DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. In Nfiordnooldiii Tabak J. R. Keuss No. m im 18 MAART FEUILLETON. Honderd en achttiende Jaargang. 3 maanden f 1.— fr. p. post f 1.25. Advertentieprijs 10 ct p. regel, groote letters naar ZATERDAG Brieyen fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij y.h. HERIHs. COSTER 4 ZOON, Voordam C 9. Telefnr. 3 De Draad door F. DE SINCLAIR. (Nadruk verboden.) De milicien D. van de grenswacht te S. is door eigen onvoorzichtigheid in aanraking gekomen met de electri- sche draad en op Slag gedood. (Courantenbericht). Met het geweer aan den schouder schreed During neurieënd langs den sopperigen grasberm van den landweg. Het mistte. De grijze nevel hing in de kale takken der hooge abeelen en, stond om hem heen op de wintersche akkers en de natte weiden als een vaag doorzichtige ringmuur. Voor en achter hem verdoezelde de "abee- lenlaan in grijze nevelgewelven. De Duitsche schildwachthuisjes met hun fel-hoekige roöd-wit-en-zware stfeepen stonden schreeu werig in dat tonige grijs. Maar de schild wachten zelf „deden" het heerlijk in hun har monisch „Feldgrau". During keek er naar met welgevallen en prettige aandacht voor de m,ooie kleuren. Als hij nu een oogenblik niet eens keek naar die reclameprenthuisjes, wat een heer lijke aquareltinten lagen er dan rondom in den vaalgrijzen mist: het zachte groen van den berm en de vochte weiden, het warrn- paars der versch geploegde voren, het zilver matgrijs der abeelenstammen en het weg smeltend sepia der takkeharceering; geen en kel conventioneel rood dak en geen enkele poseerende koe was er in de buurt; het bleef alles in dien eenen zuiveren voornamen toon. Alleen de isolatoren, die waren te wit, te koud'-wit; ze riepen eensklaps vizioenen op aan keukenkasten met borden en schotels en dit proza der dagelij ksche nuttigheid stomp te During plotseling uit zijn mijmering van stil geluk. - 't Was waar ook, hij liep hier te schilde ren, al een uur lang in een geestdoodend heen en weer gedrentel, waarvan je de nut tigheid alleen kon beseffen na lange redenee ringen met je zelf over gemeenschapsplich ten en de noodzakelijkheid der gewapende neutraliteit. Oef! Smokkelaars vangen! Ja, zeker; op klaar lichten dag, als ze je op een kilometer af stand al zien staan. Maar.... als je er niet stopd! Juist, dat was 't hem- De prophylaxe. De prophylaxe die beter is dan de beste reme die, al is 't effect van 't laatste voor de waar neming heel wat dankbaarder dan dat van 't eerste. Dus schilderde hij hier prophylactisch in de mist, in de slik. De Duitschers hadden juist een voetpaadje vaü den grensweg voor de Hollanders vrij gelaten en daar kon je langs kuieren tus- schen een sloot en het prikkeldraad. 't Beruchte prikkeldraad! Eerst een rij palen met vier spanningen er tusschen, twee meter daarachter zoo'n zelfde afsluiting en daar tusschenin de beruch te felle electrische geladen prikkeldraden, die over isolatoren liepen, zoödat het leek of er een heele rij telefoonpalen in den grond was gezakt en er nog maar juist een anderhalve meter boven uitstaken. Al die draden zagen grimmig roestig bruin met hun felle stekels, maar verrader lijk, haast onzichtbaar grijs liep er nog een dun, glad draadje boven. En de onvoorzichtige, die, over de eerste afsluiting heengeklommen, staart op het elee- van övre Richter Frich. Uit het Noorsch vertaald door M. A. Z. 14) De beer wankelde, zijn oogen werden om floerst, Het leven vloot weg uit het groote lichaam. Hij waggelde nu hier dan daar heen hij viel om en stond weer op Wat was dat voor een pijn die woelde in zijn borst een pijn erger dan de kwalen van den hon ger, als het eene uur voor het andere na tevergeefs vóór de holen der zeehonden op eten zat te wachten?Zijn kleine oogen staarden verwijtend