DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Na lange Jaren Damrubriek. Monderi m a«ilf^i©pde jaargang. 1916 ft. a. post f 1.25. Adtertanfiepfiis TO ct. p. regel, ZATERDAG naar plaatsruimte. Blieten fr. N. fBeek- en Handelsdrukkerij y! HBHls. COSTER ZOON, Voordam 9. Teleför. 1 lfJUNL YOKDERING YAN WOL ten behoovo van ket leger. M@t groet verlof. FEL IL LET OS. DE BURGEMEESTER dar gemeente ALKMAAR. Gezien de artt. 4, 5, en 32 der Inkwartie- ringswet van 14 September 1866 (Staatsblad no. 138), gewijzigd bij de wetten van 29 Maart 1877 (Staatsblad no. 53), 15 April 1886 (Staatsblad no, 64), 10 Mei 1890 (Staatsblad no. 83) en 22 Juli 1899 (Staats blad no. 175); GELAST aan in deze gemeente wonende houders van schapen, ten behoeve van het leger te leveren, alle inlandsche wol. welke bij de scheer van dit jaar is verkregen, welke levering moet ge schieden op Woensdag. Donderdag of Vrij dag 21, 22, 23 Juni 1916, tusschen voor mid dags 6 en namiddags 2 uur, bij 4e finna J. J. BAK en Co. alhier. en zulks tegen schadeloosstelling, krachtens dè wet toegekend. Bezwaren tegen het bedrag der schadeloos stelling, dat in verband met de kwaliteit der wol wordt bepaald, kunnen worden ingediend bij den Commissaris der Koningin in de pró- vincie. Voor de afeleverde wol wordt een bon alge geven. De «wol moet droog en in goede conditie worden afgeleverd. Die eigendunkelijk nalaat of weigert geheel of gedeeltelijk te yoldoen aan de vorderingen, hem krachtens de wet op de inkwartieringen enz. gedaan, of deze voldoening verhindert of belemmert, wordt gestraft met een geldboete van ten minste VIJFTIG CENTS en ten hoog ste VIJF EN ZEVENTIG GULDEN (art. 41 der Inkwartieringswet). Alkmaar, 15 Juni 191o. De Burgemeester voornoemd, JAN DE WIT Dz., Lo. Burg. (Nadruk verboden). Voor het neergelaten raam van den restau ratiewagen zat ae reserve-eerste-luitenant Ro bert van Hoevelaat uit te zien in den rossen avondDicht langs de spoorbaan ston den reeksen wilgenboomen, hun neigende pleureuses van bestoft zilver naar den grond gebogen; verder, onder den toorts van dien westerhemel, lagen flauw-glooiende, met hei begroeide heuvels als bronzen schilden, vak ken tintelende brem als schitterende gouden emblemen erin gevat.Maar Robert had geen vreugd aan dat alles en met een ver moeid gebaar tilde hij zijn glas bier naaï den onwillig saamgenepen mond. Het had een vreugdetocht moeten zijn, na de twee lange, in ergernis en triestheid voortgesleepte maanden, waarin geen verlof werd gegeven, en in gedachten had hij zich al weken tevoren van deze reis een feest be loofdMaar nu de trein donderend voortschoot, schokkend en metaalklinkend over de rails, zag hij tegen de aanstaande ontmoeting met zijn vrouw op Omdat zij mooi en jong was, met een kin derlijke vrijmoedigheid in haar doen en laten en een schat van beloften in haar groote donkere oogen en levendigen inond, had hij. haar tot vrouw gekozenMaar ondanks dat zij de moeder was van een kleine, blonde jongen, een vrouw was zij nooit geworden en Robert moest meer leven van haar uiterlijk wezen van kinderlijkheid en elegantie dan van haar wijsheid en goedheid. De lange, traagkrimpende maanden van afwezigheid het Engelach, door L. O. MOBERLY. 32) „Ik heb eenmaal iemand1 gekend die Pulcie Graham heette", zei ze, daar ze zich verplicht voelde rekenschap te geven1 van haar duider lijk zichtbare bekendheid met dien naam, „maar natuurlijk is het misschien niet dezelf de persoon. Graham is een naam die veel voorkomt." „Deze juffrouw Graham is heel mooi, be paald heel mooi. en in zwaren rouw gekleed1", antwoordde Hetty. „Haar moeder is eènige maanden geleden gestorven". Joyce onder drukte haar schrik bij dat bericht, „maar ik denk dat zij zich nog over iets anders bnge- lukkig voelt behalve over den dood van