DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Na lange Jaren
Damrubriek.
Monderi m a«ilf^i©pde jaargang.
1916
ft. a. post f 1.25. Adtertanfiepfiis TO ct. p. regel,
ZATERDAG
naar plaatsruimte. Blieten fr. N. fBeek- en Handelsdrukkerij y! HBHls. COSTER ZOON, Voordam 9. Teleför. 1
lfJUNL
YOKDERING YAN WOL
ten behoovo van ket leger.
M@t groet verlof.
FEL IL LET OS.
DE BURGEMEESTER dar gemeente
ALKMAAR.
Gezien de artt. 4, 5, en 32 der Inkwartie-
ringswet van 14 September 1866 (Staatsblad
no. 138), gewijzigd bij de wetten van 29
Maart 1877 (Staatsblad no. 53), 15 April
1886 (Staatsblad no, 64), 10 Mei 1890
(Staatsblad no. 83) en 22 Juli 1899 (Staats
blad no. 175);
GELAST
aan in deze gemeente wonende houders van
schapen, ten behoeve van het leger te leveren,
alle inlandsche wol. welke bij de scheer van
dit jaar is verkregen, welke levering moet ge
schieden op Woensdag. Donderdag of Vrij
dag 21, 22, 23 Juni 1916, tusschen voor mid
dags 6 en namiddags 2 uur, bij 4e finna J. J.
BAK en Co. alhier.
en zulks tegen schadeloosstelling, krachtens
dè wet toegekend.
Bezwaren tegen het bedrag der schadeloos
stelling, dat in verband met de kwaliteit der
wol wordt bepaald, kunnen worden ingediend
bij den Commissaris der Koningin in de pró-
vincie.
Voor de afeleverde wol wordt een bon alge
geven.
De «wol moet droog en in goede conditie
worden afgeleverd.
Die eigendunkelijk nalaat of weigert geheel
of gedeeltelijk te yoldoen aan de vorderingen,
hem krachtens de wet op de inkwartieringen
enz. gedaan, of deze voldoening verhindert of
belemmert, wordt gestraft met een geldboete
van ten minste VIJFTIG CENTS en ten hoog
ste VIJF EN ZEVENTIG GULDEN (art.
41 der Inkwartieringswet).
Alkmaar, 15 Juni 191o.
De Burgemeester voornoemd,
JAN DE WIT Dz., Lo. Burg.
(Nadruk verboden).
Voor het neergelaten raam van den restau
ratiewagen zat ae reserve-eerste-luitenant Ro
bert van Hoevelaat uit te zien in den rossen
avondDicht langs de spoorbaan ston
den reeksen wilgenboomen, hun neigende
pleureuses van bestoft zilver naar den grond
gebogen; verder, onder den toorts van dien
westerhemel, lagen flauw-glooiende, met hei
begroeide heuvels als bronzen schilden, vak
ken tintelende brem als schitterende gouden
emblemen erin gevat.Maar Robert had
geen vreugd aan dat alles en met een ver
moeid gebaar tilde hij zijn glas bier naaï
den onwillig saamgenepen mond.
Het had een vreugdetocht moeten zijn, na
de twee lange, in ergernis en triestheid
voortgesleepte maanden, waarin geen verlof
werd gegeven, en in gedachten had hij zich
al weken tevoren van deze reis een feest be
loofdMaar nu de trein donderend
voortschoot, schokkend en metaalklinkend
over de rails, zag hij tegen de aanstaande
ontmoeting met zijn vrouw op
Omdat zij mooi en jong was, met een kin
derlijke vrijmoedigheid in haar doen en laten
en een schat van beloften in haar groote
donkere oogen en levendigen inond, had hij.
haar tot vrouw gekozenMaar ondanks
dat zij de moeder was van een kleine, blonde
jongen, een vrouw was zij nooit geworden
en Robert moest meer leven van haar uiterlijk
wezen van kinderlijkheid en elegantie dan
van haar wijsheid en goedheid. De lange,
traagkrimpende maanden van afwezigheid
het Engelach, door L. O. MOBERLY.
32)
„Ik heb eenmaal iemand1 gekend die Pulcie
Graham heette", zei ze, daar ze zich verplicht
voelde rekenschap te geven1 van haar duider
lijk zichtbare bekendheid met dien naam,
„maar natuurlijk is het misschien niet dezelf
de persoon. Graham is een naam die veel
voorkomt."
