DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Tabak J. R. Keuss.
Stedelijk Museum.
iNo. 119
Honderd en achttiende Jaargang.
1916
ZATERDAG
20 MEI
FEUILLETON.
Na lange Jaren
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar fl,franco door het geheele Rijk fl,25.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone Advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brievem franco aan de N. V. Boek- en Handelsdmfckerij
v/h; HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
KOSTELOOZE BEZICHTIGING op
ZONDAG 20 MEI, 's namiddags ran 1
tot 3 uur.
Kinderen beneden de 12 jaren worden
niet toegelaten, van 12 tot 16 jaren Slechts
onder geleide.
In de localen mag niet gerookt
worden.
Meer dan 50 bezoekers mogen zich niet
tegelijk in de localen bevinden.
BINNENLAND.
Gemengd nieuws.
1 UIT HEILOO.
(IN EN OM DEN RAAD).
Wie in het verslag van de raadsvergadte-
ring, welke Woensdag j.l. in deze gemeente
is gehouden, las dat de heer van der Molen
Sr. bedankte als wethouder en dat de heer
van der Molen Jr. benoemd werd tot ont
vanger, zal wellicht eenig verband tusschen
deze twee feiten hebben gezocht, maar zeker
niet hebben kunnen vermoeden, wat er vol
gens het zeggen aan deze raadsvergadering
moet zijn voorafgegaan.
Het gerucht wil, dat de Protestantsche
wethouder en de drie Katholieke raadsleden
overeengekomen zouden zijn:
1. dat in de plaats van den heengaanden
(Katholieken) gemeente-ontvanger zou wor
den benoemd de zoon van den Protestant-
schen wethouder;
2. dat een Katholiek raadslid, eenige jaren
geleden tot de gegadigden en als No. 2 tot
de aanbevolenen behoorende, toen er een ad
ministrateur van het electriseh bedrijf moest
worden benoemd, niet naar het ontvangers
schap zou dingen;
3. dat de Protestantsche wethouder zijn
ambt in het dagelijksch bestuur zou neerleg
gen;
4. dat het evenbedoeld Katholiek raadslid
in zijn plaats zou worden benoemd tot wet
houder.
Alles te zamen: voor een Katholiek komt
als gemeente-ontvanger een Protestant, voor
een Protestant als wethouder een Katholiek
Dit gerucht bereikte ons reeds Zaterdag.
Het kwam ons evenwel zoo onwaarschijnlijk
voor, dat gemeenteraadsleden op zulk een
ergerlijke manier het familie- en het partij
belang op den voorgrond stellen en zich
voor dusdanig baantjesgekwansel geven
zouden, dat we het hebben gelaten voor wat
het scheen. En nog valt het zwaar te geloo-
ven, dat een vader zich zoo zeer aan de min
achting van alle weidenkenden zou willen
prijsgeven om zijn zoon maar aan een bezol
digde gemeente-betrekking te helpen; dat een
zoon deze,betrekking zou willen aanvaarden,
wetend èn wat er mede door toedoen van
zijn vader aan zijn benoeming is voorafge
gaan èn dat de herinnering daaraan wel eens
van langeren duur zou kunnen zijn dan zijn
ontvangersschap; dat een jong, flink raads
lid!, in de toekomst als vanzelf aangewezen
voor een wethouderszetel, op zulk een oneer
volle wijze het gestoelte der eere zou willen
bezettendat de andere wethouder en een an
der raadslid aan zulk geknoei mede schuld
zouden willen staan. Toch vallen thans ver-
■aar het Ingtlsah, door L. Q. MOBERLY.
18)
„Dat je je met haar geëngageerd hebt op
reis is de reden dat wij elkander nog niet ge
zien hebben," antwoordde mevrouw Tracey.
„Ik heb zoo vaak gewenscht dat wij je haar
adres in Zwitserland gevraagd hadden, dan
hadden wij haar hier kunnen vragen, terwijl
je weg was. Waar is zij nu? Nog altijd/ in
Zwitserland?"
„Dat weet ik juist niet", antwoordde
Humphry, het voorhoofd een weinig fron
send. „Ik weet juist niet precies waar ze is en
dat hindert mij. Toen ik weg ging was ze met
haar moeder in Lausanne. Maar ze waren toen
van plan de volgende week naar Italië te
gaan. Ik vertrok, zooals je weet, regelrecht
naar Califoraië. Ze zouden omstreeks dezen
tijd in Engeland terug zijn,, maar ik heb nog
nog niet gehoord wanneer zij komen."
