DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. AlkmaarsctiG Huishoud- en Industrieschool. Overland Automobielen. Prijs vrijblijvend f 3200. Proefwagen disponibel. bij den 'vertggenwoordipr JBXBT, No. m De vondst. li i; 11 MAART FUIELLETON. Honderd en achttiende Jaargang. 1916 Abonnementsprijs per 3 maanden f 1.— fr. p. post f 1.25. Advertentieprijs 10 ct. p. regel, groote letters naar ZATERDAG imte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij Y.h. HERffls. COSTER 4 ZOON, Voordam C 9. Telefnr. 3. Carosseriefabrikant, Alkmaar. LUXE AUTOMOBIELEN te huur. Opleiding examen tuttige Hand- werken, desverkiezend 3 a 4 schooltijden per week, cursusgeld f 40.duur der op leiding 10 maanden. Opleiding examen Fraaie Handwer ken, cursusgeld f 40.per jaar, duur der opleiding 2 jaar. Schoolgeld v, leerlingen der school voor beide cursussen f 25.per jaar. Aanvang cursussen 3 April e.k. Aangifte tot en met 31 Maart, Diiiadags 10-12 en Vrydags 2-4 nar, in het B.-Weeshuis. Inlichtingen verstrekt de directrice J. F. BEUMER. door HéLèNE SWARTH. (Nadruk verboden). Eerbiedig en ontroerd stond Rita voor het schrijftafeltje van haar moeder. Teeder streel de haar ééne hand het hout, dat kil aanvoel de, terwijl de andere hand de tranen afwisch- te, die haar oogen bewaasden. Ja, nu stond liet in haar eigen kamertje, dat welbekend bureautje, waaraan zij Mama zoo vaak brie ven had zien schrijven. Papa had het zijn oudste meisje gegeven en zij had hem er voor bedankt met een kus. Het beste plaatsje in het al zoo vol vertrekje had zij er voor ingeruimd. Voortaan zou zij er haar brieven aan schrijven. Zou dat geen heiligschennis wezen? Als een heilige had zij haar moeder vereerd. Veel tijd om zich af te zonderen zou zij niet meer hebben. Zware plichten rustten nu op haar schouders, 't Was haar alsof zij er lichamelijk den druk van voelde. Zij stond nu aan het hoofd van het huishou den: zij moest een moeder voor haar zusjes zijn; zij moest voor Papa zorgen, dat hij niet onderging. Zou zij daartoe in staat zijn? Het leven eischte wel veel van haar tengere jeugd. Angstig deinsde het teer eenzelvig meisje, dat liefst alleen was met haar boeken en haar droomen, voor die zware taak te rug. Zij was pas van school en nog genoot zij van haar vrijheid als van een zomerva- cantie, toen haar moed'er onverwachts stierf. Mama was zóó vaak ongesteld, dat niemand, toen zij ziek werd, aan de mogelijkheid van sterven dacht. Rita zat, in de ziekekamer, tus- schen het drankjes ingeven en kussenslop- schudden, brieven aan haar vriendinnetjes te schrijven. Plots bleek de ziekte van emsti- gen aard. Nog kon de vader, nog konden de kinderen niet gelooven dat Mama in gevaar verkeerde, toen de zieke den geest gaf. De laatste uren was zij bewusteloos. Voor dien tijd leek zij geen besef van haar toestand te hebben. Geen afscheid had zij genomen van man en kinderen. Plotseling was zij er niet meer. In een roes van droefheid had Rita ge leefd na dien dag. De banale zorgen voor het huishouden, voor het materieele welzijn van haar beide zusjes nakomertjes, zes en acht jaar jonger dan zij, vulden de dagen wel, maar niet haar hart. 's Nachts lag zij 1 lang wakker, starend irn het donker, 't Was haar of héél haar leven donker was gewor den en of dat altoos zoo blijven zou. Haar oogen brandden, star en droog, een zware last woog haar op de borst, haar hart klopte hoorbaar, soms was 't of een onzichtbare hand haar keel omknelde. Had zij maar kun nen schreien! maar geen tranen verlichtten haar leed. En nu was 't al zes weken geleden. Papa was er nu pas toe gekomen, zijn oudste het van övre Richter Frich. Uit het Noorsch vertaald door M. A. Z. 12) „Maak hem dood," zei Johnsen; „hij is stervende, en komt hij nog bij, dan eet hij ons heth uis