„Deze juffrouw Graham is heel mooi, be
paald heel mooi. en in zwaren rouw gekleed1",
antwoordde Hetty. „Haar moeder is eènige
maanden geleden gestorven". Joyce onder
drukte haar schrik bij dat bericht, „maar ik
denk dat zij zich nog over iets anders bnge-
lukkig voelt behalve over den dood van haar
moeder. Ik kan 't niet goed onder woorden
brengen, maar ze scheen iets te. hebben diat
haar hindert. En ik geloof niet dat het 'alleen
verdriet was over den dood1 van haar moe-
dier".
„Wat dacht je dan dat het was?"
„O, het is meer een gedachte van mij zelf
dan iets dat zij bepaald zei. Zij heeft niet
veel met mij gepraat. Ik geloof niet, dat het
soort meisje is om dadelijk over intieme din
gen met een vreemde te spreken. Maai* ze zei
dat ze gauw j. ing u'mi m ik had etn 1
voel, een heel sterk gevoel, dat zij bang is
voor dat huwelijk."
„Bang is voor dat huwelijk?" Joyce her
haalde de woorden werktuigelijk en voor
haar oogen vertoonde zich het uiterlijk van
den man in. den trein, den man die haar ver
teld had, dat hij niet wist waar Dulcie was,
had hij naar haar gehunkerd, en toen de ane-
monen langs de slooten in .er-paatrsen bloei
uitbraken, was hij ziek geweest van verlan
gen, maar de laatste weken had: hij een
vreemde kilte tusschen hen gevoeld.Haar
schaarsche, moeilijk-geschreven brieven, vol
nieüwtjes en beuzelarij maar zondier een
glimp van haar innerlijk, hadden iets in hem
wakker geroepen, dat hij niet benaderen kon
en ook eigenlijk niet kennen .wilde, doch dat
hem staag een gevoel van angst over dien
rug joeg
In den trein hadden zijn sombere gedach
ten, bitter van twijfel, hem weer opnieuw
aangegrepen, alleen aan zijn blonde jongen,
die hem al zeer goed begon te kennen toen
hij den laatsten keer thuis was, kon hij met
een zacht, tot tranen dringend gevoel den
ken. Sommige oogenblikken, ais hij in zijn
ooren de hooge kreten van het kind hoorde,
en de glanzende blauwe kinderoogen in ge
dachten dicht bij zich had', noemde hij' met
den naam van zijn jongen zacht haar naam
Mia, Mia
Dan zwol er een droefenis in zijn keel, of
hij haar verloren had en haar ergens, hij
wist niet waar, moest gaan zoekenEn
in zijh angstige weemoed leek dan de trein
weer te traag te gaan ea stond: hij bij elk op
onthoud uit het raam te zieu met brandende
oogeiL
Doch hoe meer het moment naderde, dat hij
oog in oog tegenover Mia zou staan, hoe
moedeloozer en somberder hij werd.Het
was of iets hem terughield, maar zijn verlan
gen1 beefde zoo fel, zijn verlangen naar het
kind en naar de moeder ook, hij moest het
zich telkens en telkens weer bekennen.
Doch met een klaarheid, die hem radeloos
maakte, wist hij ,dat de tijd achter hem lag,
dat hij haar alles kon vergeven omdat zij in
haar nart zoo'n luchtig, jong kind was
Daarvoor was zijn eenzaamheid in het kan-,
tonnement te fel-moordend geweest
Over het kleine, grauwe station had de
avond zijn donkerheid al uitgeworpen, toen
Robert vermoeid uitstapteDe contro
leur, die zijn kaartje aannam, tikte beleefd
aan zijn pet, en met een gevóel van voldaan
heid maakte Robert zich bewust, dat hij als
boekhouder van de gasfabriek hier een pu
bliek persoon wasHet gaf hem een
prettig, verwarmend gevoel van thuiszijn en
net- was of ex een drukkende zwaarte van
hem werd afgelicht
Hij zag het schaars-verlichtstationsplein,
met de triste huurrijtuigen en de vérvelooze
autobus, in haastige spied'ing rond, toen ging
hij nog even terug naar de vestibule en de
wachtkamer, overtuigd, dat Mia er zijn zou
om hem af te halen. Zij had er toch kun
nen zijn, morde hij in zich zelf, zij en zijn
kleine blonde prinsje.Doch dan stelde
hij zich zelve weer geniét: zij voedde hem
misschien op dit oogenblik; hij was, immers
een vreemeaeling in eigen huis geworden en
hij wist niet, wanneer zij zijn gulzig mondje
stilde.