„Breng ze maar zoo spoedig mogelijk hier
zei James Tracey hartelijk. „Jij en je Dulcie
zult het park een zeer geschikte plaats vinden
voor een geëngageerd paar."
Humphy glimlachte en knikte, maar zijn
neef merkte op dat zijn oogen niet deelde m
dien glimlach, er was een merkwaardig som
bere uitdrukking in die oogen.
„Een ideale plats," antwoordde hij, maar
in Marion'sooren schenen deze woorden alle
overtuiging te missenzij vond' dat hij al veel
spoedig afstapte van het punt of het park een
uitgezochte plats voor minnaars zou wezen.
schillende bedenkelijke aanwijzingen voor de
juistheid van het gerucht niet te loochenen
Het bedoelde raadslid heeft tegen veler ver
wachting in niet gesolliciteerd, de zoon van
den wethouder wordt buiten de door burge
meester en wethouders opgemaakte aanbeve
ling van twee personen om, tot ontvanger
benoemd, nadat vlak te voren deze wethou
der onder het motief van een wankele ge
zondheid voor zijn funcie heeft bedankt. De
benoemde krijgt vier stemmen (werd de af
spraak gemaakt, dan zouden de beide wet
houders en de twee Katholieke raadsleden
daardoor gebonden zijn), terwijl No. 1 drie
stemmen op zich vereenigt (er zijn nog drie
andere raadsleden). Tot dusverre is er nog
geen woord gepubliceerd, waaruit kan blij
ken, dat men van Katholieke zijde er bezwaar
tegen heeft, dat de éénige Katholieke ambte
naar ten gemeentehuize in een gemeente met
een bevolking, waarvan blijkens de laatste
verkiezingen het Katholieke en het Protes
tantsche deel elkaar zeer weinig ontloopen,
door een Protestant is vervangen, terwijl on
der gewone omstandigheden een alleszins
begrijpelijk protest niet zou zijn uitgebleven
Dit alles wijst op het bestaan van Buitenge
wone omstandigheden, maakt, dat de vier
raadsleden, die door het gerucht werden aan-
fewezen, allen schijn tegen zich hebben,
wijfel zal eerst geheel Buitengesloten zijn,
indien in de eerstvolgende raadsvergadering
een tweede Katholieke wethouder mocht
worden gekozen. Dan zal klaarblijkelijk zijn
aangetoond, wat sommige raadsleden durven
te onderstaan, nadat ze bij het aanvaarden
van hun raadslidmaatschap gezworen of be
loofd hebben, dat zij om iets te doen of te la
ten van niemand hoegenaamd eenige beloften
of geschenken zouden aannemen, directe-
lijk of indirectelijk. Dan zullen die raadsle
den zoowel voor den strafrechter als voor
den wetgever vrij-uit kunnen gaan. Maar
voor hun eigen geweten? Maar voor ieder,
die prijs stelt op eer, eerlijkheid en goede
zeden, tot welke partij of godsdienst hij
moge behooren? Maar voor de rechtbank
der publieke moraliteit?
Gisteravond kwart voor negenen liep de
auto van den heer H. B., van Alkmaar, be
stuurd door den heer V., tegenover het café
van den heer Helder (de tramhalte) tegen
een boom op. De auto, welke geducht geha
vend werd, stond onwrikbaar vast tegen den
boom. Nadat zij met koevoeten enz. losge
werkt was, is ze vanmorgen met paard en
wagen naar Alkmaar gesleept Het ongeluk
moet te wijten zijn aan het feit, dat de be
stuurder, die door glasscherven een weinig
werd verwond, plotseling zijn arm niet meer
kon gebruiken, hetgeen zich af en toe voor
doet en het gevolg is van een vroeger onge
val. Zou het niet gewenscht zijn, dat iemand,
die met iets dergelijks is behept, maar nooit
weer een auto-stuur in handen neemt? Het
is nu nog al goed afgeloopen, doch op dit
drukke punt had dit ongeluk menschenlevens
kunnen kosten 1
STADSNIEUWS.
DE VROUW
IN DE NED. HËRV. KERK.