haar moeder. Ik kan 't niet goed onder woorden brengen, maar ze scheen iets te. hebben diat haar hindert. En ik geloof niet dat het 'alleen verdriet was over den dood1 van haar moe- dier". „Wat dacht je dan dat het was?" „O, het is meer een gedachte van mij zelf dan iets dat zij bepaald zei. Zij heeft niet veel met mij gepraat. Ik geloof niet, dat het soort meisje is om dadelijk over intieme din gen met een vreemde te spreken. Maai* ze zei dat ze gauw j. ing u'mi m ik had etn 1 voel, een heel sterk gevoel, dat zij bang is voor dat huwelijk." „Bang is voor dat huwelijk?" Joyce her haalde de woorden werktuigelijk en voor haar oogen vertoonde zich het uiterlijk van den man in. den trein, den man die haar ver teld had, dat hij niet wist waar Dulcie was, had hij naar haar gehunkerd, en toen de ane- monen langs de slooten in .er-paatrsen bloei uitbraken, was hij ziek geweest van verlan gen, maar de laatste weken had: hij een vreemde kilte tusschen hen gevoeld.Haar schaarsche, moeilijk-geschreven brieven, vol nieüwtjes en beuzelarij maar zondier een glimp van haar innerlijk, hadden iets in hem wakker geroepen, dat hij niet benaderen kon en ook eigenlijk niet kennen .wilde, doch dat hem staag een gevoel van angst over dien rug joeg In den trein hadden zijn sombere gedach ten, bitter van twijfel, hem weer opnieuw aangegrepen, alleen aan zijn blonde jongen, die hem al zeer goed begon te kennen toen hij den laatsten keer thuis was, kon hij met een zacht, tot tranen dringend gevoel den ken. Sommige oogenblikken, ais hij in zijn ooren de hooge kreten van het kind hoorde, en de glanzende blauwe kinderoogen in ge dachten dicht bij zich had', noemde hij' met den naam van zijn jongen zacht haar naam Mia, Mia Dan zwol er een droefenis in zijn keel, of hij haar verloren had en haar ergens, hij wist niet waar, moest gaan zoekenEn in zijh angstige weemoed leek dan de trein weer te traag te gaan ea stond: hij bij elk op onthoud uit het raam te zieu met brandende oogeiL Doch hoe meer het moment naderde, dat hij oog in oog tegenover Mia zou staan, hoe moedeloozer en somberder hij werd.Het was of iets hem terughield, maar zijn verlan gen1 beefde zoo fel, zijn verlangen naar het kind en naar de moeder ook, hij moest het zich telkens en telkens weer bekennen. Doch met een klaarheid, die hem radeloos maakte, wist hij ,dat de tijd achter hem lag, dat hij haar alles kon vergeven omdat zij in haar nart zoo'n luchtig, jong kind was Daarvoor was zijn eenzaamheid in het kan-, tonnement te fel-moordend geweest Over het kleine, grauwe station had de avond zijn donkerheid al uitgeworpen, toen Robert vermoeid uitstapteDe contro leur, die zijn kaartje aannam, tikte beleefd aan zijn pet, en met een gevóel van voldaan heid maakte Robert zich bewust, dat hij als boekhouder van de gasfabriek hier een pu bliek persoon wasHet gaf hem een prettig, verwarmend gevoel van thuiszijn en net- was of ex een drukkende zwaarte van hem werd afgelicht Hij zag het schaars-verlichtstationsplein, met de triste huurrijtuigen en de vérvelooze autobus, in haastige spied'ing rond, toen ging hij nog even terug naar de vestibule en de wachtkamer, overtuigd, dat Mia er zijn zou om hem af te halen. Zij had er toch kun nen zijn, morde hij in zich zelf, zij en zijn kleine blonde prinsje.Doch dan stelde hij zich zelve weer geniét: zij voedde hem misschien op dit oogenblik; hij was, immers een vreemeaeling in eigen huis geworden en hij wist niet, wanneer zij zijn gulzig mondje stilde. Maar tóch was het lamNa zóó'n lan- e afwezigheid had1 ze er móeten zijn 'raag begon hij, wat overhangend naar zijn valies, den stationsweg af te slenteren. Plotse- n toegewiji met deze kleine zelfvoldaanheid kon hij de angst voor onheil en teleurstelling niet stil len. Toen hij achter de ramen van zijn