DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. 2- r. n m a m m a a m a m m m m Damrubrick. H 1 B 9 8 m m No. 180 Honderd en achttiende jaargang. 1816 8 JUNI. Handelsschool FEUILLETON. Na lange Jaren N M Advertentieprijs 10 ct p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven tr. N.ï. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERHIs. COSTER 4 ZOON, ïoordam C 9. Telefnr. 3. fr. p. post f 1.25. ZATERDAG Aangifte yan Leerlingen. Handelsdagschool met 3-jarigen cursus te ALKMAAR. Aangifte van Leerlingen. zoen Jongens en meisjes, die het onderwijs wen schen te volgen aan de HANDELSSCHOOL worden verzocht zich in persoon of schrifte lijk vóór 25 JUNI a. s., aan te melden bij den Directeur, den heer A. VERSTEEGE aan het schoolgebouw (Doelenstraat, hoek Nieuwe- sloot) bij voorkeur op DONDERDAGMID DAG van 1V, tot 2% uur en ZATERDAG MIDDAG van 2 tot 4 uur. Zij, die het overgangsexamen van de 3e naar de 4e klasse eener H. B. S. met 5-jari- gen cursus of het eind-examen eener H. B. S. met 3-jarigen cursus met goed gevolg hebben afgelegd of van eene daarmede gelijk te stel len inrichting van onderwijs, waartoe onder meer te rekenen is de Handelsdagschool te ALKMAAR, zijn vrijgesteld van het toela tingsexamen. Voor nadere inlichtingen worden belangheb benden verwezen naar den Directeur der Han delsschool voornoemd. Jongens en meisjes, die het onderwijs wen- schen te volgen aan de HANDELSDAG- SCHOOL, worden verzocht zich in persoon of schriftelijk vóór 25 Juni a. s. aan te melden bij den directeur, den heer A. VERSTEEGE aan het schoolgebouw (Doelenstraat, hoek Nieuwesloot) bij voorkeur op DONDER DAGMIDDAG van iy3 tot 2% uur en ZA TERDAGMIDDAG van 2 tot 4 uur. Als leerlingen worden toegelaten a. zij, dié in het bezit zijn van een verklaring of getuigschrift, waaruit blijkt, dat zij de zes of zeven klassen eener lagere school met uitge breid leerplan met vrucht hebben doorloopen; b. zij, die in het bezit zijn van een verkla ring of getuigschrift, waaruit blijkt, dat zij de zevende klasse eener lagere school met vrucht hebben doorloopen en een voldoend examen in de Fransche taal hebben afgelegd; c. zij, die den leeftijd van 12 jaren hebbende bereikt het toelatings-examen met goed gevolg hebben afgelegd. Het sub c bedoelde examen omvat het lezen, het schrijven, het rekenen, de begin selen der Nederlandsche- en Fransche taal, der aardrijkskunde en der geschiedenis. Zij, die op grond van de bepaling sub a. en b. zon der examen wenschen te worden toegelaten of die in aanmerking wenschen te komen voor het bepaalde in artikel 10, alinea 2 der veror dening op de Handelsdagschool, worden ver zocht daarvan bij de aangifte kennis te ge ven. gefietst om op het meer nog wat te roeien, was hen alleen met haar op de tennisbaan geble ven en hadden zij nog een partijtje gespeeld. Dat was heel gewoon. Wel had ze hem be koord, met haar blonde, wild krullende haren haar zonnige oogen en de sierlijke lijnen van haar slanke gestalte, maar ook dat was eigen lijk heel gewoon geweest, want zóó was ze al tijd en hij had aan al die dingen niet meer aandacht geschonken dan anders. Toen de partij uit was waren ze naar het schuurtje gegaan, dat de lui heel chie „de tend' noemden. Even ervoor bleef zij staan en keek met verwonderende oogen naar den kas tanjeboom, waarvan de jonge, frischgroene blaren den gloed van de zon opvingen en verzachten tot een milder licht. In dien boom had zij een blok met een vogelnestje gehan gen, verleden jaar al; een paar mussen na men het in gebruik. Maar nu schenen die ver huisd, een geelachtige vogel wipte er in en uit „He, zei ze, verrast, „wist jij dat die vogel in ons nest was getrokken Zou het een zan ger zijn? Weet jij wat het is?". Neen, hij wist niet wat het was, want hij had niet