DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Tabak J. R. Keuss. Stedelijk Museum. iNo. 119 Honderd en achttiende Jaargang. 1916 ZATERDAG 20 MEI FEUILLETON. Na lange Jaren Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar fl,franco door het geheele Rijk fl,25. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone Advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brievem franco aan de N. V. Boek- en Handelsdmfckerij v/h; HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. KOSTELOOZE BEZICHTIGING op ZONDAG 20 MEI, 's namiddags ran 1 tot 3 uur. Kinderen beneden de 12 jaren worden niet toegelaten, van 12 tot 16 jaren Slechts onder geleide. In de localen mag niet gerookt worden. Meer dan 50 bezoekers mogen zich niet tegelijk in de localen bevinden. BINNENLAND. Gemengd nieuws. 1 UIT HEILOO. (IN EN OM DEN RAAD). Wie in het verslag van de raadsvergadte- ring, welke Woensdag j.l. in deze gemeente is gehouden, las dat de heer van der Molen Sr. bedankte als wethouder en dat de heer van der Molen Jr. benoemd werd tot ont vanger, zal wellicht eenig verband tusschen deze twee feiten hebben gezocht, maar zeker niet hebben kunnen vermoeden, wat er vol gens het zeggen aan deze raadsvergadering moet zijn voorafgegaan. Het gerucht wil, dat de Protestantsche wethouder en de drie Katholieke raadsleden overeengekomen zouden zijn: 1. dat in de plaats van den heengaanden (Katholieken) gemeente-ontvanger zou wor den benoemd de zoon van den Protestant- schen wethouder; 2. dat een Katholiek raadslid, eenige jaren geleden tot de gegadigden en als No. 2 tot de aanbevolenen behoorende, toen er een ad ministrateur van het electriseh bedrijf moest worden benoemd, niet naar het ontvangers schap zou dingen; 3. dat de Protestantsche wethouder zijn ambt in het dagelijksch bestuur zou neerleg gen; 4. dat het evenbedoeld Katholiek raadslid in zijn plaats zou worden benoemd tot wet houder. Alles te zamen: voor een Katholiek komt als gemeente-ontvanger een Protestant, voor een Protestant als wethouder een Katholiek Dit gerucht bereikte ons reeds Zaterdag. Het kwam ons evenwel zoo onwaarschijnlijk voor, dat gemeenteraadsleden op zulk een ergerlijke manier het familie- en het partij belang op den voorgrond stellen en zich voor dusdanig baantjesgekwansel geven zouden, dat we het hebben gelaten voor wat het scheen. En nog valt het zwaar te geloo- ven, dat een vader zich zoo zeer aan de min achting van alle weidenkenden zou willen prijsgeven om zijn zoon maar aan een bezol digde gemeente-betrekking te helpen; dat een zoon deze,betrekking zou willen aanvaarden, wetend èn wat er mede door toedoen van zijn vader aan zijn benoeming is voorafge gaan èn dat de herinnering daaraan wel eens van langeren duur zou kunnen zijn dan zijn ontvangersschap; dat een jong, flink raads lid!, in de toekomst als vanzelf aangewezen voor een wethouderszetel, op zulk een oneer volle wijze het gestoelte der eere zou willen bezettendat de andere wethouder en een an der raadslid aan zulk geknoei mede schuld zouden willen staan. Toch vallen thans ver- ■aar het Ingtlsah, door L. Q. MOBERLY. 18) „Dat je je met haar geëngageerd hebt op reis is de reden dat wij elkander nog niet ge zien hebben," antwoordde mevrouw Tracey. „Ik heb zoo vaak gewenscht dat wij je haar adres in Zwitserland gevraagd hadden, dan hadden wij haar hier kunnen vragen, terwijl je weg was. Waar is zij nu? Nog altijd/ in Zwitserland?" „Dat weet ik juist niet", antwoordde Humphry, het voorhoofd een weinig fron send. „Ik weet juist niet precies waar ze is en dat hindert mij. Toen ik weg ging was ze met haar moeder in Lausanne. Maar ze waren toen van plan de volgende week naar Italië te gaan. Ik vertrok, zooals