Maar tóch was het lamNa zóó'n lan-
e afwezigheid had1 ze er móeten zijn
'raag begon hij, wat overhangend naar zijn
valies, den stationsweg af te slenteren. Plotse-
n toegewiji
met deze kleine zelfvoldaanheid kon hij de
angst voor onheil en teleurstelling niet stil
len.
Toen hij achter de ramen van zijn woning
geen schemer van licht zag, niets dat hem de
belofte gaf van een warme kamer en een lieve
vrouw, gleed een trieste loomheid als een
adem benemend zwart kleed om hem heen.
Moedeloos sloot het bék achter zich, sleeptè
ofschoon het jonge meisje zijn verloofde was,
den man wiens visitekaartje nog boven in
haar cassette lag.
„Met wiea gaat d'ie juffrouw Graham trou
wen
„Hij heet Tracey, Sir Humhpry Tracey.
Dien naam heb ik gehoord1", zei Hetty, „maar
ze sprak volstrekt niet over hem, zooals een
meisje zou spreken over een man dim ze
werkelijk lietheeft ten minste dat zou ik
zoo denken", voegde het meisje er verlegen
bij.
Dus dan had de man met het knappe, ver
metele gezicht Dulcie gevonden. Joyce dacht
terug aan dim dag in den trein, zij zag we
der die donkere oogen, die zich met zulk 'n
brutale bewondering op haar gevestigd had
den, zij herinnerde zich 'iederen trek van dat
knappe, losbandige gelaat. En Dulcie ging
met dien man- trouwen. De kleine Dulcje, met
al haar beminnelijkheid, haar onschuld, haar
reinheid; zij walgde er van te denken dat
zulk een heiligschennis mogelijk zou wezen
Hetty stoorde haar in haar gedachtengang.
„Ik zal u zeggen waarom ik denk dat juf
frouw Graham niet gelukkig is bij het voor
uitzicht van dat huwelijk. Als zij er over
praatte, was haar toon niet opgewekt, dat was
één ding dat mij trof.. Zij sprak alsof", 't
meisje irouste de wenbrauwen, .terwijl zij
woorden zocht om haar gedachten uit te dn
km, „alsof zij iets doen ging dat zij voelde te
moeten doen, maar niet alsof het een vreugde
voor haar was. En d'an zei ze enkele woorden
die bij mij bleven', ofschoon ze (luistermc
sprak, alsof ze niet dacht dat ik ze verstaan
zou. Ze zeide: „Als ik alles maar met juf
frouw Trevor bespreken kon, als dat maar
mogelijk was't was alsof zij dacht dat juf
frouw Trevor haar helpen kon, maar ziet u.
ze weet niet waar die juffrouw Trevor naaf
toe gegaan is, dj heeft gom adres aehtergela-
zijn onwillige voeten langzaAm door het
grintpadTom hij, ha een oogenblik
van aarzelen, de sleutel in het slot stak, voel
de hij hoe fel" zijn hart klopte
De geur van zijn eigen huis stroomde hem
tegemoet en hij wist niet of hij moest lachen
of huilenHet leek hier zoo onzegbaar
verlaten
Zou Mia zijn schrijven niet ontvangen heb
ben?Tom hoorde hij plotseling zijh
kind.Lange, doordringendle kreten, uit
vloeiend in een parelend lachenRobert
moest zich vasthouden, want de ontroering
zeeg door zijn hoofd' als een duizeling.
"et kind zat op de knieën van een jong
genie-officier
Met één oogopslag had' Robert de kamer
in zich opgenomen, en hij werd zich een
stekenden weerzin bewust tegen de clean-sha-
ven wangen van dim vreemden manEn
joeg e
een woeste vlaag van opstand door Robert.