eens naar het beestje gekeken. Een wonderlijke ontroering was over hem gekomen toen het meisje zoo voor hem stond, de achter zijde van het hoofd naar hem toegewend, had deb londe pracht van een hoofdtooi en de weekheid van den blanken hals, waarin één speelsche krul afhing, hem onsteld, als één voor wien plots de schoonheid opengaat van door C. DE ROT. Dienzelfden middag was het gebeurd. Hij wist nauwelijks meer hoe, maar gebeurd was het. Toen de anderen gezamentlijk waren weg een schilderij dat hij reeds lang bezat en dik- ijls had beschouwd. Hij voelde een vreemde verrukking en een moeilijk weerstaanbare neiging om dien zach- ten hals te beroeren, al was 'Ernaar heel even. lij bracht zijn hoofd vlak achter het hare en zijn oogen glansden van jeugdigen overmoed. „Ken je dien vogel?" vroeg ze weer. En ze zag ineens om en keek in zijn oogen, toen omgreep haar kleine haind het racket vaster en gleden haar blikken zijn hoofd voorbij tot heel in de verte. Maar een hoog rood trok in haar wangen op. Hij zag het met een wilde vreugde en in een instinctmatig zich meester voelen van de situatie het weten dat in dit ondeelbaar oogen blik haar geen macht tot handelen gebleven was, gaf hij toe aan zijn innig verlangen, sloeg zijn arm om haar schouder en drukte zijn lippen in een lange streeling op den zach ten hals, zoodat de blonde krul even stil lag op zijn gelaat. Toen duwde zij hem van zich af en ging iruusk het gebouwtje binnen. Stil vervolgde lij haar, borg het spelgerei op, wierp, toen ze ïaar hoed nog moest opzetten, moedwillig een tuinstoel om en raapte dien weer op, alles om het pijnlijke dat er nu tusschen hen was met wat rumoer te verdrijven Hij schaamde zich als een schooljongen die iets ondeugend heeft uitgehaald en niet weet ïoe 't geval zich nu zal redden. Het was hem een weldadige ontspanning toen zij eindelijk haar huis bereikt hadden en lij verder reed, alleen. Maar steeds nog stelde één vraag zich als een geweldig probleem voor zijn gemartelde hersenen, wat moest hij nu doen Hij schrok even van al 't andere dat daarmede zou komen vast te staan. Hij hi; moest nu iets doen. Dat allereerst. Zij ver wachtte nu iets van hem. Er moest gehandeld worden. Maar hoe? Thuis gekomeni trok hij de gordijnen van z'n kamer aaneen, om in het schemerdonker de rust zijner gedachten te herwinnen. Maar hi was bij voorbaat ontzet, verlamd. Ja. hij hai nu toch wel echt spijt van alles. Wat was hi; toch een dwaas, dat hem de geringste zelf controle ontbrak. En hij was toch geen schoof jongen meer die zich gekheden kan veroorlo ven. Een student in de theologie moest zich Mir het Engeleeh, door L. G. MOBERLY. 24) Maar achter die zachte oogen van haar was een sterke ziel verborgen; de stand vastige lijnen om haar mond en kin waren daar niet voor niets; als zij eenmaal begre pen had wat recht was en billijk, dan zou zi, het doorzetten. Zij richtte zich op alsof die geringe lichamelijke inspanning haar helpen zou en keek Lancing flink aan in het ontstel de gezicht; haar stem beefde niet toen ze sprak. „Het moet een afscheid zijn", antwoordde zij. „Tenzij Humphry mij vrijlaat, mogen wij elkaar niet weerzien. Vrienden zullen wij niet kunnen blijven, is 't wel?" voegde zij er droevig bij. „Ik zou zoo graag uw vriendschap behouden." „Neen, vrienden kunnen wij niet zijn", weder klonk een harde klank in zijn stem „ik verlang je niet als vriendin, alleen maar als mijn vrouw. Het moet zijn alles of niets. Ik kan niet tevreden zijn met vriendschap al leen; ik zou je niet voortdurend kunnen ont moeten, daar ben ik niet sterk genoeg voor. Het moet zijn alles of niets." Hij vatte haar handen en drukte ze zoo stevig, dat het haar pijn deed en met een smartkreet bracht hij ze aan zijn lippen. „Ik zou geen haar van je hoofd willen