uit." Barones Von Heffner boog zich over den hond en aaide zijn kop. Hij keerde zich qm en likte haar hand. „Hij moet in 't leven blijven," zei Bratt be slist, „Er zit zooveel goeds in zulk een dier. Hij kan ons van onschatbaar nut zijn bij over wintering. Ik ken dien hond. Het is Wellmans lijfhond „Boy", het prachtigste dier dat ooit een slede getrokken heeft. Nu is hij zeven jaar oud. God weet, hoe hij hierheen verdwaald is geraakt. Kijk hij heeft zijn meesteres al ge vonden." En ja. Die zware hond met den kolossalen borstbouw en het sterke spierstelsel kwam met moeite overeind en legde zijn breeden kop in den schoot van het jonge meisje. XI. De duisternis valt in. En de dagen gingen voorbij, de een als de ander. Op den hoogsten top van de Agard- punt hadden de schipbreukelingen een van de Victoria aan land gedreven vlaggestok opge zet. Een gele wollen deken diende als vlag. Maar het scheen dat de schuiten der walros- scnrijttafeitje te geven. En nu wou zij sta zijn en haar moeder gedenken misschien Kwamen nu de weldoende tranen, die zij haar moeder schuldig was, die ze ook zoo gaarne wilde schreien, wijl ze in haar lagen als een last van lood. Papa was naar het kantoor, Loesje en Bet ty op schooi. Antje de meid, was bezig in de Keuken. Rita had zooals zij vroeger, in haar drang naar ongestoord droomen wei zei nog uren lang „het rijk aiieen". Zij ging zitten op het lage stoeltje, trok eén voor eén, de laadjes open; zij waren leeg natuurlijk. Papa had alles toch na gezien eer hij Rita het bureautje gaf. De ellebogen gesteund op he blauwe leêr, het hoofd tusschen de handen, wekte zij de nerinneringen aan haar gestorven moeder op. Maar geen liefkozing, geen moment van innigheid kon zij zich te binnen brengen. Mama was altoos koel geweest. Streng had Mama Rita afgeweerd, als het kind haar aanhaalde, bedelend om een omhelzing. La ter was Rita er te trotsch voor geworden. Dat terugstooten deed te veel pijn. Mama vond haar een malie meid, onstuimig of sen timenteel, als Rita de ranke armen opeens om den hals van haar moeder sloeg, -r „Kind, je weet toch wel dat ik van je houd, 't bestaat toch niet in uiterlijkheden, wees toch bedaard", vermaande dan Mama. Rita dacht dan telkens aan een versregel, dien ze in een Fransche bloemlezing had ge vonden: „Je meurs de soif auprès d'une fontaine". Was het sentimenteel, zoo'n dorst naar liefkozingen en hartelijke woorden te voe len? Nooit sprak zij er met andere meisjes over. 't Zou zijn of zij iets afkeurde in de moeder, die zij vereerde als een heilige. Maar toen ze eens, op bezoek bij een vrien dinnetje, Hetty's moeder het meisje in haar armen zag nemen, haar opgeheven gezichtje kussen, en haar teeder noemen: Zoet poesje, lief hartekind! had Rita Hetty zóó benijd, dat zij 't wel had willen uitschreeu wen. Zacht ritselden de populieren in den tuin. Doordringende weemoedwekkende gefl- ren vervulden de najaarslucht' en drongen Rita's kamertje binnen, aromen van herfstse- ringen en van dorrende bladeren. De wilde wingerd, die het venster idillysch omlijstte, was al rood en telkens maakte de suizende wind er blaadjes van los, die, als vreemde vlinders, op het kleed vielen. In de keuken galmde Antje eentonig een psalm, die de stilte meer begeleidde dan verstoorde. Mama! fluisterde Rita, geef mij nu een teeken dat uw geest nog leeft! Ik heb het zoo eenzaam en het bitterste is nog dat ik niet weet, dat ik nooit zal weten of u wel van uw kindje hield. Onwillekeurig trok zij weer één der laad jes open. Waarom? zij wist toch dat zij leeg waren. Toen ontdekte ze een schrift, dat van het laadje in de groote benedenlade viel. Gretig nam zij het op, maar weifelde toen: zij moest het misschien ongelezen haar vadéi geven als hij thuiskwam? Het was een dag boek. Maar was 't