E>e Vereeniging van Vrijzinnig Hervorm
den, „Evangelische Unie", hield Donderdag
avond in de groote zaal van de „Harmonie"
„Ik moet op de een of andere wijze uitvin
den wanneer Dulcie met haar moeder in En
geland aankomen," zei hij. „Het klinkt wel
vreemd, maar ik weet er Hoegenaamd niets
van waar ze op dit oogenblik zijn. Er moet
iets bijzonders gebeurd zijn met mijn brieven
want sedert ik uit Califironië vertrokken ben
nu twee maanden geleden, heb ik geen letter
van Dulcie ontvangen. Voor dien tijd schreef
zij heel geregeld, maar in haar laatsten brief
schreef ze dat ze op reis ging en mij geen
adressen kon opgeven.
„Hoe onaangenaam voor je," zei Marion
vol medegevoel.
„Ik dacht dat die toestand niet meer dan
één of twee weken zou duren, maar het blijft
naar altijd hetzelfde," antwoordde Humphry,
„het is mogelijk, dat brieven verloren gaan
wanneer de menschen op reis zijn, dat ge
beurt vaak en wij waren in verschillende half
ronden. Ehilcie heeft mijn club-adres, ik twij
fel er niet aan of ik zal spoedig hooren dat zij
in de stad is. Zij en har moeder waren van
plan kamers te nemen, die mevrouw Render-
gast eenige jaren geleden gekend had; als
mijn brieven niet terecht gekomen zijn zal de
hospita daar mij waarschijnlijk wat van haar
kunnen vertellen."
„Je maakt je toch niet ongerust over Dul
cie?" vroeg Marion met meer belangstelling
in haar stem dan te voren.
„Neen, niet juist ongerust," antwoordde
Hunphry eenigszins weifelend. „Ik moet toe
geven, dat ik er niets van begrijp geen brie
ven van haar gevonden te hebben in mijn
club, maar de post kan je soms leelijk voor
den gek houden en ik zie niet in waarom ik
er iets anders achter zo-u zoeken dan verkeerd
bezorgen van brieven. Indien het je niet on
gelegen komt Marion, z»u ik den datum van
een openbare vergadering, waarin Ds. G. W.
Melchers, van Almelo, als spreker optrad
met bovengenoemd onderwerp.
De vergadering, die tamelijk goed bezocht
was en voor een groot deel uit dames be
stond, werd geleid door den voorzitter, den
heer Voort, die na een woord van dank tot
den heer Melchers voor zijne bereidwillig
heid, om het aangekondigde onderwerp te
bespreken, tot het publiek voor de aanwezig
heid op deze vergadering, en de uitnoodi-
ging om ruimschoots gebruik te maken
van het debat, aan den spreker het woord
gaf.
De heer Melchers begon met te zeggen,
dat hij den voorzitter had hooren spreken
van de dankbaarheid van het Bestuur, doch
de dankbaarheid is wederkeerig. De verkla
ring daarvoor ligt in het feit dat spreker in
de vergadering van de Classis Alkmaar nu
20 jaar geleden voor het eerst de aandacht
heeft gevestigd op het vraagstuk van het pas-
sief en actief stemrecht voor de vrouw in de
Ned. Herv. Kerk. Spreker had toen voor de
agenda van die vergadering ingediend een
voorstel om in de kerk het stemrecht te ver-
leenen: le. aan de vrouwelijke leden en 2e.
aan dé bedeelden. Er lag dus voor spreker
een zekere bekoring in dit onderwerp al
was 't dan voor het le deel op dezelfde
plaats nog eens te bespreken, doen nu onder
geheel veranderde omstandigheden. Twintig
jaar geleden zou er voor een bespreking in
het openbaar van dit vraagstuk zeker min
der belangstelling geweest zijn dan nu. Toen
was door de ijveraarsters in de Vrouwenbe
weging dit vraagstuk nog niet onder de
oogen gezien, en men had er evenmin nog
over nagedacht, wat het stemrecht der vrouw
voor de kerk kon beteekenen.
Wie mijn verleden kent, zei spreker, zal
ook begrijpen, dat er voor mij iets aantrekke
lijks in lag, dit onderwerp te bespreken.
Er is een tijd geweest, dat de mannen der
vooruitgang zich plaatsten tegenover de
Kerk, die zij noemden een historisch gewor
den instelling. Men heeft van dat standpunt
den invloed der Kerk onderschat. Thans gaat
men echter en terecht begrijpen, dat het lang
niet onverschillig is, hoe de Kerk staat tegen
over de vraagstukken van den dag. Wanneer
men nagaat, hoe de houding der Kerk te dien
opzichte is geweest, dan meent spreker te
kunnen constateeren, dat de Kerk altijd is
geweest en nog is ae spiegel, die weerkaatst
wat de tijdstroomingen aangeven.