je weet, regelrecht naar Califoraië. Ze zouden omstreeks dezen tijd in Engeland terug zijn,, maar ik heb nog nog niet gehoord wanneer zij komen." „Breng ze maar zoo spoedig mogelijk hier zei James Tracey hartelijk. „Jij en je Dulcie zult het park een zeer geschikte plaats vinden voor een geëngageerd paar." Humphy glimlachte en knikte, maar zijn neef merkte op dat zijn oogen niet deelde m dien glimlach, er was een merkwaardig som bere uitdrukking in die oogen. „Een ideale plats," antwoordde hij, maar in Marion'sooren schenen deze woorden alle overtuiging te missenzij vond' dat hij al veel spoedig afstapte van het punt of het park een uitgezochte plats voor minnaars zou wezen. schillende bedenkelijke aanwijzingen voor de juistheid van het gerucht niet te loochenen Het bedoelde raadslid heeft tegen veler ver wachting in niet gesolliciteerd, de zoon van den wethouder wordt buiten de door burge meester en wethouders opgemaakte aanbeve ling van twee personen om, tot ontvanger benoemd, nadat vlak te voren deze wethou der onder het motief van een wankele ge zondheid voor zijn funcie heeft bedankt. De benoemde krijgt vier stemmen (werd de af spraak gemaakt, dan zouden de beide wet houders en de twee Katholieke raadsleden daardoor gebonden zijn), terwijl No. 1 drie stemmen op zich vereenigt (er zijn nog drie andere raadsleden). Tot dusverre is er nog geen woord gepubliceerd, waaruit kan blij ken, dat men van Katholieke zijde er bezwaar tegen heeft, dat de éénige Katholieke ambte naar ten gemeentehuize in een gemeente met een bevolking, waarvan blijkens de laatste verkiezingen het Katholieke en het Protes tantsche deel elkaar zeer weinig ontloopen, door een Protestant is vervangen, terwijl on der gewone omstandigheden een alleszins begrijpelijk protest niet zou zijn uitgebleven Dit alles wijst op het bestaan van Buitenge wone omstandigheden, maakt, dat de vier raadsleden, die door het gerucht werden aan- fewezen, allen schijn tegen zich hebben, wijfel zal eerst geheel Buitengesloten zijn, indien in de eerstvolgende raadsvergadering een tweede Katholieke wethouder mocht worden gekozen. Dan zal klaarblijkelijk zijn aangetoond, wat sommige raadsleden durven te onderstaan, nadat ze bij het aanvaarden van hun raadslidmaatschap gezworen of be loofd hebben, dat zij om iets te doen of te la ten van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken zouden aannemen, directe- lijk of indirectelijk. Dan zullen die raadsle den zoowel voor den strafrechter als voor den wetgever vrij-uit kunnen gaan. Maar voor hun eigen geweten? Maar voor ieder, die prijs stelt op eer, eerlijkheid en goede zeden, tot welke partij of godsdienst hij moge behooren? Maar voor de rechtbank der publieke moraliteit? Gisteravond kwart voor negenen liep de auto van den heer H. B., van Alkmaar, be stuurd door den heer V., tegenover het café van den heer Helder (de tramhalte) tegen een boom op. De auto, welke geducht geha vend werd, stond onwrikbaar vast tegen den boom. Nadat zij met koevoeten enz. losge werkt was, is ze vanmorgen met paard en wagen naar Alkmaar gesleept Het ongeluk moet te wijten zijn aan het feit, dat de be stuurder, die door glasscherven een weinig werd verwond, plotseling zijn arm niet meer kon gebruiken, hetgeen zich af en toe voor doet en het gevolg is van een vroeger onge val. Zou het niet gewenscht zijn, dat iemand, die met iets dergelijks is behept, maar nooit weer een auto-stuur in handen neemt? Het is nu nog al goed afgeloopen, doch op dit drukke punt had dit ongeluk menschenlevens kunnen kosten 1 STADSNIEUWS. DE VROUW IN DE NED. HËRV. KERK. E>e Vereeniging van Vrijzinnig Hervorm den, „Evangelische Unie", hield Donderdag avond in de groote