldversterkingen zou gecon
centreerd blijven. De hagel van staal, die
neerkomt op het Fransche front en tiet ach
tergelegen terrein, heeft niet kunnen beletten,
dat de Fransche transportdienst zoo per
ipotor als per spoor voortdurend aan den
gang is kunnen blijven met het opvoeren
van versterkingen in manschappen en muni
tie.
Evenmin heeft de woede van de Duitsche
aanvallen en van het bombardement, op
welke wijze ook aan de Fransche infanterie
kunnen beletten tegenaanvallen uit te voeren.
Telkens weer zijn de laatste dagen de aan
vallen der Duitschers bijna op staanden voet
beantwoord met tegenaanvallen, die met
kracht ondernomen waren en succes hadden.
De Franschen hebben daarmee bewezen, dat
zij beschikken over ruime reserves aan kracht
en energie.
Zoo oordeelt de Times-man. En het Fran
sche Havas-bericht oordeelt, dat de Duit
schers te pletter loopen tegen den onwrik-
baren muur van den Franschen tegenstand.
Eerst als de strijd hier geëindigd is zal blijL
ken of deze Fransche overtuiging de juiste
is, dan wel, of de Duitschers er ten slotte
toch in geslaagd zijn hun doel te bereiken.
Voor het oogenblik valt er weinig anders
van te zeggen, dan dat de geweldige slag
heen en weer golft.
Ten Westen van de Maas hebben de Dnit-
schers, blijkens het laatste Fransche leger-
bericht een gedeelte van het Kraaienbosch,
dat de Franschen den 8sten hadden her
overd, bezet. „Dat is een onbeteekenend
voordeel, zegt Havas, want onze eerste
weerstandslinie bevindt zich meer naar ach
teren, bovendien is het slechts een tijdelijk
voordeel, daar het bosch achtereenvolgens
genomen en hernomen is". De strijd is hier
„gruwelijk moorddadig" geweest, verklaart
dit nieuwsbureau, hier zoowel als voor
Vaux. Hoe het daar gegaan is, is nog steeds
niet opgehelderd. Het Fransche Havas-
bureau dus niet de Fransche staf houdt
vol, dat de Duitschers nimmer het fort heb
ben aangevallen, het Duitsche legerbericht
meldt, dat het den Franschen lukte weer vas
ten voet te krijgen in het fort. Het eindre
sultaat is dus hetzelfde en daar komt het
tenslotte op aan! dat n.l. de Franschen
het fort hebben en de Duitschers niet.
Blijkens het Fransche legerbericht hebben
de Duitschers aan de Maas een nieuw strijd
middel toegepast: ze legden drijvende mij
nen bij St. Mihiel in dé rivier, welke blijk
baar de Maas-bruggen moesten doen sprin
gen (ten einde daardoor de Fransche troepen
ten Oosten van 4e Maas af te snijden van de
achterwaartsche verbindingen met hun sta
pelplaatsen van mond- en krijgsvoorraad),
maar welke door de Franschen onschadelijk
konden worden gemaakt, voordat zij nadeel
konden opleveren.
Een nieuw strijdmiddel bezigen ook de
Oostenrijkers tegen de Italianen: zij laten
met behulp van ontploffingsstoffen lawines
op de Italiaansche stellingen neerdonderen
Volgens de Daily Mail is er weldra een
kabinetsswijziging in Italië aanstaande, de
socialist Bissolati zou als opvolger van den
heer Salandra minister-president worden,
Italië zou zich nauwer aansluiten bij de en
tente en een einde maken aan de dubbelzin
nige positie tegenover Duitschland.
ALKMAAR, 11 Maart.
Het vraagstuk van de doorbraak, dat ge-
ruimen tijd op een zijlijn heeft gestaan en dat
nu dreigde te worden gerangeerd naar een
doodloopend spoor, is Woensdag door het
tijdig overhalen van den wissel op gladde
rails gekomen,' waardoor het uitzicht is ge
opend, dat het zijn eind-station zal berei
ken. Het besluit is genomen, dat met de
doorbraak dadelijk een aanvang zal worden
gemaakt, met het leggen van d'e straat even
eens zal worden begonnen en dat B. en W.
over het plan-Leguit het oordeel van de
Maatschappij tot Bevordering van Bouw
kunst zullen inwinnen en zeer spoedig een
prae-advies inzake de bebouwing zullen
geven.
Vraag niet op welke wijze men tot deze op
zich zelf juiste beslissing is gekomen!
