DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
2-
r.
n
m
a
m
m
a
a
m
a
m
m
m
m
Damrubrick.
H
1
B
9
8
m
m
No. 180
Honderd en achttiende jaargang.
1816
8 JUNI.
Handelsschool
FEUILLETON.
Na lange Jaren
N
M
Advertentieprijs 10 ct p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven tr. N.ï. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERHIs. COSTER 4 ZOON, ïoordam C 9. Telefnr. 3.
fr. p. post f 1.25.
ZATERDAG
Aangifte yan Leerlingen.
Handelsdagschool
met 3-jarigen cursus
te ALKMAAR.
Aangifte van Leerlingen.
zoen
Jongens en meisjes, die het onderwijs wen
schen te volgen aan de HANDELSSCHOOL
worden verzocht zich in persoon of schrifte
lijk vóór 25 JUNI a. s., aan te melden bij den
Directeur, den heer A. VERSTEEGE aan het
schoolgebouw (Doelenstraat, hoek Nieuwe-
sloot) bij voorkeur op DONDERDAGMID
DAG van 1V, tot 2% uur en ZATERDAG
MIDDAG van 2 tot 4 uur.
Zij, die het overgangsexamen van de 3e
naar de 4e klasse eener H. B. S. met 5-jari-
gen cursus of het eind-examen eener H. B. S.
met 3-jarigen cursus met goed gevolg hebben
afgelegd of van eene daarmede gelijk te stel
len inrichting van onderwijs, waartoe onder
meer te rekenen is de Handelsdagschool te
ALKMAAR, zijn vrijgesteld van het toela
tingsexamen.
Voor nadere inlichtingen worden belangheb
benden verwezen naar den Directeur der Han
delsschool voornoemd.
Jongens en meisjes, die het onderwijs wen-
schen te volgen aan de HANDELSDAG-
SCHOOL, worden verzocht zich in persoon
of schriftelijk vóór 25 Juni a. s. aan te melden
bij den directeur, den heer A. VERSTEEGE
aan het schoolgebouw (Doelenstraat, hoek
Nieuwesloot) bij voorkeur op DONDER
DAGMIDDAG van iy3 tot 2% uur en ZA
TERDAGMIDDAG van 2 tot 4 uur.
Als leerlingen worden toegelaten
a. zij, dié in het bezit zijn van een verklaring
of getuigschrift, waaruit blijkt, dat zij de zes
of zeven klassen eener lagere school met uitge
breid leerplan met vrucht hebben doorloopen;
b. zij, die in het bezit zijn van een verkla
ring of getuigschrift, waaruit blijkt, dat zij
de zevende klasse eener lagere school met
vrucht hebben doorloopen en een voldoend
examen in de Fransche taal hebben afgelegd;
c. zij, die den leeftijd van 12 jaren hebbende
bereikt het toelatings-examen met goed gevolg
hebben afgelegd.
Het sub c bedoelde examen omvat
het lezen, het schrijven, het rekenen, de begin
selen der Nederlandsche- en Fransche taal,
der aardrijkskunde en der geschiedenis. Zij,
die op grond van de bepaling sub a. en b. zon
der examen wenschen te worden toegelaten of
die in aanmerking wenschen te komen voor
het bepaalde in artikel 10, alinea 2 der veror
dening op de Handelsdagschool, worden ver
zocht daarvan bij de aangifte kennis te ge
ven.
gefietst om op het meer nog wat te roeien, was
hen alleen met haar op de tennisbaan geble
ven en hadden zij nog een partijtje gespeeld.
Dat was heel gewoon. Wel had ze hem be
koord, met haar blonde, wild krullende haren
haar zonnige oogen en de sierlijke lijnen van
haar slanke gestalte, maar ook dat was eigen
lijk heel gewoon geweest, want zóó was ze al
tijd en hij had aan al die dingen niet meer
aandacht geschonken dan anders.