Nergens valt dan ook te ontdekken, dat die
Kerk uit beginsel het stemrecht aan de vrouw
heeft onthouden.
In de eerste eeuwen van het Christendom,
in de Romeinsche maatschappij, was de
vrouw in het maatschappelijk leven weinig
in tel, in de Joodsche maatschappij werd ze
behandeld als koopwaar, de huwelijkswetge
ving is daarvan het bewijs, en waar men en
kelen aantreft, die een andere meening ver
kondigen, zijn dat de revolutionnairen uit
die tijden zooals Jezus, die meermalen ge
tuigde van meerderen eerbied voor de
vrouw, een revolutionnair element in de
Joodsche maatschappij kan worden ge
noemd.
Van Paulus vindt men later het radicale
woord: „In Christus is noch man, noch
vrouw", waaruit blijkt, dat voor hem in de
het huwelijk zo vroeg mogelijk bepalen, zoo
dra Dulcie terug is in Engeland."
„Met groot genoegen wat ons betreft, denk
je dat Dulcie dat ook goed zal vinden?"
„Dulcie zal bereid zijn alles te doen wat ik
besloten heb," antwoordde Humprhy een wei
nig kortafhij verzachte deze bruuske woor
den eenigszins door er bij te voegen, „je zult
haar zeer volgzaam vinden, Marion. Ehilcie
is juist een goede naam voor haar, het is het
zachtste meisje, dat ik ooit gekend heb."
HOOFDSTUK X.
Hetty's tranen.
Terwijl Jóyce langzaam wandelde van
Greystone Farm en den weg naar het huis op
de heide opliep, dwaalde Haar gedachten vol
belangstelling af naar de bewoners van de
hoe in Fairies' Hollow (het Elfendal)
Waarom had de jongem an met het mooie zi-
geunerge zicht in het boschje met Hetty staan
praten en op haar knorren op een wijze, die
een groote intimiteit verried? Waarom snikte
Hetty zoo erbarmelijk? Welke stappen be
hoorde zij zelf te doen, zij had de zorg voor
het meisje op zich genomen en zij moest over
haar waken. Waarom had mevrouw Marshall
haar met zooveel nadruk gewaarschuwd te
gen de Fenwichs? En aan den anderen kant
waarom hadden vader en zoon Fenwich bei
ten met verachting gesproken over mevrouw
Marshall? De toestand vervulde haar en
maakte haar nieuwsgierig, zonder dat zij pre
cies wist waarom; een gevoel van ongerust
heid drukte haar. Haar aangeboren eenvoud
en eerlijkheid en oprechtheid kwamen op te
gen alles wat niet recht door zee was en het
was of zij ia haar nieuwe omgeving voortdu-
ALKMAARSCHE
JE TABAK.
gemeente allen gelijk waren. Wel wordt van
denzeifden apostel door tegenstanders van
Vrouwenstemrecht aangehaald een tekst,
waaruit zou blijken, dat Paulus oordeelde,
dat de vrouw in de gemeente niet spreken
moest, doch dit is een verkeerde vertaling.
Voor „spreken" moet worden gelezen „bab
belen".
In die eerste eeuwen is over dat vraagstuk
niet gedacht. De Kerk is geen drager geweest
van een beginsel met betrekking tot de al of
niet gelijkstelling van man en vrouw.
De Openbaring geeft weer, wat men in die
tijden dacht over ae wereld. Maar daar spre
ken geen groote maatschappelijke beginselen
uit. De Kerk was ook niet gedacht als een
werk voor de toekomst, zij is gegroeid door
den invloed der omstandigheden.
Ook in de Middeleeuwen en in den tijd der
Hervorming bestond er geen eigenlijk vrou
wenvraagstuk. De Calvinisten, die de meest
democratische richting vertegenwoordigden
en ook toen de meest verdraagzamen waren,
in tegenstelling met de Lutherschen, hebben
er ook niet aan gedacht. Het lag eenmaal in
den geest des tijds, dat de mannen de ambts
dragers waren. Wel zijn er ten allen tijde
eminente vrouwenfiguren geweest in den
Bijbel en de Geschiedenis vinden we er ver
scheidene genoemd doch die kwamen niet
naar voren als voorgangster van een vrou
wenbeweging. De Calvinisten zijn het voor
al geweest, die in ons land de Herv. Kerk tot
ontwikkeling hebben gebracht, doch in hare
ai naar ac
vraagstuk
niet.