Wie op de bezette tribune de raadsverga
dering kwam bijwonen als een soort gratis-
toegankelijke publieke vermakelijkheid, zal
zich ongetwijfeld niet hebben beklaagd. Hij
toch heeft met lachend gelaat kunnen waar
nemen, hoe een dood-eenvoudige zaak zoo
zeer omsponnen en verhaspeld werd, dat er
op een gegeven oogenblik bijna geen ont
warren aan scheen en hoe er tenslotte een
schijnbaar verrassende maar zeer voor de
hand liggende oplossing werd gevonden, en
hij heeft zelfs als nastukje op dit blijspel-ge-
geven een wets- en woorduitlegging ge
kregen, welke in de kiesvereeniging van Stel
lendijk geenszins misplaatst zou zijn ge
weest. i
Wie echter meer eerbied heeft voor den
Raad, wie dit college zijn prestige niet gaar
ne ziet inboeten, maar liever ziet oplioudèu
en verheffen door een degeüjke behandeling
der zaken, voor hem was het bijwonen der
besprekingen over het punt „doorbraak
WaagpieinGed. Nieuwesloot" een tempta
tie. Zeifs ondanks de gelukkige verplaatsing
van dit punt van het einde naar het begin
der agenda is het op een allerongelukkigste
manier afgehandeld.
De zaak zelf was, zooals hier Zaterdag
werd aangetoond, zoo eenvoudig als men
zich maar denken kan. Men had slechts uit
te maken of de ontstaande kale ruimte zou
worden bebouwd en dus in dit opzicht een
principieele beslissing te nemen eerst la
ter, wanneer het nimmer verschenen praead-
vies van B. en B. over het plan-Leguit er
was, aangevuld met prae-adviezen over de
andere ingediende plannen en waarschijnlijk
vergezeld van een voorstel van het college,
zou het tijdstip gekomen zijn om over de be
bouwing te praten en daarbij in bijzonder
heden te treden.
Zoo eenvoudig de taak van den Raad
Woensdag was, zoo ingewikkeld heeft hij
haar gemaakt. De man, die het allereerst aan
het woord had moeten komen, omdat hij met
overtuiging sprak tegen de bebouwing, de
heer Stoel, was de allerlaatste spreker en het
raadslid, dat met zijn voorstel om een jury
in te stejlen de bespreking had moetën be
sluiten, omdat die kwestie het allerlaatst
aan de orde was, de heer den Boesterd,
opende haar!
Na verscheidene redevoeringen, welke men
in het verslag heeft kunnen lezen, begroette
wethouder de Wit als een uitkomst het even
te voren geuite denkbeeld van den heer Leg
uit om uit te maken, dat er gebouwd zal
worden, welk denkbeeld hij dadelijk be
lichaamde in een motie van orde, om de be
sprekingen te sluiten en zich principieel uit
te spreken vóór de bebouwing. Waar men
dus mee had moeten beginnen, daarmee ein
digde men. Was het niet opvallend, dat
trompetgeschal en tromgeroffel op dit merk
waardige oogenblik van buiten af de Raads
zaal binnendrong, als om het humorvolle
slot-effect van zulk een wijze van behandelen
te ondersteunen? x
Wannéér-men zich afvraagt hoe het moge
lijk is, dat een vergadering, welke gewichti
ge besluiten neemt, belangrijke verordenin
gen maakt, politieke en principieele zaken
tot in de puntjes uitpluist, werkkracht en
werklust bezit, kortom, welke meestal geheel
op de hoogte van haar t&ak als bestuurders
van een niet-onbelangrijke, in bloei toene
mende gemeente blijkt te staan, soms'plotse-
ling inzinkt, allerlei zaken en kwestietjes
doet ontstaan, de zaken noodeloos ingewik
keld en verward maakt, tan is het antwoord
in het algemeen misschien niet gemakkelijk
te geven. Voor het geval van Woensdag j.l.
is de verklaring dunkt ons nog al eenvoudig.
Zou gemis aan tact niet de hoofdoorzaak
zijn geweest van de slechte behandeling?
Laat ons enkele omstandigheden aanvoe
ren, die voor de bevestigende beantwoor
ding van die vraag pleiten. In het college
van B. en W. heeft het van den beginne af
aan in deze zaak ontbroken aan de gave van
aanvoelen der dingen, aan de eigenschap om
met de personen op de gewenschte wijze om
te gaan, aan de methode om 't juiste te tref
fen. B. en W. hebben den zwijgenden heer
Leguit niet voldoende tot zich getrokken, en
den meesleependen heer van den Bosch niet
genoeg van zich afgehouden, zij zijn dén
een niet tegemoet; gekomen en hebben den
ander niet weerstaan, toen dit noodig was.