zaal van de „Harmonie" „Ik moet op de een of andere wijze uitvin den wanneer Dulcie met haar moeder in En geland aankomen," zei hij. „Het klinkt wel vreemd, maar ik weet er Hoegenaamd niets van waar ze op dit oogenblik zijn. Er moet iets bijzonders gebeurd zijn met mijn brieven want sedert ik uit Califironië vertrokken ben nu twee maanden geleden, heb ik geen letter van Dulcie ontvangen. Voor dien tijd schreef zij heel geregeld, maar in haar laatsten brief schreef ze dat ze op reis ging en mij geen adressen kon opgeven. „Hoe onaangenaam voor je," zei Marion vol medegevoel. „Ik dacht dat die toestand niet meer dan één of twee weken zou duren, maar het blijft naar altijd hetzelfde," antwoordde Humphry, „het is mogelijk, dat brieven verloren gaan wanneer de menschen op reis zijn, dat ge beurt vaak en wij waren in verschillende half ronden. Ehilcie heeft mijn club-adres, ik twij fel er niet aan of ik zal spoedig hooren dat zij in de stad is. Zij en har moeder waren van plan kamers te nemen, die mevrouw Render- gast eenige jaren geleden gekend had; als mijn brieven niet terecht gekomen zijn zal de hospita daar mij waarschijnlijk wat van haar kunnen vertellen." „Je maakt je toch niet ongerust over Dul cie?" vroeg Marion met meer belangstelling in haar stem dan te voren. „Neen, niet juist ongerust," antwoordde Hunphry eenigszins weifelend. „Ik moet toe geven, dat ik er niets van begrijp geen brie ven van haar gevonden te hebben in mijn club, maar de post kan je soms leelijk voor den gek houden en ik zie niet in waarom ik er iets anders achter zo-u zoeken dan verkeerd bezorgen van brieven. Indien het je niet on gelegen komt Marion, z»u ik den datum van een openbare vergadering, waarin Ds. G. W. Melchers, van Almelo, als spreker optrad met bovengenoemd onderwerp. De vergadering, die tamelijk goed bezocht was en voor een groot deel uit dames be stond, werd geleid door den voorzitter, den heer Voort, die na een woord van dank tot den heer Melchers voor zijne bereidwillig heid, om het aangekondigde onderwerp te bespreken, tot het publiek voor de aanwezig heid op deze vergadering, en de uitnoodi- ging om ruimschoots gebruik te maken van het debat, aan den spreker het woord gaf. De heer Melchers begon met te zeggen, dat hij den voorzitter had hooren spreken van de dankbaarheid van het Bestuur, doch de dankbaarheid is wederkeerig. De verkla ring daarvoor ligt in het feit dat spreker in de vergadering van de Classis Alkmaar nu 20 jaar geleden voor het eerst de aandacht heeft gevestigd op het vraagstuk van het pas- sief en actief stemrecht voor de vrouw in de Ned. Herv. Kerk. Spreker had toen voor de agenda van die vergadering ingediend een voorstel om in de kerk het stemrecht te ver- leenen: le. aan de vrouwelijke leden en 2e. aan dé bedeelden. Er lag dus voor spreker een zekere bekoring in dit onderwerp al was 't dan voor het le deel op dezelfde plaats nog eens te bespreken, doen nu onder geheel veranderde omstandigheden. Twintig jaar geleden zou er voor een bespreking in het openbaar van dit vraagstuk zeker min der belangstelling geweest zijn dan nu. Toen was door de ijveraarsters in de Vrouwenbe weging dit vraagstuk nog niet onder de oogen gezien, en men had er evenmin nog over nagedacht, wat het stemrecht der vrouw voor de kerk kon beteekenen. Wie mijn verleden kent, zei spreker, zal ook begrijpen, dat er voor mij iets aantrekke lijks in lag, dit onderwerp te bespreken. Er is een tijd geweest, dat de mannen der vooruitgang zich plaatsten tegenover de Kerk, die zij noemden een historisch gewor den instelling. Men heeft van dat standpunt den invloed der Kerk onderschat. Thans gaat men echter en terecht begrijpen, dat het lang niet