niet als een antwoord op haar bede om een teeken. Wie weet wat ze er in vinden zou. En met warmer belangstelling dan voor den mooisten rdhian, verdiepte zij zich in het dagboek van haar moeder. Het waren korte aanteekeningen, de lang ste besloeg nauwelijks één bladzij. Er stond veel in over haar man, soms ook wat over haar kinderen, dan weer over haar kwaal, die haar meer afmatte dan haar huisgenoo- ten vermoedden, over berusting, blijmoedig haar kruis dragen, den dreigenden dood on der de oogen zien zonder haar plichten te verzaken, vertrouwend in de goedertierend vaarders uit den Storfjord verjaagd waren door dien plotselingen winterstorm. Eens had de ijsloods door den kijker een scheepje ont dekt vlak bij Edge Island. Op alle manieren beproefden de schipbreukelingen de aandacht te trekken, zij sdhoten, zij heschen de wollen deken op, en weer neer, zij schreeuwden met hun handen als roeper voor den mond, maar het schip zette kalm zijn weg naar het zuiden voort. Daarmee vervloog de laatste hoop. Een paar pogingen om over den gletscher van Ra- bot en het Milne Erwardgebergte den over gang naar Sassenbaai te beproeven misluk ten, het zou gekkenwerk zijn zonder sneeuw- schoenen of voetplankjes, en zooveel te meer daar de bevolking van de overwinteringssta tions waarschijnlijk al meer dan genoeg moei te had, om zich zelf in het leven te houden. Het ijs begon in den Storfjord te komen, en volgens berekening moesten alle vangschui- ten nu den IJsfjord verlaten hebben. Het was tegen het einde van September en de dagen werden korter. De sneeuwmusch, de eenige zangvogel van het eiland, had zijn laatste lied uitgezongen en was naar het zui den getrokken. En al de andere vogels namen voor de sneeuw en het ijs de vlucht. Alleen het Spitbergsche sneeuwhoen bleef achter. Bratt was den heelen dag in de weer. Vóór de anderen ook nog maar aan opstaan ge dacht hadden, was hij al buiten met zijn drie- loopgeweer op schouder. En als zijn vrienden aan het ontbijt zaten, kwam hij de hut binnen met een hoop vogels gebonden aan een stok. „Boy" was gestadig zijn metgezel. De prachtige hond was bij allen in de gunst ge heid van God en in de heerlijkheid van het .Eeuwige Leven. Ademloos las Rita voort. Zou zij niets vinden, wat haar persoonlijk betrof? Ja, op die ééne bladzij zag zij haar naam- Weer heb ik de onstuimige liefkozin gen van Rita moeten afweren. Hoe komt zij toch aan zulk een hartstochtelijk tempera ment? Arm kind! het valt mij soms zoo zwaar, haar terecht te wijzen, haar niet in de armen te sluiten en haar vragend gezichtje met kussen te bedekken. Maar ik weet. dat het niet goed voor haar zou zijn. Ik mag die zucht naar kussen, en streelen niet aanmoedi gen. Ik ben verplicht, over haar te waken Ik voel mij soms toch zoo onrechtvaardig, omdat ik meer van haar houd dan van Loes je en van Betty. Mijn eersteling, mijn lieve ling, mocht ik je al de dwaze zoete namen geven, die mij soms op de lippen branden mocht ik je al de teedere liefkozingen ge ven, waar je mooie bruine oogen zoo hon gerig om bedelen! Zal je ooit begrijpen hoe veel zelfbeheersching ik noodig had? Zal je ooit beseffen dat het was om je onstuimig heid te bedaren? Rita kon niet verder lezen. Innig drukte zij haar bevende lippen op de bladzijde van het dagboek, die haar de blijde boodschap bracht. Haar tranen vloeiden eindelijk, en droppelden op het papier, beschreven door de lieve hand, die haar nooit had ge streeld en die haar nooit ook streelen zou Zij wierp zich op haar bed, voorover, het kussen klemmend in haar armen. Haar tra nen stroomden en zij dacht er niet aan ze af te wisschen. 