De tijden zijn veranderd. Waardoor? Niet
doordat een nieuw beginsel is ontdekt. Niet
doordat men zooals Dr. Kuyper nog al eens
heeft gedaan, in den Bijbel gezocht heeft
naar een tekst waaruit een argument voor het
vrouwenstemrecht te halen was. Aan een der
gelijke methode doet spreker niet mee. De
Bijbel is een eerbiedwaardig, interessant
boek, dat de geschiedenis geeft van tien eeu
wen, en daarom voor een vraagstuk als dit
geen vaste meening geeft en kan geven. Dat
blijkt ook hieruit, dat voor- en tegenstanders
zich op Bijbelplaatsen kunnen beroepen en
dat dan ook doen zooals bleek op een classi-
cale vergadering te Hoorn, waar het onder
werp ter sprake kwam, en onder dé ortho
doxen toen ook voor- en tegenstanders wer
den gevonden.
Spreker meent echter, dat als men de Bij
bel er bij haalt, de Bijbel in 't gedrang komt
en daarom keurt hij dat af.
Intusschen is gebleken, dat na 1896 de
ideeën wel gevorderd zijn trots den conserva
tieven geest in onze Herv. Kerk en in onze
Synode, die sedert 1896 over het vraagstuk
„la mort sans phrase" heeft uitgesproken. De
natuur der vrouw, zegt men, verzet zich er
rend iets geheimzinnigs, iets vergorgens ont
moette. Zij voelde dat zij met meer gelijkmoe
digheid de scherpe tong en het schrepe hu
meur van mevrouw Marshall en ook de drift
buien van Hetty verdragen kon, dan den on-
derstroom van twijfel en geheimzinnigheid,
dien zij zich vaag bewust was zonder precies
in staat te zijn het onder woorden te bren
gen.
„Het dient nergens toe het zich te veel aan
te trekken, als men moet kan het niet anders",
peinsde zij toen zij van het kronkelpaadje uit
kwam op de open heide, op dat oogenblik
schitterend van den gouden gloed der onder
gaande zon; „ik moet mijn best doen den
rechten koers te houden door alles wat moei
lijk en raadselachtig schijnt, en in de eerste
plats moet ik mijn best doen Hetty te helpen".
Na een oogenblik te hebben stilgestaan om
den schitterenden wester hemel te bewonderen
en uit de zonnigen wereld rondom haar nieu
we kracht te putten, spoedde zij zich naar
huis, nog steeds vervuld met Hetty. Zij had
juist de poort in 't oog gekregen toen 't voor
wen) van haar overdenkingen te voorschijn
trad. Het meisje liep snel op den weg die zich
van het huis verwijderde; zij zag er bezorgd
uit en was zenuadhtdg en gejaagd.
„Moeder is ziek," riep zij, zoodra Joyce
haar kon hoorenzij was al ziek toen ik thuis
kwam. Wees zoo goed gauw mee te gaan, het
is heel slecht met haar.
Joyce liep haastig door en Hetty geheel bui
ten adem vertelde haar dat haar moeder nu
en dan leed aan hetgeen zij noemde „een leelij
ken aanval"; dat zij haar de geneesmiddelen
gegeven had die zij noodig, oordeelde; maar
dat zij nog vreeseliike pijn scheen te hebben".
„En de dokter?" vroeg Joyce. „Is er geen
dokter in de buurt? Heb je hem laten halen
tegen. Die natuur der vrouw schijnt al een
zeer elastisch begrip te zijn. De werkelijk
heid stoort zich echter niet aan de natuur en
daarom late men dat phantasiebeeld van de
natuur der vrouw maar liever rusten.