woning geen schemer van licht zag, niets dat hem de belofte gaf van een warme kamer en een lieve vrouw, gleed een trieste loomheid als een adem benemend zwart kleed om hem heen. Moedeloos sloot het bék achter zich, sleeptè ofschoon het jonge meisje zijn verloofde was, den man wiens visitekaartje nog boven in haar cassette lag. „Met wiea gaat d'ie juffrouw Graham trou wen „Hij heet Tracey, Sir Humhpry Tracey. Dien naam heb ik gehoord1", zei Hetty, „maar ze sprak volstrekt niet over hem, zooals een meisje zou spreken over een man dim ze werkelijk lietheeft ten minste dat zou ik zoo denken", voegde het meisje er verlegen bij. Dus dan had de man met het knappe, ver metele gezicht Dulcie gevonden. Joyce dacht terug aan dim dag in den trein, zij zag we der die donkere oogen, die zich met zulk 'n brutale bewondering op haar gevestigd had den, zij herinnerde zich 'iederen trek van dat knappe, losbandige gelaat. En Dulcie ging met dien man- trouwen. De kleine Dulcje, met al haar beminnelijkheid, haar onschuld, haar reinheid; zij walgde er van te denken dat zulk een heiligschennis mogelijk zou wezen Hetty stoorde haar in haar gedachtengang. „Ik zal u zeggen waarom ik denk dat juf frouw Graham niet gelukkig is bij het voor uitzicht van dat huwelijk. Als zij er over praatte, was haar toon niet opgewekt, dat was één ding dat mij trof.. Zij sprak alsof", 't meisje irouste de wenbrauwen, .terwijl zij woorden zocht om haar gedachten uit te dn km, „alsof zij iets doen ging dat zij voelde te moeten doen, maar niet alsof het een vreugde voor haar was. En d'an zei ze enkele woorden die bij mij bleven', ofschoon ze (luistermc sprak, alsof ze niet dacht dat ik ze verstaan zou. Ze zeide: „Als ik alles maar met juf frouw Trevor bespreken kon, als dat maar mogelijk was't was alsof zij dacht dat juf frouw Trevor haar helpen kon, maar ziet u. ze weet niet waar die juffrouw Trevor naaf toe gegaan is, dj heeft gom adres aehtergela- zijn onwillige voeten langzaAm door het grintpadTom hij, ha een oogenblik van aarzelen, de sleutel in het slot stak, voel de hij hoe fel" zijn hart klopte De geur van zijn eigen huis stroomde hem tegemoet en hij wist niet of hij moest lachen of huilenHet leek hier zoo onzegbaar verlaten Zou Mia zijn schrijven niet ontvangen heb ben?Tom hoorde hij plotseling zijh kind.Lange, doordringendle kreten, uit vloeiend in een parelend lachenRobert moest zich vasthouden, want de ontroering zeeg door zijn hoofd' als een duizeling. "et kind zat op de knieën van een jong genie-officier Met één oogopslag had' Robert de kamer in zich opgenomen, en hij werd zich een stekenden weerzin bewust tegen de clean-sha- ven wangen van dim vreemden manEn joeg e een woeste vlaag van opstand door Robert. Hij wist nog niet precies wat van dit ajles de bedoeling was, maar zijn houding zag hij scherp-afgeteekend reeds voor zich.Hij riep den jongen, zacht-dringend; het blonde kopje schoot weg tegen dé tuniek van dm onpekende.Toen stond van Hoevelaar in eens stram en gebiedend voor dm jongen tweeden luitenant. Weet u niet, luitenant, sneed' zijn stem koud en vlijmend, hoe men gewoon is een meerdere te groeten? Een felle kleur schoof een rood masker voor het gezicht van dm jongen man, maar de kleine naast zich op de canapé zettend, stond hij een oogenblik rechtop, de armen strak langs de zij dm. Van Hoevelaar boog even het hoofd; hij vond zich vreemd en gedwongen staan tegenover zijn kind en dim vreemde, met dm feestelijken bos bloe men in zijn hand, en er stak een schroeiende ijn als een heetgestookte lanspunt dJoor zijn oofdDen verwarden officier negeerend, legde hij de bloemen op een tafeltje en wilde den jongen tot zich opbeuren, maar het kind trappelde zich los uit zijn handen Pardon, zei wat timide de luitenant, ik stelde mij nog niet voor, mijn