onverschillig is, hoe de Kerk staat tegen over de vraagstukken van den dag. Wanneer men nagaat, hoe de houding der Kerk te dien opzichte is geweest, dan meent spreker te kunnen constateeren, dat de Kerk altijd is geweest en nog is ae spiegel, die weerkaatst wat de tijdstroomingen aangeven. Nergens valt dan ook te ontdekken, dat die Kerk uit beginsel het stemrecht aan de vrouw heeft onthouden. In de eerste eeuwen van het Christendom, in de Romeinsche maatschappij, was de vrouw in het maatschappelijk leven weinig in tel, in de Joodsche maatschappij werd ze behandeld als koopwaar, de huwelijkswetge ving is daarvan het bewijs, en waar men en kelen aantreft, die een andere meening ver kondigen, zijn dat de revolutionnairen uit die tijden zooals Jezus, die meermalen ge tuigde van meerderen eerbied voor de vrouw, een revolutionnair element in de Joodsche maatschappij kan worden ge noemd. Van Paulus vindt men later het radicale woord: „In Christus is noch man, noch vrouw", waaruit blijkt, dat voor hem in de het huwelijk zo vroeg mogelijk bepalen, zoo dra Dulcie terug is in Engeland." „Met groot genoegen wat ons betreft, denk je dat Dulcie dat ook goed zal vinden?" „Dulcie zal bereid zijn alles te doen wat ik besloten heb," antwoordde Humprhy een wei nig kortafhij verzachte deze bruuske woor den eenigszins door er bij te voegen, „je zult haar zeer volgzaam vinden, Marion. Ehilcie is juist een goede naam voor haar, het is het zachtste meisje, dat ik ooit gekend heb." HOOFDSTUK X. Hetty's tranen. Terwijl Jóyce langzaam wandelde van Greystone Farm en den weg naar het huis op de heide opliep, dwaalde Haar gedachten vol belangstelling af naar de bewoners van de hoe in Fairies' Hollow (het Elfendal) Waarom had de jongem an met het mooie zi- geunerge zicht in het boschje met Hetty staan praten en op haar knorren op een wijze, die een groote intimiteit verried? Waarom snikte Hetty zoo erbarmelijk? Welke stappen be hoorde zij zelf te doen, zij had de zorg voor het meisje op zich genomen en zij moest over haar waken. Waarom had mevrouw Marshall haar met zooveel nadruk gewaarschuwd te gen de Fenwichs? En aan den anderen kant waarom hadden vader en zoon Fenwich bei ten met verachting gesproken over mevrouw Marshall? De toestand vervulde haar en maakte haar nieuwsgierig, zonder dat zij pre cies wist waarom; een gevoel van ongerust heid drukte haar. Haar aangeboren eenvoud en eerlijkheid en oprechtheid kwamen op te gen alles wat niet recht door zee was en het was of zij ia haar nieuwe omgeving voortdu- ALKMAARSCHE JE TABAK. gemeente allen gelijk waren. Wel wordt van denzeifden apostel door tegenstanders van Vrouwenstemrecht aangehaald een tekst, waaruit zou blijken, dat Paulus oordeelde, dat de vrouw in de gemeente niet spreken moest, doch dit is een verkeerde vertaling. Voor „spreken" moet worden gelezen „bab belen". In die eerste eeuwen is over dat vraagstuk niet gedacht. De Kerk is geen drager geweest van een beginsel met betrekking tot de al of niet gelijkstelling van man en vrouw. De Openbaring geeft weer, wat men in die tijden dacht over ae wereld. Maar daar spre ken geen groote maatschappelijke beginselen uit. De Kerk was ook niet gedacht als een werk voor de toekomst, zij is gegroeid door den invloed der omstandigheden. Ook in de Middeleeuwen en in den tijd der Hervorming bestond er geen eigenlijk vrou wenvraagstuk. De Calvinisten, die de meest democratische richting vertegenwoordigden en ook toen de meest verdraagzamen waren, in tegenstelling met de Lutherschen, hebben er ook niet aan gedacht. Het lag eenmaal in den geest des tijds, dat de mannen de ambts dragers waren. Wel zijn er ten allen tijde eminente vrouwenfiguren geweest in den