recht voor zich uit. Hij was toch eigenlijk een geschikte beer, een ma tige, tevreden en vreedzame kerel, die zoo goed hij kon zich door den langen winter heensloegDe honger had hem razend gemaakt, maar nu zou hij geen honger meer hebbenDe zeehond in Agardh-baai kon vrij ademhalen en de rendieren boven op het gebergte konden in hun magerheid onge hinderd rondwandelen. Nu was het gedaan met den ouden beer van 't Sasseftdal. Met een zucht viel hij om. Hij bedekte de zwarte punt van ^ijn neus met de niet gewon de poot zooals hij dat gewoon was, opdat de zeehond die niet van het ijs zou kunnen onderscheiden) toen sloot hij zijn kleine verstandige oogen en lag dood. Bratt droeg den loods naar de hut en leg- trische draden-stelsel en overweegt en speurt en zoekt naar een plaatsje voor zijn voet op de porceleinen isolator, om, daarop steu nend, met een gedurfde zwaai zijn lichaam té werpen naar de andere zijde, die ziet dat stile gluiperige draadje niet.... nog één schrede.... daar.... daar.... is de plaats voor zijn voet.... Dan beroert zijn hoofd iets en op 't zelfde oogenblik heeft de bliksem hem geveld. Morgen met verlof! dacht During. 'n Reu- zen-bof: net op den jaardag van Mientje. Och, wat zou ze hem weer bezorgd aankij ken als hij vertelde van dat rauwe leven, hier aan de grenzen, die primitieve kwartieren en het miserabele eten. Die oogen dan van haar Dan moest hij ze altijd dicht zoenen..., dat kon hij niet laten. Dat verschil! nu.... of morgen om dezen tijdja, dan was hij thuis... afgehaald door Mien van 't station en dan te voet... natuur lijk te voet, al stortregende het.... gearmd over de singels naar huis. Hij zag 't huis zoo voor zichMa en de zussen wuivend voor de ramen als 't geëngageerde paar aankwam stappen en hij hoorde de vermakelijke snib bige stem van Jeanne al zeggen, na de ver welkoming: „gek John, we laten jullie ver der heelemaai vrij, maar nu aan tafel niet zoo sentimenteel doen, hé?" Koh hem niets schelen. Ze meende die din gen bovendien zoo kwaad niet en och, als hij Mientje weer zag, dat heerlijke zoete dierba re wezentje dat van hém was.... „Nee, nee... nóg niet"? plaagde ze soms, „eerst moet de mobilisatie afgeloopen zijn!" maar dan, als hij haar bij zich had, dan was hij geen ge woon mensch meer, dan kwam hij er vanzelf toe om tegen haar krom te praten en allerlei idiote vermakelijkheden tegen haar te zeggen, omdat.... omdatoch, wat is het leven toch zalig als je jong bent en liefhebt! Hij drukte zijn hand tegen zijn borst en hoorde het papier kraken van haar brief. Een brief van zijn moeder was er ook bij, zoo'n echt hartelijk-innige brief, die alleen een moeder kan schrijven en alleen haar kind kan begrijpen. Hij wist het wel, hij was de lieveling thuis, ook van zijn zusters, al waren die wel eens wat critisch in haar ouder-zijn. Maar morgen, morgen, als hij thuis kwam met zijn schat, met Mien, dan sloegen haar stemmen over van zenuwachtigen blijdschap, omdat John weer thuis was..,. Hij voelde iets trekken om zijn mond van blijde aandoening en zijn oog werd vochtig. Hij was een gelukskind Ja, ja, zijn moe der schreef het hem nog in dezen laatstën brief en hij wist het zelf ook wel.... een ge lukskind was hij Zoo denkend was hij doorgeloopen tot den grooten zijweg; nu keerde hij, ving den terugweg weer aan. Aan de overzijde van den weg, aan den Belgischen kant, stonden de ontruimde huisjes verlaten; de ramen met de gesloten luiken ervoor, staarden als blin de oogende hagen waren afgesneden tot op den grond, staken'daar nog als rijen onoo- gelijke stampjes uit. Een kat sloop om een verlaten hoeve. Ze joeg wat musschen op: die vlogen naar den weg; twee gingen er zitten op den electri- schen draad. Dat trof During en hij bleef even staan om ze niet op te jagen. Zeker, zeker, natuurkundig