Toen de partij uit was waren ze naar het
schuurtje gegaan, dat de lui heel chie „de
tend' noemden. Even ervoor bleef zij staan en
keek met verwonderende oogen naar den kas
tanjeboom, waarvan de jonge, frischgroene
blaren den gloed van de zon opvingen en
verzachten tot een milder licht. In dien boom
had zij een blok met een vogelnestje gehan
gen, verleden jaar al; een paar mussen na
men het in gebruik. Maar nu schenen die ver
huisd, een geelachtige vogel wipte er in en
uit
„He, zei ze, verrast, „wist jij dat die vogel
in ons nest was getrokken Zou het een zan
ger zijn? Weet jij wat het is?".
Neen, hij wist niet wat het was, want hij
had niet eens naar het beestje gekeken. Een
wonderlijke ontroering was over hem gekomen
toen het meisje zoo voor hem stond, de achter
zijde van het hoofd naar hem toegewend, had
deb londe pracht van een hoofdtooi en de
weekheid van den blanken hals, waarin één
speelsche krul afhing, hem onsteld, als één
voor wien plots de schoonheid opengaat van
door
C. DE ROT.
Dienzelfden middag was het gebeurd. Hij
wist nauwelijks meer hoe, maar gebeurd
was het.
Toen de anderen gezamentlijk waren weg
een schilderij dat hij reeds lang bezat en dik-
ijls had beschouwd.
Hij voelde een vreemde verrukking en een
moeilijk weerstaanbare neiging om dien zach-
ten hals te beroeren, al was 'Ernaar heel even.
lij bracht zijn hoofd vlak achter het hare en
zijn oogen glansden van jeugdigen overmoed.
„Ken je dien vogel?" vroeg ze weer.
En ze zag ineens om en keek in zijn oogen,
toen omgreep haar kleine haind het racket
vaster en gleden haar blikken zijn hoofd
voorbij tot heel in de verte. Maar een hoog
rood trok in haar wangen op.
Hij zag het met een wilde vreugde en in
een instinctmatig zich meester voelen van de
situatie het weten dat in dit ondeelbaar oogen
blik haar geen macht tot handelen gebleven
was, gaf hij toe aan zijn innig verlangen,
sloeg zijn arm om haar schouder en drukte
zijn lippen in een lange streeling op den zach
ten hals, zoodat de blonde krul even stil lag
op zijn gelaat.
Toen duwde zij hem van zich af en ging
iruusk het gebouwtje binnen. Stil vervolgde
lij haar, borg het spelgerei op, wierp, toen ze
ïaar hoed nog moest opzetten, moedwillig
een tuinstoel om en raapte dien weer op, alles
om het pijnlijke dat er nu tusschen hen was
met wat rumoer te verdrijven
Hij schaamde zich als een schooljongen die
iets ondeugend heeft uitgehaald en niet weet
ïoe 't geval zich nu zal redden.
Het was hem een weldadige ontspanning
toen zij eindelijk haar huis bereikt hadden en
lij verder reed, alleen. Maar steeds nog stelde
één vraag zich als een geweldig probleem
voor zijn gemartelde hersenen, wat moest hij
nu doen Hij schrok even van al 't andere dat
daarmede zou komen vast te staan. Hij hi;
moest nu iets doen. Dat allereerst. Zij ver
wachtte nu iets van hem. Er moest gehandeld
worden. Maar hoe?
Thuis gekomeni trok hij de gordijnen van z'n
kamer aaneen, om in het schemerdonker de
rust zijner gedachten te herwinnen. Maar hi
was bij voorbaat ontzet, verlamd. Ja. hij hai
nu toch wel echt spijt van alles. Wat was hi;
toch een dwaas, dat hem de geringste zelf
controle ontbrak. En hij was toch geen schoof
jongen meer die zich gekheden kan veroorlo
ven. Een student in de theologie moest zich
Mir het Engeleeh, door L. G. MOBERLY.