naam is De Cock. Robert nam gem notitie van de aarzelende woorden, die een tegemoetkoming inhielden; hij belde. j De meid kwam binnen met bogen wijd open van verrassing, maar hij sneed direct ieder woord en gabaar af. Anna, is mevrouw uitgegaan? Ja, meneer. Heeft mevrouw niet gezegd wanneer ze terugkwam? Nee, mesteer- Wil je dan tegen mevrouw zeggen, dat ik er geweest ben en morgenochtend terug kom? Een oogenblik later was hij op weg naar het stationEr ging nog wel een trein naar AmsterdamDaar was licht en ver tier en alles om zich te verdooven. Hij liep met groote passen, zonder ojpzien, soms zijn oogen stijf toeknijpend; pas torn hij in den trein zat, gaf hij zich over aan een vermoeidheid, die als een groote, zwarte vrouw hem in haar armen nam en met haar parfum zijn laatste kracht doofde. Waarom ben je gisteravond direct weer weggeloopen Ik geef er de voorkeur aan door jou en niet door je zaakwaarnemer ontvangen te worden, Meen je De Cock? Ja, wat doet die hier.in mijn huis, ten." Het gesprek werd op dat oogenblik ge stoord door mevrouw Marshall's stem, die op boozen toon van boven riejj^ „Juffrouw Dane, kom bij Wij wat doet u beneden? Ik heb u npodig." „Kom ga mee," zei Joyce, terwijl zij de hand naar Hetty uitstak, wier gelaat betrok toen zij haar moeders stem hoordé, „het is be ter, regelrecht op het gevaar af te gaan, zon der te dralen, Ga mee en zeg tot je moeder hoe het jè spijt dat je haar zoo ongèrust hebt gemaakt. Ga nu maar dadelijk mee." De oude, knorrige blik vertoonde zicji weer in Hetty's oogen; de oude, wantrouwende trek om naar mond. „Het kan moeder niets schelen wat er mét mij gebeurt," zei ze, „ze heeft mij altijd ge haat." „Lieve," Joyce sprak op heel vriendelijken toon en ze sloeg naar arm om de schouders van 'het jonge meisje. „Lieve, jem oeder heeft zooveel verdriet in haar leven gehad1, dat moet een verontschuldiging voor haar zijn; ik denk dat je nauwelijks beseft hoeveel verdriet zij ge had heeft. En ze was heel echt ongerust over je toen we niets van je hoorden. Bedenk wat fir. Brampton je aanraden zou te doen," voeg de zij er als een plotselinge ingeving bij. „Verbeeld je dat hij hier was en je een raad gaf." De doffe oogen klaarden op, de uitdagen de mond glimlachte. „Hij zou zeggen, geloof ik, dat ik alleen aan moeder moest deijken en aan de onrust die ik haar had veroorzaakt en in 't geheel niet aan mij zelf," zei ze langzaam. Joyce was ten hoogste verbaasd' over al wat de dokter tot stand had gebracht, gedurende den korten tijd, flat Hetty onder zijn invloed was geweest.1 Hoe was het mogelijk vroeg zij zich MJ in dien eeaen namiddag zooveel met mijn kind. Zij lachte overdreven schel. Zeg er maar direct- bijen met mijn vrouwDie behoort toch oök tot jo be zittingen, ié 'f niet? Tenminste dat méén je? Nee, daaromtrent heb ik meen meening meer; maar over mijn huis en kind wel Het was wel zoo kiesch geweest, Mia, om die meneer ergens anders te ontvangen. Je insinuaties zijn me geen antwoord waard, maar ik kan je toch wel even inlich ten; die officier ia mijn gastl Je gast? Robert moest zich bedwingen om zijn woorden niet uit te gillen. Ja, natuurlijk; hij -is hier ingekwar tierd. Heel gewoon dus, niet romantisch. Nu vlamde de verontwaardiging tot woestheid op in Robert. Noem jij dat gewoon? Sedert wanneer kunnen vrouwen van gemobiliseerden ge dwongen worden om inkwartiering te ne men? De vrouw van de minste soldaat zou er voor passen, om haar naam, om haar man, om Alles. Maar jijTerwijl je man zich nauwelijks aan zijn eenzaamheid ont worstelen kan, neem jij een andere in huis!. Moet ik ma. dan in eenzaamheid ver- kmiezeh omdat jij het ook doet? Heb ik boit van je verwacht, dat je te gen je neigingen in zou leven Er zijn veel vrouwen van officieren en soldaten in dezen tijd in een soort halve rouwZe ;aan niet uit, feesten niet, begrijp je? 