krenken", zei hij op boetvaardigen toon, „en toch ben ik zoo ruw. Wil je me vergeven, dat ik zoo'n ruwe vlegel ben? Maar ik kan je niet lajen heengaan". Zijn stem brak we der en het was nog eens de kracht van het jonge meisje, die hem te hulp kwam. Zij trok haar handen los, legde ze op zijn schouders en zei zacht: „Wij moeten niet aan ons zelf denken en aan hetgeen ons pijn doet. Wij moeten doen wat ons het rechte toeschijnt Op den duur is ons eigen verdriet een kleinigheid, vergele ken bil een daad bedreven tegen ons geweten in. Wij zouden het ons zelf of elkaar nooit vergeven als wij iets deden wat wij zeker wisten dat niet goed was. Wij moeten het spel wagen." De vereeniging van kracht en zachtheid in de jeugdige stem had een kal meerenden invloed op Lancing; er was iets van eerbied in zijn oogen toen zij de hare ontmoetten. „Maar als die man, die Tracey, je je vrij heid terug geeft, kom je dan bij mij terug?" zei hij. „Zal dan geen valsche schaamte ons scheiden? Je zult dan toch niet denken dat je me dan de waarheid maar niet vertellen moet, je zult me terugroepen als je voorgoec vrij bent. Je weet, je behoort mij toe." „Als ik ooit vrij ben zal ik het je zeggen" antwoordde zij, „nooit zal iets ons kunnen scheiden, behalve een kwestie van goed en kwaad. Ik zou nooit bang zijn het je te doen weten als ik vrij was. Ik beloof je dat niets mij zal beletten je de waarheid te zeg gen." Hij sprak geen enkel woord meer. Woor den schenen onnoodig tusschen hen beiden. Maar hij boog zich tot haar over en gaf haar een langen, eerbiedigen kus; en toen, zonder achter zich te zien, ging hij snel de kamer uit, en liet Dulcie heel stil staan bij het open raam, met de oogen gevestigd op de blauwe lucht boven de platanen en den ziekenhuis1- tuin. als een gentleman gedragen. Zij zou zijn daad daarnaar beoordeelen, verwachtte dat hij handelen zou als een man van eer. Natuur lijk. Maar daar deed hij ineens een nieuwe ontdekking zou ze misschien van hem hou den en had zij daarom de liefkozing half lijd zaam geduld? Dan beschouwde zij den zoen als een erkenn ing dat ook hij haar liefhad, en wachtte nu op een formeele verklaringzeker, zij had hem dus lief, misschien al heel lang wanhopig lief. Wie weet hoe het arme kind er onder had geleden om er hem maar niets van te laten merken. 't Was heel gewoon; dat hij niet begrepen ïad dat die zoen de aanleiding tot een enga gement zou zijn. En hij vond 't niet zoo dwaas meer, eigenlijk flink dat nu maar ineens Maar als hij nu een meisje had, dacht hij, moest hij al het andere opgeven. Niet meer met dev rienden kroegloopen, nooit meer met len uitgaan; en zoo hard mogelijk blokken om zoo gauw mogelijk klaar te zijn, een plaats te krijgen en aan te trouwen. Trouwen, engageeren het had niets aan- okkelijks meer. Wat was-ie begonnen. En hij con toch niet anders? Hij zou het meisje en zich zelf blameeren als hij de verantwoordelijkheid van zijn daad niet durfde aanvaarden; en hij zou stellig ïaar hart breken als hij haar nu, na de ver- 'ukking welke zie moest gevoeld hebben toen ïaar liefste wensch met een zoen bevredigd werd, teleurstelde. Hij kon niet beter doen dan haar opzoeken en zich verklaren. Dapper besloten stapte hij naar zijn slaap- cameren frischte zich wat op, wisselde zijn XKird voor een schooner, trok zijn donker dauw pak aan, dat stond hem ouder, emsti- rer dan het grijze en belde om een kop kof- Te; dat zou nem goed doen. De juffrouw kwam boven om te vragen wat- noodig had; toen ze weer heenging wijlde ze even bij de half gesloten deur en zei ineens ïerinnerend, achteloos,„Daar is demet nog een brief voor U gebracht. „Van haar" schoot het ineens door zijn ge dachten, en zoo kalm mogelijk vroeg hij of ze aem meebrengen wou, met de koffie. Nauw was ze weg of hij