was 't heel ge woon en logisch; ze hadden immers geen contact met de aarde en toch In die draad, daar sluimerde nochtans dat wilde beest: de vaste greep dier vogelklauw- de hem daar voorzichtig op de bank. Zwij gend en diep bedroefd keken ze naar zijn marmerwit gezicht me de nobele kalme trek ken. De klauw van den ijsbeer had het gelaat ontzien, maar het achterhoofd was verbrij zeld. „Onze vriend is dood", zei professor Mar mont plechtig. „Hij was een man en stierf op het veld van eer. God geve zijn ziel za ligheid Maar Frida greep de hand van den doode drukte er een kus op. „Ik las in zijn gemoed de laatste minuten dat hij leefde", zei ze zacht. „Hoe goed en fijnvoelend was die eenvoudige man! Hij stierf te vroeg." Zij knielde neer bij het lijk en barstte in tranen uit. Marmon en Bratt verlieten stil de hut. Daar sliep de ijsbeer, groot en breed, den laatstën slaap. En dicht tegen diens borst zagen ze den eskimo-hond liggen, ineengedo ken, gewond en bebloed, maar er was een rusige overwinnaarsriomf in zijn bruine, schitterende oogen, zooals hij daar lag met dien mooien kop aangeleund tegen de borst van den verslagen vijand. De luch was nu helder, vrij van mist En op nieuw daalde stilte over het slapen de eiland. „La silence seul est grande, tout le res- te est faiblesse" (De stile alleen is groot, al het- andere is zwakheid"), zei de professor bij zichzelf.. Nu pas begrijp ik de woorden van dien vergeten dichter. Want de stilte brengt den uit zijn land verjaagde tot het groote nadënken, tot mediaaie. Zij is de troost en de toevlucht dér eenzamen en veria tenen. tjes wekte het niet, maar indien hij, During, met zijn hand, of met zijn geweer, even heel even„..i diezelfde draad beroerde,, door een aanraking zoo licht, als de teere strijking van een sneeuwvlok langs zijn gezicht, dan zou het plotseling ontwaken en zijn klauw uitslaan, feilloos, vermorselend. Dat was ei genlijk niet te gelooven.... Hij moest er eens vlak bij gaan staan zich eens goed daarin denken., zooiets drong niet tot je door als iets werkelijk aanwezigs. Dus.... duS.... als hjj met zijn geweer, zóó, als terloops even een tikje gaf.... daarop... op dat draadje...dan was 't gebeurd... Ge beuld.... Wat eigenlijk? Cogito ergo sum! Stil.... dus dan hield.... het denken op.... het bestaansbewustzijn dan was de wereld voor je wegdan zag je de boomen niet meer.... de mist.... jezelf.. je hoorde niet meer.... ook dat zachte suizen niet, daar boven in de abeelen.... dan werd alles stil en zwart. De geluidlooze, zwarte onbewustheid..... het eenvoudige mysterie van het niet-zijn.... dat zoo wanhopig onbe grijpelijk is, als je er over nadenkt.... juist, als je er over doordenkt. O, de man, die met de woorden: „Ik moét het wetenin den afgrond sprong, was ze ker niet krankzinnig. En nu hier.... hier in die draad.... Grijp baar bij hem, daar was toch de oplossing.... het antwoord op die eeuwige vraag.... even het geweer zóó De musschen vlogen op. During deinsde achteruit. Was hij nu gek geworden? Vlak bij de versperring stond hij en zijn geweer had hij bewogen naar de draad toe of die trok.. trok.... Zijn hart klopte in zijn keel. Hemel nog toe, dat was gevaarlijk, af schuwelijk gevaarlijk om zoo door te denken over die dingen. Geen handbreed was ,zijn geweer van de draad. Hij leek wel stapelgek! Hij huiverde eensklaps als in een felle koorts. Als Mientje hem zoo gezien had! Lang en stootend haalde hij adem. Wat een gedachteNu niet meer daar aan denken. Morgen was hij thuis, zou hij vertellen van 't leven hier, van de draad ook. 