24)
Maar achter die zachte oogen van haar
was een sterke ziel verborgen; de stand
vastige lijnen om haar mond en kin waren
daar niet voor niets; als zij eenmaal begre
pen had wat recht was en billijk, dan zou zi,
het doorzetten. Zij richtte zich op alsof die
geringe lichamelijke inspanning haar helpen
zou en keek Lancing flink aan in het ontstel
de gezicht; haar stem beefde niet toen ze
sprak.
„Het moet een afscheid zijn", antwoordde
zij. „Tenzij Humphry mij vrijlaat, mogen
wij elkaar niet weerzien. Vrienden zullen
wij niet kunnen blijven, is 't wel?" voegde
zij er droevig bij. „Ik zou zoo graag uw
vriendschap behouden."
„Neen, vrienden kunnen wij niet zijn",
weder klonk een harde klank in zijn stem
„ik verlang je niet als vriendin, alleen maar
als mijn vrouw. Het moet zijn alles of niets.
Ik kan niet tevreden zijn met vriendschap al
leen; ik zou je niet voortdurend kunnen ont
moeten, daar ben ik niet sterk genoeg voor.
Het moet zijn alles of niets." Hij vatte haar
handen en drukte ze zoo stevig, dat het haar
pijn deed en met een smartkreet bracht hij ze
aan zijn lippen.
„Ik zou geen haar van je hoofd willen
krenken", zei hij op boetvaardigen toon, „en
toch ben ik zoo ruw. Wil je me vergeven,
dat ik zoo'n ruwe vlegel ben? Maar ik kan
je niet lajen heengaan". Zijn stem brak we
der en het was nog eens de kracht van het
jonge meisje, die hem te hulp kwam. Zij trok
haar handen los, legde ze op zijn schouders
en zei zacht:
„Wij moeten niet aan ons zelf denken en
aan hetgeen ons pijn doet. Wij moeten doen
wat ons het rechte toeschijnt Op den duur is
ons eigen verdriet een kleinigheid, vergele
ken bil een daad bedreven tegen ons geweten
in. Wij zouden het ons zelf of elkaar nooit
vergeven als wij iets deden wat wij zeker
wisten dat niet goed was. Wij moeten het
spel wagen." De vereeniging van kracht en
zachtheid in de jeugdige stem had een kal
meerenden invloed op Lancing; er was iets
van eerbied in zijn oogen toen zij de hare
ontmoetten.
„Maar als die man, die Tracey, je je vrij
heid terug geeft, kom je dan bij mij terug?"
zei hij. „Zal dan geen valsche schaamte ons
scheiden? Je zult dan toch niet denken dat
je me dan de waarheid maar niet vertellen
moet, je zult me terugroepen als je voorgoec
vrij bent. Je weet, je behoort mij toe."
„Als ik ooit vrij ben zal ik het je zeggen"
antwoordde zij, „nooit zal iets ons kunnen
scheiden, behalve een kwestie van goed en
kwaad. Ik zou nooit bang zijn het je te
doen weten als ik vrij was. Ik beloof je dat
niets mij zal beletten je de waarheid te zeg
gen."
Hij sprak geen enkel woord meer. Woor
den schenen onnoodig tusschen hen beiden.
Maar hij boog zich tot haar over en gaf haar
een langen, eerbiedigen kus; en toen, zonder
achter zich te zien, ging hij snel de kamer
uit, en liet Dulcie heel stil staan bij het open
raam, met de oogen gevestigd op de blauwe
lucht boven de platanen en den ziekenhuis1-
tuin.
als een gentleman gedragen. Zij zou zijn
daad daarnaar beoordeelen, verwachtte dat
hij handelen zou als een man van eer. Natuur
lijk. Maar daar deed hij ineens een nieuwe
ontdekking zou ze misschien van hem hou
den en had zij daarom de liefkozing half lijd
zaam geduld? Dan beschouwde zij den zoen
als een erkenn ing dat ook hij haar liefhad, en
wachtte nu op een formeele verklaringzeker,
zij had hem dus lief, misschien al heel lang
wanhopig lief. Wie weet hoe het arme kind er
onder had geleden om er hem maar niets van
te laten merken.