't Was of die tranen al het har de en zware, dat in haar borst woog als een looden last, oplosten en wegspoelden. Moedertje! moedertje! snikte zij, hield u dan toch van uw arme Rita? Toen ze al haar tranen had vergoten, stond Rita op, verlicht, met een wonder vreemd gevoel, blij en droef tegelijk. Met koel water verfrischte zij haar gloeiend ge zichtje, ordelijk streek zij het verwarde haar glad, waarin haar handen hadden gewoeld. Het dagboek sloot zij in een laadje van het klein ouderwetsch -bureautje. Toen ging zij de trap af, den tuin in, om bloemen te pluk ken om te zetten bij het portret van de moe der, die zij verloren en gevonden had. Paarse asters, gele zonnebloemen bloei den nog neen enkel witte bloemen moest zij hebben, fluweelig blanke herfstseringen en witte del-dahlia's. Met eerbiedige vinger toppen schikte ze de bloemen in een kristal len vaas, die zij op het schrijftafeltje plaatste achter het portret. En tegelijk met haar groo te vreugde om haar ontdekking in het dag boek, kwam een groote wanhoop in haar op om de ontbering, die nooit vergoed kon worden, om de liefkozingen en de teedere woorden, waarnaar zij nog altoos verlang de, die Moedertje haar kind en zichzelve had onjzegd en die de doode niet meer kon geven, die de levende nooit meer ontvangen zou. STADSNIEUWS. BOND VOOR STAATSPENSIONNEERING. In de groote -zaal van „de Harmonie" werd gisteravond door de afdeeling Alkmaar van den Bond voor Staatspensionneering een openbare vergadering en propaganda- avond gehouden, die uitstekend bezocht was. De voorzitter der afdeeling, de heer J. A. Verkuijl, uitte zijn vreugde over het feit, dat voor de tweede maal de afdeeling ter propa ganda bijeen kwam. De vergaderingen zijn goed om uiting daarmede te geven van wat er in het volk ligt. Spr. hoopte, dat behalve de leden, ook veel nieuwsgierigen zouden aanwezig zijn, die door den spreker van den komen. De barones had' hem als een ziek kind verpleegd, en spoedig was het krachtige dier geheel hersteld, 's Nachts lag „Boy" als de meest getrouwe schildwacht voor de bank waarop de jonge dame sliep, maar vroeg in den morgen ging hij met Bratt uit, om voor raad op te doen voor den langen winter. Hij was onder die jachttoeren van onwaardeer baar nut. Zijn bloeddorstige drift, die eens dien mooien hond, toen hij aanvoerder was van Wellmans koppels, berucht had gemaakt, was geweken voor weloverwogen bedacht zaamheid. Hij stelde zelfs op eens belang in vogels. Boy had een eigen listige manier te knippen met zijn eene oog, als een sneeuw hoen zich ergens verstopt had. En Boy's meester leerde spoedig die uitdrukking van den hond verstaan. Als er zeehonden in het vaarwater waren, ging Boy kort beraden zitten en was niet van die plaats te krijgen. Onophoudelijk ging zijn witte pluimstaart op en neer. Alleen de vos hitste zijn jachtwoede aan. Zijn oogen schoten vonken en het schuim stond op zijn bek, als de blauwgrijze poolvos zijn spitsen snoet achter een sneeuwgrijze plek vertoonde. Hij vloog als een razende storm over sneeuw en ijs en joeg den vogel- dief der poolstreken met groote nauwkeurig heid precies in den lijn van Bratt's schot. Op die wijzen had Bratt een aanzienlijken voorraad wild bijeengekregen. De professor, die ten spijt van zijn theoretische wijsheid toch bijzonder handig slag had van allerlei, was druk bezig met het villen van de zeehon den en vossen, ten einde het ontbrekende voor hun winter uitrusting aan té vullen. Binnen enkele dagen leverbaar, type 75, waarbij 2- en 4 persoons wagens, voorzien van banden, afneembare velgen, electrisch licht en se fstarter. TELEFOON INTERC. 