'n Beetje opsnijen over niet-beleefde din gen, want 't was wel gruwelijk eentonig die dienst.dit schilderen vooral. Straks had hij even genoten van de zachte kleuren om hem heen... daar moest je voor in stemming zijn.... nu was 't één melancho lieke grijze doodsheid, die overal hing... en die zoo kil en zwaarmoedig maakte... de mistdroppels hingen aan de draden. Kijk.... net levende paarlen.... ze liepen zacht op elkaar toe.... smolten saam en vie len.... dat was.... Nee.... nu moest hij niet meer zoo dicht bij die draden komen.... met die opdringende ge- dachtendroom, die zijn hoofd zoo moe maak te.... in die draad, daar was een kracht, die sliep.... maar ook een wonderlijke kracht, die magnetisch aantrok.... heel, heel stil...., maar die je toch voelde trekken.... zachtjes trek ken.... Vervloekt.... nu ging hij er weer naar toe- hij wilde niet! Hij wendde zich eensklaps om, ging met zijn rug er naar toe staan, keek strak naar de geploegde akkers.... daar zweefden de kraaien boven.... Ze deden hem denken aan gieren.,., de gie ren boven de slagvelden in het verre oosten. Hoor.... het dreunde als een donderbui, v XVI. Een lichtstreep. In het zuiden langs den uitersten rand van het ijs trilde een breede streep van sterk licht. Het stak in zijn zuivere witheid glinste rend af tegen het schijnsel van de maan, sneed door den nacht als een blinkend zwaard en brak de vreeselijke koude die over de zwijgende, eindeloos lange dorre verla tenheid lag. Zondagmorgen was het, in 't begin van Maart. De drie schipbreukelingen stonden op Foxnose, bij het graf van den loods. Een klein houten kruis wees aan waar Nils John- sen zijn laatste rustplaats hrtd gevonden. Groote steenen waren over het graf gewen teld, om aanvallen van ijsberen onmogelijk ken. Het kruis stond daar op de landtong te maken. Het kruis stond daar op de land tong als een nieuw herinneringsteeken bij de tallooze andere van de offers, die de pool- du is tern is heeft gemaakt. De koude was op het ergst, maar werd niet zoo scherp gevoeld, omdat de lucht zoo stil was. Niet het minste zuchtje van wind. De drie overwin terenden waren goed ingepakt in bont, alleen mond en oogen hadden ze vrij. Hun adem stond als witte wolkjes om hen heen. De aanbrekende dag verdreef de droefheid van hun stemming, redding scheert hen uit dien glinsterenden weerschijn tegen te blin ken, uit die lichtflikkeringen, die over de on afzienbare sneeuw en ijsvelden als uitgela ten kinderen dartelden. Professor Marmont verbrak het eerst het ALKMAARSCH E OVERAL VERKRIJGBAAR. die nadert.... de kanonnen aan de Yser.... Hij kende dat geluid.... hoorde het dagelijks.... Nu wilde hij niet denken aan dood en oor log.... hij stond immers'midden in 't blijde zonnige leven.... aan Mientje wilde hij den ken.... ja-ja..... Hoor!wat schoten ze weer.... die daar waren voelden geen magische krachten, die hen trokken naar het groote mysterie.... daar floot de dood juichend door de lucht.... sjietdie ging langs je.... maar de volgende brandt in je hart. Of dat ook zoo snel zou gaan, zoo ineens, dat je geen tijd hebt om bedenkenik ben ge troffen.... nu val ik.... daar is de grond.... nu komt de groote stilte om me-weg. Dan zou daar nog een overgang een snel le schemering zijn van den dag naar den nacht.... Hij wendde zich eensklaps weer om. Maar liier uit die draad.... uit die draad daar.... en waarom zóu je bang zijn om er op toe te tre den.... uit die draad ontspringt de nacht zon der schemering.... ineens.... zoo uit het helle licht.... in het diepste zwart During lachte wat schril. Nu ging hij toch weer er heen.... ja, maar omdat h ij wilde.