't Was heel gewoon; dat hij niet begrepen
ïad dat die zoen de aanleiding tot een enga
gement zou zijn. En hij vond 't niet zoo dwaas
meer, eigenlijk flink dat nu maar ineens
Maar als hij nu een meisje had, dacht hij,
moest hij al het andere opgeven. Niet meer
met dev rienden kroegloopen, nooit meer met
len uitgaan; en zoo hard mogelijk blokken
om zoo gauw mogelijk klaar te zijn, een
plaats te krijgen en aan te trouwen.
Trouwen, engageeren het had niets aan-
okkelijks meer. Wat was-ie begonnen. En hij
con toch niet anders?
Hij zou het meisje en zich zelf blameeren
als hij de verantwoordelijkheid van zijn daad
niet durfde aanvaarden; en hij zou stellig
ïaar hart breken als hij haar nu, na de ver-
'ukking welke zie moest gevoeld hebben toen
ïaar liefste wensch met een zoen bevredigd
werd, teleurstelde.
Hij kon niet beter doen dan haar opzoeken
en zich verklaren.
Dapper besloten stapte hij naar zijn slaap-
cameren frischte zich wat op, wisselde zijn
XKird voor een schooner, trok zijn donker
dauw pak aan, dat stond hem ouder, emsti-
rer dan het grijze en belde om een kop kof-
Te; dat zou nem goed doen.
De juffrouw kwam boven om te vragen wat-
noodig had; toen ze weer heenging wijlde ze
even bij de half gesloten deur en zei ineens
ïerinnerend, achteloos,„Daar is demet nog
een brief voor U gebracht.
„Van haar" schoot het ineens door zijn ge
dachten, en zoo kalm mogelijk vroeg hij of ze
aem meebrengen wou, met de koffie. Nauw
was ze weg of hij erkende dat zij het eigen
lijk niet schrijven kon, doch hij was toch te on
geduldig om te wachten, liep naar beneden,
scheurde de enveloppe open en las: Amice,
Jopie jarig; fuif in Hollandia. Kom je vast
10 uur van avond? Geert.
Dat moest er nu net nog bijkomen. Neen,
dat was afgeloopen, dacht hij slachtofferig,
Gelaten dronk hij de koffie en ging op weg.
Gelukkig kwam niemand van de vrienden
hem tegen. Het teere glanzen van de avond
zon over de singels, die lagen in feesttooi van
wit bekaarste kastanjeboomen en kort gescho
ren gazons maakte hem weemoedig en zijn
as werd al langzamer. Het was het beste
aar voor te stellen voorloopig met niemand
over hun verhouding te spreken. Dan kon hij
zijn ouders wat voorbereiden, eens polsen of
het een groote opschudding geven zou. De be
zwaren van dien kant waren weg te redenee
ren. Tegen het meisje zelf zou zijn vader niets
hebben, en tegen de ouders toch ook niet Het
was algemeen bekend dat haar vader vroeger
veel geld in de bouwerij verdiend had.
Toen hij zijn kaartje had afgegeven en de
meid terugkwam met de boodschap dat de
juffrouw boven op haar kamer was, liep hij
zelfbewust als een die het geluk brengt oi
den gouden schaal van zelfopoffering, de
trappen op, het kunstig bouwwerk van zijn
weldoordachte phrases en wat zij daarop ant
woorden moest een schoon gestapeld geheel
in zijn hoofd.
Op zijn kloppen en haar „ja" aarzelde hij
heel even, verrast over eigen durf. Toen trad
hij binnen.
Zij zat in een prettigen, oud Hollandschen
leunstoel naast een kleine tafel van mahonie- i
hout; van een aschbak steeg recht omhoog
een teer-blauwe lijn van cigarette-rook.
„Niet in de diepste wanhoop", dacht hij
lichtelijk teleurgesteld.