Tegenover den heer Leguit zijn zij nalatig,
ten aanzien van den heer van den Bosch
voorbarig geweest. Het eerste is het werd
héél mooi gezegd door den heer Cloeck in
een korte scherpe rede aan het adres van B.
en W., die zoó goed als onbeantwoord bleef
(gebrek aan tact, alweer) veel ernstiger
dan het laatste. In den grond der zaak was
het nog niet zoo heel erg, dat men den heer
van den Bosch wat te veel had gegeven
de verwaarloozing van het plan-Leguit was
in zijn gevolgen van veel meer onaangena-
men aard. En nu is het eigenaardig, dat de
burgemeester namens het college de kleinste
fout ruiterlijk erkende, doch over de ergste
zweeg later werden de bordjes eeniger-
mate verhangen, kreeg de heer Leguit bijval
van de tafel van het college en de heer van
den Bosch een onverdiend verwijt. Wanneer
beide fouten waren toegegeven, dan had dit
inderdaad kunnen strekken tot de bekorting
der discussie. Nu moest echter gepoogd wor
den het college op de hoofdzaak te verdedi
gen een poging die niet anders dan een
mislukking kon zijn. Als eerste motief van
de nalatige houding van B. en W.
werd aangevoerd, de verklaring van 26 No
vember 1913, dat men niet moest beschikken
over de huid, voordat men den beer inj han
den had, d. w. z. dat men eerst de benoodig-
de gronden moest hebben voordat men over
de bebouwing kon praten. Dat heette het
standpunt, dat B. en W. consequent had
den volgehouden. Ook in Maart 1915 toen
zij zelf voornemens waren met een eigen
plan van bebouwing te komen? Deze vraag
toont de zwakte van dit argument reeds vol
doende aan. Ijlen tweede argument was ont
leend aan de tijdsomstandigheden. Daaron
der had men te verstaan, dat wanneer er niet
spoedig begonnen werd met de doorbraak,
de opening niet voor de komende drukke
markten gebruikt zou kunnen worden.
Zoo had men het tenminste voortdurend be
grepen in de commissie van bijstand voor de
Publieke Werken. Maar in het rapport dier
commissie staat uitdrukkëlijk, „dat de tijds
omstandigheden niet wettigen het doen van
een zoo belangrijke uitgaaf als voor dit doel
wordt gevraagd". Waarom er dan zoo'n
krommen uitleg aan gegeven, die zoo ge
makkelijk valt te achterhalen?
Wanneer wij zoo uitvoerig stilstaan bij
het gebrek aan tact, dat in deze zaak bij het
college van B. en W. en bij haar woordvoer
der is gebleken, dan geschiedt -dit, omdat dit
college leiding heeft te geven. Een Raad
zonder tactvolle leiding vóór en in de ver
gadering is een schip zonder roer in een ge
vaarlijk vaarwater het loopt dan heel
licht mis. En ook al komt men in veilige ha
ven aan, dan geeft de reis tot allerlei ver
drietigheden aanleiding. Menige raadsverga
dering levert daarvan het bewijs en hetgeen
de heer Cloeck zei van raadsleden, die er den
brui van geven, verdient ongetwijfeld ern
stige overweging.
Het zou niet raoeielijk vallen nog andere
staaltjes van een te kort aan tact aan te ha
len. Met de demonstratie van dit eene geval,
dat er zich bijzonder voor leende, moge ech
ter worden volstaan. Misschien leidt de
diagnose tot het instellen der juiste the
rapie. Want het zou jammer zijn, wanneer
in steeds meerdere mate zooveel arbeidsver
mogen en zooveel werkwil te loor zouden
gaan en tegelijkertijd de ontstemmingen en
de ontgoochelingen zouden toenemen, ter
wijl wat meer tact veel onaangenaamheden
kan doen vermijden, kan doen smaken de
vreugden van den geslaagden arbeid, kan
wegnemen veel oorzaken van misverstand en
daardoor dikwijls tot overeenstemming
en tot gewenschte samenwerking kan leiden.
In het bijzonder kan dit alles betrekking
hebben op het verdere verloop van de zaak
der doorbraak. Zien wij wel, dan zijn de
grootste moeielijkheden nog niet overwon
nen, maar zullen zij eerst thans aanbreken.