Hij wist nog niet precies wat van dit ajles
de bedoeling was, maar zijn houding zag hij
scherp-afgeteekend reeds voor zich.Hij
riep den jongen, zacht-dringend; het blonde
kopje schoot weg tegen dé tuniek van dm
onpekende.Toen stond van Hoevelaar in
eens stram en gebiedend voor dm jongen
tweeden luitenant.
Weet u niet, luitenant, sneed' zijn stem
koud en vlijmend, hoe men gewoon is een
meerdere te groeten?
Een felle kleur schoof een rood masker
voor het gezicht van dm jongen man, maar
de kleine naast zich op de canapé zettend,
stond hij een oogenblik rechtop, de armen
strak langs de zij dm. Van Hoevelaar boog
even het hoofd; hij vond zich vreemd en
gedwongen staan tegenover zijn kind en
dim vreemde, met dm feestelijken bos bloe
men in zijn hand, en er stak een schroeiende
ijn als een heetgestookte lanspunt dJoor zijn
oofdDen verwarden officier negeerend,
legde hij de bloemen op een tafeltje en wilde
den jongen tot zich opbeuren, maar het kind
trappelde zich los uit zijn handen
Pardon, zei wat timide de luitenant,
ik stelde mij nog niet voor, mijn naam is De
Cock.
Robert nam gem notitie van de aarzelende
woorden, die een tegemoetkoming inhielden;
hij belde. j
De meid kwam binnen met bogen wijd
open van verrassing, maar hij sneed direct
ieder woord en gabaar af.
Anna, is mevrouw uitgegaan?
Ja, meneer.
Heeft mevrouw niet gezegd wanneer ze
terugkwam?
Nee, mesteer-
Wil je dan tegen mevrouw zeggen, dat
ik er geweest ben en morgenochtend terug
kom?
Een oogenblik later was hij op weg naar
het stationEr ging nog wel een trein
naar AmsterdamDaar was licht en ver
tier en alles om zich te verdooven.
Hij liep met groote passen, zonder ojpzien,
soms zijn oogen stijf toeknijpend; pas torn
hij in den trein zat, gaf hij zich over aan een
vermoeidheid, die als een groote, zwarte
vrouw hem in haar armen nam en met haar
parfum zijn laatste kracht doofde.
Waarom ben je gisteravond direct weer
weggeloopen
Ik geef er de voorkeur aan door jou
en niet door je zaakwaarnemer ontvangen te
worden,
Meen je De Cock?
Ja, wat doet die hier.in mijn huis,
ten."
Het gesprek werd op dat oogenblik ge
stoord door mevrouw Marshall's stem, die op
boozen toon van boven riejj^
„Juffrouw Dane, kom bij Wij wat doet u
beneden? Ik heb u npodig."
„Kom ga mee," zei Joyce, terwijl zij de
hand naar Hetty uitstak, wier gelaat betrok
toen zij haar moeders stem hoordé, „het is be
ter, regelrecht op het gevaar af te gaan, zon
der te dralen, Ga mee en zeg tot je moeder
hoe het jè spijt dat je haar zoo ongèrust hebt
gemaakt. Ga nu maar dadelijk mee."
De oude, knorrige blik vertoonde zicji weer
in Hetty's oogen; de oude, wantrouwende
trek om naar mond.
„Het kan moeder niets schelen wat er mét
mij gebeurt," zei ze, „ze heeft mij altijd ge
haat."
„Lieve," Joyce sprak op heel vriendelijken
toon en ze sloeg naar arm om de schouders
van 'het jonge meisje. „Lieve, jem oeder heeft
zooveel verdriet in haar leven gehad1, dat moet
een verontschuldiging voor haar zijn; ik denk
dat je nauwelijks beseft hoeveel verdriet zij ge
had heeft. En ze was heel echt ongerust over
je toen we niets van je hoorden. Bedenk wat
fir. Brampton je aanraden zou te doen," voeg
de zij er als een plotselinge ingeving bij.
„Verbeeld je dat hij hier was en je een raad
gaf."
De doffe oogen klaarden op, de uitdagen
de mond glimlachte.
„Hij zou zeggen, geloof ik, dat ik alleen
aan moeder moest deijken en aan de onrust
die ik haar had veroorzaakt en in 't geheel
niet aan mij zelf," zei ze langzaam. Joyce
was ten hoogste verbaasd' over al wat de
dokter tot stand had gebracht, gedurende den
korten tijd, flat Hetty onder zijn invloed was
geweest.1 Hoe was het mogelijk vroeg zij zich
MJ in dien eeaen namiddag zooveel
met mijn kind.