„Ga zitten, zei ze, opstaand en hem een fau
teuil wijzend. „Aardig dat je me eens komt I
opzoeken. Je bent nog nooit hier geweest, wel?
Of toch
Ze sprak heel rustig, zoo volmaakt kalm of
er niets voorgevallen was.
„Neenneen, nog nooit, zei hijen op
eens wist hij niet hoe nu verder te gaan en
voelde hij zich onbeholpen. Hij zag haar aan, j
maar ontweek snel haar vorscbenden blik.
Er was even stilte.
„Wil je rooken", vroeg ze, hem de cigaret-
tendoos voorhoudend.
„Heel graag", zei hijen terwijl de tabak I
langzaam aangloeide en hij zonder aandacht
een paar rookwolkjes uitblies, besloot hij een
de spanning een eind te maken, en hij begon
met een bijna toonlooze stem:
„Ik wou over iets ernstigs met je spreken,
Annie, overover vanmiddag1'.
om te glimlachen. „Ik heb er werkelijk
mijn verontschuldigingen
ging om te glimla
spijt van. Wil je
aannemen
„Allright", antwoordde zij en klapte het
boek dicht. „Donderdagavond zie ik je wel
weer op de baan. Bonjour'.
Hij zocht haastig de trap en sloop naar be
neden, een hoofd kleiner dan hij gekomen
was. Toen hij buiten kwam liep hij werktuige
lijk, vol schaamte, den weg op naar huis bleef
toen staan, haalde z'n horloge uit den zak,
keek er op, zonder te zien hoe laat het was en
borg het toen weer weg. Maar haastig liep
nu een anderen kant uit, dien naar „Hol
dia". Jtopie was jarig
Zijn oogen keken haar voorbij.
Zooals je wilt" stemde ze toe.
„Vanmiddag heb ik me wel dwaas aange
steld, vind je niet?"
Hij zocht haar oogen. Zij zagen peinzend
naar buiten; met een lustelooze beweging lei
ze haar cigart weer op 't aschbakje; ze knikte
nauw qierkbaar.
„Daarom ben ik naar je toe gekomen," ver
volgde hiji na een kleine pauze, „ik heb me I
niet gedragen zooals het een gentleman be
taamt. Nu verwacht jij iets van mij is het
niet?
„Vanmiddag verwachtte ik dat al," zei ze
ernstig.
„Het is een verzuim van me daar zoo lang
mee te wachten maar het is ook een verras
sing voor mij, en het is een groote stap dien
ik moet doen. Je weet. ik ben nog jong en m'n
vader zal niet goed vinden dat 'k me direct
verbind
Hij hield verschrikt zijn stem in. Zij was
opgestaan en haar cigaret wierp ze met een
ongeduldig gebaar weg.
„Verbind" herhaalde ze met een korte
schampere lach. „Je dient toch eerst te weten
of de andere partij dat ook wil, dacht je niet?
Beste jongen, je beleedigt me met dat woord
alleen meer dan je vanmiddag hebt gedaan.
Toen was je blijkbaar een oogenblik vergeten,
hoe je je tegenover een dame gedragen moet.
Maar nu zou je na rijp beraad, je zelf willen
opofferen? Merci. Ik heb niets tegen je, je ten
nist goed en je bent soms wel eens geestig; je
bent, wat ik zou willen noemen een aardige
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van probleem No. 392 (auteur van der Hoef).
Stand
Zwart: 3, 5, 6, 8; 9, 10, 14, 20, 24, 29(
34, 35.
Wit: 11, 18, 21, 23, 26, 27, 28, 36, 37, 38,
44, 45, 50.
Oplossing
1. 36—31
2. 21 12
3. 38—33
4. 18—13
5. 28—22
6. 4440
7. 50 19
8. 37—32
1. 6:17
2. 8 17
3. 29:38
4. 9 29
5. 17 28
6. 35:44
7. 14:23
8. 28 37
9. 31 4! en wint
Goede oplossingen ontvingen wij van de
heeren: D. de Boer, W. Blokdijk, P. Dekker,
D. Gerling, J. Houtkooper, J. K., G. van
Nieuwkuijk te Alkmaar, H. E. Lantinga,
Haarlem.