'an jou met je behoefte aan gezelligheid, aan vertier, aan alles wat flonkert en luchtig is, zou ik het niet gevergd hebben.Maar dat je je zelfs van permanent gezelschap zou voorzien Mia stond hem bevend aan te zien; toen barstte ze uit: Ik kon hem toch niet als een bedelaar van de deur sturen Verheel je, dat jij ergens bij een jonge vrouw wordt ingekwartierd en dat ze je beleefd de déur wijst, met. een ge- chocqueerd gezicht. Juist als officier moest je dat in'me waardeeren. Een oogenblik werden 'zijn oogen stil en zacht Er zijn andere dingen, die ik meer in je zou waardeeren, Mia Zij zwegen nu beiden, overstelpt door het vreemde van deze verkilling tusschen hen. Plotseling zei Mia: Waren die bloemen van jou Hij knikte. Zij kwam op hem toe, haar handen gehe ven om iets goed te maken; haar zichtbaar berouw ontroerde hem, maar hij schudde af werend zijn hoofd Zij week terug, gekrenkt. Op eén voorwaarde, Mia. En die is? Haar stem was weer scherp Dat je hem aanzegt zijn koffers te pak ken. Nooit! Ik kan niet- Ik wil niet! Ik eisch hét van je, vóór alles 1 Mia verschrikte /an zijn felle, dreigende stem.Zóó kende ze hem haast niet en ze trok een klagend, verongelijkt mondje. Ik kén üiet, heusch nietIk vind 't zoo naar voor 'm. Kom, voor jou zal 't zoo moeilijk niet zijn om iemand verdriet te doen. Mia had een scherp antwoord gereed, doch plotseling werd, als de smaak van een bitter sap, het haar bewust, dat zij daar als twee vreemden tegenover elkaar stonden. Een mo-' ment was zij er verslagen van en voelde zij een dwang in zich, om alles wat beiderzijds bezeeren kon te mijden en langzaam over te hellen tot eegemoetkoming. Zijn als drup pels vergif bijtende woorden negeerend, zei volbracht had, terwijl zij zich maanden lang had ingespannen met een teleurstellend gemis aan succes? Zij zag alleen de resultaten. Zij had geen flauw begrip hoe uitstekend haar eigen werk den weg had bereid voor die resul taten, zij besefte niet welk een groote rol haar eigen onwankelbare en geduldige liefde en vriendelijkheid had' gespeeld bij het gereed maken van den grond voor het zaad, dat ein delijk door Christoffels hand was uitge strooid. HOOFDSTUK XX. Een nieuwe Hetty. „Het is mijn gewoonte niet ongelijk te er kennen, maar ik geloof dat ik verkeerd tegen over je gehandeld heb," zei mevrouw Mars hall op haar ruwen toonde woorden werden er uit gestooten, merkwaardig kortaf, maar de nieuwe verteerderde Hetty, die met be- béschaamde oogen naast het bed stond en op haarm oeder neerzag scheen te begrijpen wat de spreekster trachtte uit ted rukken. „Het spijt mij dat ik u zoo ongerust ge maakt heb. ik had niet weg moeten gaan, ant woordde zij, „maar „Ik weet het wel," viel haar moeder haar scherp in de rede, „je vond het leven hier on verdragelijk. Je dacht dat je het niet langer kon uithouden en je verbeeldde je een heel nieuw leven voor je zelf te kunnen beginnen, als je heenging. Wat was je van plan in Lon den té gaan doen „Ik dacht dat ik er werk zou kunnen vinden. Ik wist dat andere meisjes werkten en dat wou ik ooij probeeren." Hetty liet het hoofd zinken. „Ik wist niet dat Londen zoo groot en zoo afschuwelijk was. Ik had .nooit gedacht dat het zulk een vreeselijke stad zou wezen. Ik ging heen omdat omdat ik. wat andera ver- ze: Als jij 't nu nog wou doen? ïk? Ben ie, nu nog niet genoeg gebla meerd? Moet ik, als man, hem gaan zeggen, dat hij vertreken moet, met andere woorden dat ik niet gerust ben over jou? Dat ben je toch ook niet! zei zé ineens weer heftig. Maar tegenover een vreemde erken je dat nietIk sta er op, dat jij -hem zegt heen te gaan en ik verwacht, aat je tact ge noeg zult hebben om dat op een elegante wij ze te doen. Ik kén niet. [e móet, als je nog iets om me