Zij lachte overdreven schel.
Zeg er maar direct- bijen met mijn
vrouwDie behoort toch oök tot jo be
zittingen, ié 'f niet? Tenminste dat méén je?
Nee, daaromtrent heb ik meen meening
meer; maar over mijn huis en kind wel
Het was wel zoo kiesch geweest, Mia, om
die meneer ergens anders te ontvangen.
Je insinuaties zijn me geen antwoord
waard, maar ik kan je toch wel even inlich
ten; die officier ia mijn gastl
Je gast?
Robert moest zich bedwingen om zijn
woorden niet uit te gillen.
Ja, natuurlijk; hij -is hier ingekwar
tierd. Heel gewoon dus, niet romantisch.
Nu vlamde de verontwaardiging tot
woestheid op in Robert.
Noem jij dat gewoon? Sedert wanneer
kunnen vrouwen van gemobiliseerden ge
dwongen worden om inkwartiering te ne
men? De vrouw van de minste soldaat zou
er voor passen, om haar naam, om haar
man, om Alles. Maar jijTerwijl je man
zich nauwelijks aan zijn eenzaamheid ont
worstelen kan, neem jij een andere in huis!.
Moet ik ma. dan in eenzaamheid ver-
kmiezeh omdat jij het ook doet?
Heb ik boit van je verwacht, dat je te
gen je neigingen in zou leven Er zijn
veel vrouwen van officieren en soldaten in
dezen tijd in een soort halve rouwZe
;aan niet uit, feesten niet, begrijp je?
'an jou met je behoefte aan gezelligheid, aan
vertier, aan alles wat flonkert en luchtig is,
zou ik het niet gevergd hebben.Maar dat
je je zelfs van permanent gezelschap zou
voorzien
Mia stond hem bevend aan te zien; toen
barstte ze uit:
Ik kon hem toch niet als een bedelaar
van de deur sturen Verheel je, dat jij ergens
bij een jonge vrouw wordt ingekwartierd en
dat ze je beleefd de déur wijst, met. een ge-
chocqueerd gezicht. Juist als officier moest
je dat in'me waardeeren.
Een oogenblik werden 'zijn oogen stil en
zacht
Er zijn andere dingen, die ik meer in
je zou waardeeren, Mia
Zij zwegen nu beiden, overstelpt door het
vreemde van deze verkilling tusschen hen.
Plotseling zei Mia:
Waren die bloemen van jou
Hij knikte.
Zij kwam op hem toe, haar handen gehe
ven om iets goed te maken; haar zichtbaar
berouw ontroerde hem, maar hij schudde af
werend zijn hoofd
Zij week terug, gekrenkt.
Op eén voorwaarde, Mia.
En die is?
Haar stem was weer scherp
Dat je hem aanzegt zijn koffers te pak
ken.
Nooit! Ik kan niet- Ik wil niet!
Ik eisch hét van je, vóór alles 1
Mia verschrikte /an zijn felle, dreigende
stem.Zóó kende ze hem haast niet en ze
trok een klagend, verongelijkt mondje.
Ik kén üiet, heusch nietIk vind 't
zoo naar voor 'm.
Kom, voor jou zal 't zoo moeilijk niet
zijn om iemand verdriet te doen.
Mia had een scherp antwoord gereed, doch
plotseling werd, als de smaak van een bitter
sap, het haar bewust, dat zij daar als twee
vreemden tegenover elkaar stonden. Een mo-'
ment was zij er verslagen van en voelde zij
een dwang in zich, om alles wat beiderzijds
bezeeren kon te mijden en langzaam over te
hellen tot eegemoetkoming. Zijn als drup
pels vergif bijtende woorden negeerend, zei
volbracht had, terwijl zij zich maanden lang
had ingespannen met een teleurstellend gemis
aan succes? Zij zag alleen de resultaten. Zij
had geen flauw begrip hoe uitstekend haar
eigen werk den weg had bereid voor die resul
taten, zij besefte niet welk een groote rol haar
eigen onwankelbare en geduldige liefde en
vriendelijkheid had' gespeeld bij het gereed
maken van den grond voor het zaad, dat ein
delijk door Christoffels hand was uitge
strooid.