COMBINATIE.
Samengesteld door den heer P. Kleute Jr.,
den Haag, en door hem voor onze rubriek
beschikbaar gesteld.
HOOFDSTUK XV-
MOTT DC HELPEN?
„Vertel mij alles iedere kleinigheid
hoe hij er uit zag, wat hij zei, verzwijg niets.
Ik moet alles tot in de kleinste bijzonderhe
den weten." Mevrouw Marshall sprak met
zenuwachtige haast, terwijl Joyce naast haar
bed zat en haar koele vingers legde op de
loeiende, rustelooze hand, die zich onop-1
oudelijk over het laken bewoog.
„Natuurlijk, ik zal u alles vertellen", ant
woordde zij, „ik begrijp hoe u verlangt iede
re bijzonderheid te hooren. In de eerste
plaats zendt uw man u zijn beste groeten,
zijn hartelijke liefde; hij zei dat u om zij
nentwille moest maken zoo sp~~j:1;:1"
beter
u zoo
doen zoo spoedig mogelijk te herstellen."
Een glimlach gleed over het harde gezicht
van ae zieke vrouw, glans vertoonde zich in
haar oogen, haar lichaam ontspande zich en
ze ging bijna gemakkelijk op het kussen lig-
fen, terwijl Joyce haar geheel in bijzonder-
eden alles vertelde van haar bezoek aan
den gevangene.
„Zoowel u als hij hebben mij een zeer
sterken indruk.gegeven", zei ze tot besluit,
„u hebt beiden zeer beslist gezegd en mij
doen begrijpen, dat hij niet schuldig is aan
de misdaad waarvoor hij gestraft werd. En
uit wat mr. Raebum mij verteld heeft, denk
ik dat de schuld rust op een anderen man,
dat de werkelijk schuldige er heelhuids is
afgekomen."
„De schuld rusten op een ander?" riep me
vrouw Marshall met schrille stem, „natuur
lijk rust die op een ander. Mijn arme Eric",
haar stem daalde tot een zacht fluisteren,
„mijn arme Eric was de zondebok; het is
je nog overschat; ik dacht niet dat je zoo naïf
zou zijn een oplossing te zoeken als die welke
"e nu wel zoo goed bent mij voor te stellen.
il je gelooven dat ik er in 't minst niet ver-1
eerd mee ben? M'n man heb ik me eenigszins
flinker voorgesteld dan jij bent.
Hij zat haar eerst verbaasd en toen volko-1
men verslagen aan te kijken. Hij zag haar
mond lachendoch de stem had een ongewo
ne scherpte van zeggen die hij nooit van haar
gehoord had.
Onzeker stond hij opzij sloeg achteloos
een boek open en keek er in.
„Dan zal ik maar heengaan", zei hij heel
verlegen. j
„Flet zou niet kwaad zijn als je toch je ex
cuse aan bood," sloeg zij voor, en haar stem
was nu werkelijk boos.
„Natuurlijk zij hij met een wanhopige po-
precies zooals u zegt, hij is niet schuldig
aan de misdaad waarvoor hij boet Die man,
James Douglas, was zijn booze geest; mijn
man werd aoor hem betooverd, en ik geloof
dat indien de waarheid aan het licht kwam,
wel zou blijken dat anderen behalve Eric in
gepalmd werden op dezelfde wijze misleid.
O, ik erken dat mijn man de zwakste was
van de twee. Ik heb u al te voren gezegd, dat
hij zwak was en James Douglas rekende op
die zwakheidhij wist zoo duivelachtig goed
hoe men zijn medemenschen kan beetnemen.
Hij en Eric werkten voor dezelfde firma en
Douglas haalde mijn man over hen te be
driegen. Hij kon zoo mooi praten, hij sprak
zoo gemakkelijk van later terugbetalen, hij
maakte Eric wijs dat het doodeenvoudig zou
wezen de zaken later terecht te brengen.