geeft. geef genoeg om je, om me zelf voor een bespottelijk figuur te bewaren. Mij heb ie gisteravond toch niet voor een bespottelijk figuur bewaard. Jij neemt dat alles ook zóó zwaar op. Dat ik het zwaar opneem, Mia, kan je het bewijs zijn, dat het hiér nog om andere dingen gaat dan een bespottelijk figuur Enfin, dia je doet het niet? Het was of zy de stilte als rood bloed! in haar ooren hoorde suizen.Toen schudde ze resoluut' haar hoofdde ponnykrulletjes, dife als een zijden schermpje over haar voor hoofd kuifden, trilden ervan. Robert was even, tot stikkens toe geroerd, toen zei hij langzaam, met zwaar-vermoeide stem: Waar is de jongen? BovenWat wou, je? Hem nog even zien? t En dan? vroeg ze begeerig. Dat voel je toch wel.Hij of ik, en je hebt gekozen, dus Toen kromp er iets in Mia's armen; een oogenblik had ze trillende lippen en geslui erde oogen; maar ze kneep haar handen saam, wierp het hoofdje met een coquet-ei- genzinnig gebaar achterober en zei: Zooals je wilt 's Middags kwam de reserve-eerste-luite nant Van Hoevelaar onverwachts de officie ren-eetzaal in het kantonnement binnenval lenHij dronk haastig een paar glazen wijn en wilde zich een derde inschenken, toen zijn intimus Bergsma zijn bevende hand tegenhield: Waar kom jij vandaan, wat scheelt jou, zeg, kereL Mij, o, niets.Mijn vrouw heeft me met groot verlof gestuurd. AAN DE DAMMERS! Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem No. 394 (auteur J. Bourquin). Zwart: 1, 2T, 4, 6, 9, 11, 13,14, 20, 22, 23, 29. Wit: 21, 25, 26, 31, 32, 34, 37, 38, 39, 44. Oplossing 1. 31—27 1. 22 :33 2. 39: 811 2. 29:49 3. 32—27 3. 2:13 4. 21—16! 4 49:21 5. 16 71 5. 1 12 6. 26:10 6. 4:15 7. 25 3! en wint. Op 6—11 en ll1—17 enz. van zwart volgt 3—14, 14—28, 28—32, 32—37, 37—12 en 42—48. Goede oplossingen ontvingen wij van dè heeren: R. Bos, D. de Boer, W. Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K., G. van Nieuwkuijk te Alkmaar, G. Lammere en P. Kleute Jr., den Haag, H. E. Lantinga, Haarlem langde." Zij hief het hoofd op en keek de ka mer rond, plotseling haar adem inhoudende, „maar het spijt mij," zei ze eindelijk met doffe stem. Over mevrouw Marshali's koud gelaat kwam even een waas van ongewone aandoening, die even spoedig verdween als ze gekomen was en haar stem had niets van de gewone streng heid verloren toen ze zei „Het spijt mij ook dat ik gedeeltelijk de oor zaak geweest ben dat je weg wou loopen van huis. Als ik verkeerd gedaan heb, dan spijt 't mij, en op veel punten ben ik bereid te erken nen dat ik ongelijk gehad heb. Maar, ik geloof niet dat ik er veel aan doen kan, ik kan mij zelf niet beheerschen en evenmin geloof ik dat jij er veel aan doen kunt, Jij en ik verschillen te veel van elkaar om werkelijk goed met el kaar op te schieten. Zij sprak op een vreem den toon alsof het buiten haar omging, maar weder scheen Hetty haar te begrijpen. „Ja, dat zijn wij," antwoordde zij. „Het is mijn gewoonte niet er om heen te draaien, mompelde mevrouw Marshall. „Al ben ik niets anders, ik ben tenminste openhar tig en oprecht en het dient nergens toe de waarheid te verbloemen en te bedekken als je weet dat het zoo is. Wij zouden altijd on aangenaamheden hebben, jij en ik, al zijn wij moeder en dochter. Wij nebben niets gemeen, wijzien alle dingen verschillend in, wij ko men in niets met elkaar overeen en wij kun nen niet beweren dat wij ooit veel van elkan der gehouden hebben. Waar dient het voor te beweren wat niet waar is? Wij moesten lie ver openhartig, tegen elkaar zijn." „Ja, veel liever," niompelde Hetty, toen me?- vrouw Marshall op antwoord scheen te wach ten '„Ik heb nooit echt van iemand gehouden, behalve van je vader. Misschien heb ik hem tot een afgod gemaakt en daarom werd hij OURAN □aar *v

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 5