— niet, omdat die draad trok.... dat kon nietdat bestond niet.... die stille grijze streep waar die paarlen afween- den.... nee nee... dat was bijgeloof.... maar juist, om te toonen, dat het dat slechts was, wilde hij het braveeren, hij wasniet bang heel dicht wilde hij er nu juist bij gaan staan.... zijn geweer wegzetten tegen dien boom.... en dan kijken.... al maar kijken naar die slapende krachtzoo... zoo.... daar was het nu.... vlak bijwaar bleef nu die aantrekkinghij voelde er niets van.... Als hij toch niet wilde.... wat zou hem dan dwingen om die draad aan te raken als hij niet wild ekijk zoo.... als hij zoo zijn arm strekte, dan was zijn hand boven de draad... en nu één tikje met zijn vinger dan kwam het groote mysterie.... ja.... dan wist hij, wat niemand wist.... en dan zouden al die druppelen, die levende paarlen neer storten.... nu ruischte er iets in zijn ooren dat kwam. van boven uit de abeelen.... als zijn hand nu eens beefde of schokte.... en zoo per ongeluk.... of... als hij eens opzettelijk, omdat hij wél wilde.... omdat-hij niet anders kon..... omdat hij moest... zóó.... Een Duitsche schildwacht vond hem staan met uitgestrekte arm. Toen hij naderbij kwam, zag hij 't beter: De Hollandsche soldaat hing met vollen handgreep aan de draad, die hem had ge dood. INGEZONDEN STUKKEN. DE LANGEDIJKER GASFABRIEK. Voor de Langedijker- en andere belangstel lende lezers kan het zijn nut hebben ook iü Uw veelgelezen blad het een en ander te vertellen van de Langedijker gasfabriek in verband met de voorgestelde uitbreiding en de daarover in de Raden van Noord- en Zuid-Scharwoude gevoerde discussies. Allereerst: hoe staat er de gasfabriek fi- nanciëel en technisch voor op het oogenblik. Voor een juist overzicht moet ik eerst een stilzwijgen. „Is het niet wonderlijk te denken", vroeg hij, „dat dit vreeselijk onvruchtbare land eens de weelderigste vegeatie gehad? In dén alleroudsten tijd waren hier uitge strekte bosschen van reuzenvarens en van een soort nu niet meer bekende kraaienpoo- en. Hier werden uitgestrektheden land ge vonden, maar geen zoogdieren, geen kruipen de dieren en geen vogels. Toen verzonk het in de zee. De golven spoelden duizenden van jaren over Spitsbergen's hoogste toppen. Maar weer hief het land zich. Van aien tijd de jura-periode, heeft men geraamten gevon den van reusachige grccte reptilen. Hadden we toen hier gewoond dan hadden we kans gehad overvai en ie wonen door een heuse- lijken draak, een ichtvosaurus of vis^hhage- dis, die uit zee had kunnen opduiken en ons a)le drie met één hap had kunnen verslinden Hier waren toen groote bosschen van „ginkgo", een boom die nu in Japan en in China groeit, en in die bosschen leefde de plesiosaurus. Als eens de gletschers in het binnenland wegsmelten, zullen wij misschien welbewaarde skeletten vinden van die groo- hagedis. Veel van mijn vrienden in Parijs zullen ja- loersch op me zijn, dat ik hier in het beloof de land der geologie vertoefd heb dezen win- er. Moge de zon spoedig doorkomen, dat we onze groote voetreis kunnen ondernemen! Bij den overgang naar het Sassendal ligt de Rabotgletscher en die zal ons misschien ver tellen, dat de heele tegenwoordige glescher- theorie bedriegelijk is. Ik weet het ik heb het lang vermoed, maar die kleine gletscher, die de grens tus schen oost en west vormt, moet mij zekerheid geven, als ik het tot zoo lang uit- stukje geschiedenis vertellen. ZooalsT den meesten onzer ingezetenen nog wel bekend zal zijn werd na langdurige voor bereidingen en onderzoekingen tusschen gas eenerzijds en aërogeengas en electriciteit an derzijds besloten -eene gemeenschappelijke gasfabriek te stichten. Bij het opmaken der plannen gingen de ontwerpers uit van een lijst, die langs de huizen gecirculeerd had en waarop een 400 a 500 ingezetenen zich voor aansluiting opgaven. Volgens dit aantal werd de fabriek ontworpen en werd als hoogste gasverbruik gedurende één etmaal aangenomen 1500 M8., terwijl voor bijplaat sing van één oven, één gashouder en een tweede serie toestellen dit gasverbruik tot het dubbele, dus tot 3000 M8. kon opgevoerd worden. Achteraf kan wel gezegd worden, dat de verwachtingen omtrent het gasver bruik