572. den avond zouden worden getroffen en er toe bewogen om lid te worden. Spr. zette uit een wat de Bond deed, en wees daarbij op de propaganda der vergaderingen en op de uitgave van het Bondsorgaan. Dat. orgaan doet goed werk, al kunnen de redactieleden het ook niet een elk naar den zin maken. Laatst stond er een allerliefst gedicht van Jan van Beers ver het napje van grootva der in, dat wel bekend is en oud, maSr waarvan spr. de lezing sterk kon aanraden Spr. wees op het ellendig feit, dat kinderen hun ouden vader of moeder vergeten. En meest wordt die veronachtzaming veroor zaakt door de armoede. Na deze korte inleiding van den heer Ver kuijl hield de heer U. G. Dorhout van Ven huizen een rede over het onderwerp: „De lendenen omgord". De spreker hoopte, dat hij iets nieuws zou kunnen vertellen, waar mede hij de strijders kon aanmoedigen. Spr. herinnerde aan den loop van het streven voor Staatspensionneering. In en voor 1913 werd er heftig voor gestreden, maar door den grooten oorlog werd de aan dacht van de actid voor Staatspensionneering afgeleid. De vluchtelingen uit België werden opgenomen en verzorgd, dat het tot voor beeld kon strekken. En dat was goed. In de Tweede Kamer werd dé aandacht voor an dere, belangrijker zaken gevraagd en het was geen wonder dat het wetsontwerp- Treub zoolang in de kast werd gelaten. Die rust duurde tot den zomer van 1915. Toen een vertegenwoordiger van het persbureau Vaz Dias een interview had met Minister Treub, zeide deze, dat de zware financieele lasten toch geen reden mochten zijn om de noodzakelijke zaken voor het volk niet uit te voeren. Het scheen, dat hiermede ook gedoeld werd op de Ouderdomsrente en de veronderstelling, dat dit zoo zou zijn, bleek juist uit ae woorden in de Troonrede gesproken, dgt, met het oog op den naderen den datum van de inwerkingtreding der wet-Talma, de wetsontwerpen-Treub in be handeling zouden komen. Rechts was daar natuurlijk tegen en bij de breking van het Bestand verzette ze zich tegen de aan de or de stelling van de ontwerpen-Treub. Ze wil de die wetten niet aan de orde hebben vóór den fata Jen datum van de wet-Talma. Spr. zeide, dat de vrijzinnigen natuurlijk de ont werpen-Treub in behandeling wilden hebben en sterk waren tegen de wet-Talma. Spr. besprak uitvoerig de nadeelen van de wet-Talma. Volgens deze wet is de pension - neering der ouden gegrond op den „loonar beid", die verricht wordt. En deze grond- Johnsen, wiens gezondheid met den dag zwakker werd, naaide kleeren van zeehonden vel voor barones Von Heffner. De jonge dame ontdekte spoedig, dat moder ne stoffen niet tegenhouden, als men moet werken voor zijn brood. Na een maand tijd hingen de lappen er bij, hoe ze haar kleeren ook trachtte te verstellen. En haar mooi pels mantel hield haar wel warm, maar was toch weinig practisch om zich mee te bewegen in sneeuwhoopen en door de nattigheid en mod der van het strand. „We moeten winterkleeren voor u maken", zei Bratt op zekeren dag, dat ze aan het strand drijhout zochten. „Uw goed gaat over al kapot. Als u de wollen jakjes niet had ge had zou u noodlijdend zijn geweest." „•Maar waar zal ik stof vandaan halen?" vroeg ze. „En ik kan zoo slecht naaien! Had ik hier maar een naaistervoegde ze er glimlachend bij Ja, want ik schaam me zoo, me in déze vodden te moeten vertoon en. En iederen dag komen er nieuwe scheuren o, is zoo verschrikkelijk als men gewoon is ja, nu moet u niet denken, dat ik me be klaag „Neen, een naaister hebben we hier niet", zei Bratt. „Maar we hebben en man, die naai en kan, De ijsloods zal een mooi, nfodern pak je voor u maken." „En de stof?" „Die krijgen we daar vandaan", zei hij en wees naar de bocht. Sealskin van de beste kwaliteit. Johnsen 'heeft het vel van zeven zee honden geprepareerd, die ik iu den loop var. deze weken geschóten heb. Spoedig komt hij u de maat nemen. Maar ik geloof dat u van slag was geheel verkeerd. Aan de wet-Talma ligt geheel ten grondslag de gedachte der premie-betaling. Bij de behandeling der wet in de Tweede Kamer werden verschillende amendementen gesteld. De vrijzinnigen