erkende dat zij het eigen lijk niet schrijven kon, doch hij was toch te on geduldig om te wachten, liep naar beneden, scheurde de enveloppe open en las: Amice, Jopie jarig; fuif in Hollandia. Kom je vast 10 uur van avond? Geert. Dat moest er nu net nog bijkomen. Neen, dat was afgeloopen, dacht hij slachtofferig, Gelaten dronk hij de koffie en ging op weg. Gelukkig kwam niemand van de vrienden hem tegen. Het teere glanzen van de avond zon over de singels, die lagen in feesttooi van wit bekaarste kastanjeboomen en kort gescho ren gazons maakte hem weemoedig en zijn as werd al langzamer. Het was het beste aar voor te stellen voorloopig met niemand over hun verhouding te spreken. Dan kon hij zijn ouders wat voorbereiden, eens polsen of het een groote opschudding geven zou. De be zwaren van dien kant waren weg te redenee ren. Tegen het meisje zelf zou zijn vader niets hebben, en tegen de ouders toch ook niet Het was algemeen bekend dat haar vader vroeger veel geld in de bouwerij verdiend had. Toen hij zijn kaartje had afgegeven en de meid terugkwam met de boodschap dat de juffrouw boven op haar kamer was, liep hij zelfbewust als een die het geluk brengt oi den gouden schaal van zelfopoffering, de trappen op, het kunstig bouwwerk van zijn weldoordachte phrases en wat zij daarop ant woorden moest een schoon gestapeld geheel in zijn hoofd. Op zijn kloppen en haar „ja" aarzelde hij heel even, verrast over eigen durf. Toen trad hij binnen. Zij zat in een prettigen, oud Hollandschen leunstoel naast een kleine tafel van mahonie- i hout; van een aschbak steeg recht omhoog een teer-blauwe lijn van cigarette-rook. „Niet in de diepste wanhoop", dacht hij lichtelijk teleurgesteld. „Ga zitten, zei ze, opstaand en hem een fau teuil wijzend. „Aardig dat je me eens komt I opzoeken. Je bent nog nooit hier geweest, wel? Of toch Ze sprak heel rustig, zoo volmaakt kalm of er niets voorgevallen was. „Neenneen, nog nooit, zei hijen op eens wist hij niet hoe nu verder te gaan en voelde hij zich onbeholpen. Hij zag haar aan, j maar ontweek snel haar vorscbenden blik. Er was even stilte. „Wil je rooken", vroeg ze, hem de cigaret- tendoos voorhoudend. „Heel graag", zei hijen terwijl de tabak I langzaam aangloeide en hij zonder aandacht een paar rookwolkjes uitblies, besloot hij een de spanning een eind te maken, en hij begon met een bijna toonlooze stem: „Ik wou over iets ernstigs met je spreken, Annie, overover vanmiddag1'. om te glimlachen. „Ik heb er werkelijk mijn verontschuldigingen ging om te glimla spijt van. Wil je aannemen „Allright", antwoordde zij en klapte het boek dicht. „Donderdagavond zie ik je wel weer op de baan. Bonjour'. Hij zocht haastig de trap en sloop naar be neden, een hoofd kleiner dan hij gekomen was. Toen hij buiten kwam liep hij werktuige lijk, vol schaamte, den weg op naar huis bleef toen staan, haalde z'n horloge uit den zak, keek er op, zonder te zien hoe laat het was en borg het toen weer weg. Maar haastig liep nu een anderen kant uit, dien naar „Hol dia". Jtopie was jarig Zijn oogen keken haar voorbij. Zooals je wilt" stemde ze toe. „Vanmiddag heb ik me wel dwaas aange steld, vind je niet?" Hij zocht haar oogen. Zij zagen peinzend naar buiten; met een lustelooze beweging lei ze haar cigart weer op 't aschbakje; ze knikte nauw qierkbaar. „Daarom ben ik naar je toe gekomen," ver volgde hiji na een kleine pauze, „ik heb me I niet gedragen zooals het een gentleman be taamt. Nu verwacht jij iets van mij is het niet? „Vanmiddag verwachtte ik dat al," zei ze ernstig. „Het is een verzuim van me daar zoo lang mee te wachten maar het is ook een verras sing voor mij, en het is een groote stap dien ik moet doen. Je weet. ik ben nog jong en m'n vader zal niet goed vinden dat 'k me direct verbind Hij hield