Bijbel en de Geschiedenis vinden we er ver scheidene genoemd doch die kwamen niet naar voren als voorgangster van een vrou wenbeweging. De Calvinisten zijn het voor al geweest, die in ons land de Herv. Kerk tot ontwikkeling hebben gebracht, doch in hare ai naar ac vraagstuk niet. De tijden zijn veranderd. Waardoor? Niet doordat een nieuw beginsel is ontdekt. Niet doordat men zooals Dr. Kuyper nog al eens heeft gedaan, in den Bijbel gezocht heeft naar een tekst waaruit een argument voor het vrouwenstemrecht te halen was. Aan een der gelijke methode doet spreker niet mee. De Bijbel is een eerbiedwaardig, interessant boek, dat de geschiedenis geeft van tien eeu wen, en daarom voor een vraagstuk als dit geen vaste meening geeft en kan geven. Dat blijkt ook hieruit, dat voor- en tegenstanders zich op Bijbelplaatsen kunnen beroepen en dat dan ook doen zooals bleek op een classi- cale vergadering te Hoorn, waar het onder werp ter sprake kwam, en onder dé ortho doxen toen ook voor- en tegenstanders wer den gevonden. Spreker meent echter, dat als men de Bij bel er bij haalt, de Bijbel in 't gedrang komt en daarom keurt hij dat af. Intusschen is gebleken, dat na 1896 de ideeën wel gevorderd zijn trots den conserva tieven geest in onze Herv. Kerk en in onze Synode, die sedert 1896 over het vraagstuk „la mort sans phrase" heeft uitgesproken. De natuur der vrouw, zegt men, verzet zich er rend iets geheimzinnigs, iets vergorgens ont moette. Zij voelde dat zij met meer gelijkmoe digheid de scherpe tong en het schrepe hu meur van mevrouw Marshall en ook de drift buien van Hetty verdragen kon, dan den on- derstroom van twijfel en geheimzinnigheid, dien zij zich vaag bewust was zonder precies in staat te zijn het onder woorden te bren gen. „Het dient nergens toe het zich te veel aan te trekken, als men moet kan het niet anders", peinsde zij toen zij van het kronkelpaadje uit kwam op de open heide, op dat oogenblik schitterend van den gouden gloed der onder gaande zon; „ik moet mijn best doen den rechten koers te houden door alles wat moei lijk en raadselachtig schijnt, en in de eerste plats moet ik mijn best doen Hetty te helpen". Na een oogenblik te hebben stilgestaan om den schitterenden wester hemel te bewonderen en uit de zonnigen wereld rondom haar nieu we kracht te putten, spoedde zij zich naar huis, nog steeds vervuld met Hetty. Zij had juist de poort in 't oog gekregen toen 't voor wen) van haar overdenkingen te voorschijn trad. Het meisje liep snel op den weg die zich van het huis verwijderde; zij zag er bezorgd uit en was zenuadhtdg en gejaagd. „Moeder is ziek," riep zij, zoodra Joyce haar kon hoorenzij was al ziek toen ik thuis kwam. Wees zoo goed gauw mee te gaan, het is heel slecht met haar. Joyce liep haastig door en Hetty geheel bui ten adem vertelde haar dat haar moeder nu en dan leed aan hetgeen zij noemde „een leelij ken aanval"; dat zij haar de geneesmiddelen gegeven had die zij noodig, oordeelde; maar dat zij nog vreeseliike pijn scheen te hebben". „En de dokter?" vroeg Joyce. „Is er geen dokter in de buurt? Heb je hem laten halen tegen. Die natuur der vrouw schijnt al een zeer elastisch begrip te zijn. De werkelijk heid stoort zich echter niet aan de natuur en daarom late men dat phantasiebeeld van de natuur der vrouw maar liever rusten. De oorzaak van de vordering der ideeën ligt al weer hierin, dat de Kerk is de weer spiegeling van wat de tijdstroomingen aan geven: de vrouwen zijn tot ontwaking geko men. Niet door de Kerk, niet door de predi kanten helaas!, niet doordat de conservatieve meening is veranderd, doch door invloeden buiten de Kerk, door de economische veran deringen die zich in de 19e eeuw voordeden, toen de