stel den voor aan alle behoeftige 70-jarigen een .pensioen van 2 per week te geven en de socialisten wilden eiken loonarbeider die som geven. Het voorstel der vrijzinnigen ging dus het verst. De heer Talma kon geen dezer voorstellen aanvaarden, maar eenige maan den later verklaarde hij plots, dat hij het voorstel der socialisten overnam. Die draai werd door de Christelijke bladen goedge praat en er werd op geroemd, dat Talma het eerste stukje Staatspensioen ons land binnen haalde. Spr. geloofde echter, dat de hande ling van Talma niet voortkwanf uit zijn goed hart, maar voorgeschreven was door den grooten man in de Kanaalstraat in Den Haag, die daarmede, een politieke zet wilde doen. Talma kon toch niet met leege handen voor de kiezers komen! Spr. weidde uit over de quintessens van de wet-Talma voor de Staatspensionneering, de artikelen, die uitsloten degenen, die geen 156 weken hadden gewerkt in de laatste tien jaren voor hun 70ste jaar. Spr. schettsfe de onrechtvaardigheid van die uitsluiting. Waar de tusschenpersoon lid van den Bond was, werd alle best gedaan om de lijsten voor de oudjes gevuld te krijgen. In het Zuiden van het land, waar men tegen het Staatspensioen is over 't algemeen, werd alles gedaan om het tegen te werken. Een verkeerde uitleg ging, een onrechtvaardig verschil kon er komen door de clausule van den loondienst van Talma. En daartegen kwam spr. op. Daardoor kon het gebeuren, dat een oud vrouwtje van 80 jaar in Drenthe, die haar heele leven in eigen huis zwoegde en sjouw de, geen pensioen kreeg en de boer, die naast haar woonde en voor zijn pleizier bij een ander arbeidde in het hooi, wèl. Deze on rechtvaardigheid wordt veroorzaakt door de artt. 369370 der Invaliditeitswet. Het is dus te begrijpen, dat links het Bestand wilde breken en wilde voorkomen de wet-Talm^ Er moest wat anders komen. Spr. kwam nu tot een bespreking van de wet-Treub. Deze Minister noemde zijn ontwerp een wet tot verleening van Ouderdomsrente aan alle be- hoeftigen. Een verkeerd punt van het ont- werp-Treub was de uitsluiting der bedeel den. Degenen, die van hun 65ste tot hun 70ste jaar bedeeld waren geworden, zouden geen pensioen krijgen. Spr. bestreed de mo tiveering van Minister Treub ter handhaving zijner bedeelden-uitsluiting. Door den tegen- rokken zal moeten afzien. Dat is zoo vreeser lijk lastig en om u de waarheid te zeggen heb ik ook nog nooit van Sealskin-rokken ge hoord." „U wil toch niet dat ik dat ik „Manskieeren zal aantrekken? Neen dat uist niet. U zal veranderd worden in een es- imo-dametje. Johnsen kent moderne vrouwen op Groenland, en hij zal 't u wel leveren In ernst", ging hij voort, toen hij zag hoe on gelukkig ze voor zich uitkeek, „we moeten het zoo practisch zien in te richten ais ons moge lijk is. Het is de vraag of wij de overwinte ring kunnen doorstaan. Als de kou komt, zult u in minder dan geen tijd dood vriezen Of u wordt gedwongen binnen te blijven zit ten bij het vuur, en dat is erger dan al het andere te zamen. Neen u moet in het sealskin kruipen dat behoeft u toch niet verlegen te maken Ze keek onbemerkt naar hem. Die jonge Noorman zag er niet gesoigneerd uit. Zijn haar hing lang in zijn hals en overal had hij stoppelige bosjes baard. En dan die roode wollen das om zijn hals die deed denken aan de sjoiuwerlui op de bootkade in Ham burg. Maar die kloeke houding, die schrande re oplettende oogen en zijn mannelijke kalmte faven haar vertrouwen. Ja de professor ad gelijk, er was iets in hem van ongekende wonderen. Misschien zou hij in een balzaal geen goed figuur maken, maar hier kwam hij goed uit onder de gevaren en ontbering in een misdeelde, karige natuur. (Wordt vervolgd). AARSC OÜEANT. Ov*rland Mod«l 81

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 5