verschrikt zijn stem in. Zij was opgestaan en haar cigaret wierp ze met een ongeduldig gebaar weg. „Verbind" herhaalde ze met een korte schampere lach. „Je dient toch eerst te weten of de andere partij dat ook wil, dacht je niet? Beste jongen, je beleedigt me met dat woord alleen meer dan je vanmiddag hebt gedaan. Toen was je blijkbaar een oogenblik vergeten, hoe je je tegenover een dame gedragen moet. Maar nu zou je na rijp beraad, je zelf willen opofferen? Merci. Ik heb niets tegen je, je ten nist goed en je bent soms wel eens geestig; je bent, wat ik zou willen noemen een aardige AAN DE DAMMERS! Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem No. 392 (auteur van der Hoef). Stand Zwart: 3, 5, 6, 8; 9, 10, 14, 20, 24, 29( 34, 35. Wit: 11, 18, 21, 23, 26, 27, 28, 36, 37, 38, 44, 45, 50. Oplossing 1. 36—31 2. 21 12 3. 38—33 4. 18—13 5. 28—22 6. 4440 7. 50 19 8. 37—32 1. 6:17 2. 8 17 3. 29:38 4. 9 29 5. 17 28 6. 35:44 7. 14:23 8. 28 37 9. 31 4! en wint Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: D. de Boer, W. Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K., G. van Nieuwkuijk te Alkmaar, H. E. Lantinga, Haarlem. COMBINATIE. Samengesteld door den heer P. Kleute Jr., den Haag, en door hem voor onze rubriek beschikbaar gesteld. HOOFDSTUK XV- MOTT DC HELPEN? „Vertel mij alles iedere kleinigheid hoe hij er uit zag, wat hij zei, verzwijg niets. Ik moet alles tot in de kleinste bijzonderhe den weten." Mevrouw Marshall sprak met zenuwachtige haast, terwijl Joyce naast haar bed zat en haar koele vingers legde op de loeiende, rustelooze hand, die zich onop-1 oudelijk over het laken bewoog. „Natuurlijk, ik zal u alles vertellen", ant woordde zij, „ik begrijp hoe u verlangt iede re bijzonderheid te hooren. In de eerste plaats zendt uw man u zijn beste groeten, zijn hartelijke liefde; hij zei dat u om zij nentwille moest maken zoo sp~~j:1;:1" beter u zoo doen zoo spoedig mogelijk te herstellen." Een glimlach gleed over het harde gezicht van ae zieke vrouw, glans vertoonde zich in haar oogen, haar lichaam ontspande zich en ze ging bijna gemakkelijk op het kussen lig- fen, terwijl Joyce haar geheel in bijzonder- eden alles vertelde van haar bezoek aan den gevangene. „Zoowel u als hij hebben mij een zeer sterken indruk.gegeven", zei ze tot besluit, „u hebt beiden zeer beslist gezegd en mij doen begrijpen, dat hij niet schuldig is aan de misdaad waarvoor hij gestraft werd. En uit wat mr. Raebum mij verteld heeft, denk ik dat de schuld rust op een anderen man, dat de werkelijk schuldige er heelhuids is afgekomen." „De schuld rusten op een ander?" riep me vrouw Marshall met schrille stem, „natuur lijk rust die op een ander. Mijn arme Eric", haar stem daalde tot een zacht fluisteren, „mijn arme Eric was de zondebok; het is je nog overschat; ik dacht niet dat je zoo naïf zou zijn een oplossing te zoeken als die welke "e nu wel zoo goed bent mij voor te stellen. il je gelooven dat ik er in 't minst niet ver-1 eerd mee ben? M'n man heb ik me eenigszins flinker voorgesteld dan jij bent. Hij zat haar eerst verbaasd en toen volko-1 men verslagen aan te kijken. Hij zag haar mond lachendoch de stem had een ongewo ne scherpte van zeggen die hij nooit van haar gehoord had. Onzeker stond hij opzij sloeg achteloos een boek open en keek er in. „Dan zal ik maar heengaan", zei hij heel verlegen. j „Flet zou niet kwaad zijn als je toch je ex cuse aan bood," sloeg zij voor, en haar stem was nu werkelijk boos. „Natuurlijk zij hij met een wanhopige po- precies zooals u zegt, hij is niet schuldig aan de misdaad waarvoor hij boet Die man, James Douglas, was zijn booze geest; mijn man werd aoor hem betooverd, en ik geloof dat indien de waarheid aan het licht kwam, wel zou blijken dat anderen behalve Eric in gepalmd