Er zal heej wat tact en beleid noodig zijn,
soms groote omzichtigheid en dan weer flin
ke doortastendheid worden vereischt, om
deze zaak tot een goed einde te brengen,
zoodat er niet slechts een bevredigende op
lossing is gevonden, maar dat er ook bij nie
mand gegronde reden tot ontstemming ach
terblijft. Het lijkt ons geen gemakkelijke taak
om bijv. onbevooroordeeld het juiste midden
tusschen de voorstellers der plannen (nieu-
ons liever zijn, dan in een later stadium te
we zullen er nu wel niet meer komen, on
danks de raadgeving van den heer Ringers,
immers wie nu nog geen plan indiende,
heeft het getij laten verloopen) te kiezen,
niemand van hen te veel of te weinig te ge
ven en den directeur van gemeentewerken,
die dan toch in de eerste plaats voorlichter
van B. en W. moet zijn en wien ten slotte
de uitvoering van het door den Raad goed
gekeurde plan wordt opgedragen, op de
rechte plaats te brengen, welke hij door den
loop der omstandigheden al even heeft ver
laten en welke hij toch moet innemen, zal
hij onpartijdig kunnen adviseeren. Niets zal
kunnen melden, dat B. en W. zich van die
uiterst njoeielijke taak voortreffelijk hébben
gekweten 1 1
Het voorstel van B. en W. oqi een lossen
stoker aan de gasfabriek, die gelijkstelling
vroeg met een gehuwden werkman der ge
meente, voor zoover duurtetoesiag en kin
dertoeslag betrof, te berichten, dat zijn ver
zoek niet voor inwilliging vatbaar is, lokte
veel bespreking uit. De heer Verkerk brak
een lans voor den man en trachtte door een
spitsvondige redeneering hem als kostwin
ner' een duurtetoesiag te verstrekken, daarbij
geholpen door den heer Udo, maar bestre
den door den heer Ringers en de heeren mr.
Leesberg en Sluis (de laatste had een harte
lijk welkomstwoord van den voorzitter in
ontvangst te nemen, waarmede de Raad zijn
instemming betuigde nu hij na' geruknen tijd
van ongesteldheid de vergadering weer bij
woonde), terwijl de heer Stoel in het alge
meen de wenschelijkheid van een toeslag
ook voor dezen man betoogde B. en W.
traden nóch in een nadere verdediging nóch
in een nadere bestrijding van de gebezigde
argumenten.
Een grappig oogenblik ontstond, toen de
heer Sluis den heer Udo voor de beteekenis
van het woord kostwinner naar een jdrist
verwees, en de heer Udo zei, dat hij daar
niet terecht kon, omdat advocaten een woord
altijd precies zoo uitleggen als hen op een
gegeven oogenblik te pas komt, waarop bei
de naast elkander gezeten rechtskundige
raadsleden als duiveltjes uit een doosje op
sprongen om het woord te krijgen en daar
tegen protest aan te teekenen. Overigens leek
ons de redeneering van deze beide heeren en
den heer Ringers evenals het voorstel van
B. en W. volkomen juist. Men heeft een be
paling gemaakt voor gehuwden en daaron
der valt de man niet, hij moge „kostwinner"
zijn, voor anderen dën kost verdienen, nie
mand der raadsleden heeft aan zijn geval ge
dacht, toen de daarvoor geldende bepaling
werd vastgesteld. Instede dat de gascommis-
sie „hinein-inteipretierte", zooals de heer
Udo meende, toen zij zeide, dat de man niet
viel onder de bepalingen, zou het hineinin-
terpretieren zijn, wanneer men hem er wel
onder liet vallen.
De meerderheid van den Raad besloot o.
i terecht, overeenkomstig het advies der
gascommissie en het voorstel van B. en W.
om het verzoek van den man niet in te willi
gen.
Maar daarmede behoeft de zaak nog niet
definitief uit te zijn. Op grond der aangeno
men bepalingen, kan den man geen uitkee-
ring worden verstrekt. Deed men dat, men
zou allerlei gevolgen te aanvaarden hebben.