bepaald wel niet hoog gespannen wa ren. Wij zullen nu zien in hetgeen nu volgt in welke mate deze verwachtingen overtrof fen zijn geworden. In plaats van met 500 aansluitingen, begon de gasfabriek al dadelijk met ruim 1000, het dubbele dus van wat aangenomen was, dien tengevolge was het gasverbruik dan ook reeds den eersten winter, n.m. op 24 Decem ber 1910, gestegen tot 1750 M8., dus 250 M8. boven de aangenomen hoogste aflevering van 1500 M8. Ten einde het volgende jaar aan de toenemende vraag naar gas te kunnen voldoen, werd in 1911 de derde oven inge bouwd, de stokerij was dus toen reeds geheel volgebouwd. In den winter van 1911 steeg de hoogste aflevering op 1 dag tot 2053 M8. Aangezien de gashouder slechts 1200 M' kon bevatten, moest noodwendig een nieuwe gashouder bijgeplaatst worden, in 1912 werd de nieuwe gashouder gebouwd met een in houd, van 1500 M8., die nog vergroot kan worden met een tweede klok tot 3000 M8. Tevens werd' een zwavelzure-ammoniakfa- briek gebouwd, alsmede de tweede serie toe stellen bijgeplaatst, zoodat de fabriek toea geheel was ingericht voor de maximumpro ductie van 3000 M8. In den winter van 1912 steeg de hoogste aflevering tot 2321 M8. In 1913 werd één der ovens nog vergroot door het aafttal retorten met 2 te vermeerderen, tevens werd eene laadmachine aangeschaft tot vergrooting van de gasproductie per H.L. steenkolen en tot vergemakkelijking van het werk der stokers. In dén winter van 1913 steeg de grootste aflevering tot 2936 M8. In het oorlogsjaar 1914 werdén geen uitbreidingen gedaan, zelfs daalde de gasaf- levering nrt 1 Augustus en was dé hóógste aflevering slechts 2835 M8. Echter begon nè 1 Januari 1915 de gasaflevering weer gaandeweg te stijgen, zoodat besloten werd de zuiveringstoestellen, die het noodzake lijkst vergroot moesten worden, n.m de zui- verkisten en de wasschers, te vervangen resp. door drie groote zuiverkisten van ongeveer 6000 M8. zuivering per dag en een ammoni- ak-wasscher voor 6000 ,M8. De bedoeling was de fabriek geleidelijk uit te breiden tot een maximum-productie van 6000 M8. per dag. In dén afgeloopen winter steeg de hoogste gasaflevering tot 3127 M8., zoodat weer uitbreiding noodig was en daar de Gascommissie van meening was de zaak nu houd,,, mompelde hij bij zich zelf. „Och, professor, vertel nog meer", riep Frida. „Hoe kan de wereld zich zoo veran deren?" „Ja, als ik die vraag kon beantwoorden," zei Marmont, „zou ik een van de moeilijkste wetenschappelijke raadselen hebben opge lost." „Er zijn vele verondersellingen, o. a. dat de eene pool in het tegenwoordige Perzië, de andere in Mexico was. Met beslistheid weten we alleen, dat onze aarde oneindig, oneindig oud is. Ziet u de horizontale strepen in gindsche rots? Het neemt duizenden jaren, eer zulk een streep van tien centimeter hooge ontsaat. En de rots is meer dan duizend meter hoog, dus kan u zelf beproeven uit te rekenen, hoe oud ze is. U ziet grijze, gele, roode en zwar te strepen, niet waar? De roode zijn zandsteen uit den oertijd, zie die eerbiedig aan, freule, zij dagteekenen van den tijd, dien wij de schepping der wereld noemen. Op dommige plaatsert is de zand- steenlaag 1500 meter dik. De grijze streepen zijü van kalkseen, waarin koralen en andere zeedieren worden gevonden. Eens waren de ze lagen slijk op de bodem der zee, diep, zeer diep. De gele zijn vulkanische asch en versteen de lava, de zwarte zijn kolenlagen, gevormd door bosschen en dieren Zie, hoe dat alles beurtelings de oppervlakte van de aarde heeft bedekt, denk hoe vreeselijk veel tijd er mee heen is gegaan,' eer één enkele van die lagen werd gevormd, die u nu tot zoo hoog zich ziet uitstrekken en zeg dan eens, welke les u uit dat alles haalt?" Wordt vervelgd. ALRMAARSCHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 5