werden op dezelfde wijze misleid. O, ik erken dat mijn man de zwakste was van de twee. Ik heb u al te voren gezegd, dat hij zwak was en James Douglas rekende op die zwakheidhij wist zoo duivelachtig goed hoe men zijn medemenschen kan beetnemen. Hij en Eric werkten voor dezelfde firma en Douglas haalde mijn man over hen te be driegen. Hij kon zoo mooi praten, hij sprak zoo gemakkelijk van later terugbetalen, hij maakte Eric wijs dat het doodeenvoudig zou wezen de zaken later terecht te brengen. Maar terechtbrengen of terugbetalen was voor Eric niet mogelijk. Hij werd betrapt en gestraft, en de man die hem opgezet had en opgestookt en die het geld gebruikt had, werd. in 't geheel niet verdacht. Hij ging door voor een respectabel, eerwaardig man en niemand had een flauw vermoeden van zijn gemeenheid." „Kon uw man de waarheid niet aan het licit brengen?" „Daar was Douglas veel te slim voor", luidde het bittere antwoord, „hij maakte dat er altijd uitwegen genoeg voor hem waren, maar geen enkele uitweg waar een ander door kon ontsnappen. Hij was slim als een duivel, altijd zoo slim als een duivel. Niets kon tegen hem bewezen worden. De men- schen waren alleen heilig verontwaardigd, dat zijn naam er in betrokken zou worden. Hij werd beschouwd als verre boven alle verdenking verheven, volkomen deugdzaam. Ze zeiden, dat Eric zich trachtte te verschui len achter Douglas, door valsche beschuldi gingen tegen hem aan te voeren, dat zeiden - Zwart: 6, 8/11. 13. 14. 18. 19, 23, 26,31. Wit: 17, 25, 29, 30, 33, 34, 38, 39, 41, 42, 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 43, 46. Wit wint door: 38—32 32—28 42—37 25-20 30—24 43—38 39 :37 37—31 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 11 22 23 32 31 42 14 25 19 :30 32 :43 30 :28 26 :37 41 5! en wint De eindstand, dien wij al eens meer in een combinatie van dezen auteur hebben aange troffen, is zeer interessant Zwart kan niet 25—30 of 1319 en bij den volgenden zet speelt wit 2924 "tÊteltsM ze en Eric kon het niet weerleggen. O, die man, die Douglas, is even slim als geweten loos. Hij weet dat hij moest zitten waar mijn arme Eric is, maar een man met zulk een aard heeft geen hart, geen zwakke zijde, waarop men een beroep kan doen. Hij is door en door hard, hij denkt alleen aan zijn eigen zelfzuchtige plannen, geld verdienen en zijn eigen grootheid. Nu heeft hij een anderen naam aangenomen. Hij heet tegenwoordig Tracey en geen Douglas meer. Hij woont in een groot huis, Addersham Grange, Nether- by". „Addersham Grange, Netherby". Die naam herinnerde Joyce weder aan den man dien zij in den trein had ontmoet, den man die ge zegd had verloofd te zijn met Dulcie Gra ham. Hij heette Tracey en het adres op het kaartje, dat hij haar gegeven had, was het zelfde zooeven door mevrouw Marshall uit- fesproken met haar zachte, ontstelde stem. du die Tracey, met wien Dulcie verloofd was, verwant zijn aan den man die zooveel kwaad had berokkend in haar eigen leven? James Douglas had den naam Tracey aange nomen; James Douglas woonde volgens me vrouw Marshall op Addersham Grange, en daar woonde Humphry Tracey ook. Zou de man, die haar hart gebroken had toen ze nog een heel jong meisje was, haar steeds blij ven vervolgen? Kon zij nooit aan hem ont komen en aan zijn invloed ontsnappen? Zou James Douglas haar spoor nog steeds ach tervolgen, nu zelfs, nu zij eindelijk zulk een veilige schuilplaats gevonden had? „Hij heeft geen hart, geen zachte gevoelens waartoe men zich zou kunnen wenden". Hoe echt waar waren die woorden. Tegenover haar had hij zeker geen hart of gevoel ge toond. Zij zag zich zelve weder als een vi sioen, jong, onwetend, onschuldig, in een groote stad van het verre Westen, te ver- MET Ti

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 5