De oorzaak van de vordering der ideeën
ligt al weer hierin, dat de Kerk is de weer
spiegeling van wat de tijdstroomingen aan
geven: de vrouwen zijn tot ontwaking geko
men. Niet door de Kerk, niet door de predi
kanten helaas!, niet doordat de conservatieve
meening is veranderd, doch door invloeden
buiten de Kerk, door de economische veran
deringen die zich in de 19e eeuw voordeden,
toen de toepassing van dte stoomkracht eerst
den man, later ook de kinderen en de vrouw
tot loonarbeid dwong, door de ontwikkeling
van het productieproces. Waar bleef toen de
Kerk met haar idealen? Zij heeft de werke
lijkheid nietbegrepen. Als een der oorzaken
daarvan noemt spreker ook het feit, dat de
predikanten te weinig af weten van dé maat
schappelijke vraagstukken. Zij zijn nog te
veel ae theologen en dringen niet door tot
het leven der maaischappij, zooals in Israël
de profeten.
Dat dit zoo is, daaraan hebben de ge
meenten ook schuld, die meestal den predi
ker hebben, die ze verdienen. Een predikant,
die in zijn ideeën afwijkt vani de gangbare
meening der massa, laat mei zitten, waar hij
zit.
Het conservatisme, veelal met een
wijd karakter,, het is meestal altijd
lijk godsdienstig spreker zou
naam vinden als hij daarover eens met
iemand van die kracht hier hedenavond kon
debatteeren kant zich tegen al die nieuwe
dingen.
Als we dat bedenken, begrijpen we ook
wel, zei spreker, wat de conclusie zijn moet.
Onze minister Cort van der Linden zei tn
1870 in zijn werk „Richting en Beleid1", dat
in den Staat niets spoediger tot stand komt,
dan waarom de publieke opinie vraagt Zoo
is het ook hier. Men moet niet enkele vrou
wen in dezen alleen laten staan, doch zor
gen, dat een zoo groote meerderheid het
stemrecht vraagt, dat men zich met goed fat
soen er niet meer tegen verzeten kan.
Spreker wijst er op, dat men de vrouw in
de Kerk slechts tot tweederangswerk toelaat
De eenige vrouwelijke theologante in Utrecht
wordt een plaats in de Ned. Herv. Kerk ge
weigerd. Alleen zou voor haar het examen
als godsdienstonderwijzeres kunnen worden
verlicht. Welk een beleedigingDe vrouw
mag geen ouderling zijn, geen diaken, wel
diakones, om de armen te bezoeken. Wel
aanvaardt men van haar allerlei philantropi-
schen arbeid.
Vraagt men, of de groote massa der vrou
wen geschikt zou zijn om de verantwoorde
lijkheid voor het ambt te dragen, dan stelt
spreker daartegenover de wedervraag: Denkt
„Ik weet niet of er een dokter is ja of neen;
in ieder geval moeder wil er geen hebben",
was het antwoord. „Ze zou heel boos zijn als
wij er een lieten halen en als zij zich boos
maakt, wordt de pijn nog vijftig maal erger.
Zij zou nooit een dokter willen hebben."
Zonder verdere vragen liep Joyce snel den
tuin door, die er na haar komst niet meer
zoo verwaarloosd uitzag. In de zitkamer
lag mevrouw Marshall op de canapé, met
gesloten oogen, een grauw en vertrokken
gezicht, witte lippen en zich wringende van
de pijn. Joyce schrikte er van, zoo ziek zag
zij er uit welk een folterend lijden be
speurde men in de trekken om haar mond,
hoe mager en ingeschrompeld scheen zij ge
worden te. zijn. Zij raakte de hand der zieke
vrouw aan en zei vriendelijk:
.„Mag ik een dokter voor u laten halen?
Vindt u het nietb eter er iemand bii te laten
komen?"
Mevrouw Marshall sloeg de oogen op; er
was vrees en angst in die oogen, zoowel als
pijn.
„Neen", zei ze hijgend, „dat moet u niet
doen ik zal wel beter word-
den", en haar hand sloot zich als een schroef
om die van Joyce alsof ze haar met geweld
wou vasthouden. „Ik wil geen dokter heb
ben."
„Spoedig beter", hijgde ze een oogen
blik later, „er moet niemand1 komen." Toen
worstelde zij eenige oogenblikken zwijgend
met hetgeen voor den toeschouwer een over
weldigende pijn scheen te wezen. Joyce zag
haar met aandacht aan en dacht dat da
vrouw op de canapé door wilskracht alleen
den aanval overwon, waaraan zij leed. Na
eenige weinige oogenblikken verminderde de
aschgrauwe kleur van haar gezicht; het werd
ALKMAARSCHE COURANT.
- - - .V...*. UUUUV11) UUU
ronrltwnonf-Qin iQQjj Ilicf J-i