toepassing van dte stoomkracht eerst den man, later ook de kinderen en de vrouw tot loonarbeid dwong, door de ontwikkeling van het productieproces. Waar bleef toen de Kerk met haar idealen? Zij heeft de werke lijkheid nietbegrepen. Als een der oorzaken daarvan noemt spreker ook het feit, dat de predikanten te weinig af weten van dé maat schappelijke vraagstukken. Zij zijn nog te veel ae theologen en dringen niet door tot het leven der maaischappij, zooals in Israël de profeten. Dat dit zoo is, daaraan hebben de ge meenten ook schuld, die meestal den predi ker hebben, die ze verdienen. Een predikant, die in zijn ideeën afwijkt vani de gangbare meening der massa, laat mei zitten, waar hij zit. Het conservatisme, veelal met een wijd karakter,, het is meestal altijd lijk godsdienstig spreker zou naam vinden als hij daarover eens met iemand van die kracht hier hedenavond kon debatteeren kant zich tegen al die nieuwe dingen. Als we dat bedenken, begrijpen we ook wel, zei spreker, wat de conclusie zijn moet. Onze minister Cort van der Linden zei tn 1870 in zijn werk „Richting en Beleid1", dat in den Staat niets spoediger tot stand komt, dan waarom de publieke opinie vraagt Zoo is het ook hier. Men moet niet enkele vrou wen in dezen alleen laten staan, doch zor gen, dat een zoo groote meerderheid het stemrecht vraagt, dat men zich met goed fat soen er niet meer tegen verzeten kan. Spreker wijst er op, dat men de vrouw in de Kerk slechts tot tweederangswerk toelaat De eenige vrouwelijke theologante in Utrecht wordt een plaats in de Ned. Herv. Kerk ge weigerd. Alleen zou voor haar het examen als godsdienstonderwijzeres kunnen worden verlicht. Welk een beleedigingDe vrouw mag geen ouderling zijn, geen diaken, wel diakones, om de armen te bezoeken. Wel aanvaardt men van haar allerlei philantropi- schen arbeid. Vraagt men, of de groote massa der vrou wen geschikt zou zijn om de verantwoorde lijkheid voor het ambt te dragen, dan stelt spreker daartegenover de wedervraag: Denkt „Ik weet niet of er een dokter is ja of neen; in ieder geval moeder wil er geen hebben", was het antwoord. „Ze zou heel boos zijn als wij er een lieten halen en als zij zich boos maakt, wordt de pijn nog vijftig maal erger. Zij zou nooit een dokter willen hebben." Zonder verdere vragen liep Joyce snel den tuin door, die er na haar komst niet meer zoo verwaarloosd uitzag. In de zitkamer lag mevrouw Marshall op de canapé, met gesloten oogen, een grauw en vertrokken gezicht, witte lippen en zich wringende van de pijn. Joyce schrikte er van, zoo ziek zag zij er uit welk een folterend lijden be speurde men in de trekken om haar mond, hoe mager en ingeschrompeld scheen zij ge worden te. zijn. Zij raakte de hand der zieke vrouw aan en zei vriendelijk: .„Mag ik een dokter voor u laten halen? Vindt u het nietb eter er iemand bii te laten komen?" Mevrouw Marshall sloeg de oogen op; er was vrees en angst in die oogen, zoowel als pijn. „Neen", zei ze hijgend, „dat moet u niet doen ik zal wel beter word- den", en haar hand sloot zich als een schroef om die van Joyce alsof ze haar met geweld wou vasthouden. „Ik wil geen dokter heb ben." „Spoedig beter", hijgde ze een oogen blik later, „er moet niemand1 komen." Toen worstelde zij eenige oogenblikken zwijgend met hetgeen voor den toeschouwer een over weldigende pijn scheen te wezen. Joyce zag haar met aandacht aan en dacht dat da vrouw op de canapé door wilskracht alleen den aanval overwon, waaraan zij leed. Na eenige weinige oogenblikken verminderde de aschgrauwe kleur van haar gezicht; het werd ALKMAARSCHE COURANT. - - - .V...*. UUUUV11) UUU ronrltwnonf-Qin iQQjj Ilicf J-i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 5