De neven-omstandigheden van dit geval
kennen wij niet. Wij kunnen ons echter ge
vallen denken, waarin steun-verleening
waarschijnlijk, indien wel, althans heel wei
nig bezwaar zou ontmoeten. Gesteld dat een
man en een vrouw, wier huwelijk is ont
bonden, achterna tot de ontdekking komen,
dat hun echtscheiding een vergissing is ge
weest. Zij gaan weer 'samenwonen, zij zou
den gaarne willen hertrouwen, de wet even
wel zegt (art. 90 B. W.), dat tusschen perso
nen, wier huwelijk, om welke reden ook,
door echtscheiding is ontbonden, nimmer
een huwelijk mag plaats hebben. Wanneer
die twee menschen nu in den loop der jaren
hebben getoond, dat hun laatste besluit hun
ernst was, wanneer er niets anders op hen
valt aan te merken, dan dat ze zonder wettig
getrouwd te zijn, samenleven, wanneer de
man in gemeentedienst is, zou de meerde-
heid van den Raad hem dan niet evengoed
als de gehuwde werklieden door de moeie-
lijke tijdén willen heenhelpen? Er zijn ande
re gevallen denkbaar. Zooals echter gezegd,
van dit bijzondere geval weten we niets.
Doch hiervoor kan een ander argument gel
den. Wanneer een particulier werkgever zijn
gehuwden werklieden een duurte- en een kin
dertoeslag geeft, dan zal hij in negen van de
tien gevallen niet tegen een oppassend on
gehuwd werkman, die reeds lang met een
vrouw samenwoont en kinderen heeft, zeg
gen: „Jou hou ik er buiten, jij krijgt niets".
En nu wordt er vaak gezegd, dat de gemeen
te ten opzichte van het loon van de werklie
den moet voorgaan. Zou zij in dit geval niet
kunnen volgen? In dit geval het zij uit
drukkelijk opgemerkt. Elk ander geval blijve
op zichzelf beoordeeld. Maar hier geldt het
gelijk gebleken is een werkman, die
zijn werk goed doet, die goéd voor zijn
vrouw en kinderen zorgt, die deel uitmaakt
van een knap, zij het dan ook niet wettig,
gezin. Zou de meerderheid van den Raad de
zen man niet met toegeeflijkheid willen be
handelen, indien hij in een adres een per
soonlijke toelage vraagt, buiten de be
staande bepalingen om, ten einde hem daar
door op denzelfden voet te behandelen als
zijn collega's, om hem in deze moeielijke
tijdsomstandigheden het leven niet moeielij-
ker te maken dan deze? Zou de man althans
niet verstandig doen het op deze wijze te be
proeven? Dan toch is het groote bezwaar
vervallen, dat men bij inwilliging van het
verzoek een aangenomen bepaling averechts
toepast, dan behoeft men niet terug te dein
zen voor de consequenties der beslissing,
daar die dan een exceptioneel karakter krijgt
en voor mogelijke andere gevallen kan gel
den of niet kan gelden, naar gelang van de
omstandigheden en dan zullen vele raadsle
den wellicht bereid gevonden worden door
clementie te doen hetgeen ze van rechtswege
moesten weigeren. Immers het betreft hier
geen straf-'oefening en geen vergelding. Wie
zich stelt op het standpunt van den heer
Sluis, dat de overheid zelfs niet den schijn
op zich mag laten, dat zij een liaison gelijk
stelt met een huwelijk, die mag zulk een
man geen oogenblik in overheidsdienst dul
den, zelfs niet als los stoker. Wanneer er
echter geen reden is om den man te ont
slaan, wanneer zijn verhouding tot zijn
vrouw en zijn kinderen geen beletsel is voor
den tak van dienst, waarbij hij aangesteld is,
dienstbelang nóch plichtsvervulling schaadt,
dan kan die' verhouding ook geen aanleiding
zijn, om hem billijk te behandelen, hoezeer
men het overigens ook moge bejammeren,
dat de man (of zijn vrouw, of het paar) niet
een burgerlijk huwelijk wenscht aan te
gaanl
Er zou nog wel een en ander op te merken
zijn over hetgeen Woensdag in den Raad ge
zegd is. Maar wij moeten ons beperken en
daarom zij tenslotte nog even, gewezen op
het adres van het bestuur van „Alcmaria",
Vereeniging tot Bevordering van het Vreem
delingenverkeer en tot verfraaiing van Alk
maar, waarin den Raad wordt verzocht zich
in principe bereid te verklaren tot gratis
afstand van een gedeelte Bergerhout van ten
hoogste 2000 vierkante Meter, teneinde daar
op een schouwburg- en concertgebouw op te
richten, benevens toe te kennen een rente
garantie van 3 procent per jaar voor den tijd
van 25 jaren over het kapitaal voor den
bouw, tot een maximum van -3000 per jaar
met recht van overdracht aan een later te
vormen naamlooze vennootschap. Het komt
ALKMAARSC