Maar terechtbrengen of terugbetalen was
voor Eric niet mogelijk. Hij werd betrapt
en gestraft, en de man die hem opgezet had
en opgestookt en die het geld gebruikt had,
werd. in 't geheel niet verdacht. Hij ging
door voor een respectabel, eerwaardig man
en niemand had een flauw vermoeden van
zijn gemeenheid."
„Kon uw man de waarheid niet aan het
licit brengen?"
„Daar was Douglas veel te slim voor",
luidde het bittere antwoord, „hij maakte dat
er altijd uitwegen genoeg voor hem waren,
maar geen enkele uitweg waar een ander
door kon ontsnappen. Hij was slim als een
duivel, altijd zoo slim als een duivel. Niets
kon tegen hem bewezen worden. De men-
schen waren alleen heilig verontwaardigd,
dat zijn naam er in betrokken zou worden.
Hij werd beschouwd als verre boven alle
verdenking verheven, volkomen deugdzaam.
Ze zeiden, dat Eric zich trachtte te verschui
len achter Douglas, door valsche beschuldi
gingen tegen hem aan te voeren, dat zeiden
-
Zwart: 6, 8/11. 13. 14. 18. 19, 23, 26,31.
Wit: 17, 25, 29, 30, 33, 34, 38, 39, 41, 42,
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
43, 46.
Wit wint door:
38—32
32—28
42—37
25-20
30—24
43—38
39 :37
37—31
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
11 22
23 32
31 42
14 25
19 :30
32 :43
30 :28
26 :37
41 5! en wint
De eindstand, dien wij al eens meer in een
combinatie van dezen auteur hebben aange
troffen, is zeer interessant
Zwart kan niet 25—30 of 1319 en bij
den volgenden zet speelt wit 2924
"tÊteltsM
ze en Eric kon het niet weerleggen. O, die
man, die Douglas, is even slim als geweten
loos. Hij weet dat hij moest zitten waar mijn
arme Eric is, maar een man met zulk een aard
heeft geen hart, geen zwakke zijde, waarop
men een beroep kan doen. Hij is door en
door hard, hij denkt alleen aan zijn eigen
zelfzuchtige plannen, geld verdienen en zijn
eigen grootheid. Nu heeft hij een anderen
naam aangenomen. Hij heet tegenwoordig
Tracey en geen Douglas meer. Hij woont in
een groot huis, Addersham Grange, Nether-
by".
„Addersham Grange, Netherby". Die naam
herinnerde Joyce weder aan den man dien
zij in den trein had ontmoet, den man die ge
zegd had verloofd te zijn met Dulcie Gra
ham. Hij heette Tracey en het adres op het
kaartje, dat hij haar gegeven had, was het
zelfde zooeven door mevrouw Marshall uit-
fesproken met haar zachte, ontstelde stem.
du die Tracey, met wien Dulcie verloofd
was, verwant zijn aan den man die zooveel
kwaad had berokkend in haar eigen leven?
James Douglas had den naam Tracey aange
nomen; James Douglas woonde volgens me
vrouw Marshall op Addersham Grange, en
daar woonde Humphry Tracey ook. Zou de
man, die haar hart gebroken had toen ze nog
een heel jong meisje was, haar steeds blij
ven vervolgen? Kon zij nooit aan hem ont
komen en aan zijn invloed ontsnappen? Zou
James Douglas haar spoor nog steeds ach
tervolgen, nu zelfs, nu zij eindelijk zulk een
veilige schuilplaats gevonden had?
„Hij heeft geen hart, geen zachte gevoelens
waartoe men zich zou kunnen wenden". Hoe
echt waar waren die woorden. Tegenover
haar had hij zeker geen hart of gevoel ge
toond. Zij zag zich zelve weder als een vi
sioen, jong, onwetend, onschuldig, in een
groote stad van het verre Westen, te ver-
MET
Ti