HOOFDSTUK XX.
Een nieuwe Hetty.
„Het is mijn gewoonte niet ongelijk te er
kennen, maar ik geloof dat ik verkeerd tegen
over je gehandeld heb," zei mevrouw Mars
hall op haar ruwen toonde woorden werden
er uit gestooten, merkwaardig kortaf, maar
de nieuwe verteerderde Hetty, die met be-
béschaamde oogen naast het bed stond en op
haarm oeder neerzag scheen te begrijpen wat
de spreekster trachtte uit ted rukken.
„Het spijt mij dat ik u zoo ongerust ge
maakt heb. ik had niet weg moeten gaan, ant
woordde zij, „maar
„Ik weet het wel," viel haar moeder haar
scherp in de rede, „je vond het leven hier on
verdragelijk. Je dacht dat je het niet langer
kon uithouden en je verbeeldde je een heel
nieuw leven voor je zelf te kunnen beginnen,
als je heenging. Wat was je van plan in Lon
den té gaan doen
„Ik dacht dat ik er werk zou kunnen vinden.
Ik wist dat andere meisjes werkten en dat
wou ik ooij probeeren." Hetty liet het hoofd
zinken. „Ik wist niet dat Londen zoo groot
en zoo afschuwelijk was. Ik had .nooit gedacht
dat het zulk een vreeselijke stad zou wezen. Ik
ging heen omdat omdat ik. wat andera ver-
ze:
Als jij 't nu nog wou doen?
ïk? Ben ie, nu nog niet genoeg gebla
meerd? Moet ik, als man, hem gaan zeggen,
dat hij vertreken moet, met andere woorden
dat ik niet gerust ben over jou?
Dat ben je toch ook niet! zei zé ineens
weer heftig.
Maar tegenover een vreemde erken je
dat nietIk sta er op, dat jij -hem zegt
heen te gaan en ik verwacht, aat je tact ge
noeg zult hebben om dat op een elegante wij
ze te doen.
Ik kén niet.
[e móet, als je nog iets om me geeft.
geef genoeg om je, om me zelf voor
een bespottelijk figuur te bewaren.
Mij heb ie gisteravond toch niet voor een
bespottelijk figuur bewaard.
Jij neemt dat alles ook zóó zwaar op.
Dat ik het zwaar opneem, Mia, kan je
het bewijs zijn, dat het hiér nog om andere
dingen gaat dan een bespottelijk figuur
Enfin, dia je doet het niet?
Het was of zy de stilte als rood bloed! in
haar ooren hoorde suizen.Toen schudde
ze resoluut' haar hoofdde ponnykrulletjes,
dife als een zijden schermpje over haar voor
hoofd kuifden, trilden ervan. Robert was
even, tot stikkens toe geroerd, toen zei hij
langzaam, met zwaar-vermoeide stem:
Waar is de jongen?
BovenWat wou, je?
Hem nog even zien?
t En dan? vroeg ze begeerig.
Dat voel je toch wel.Hij of ik, en
je hebt gekozen, dus
Toen kromp er iets in Mia's armen; een
oogenblik had ze trillende lippen en geslui
erde oogen; maar ze kneep haar handen
saam, wierp het hoofdje met een coquet-ei-
genzinnig gebaar achterober en zei:
Zooals je wilt
's Middags kwam de reserve-eerste-luite
nant Van Hoevelaar onverwachts de officie
ren-eetzaal in het kantonnement binnenval
lenHij dronk haastig een paar glazen
wijn en wilde zich een derde inschenken,
toen zijn intimus Bergsma zijn bevende
hand tegenhield:
Waar kom jij vandaan, wat scheelt jou,
zeg, kereL
Mij, o, niets.Mijn vrouw heeft me
met groot verlof gestuurd.
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van probleem No. 394 (auteur J. Bourquin).
Zwart: 1, 2T, 4, 6, 9, 11, 13,14, 20, 22, 23, 29.
Wit: 21, 25, 26, 31, 32, 34, 37, 38, 39, 44.
Oplossing
1. 31—27 1. 22 :33
2. 39: 811 2. 29:49
3. 32—27 3. 2:13
4. 21—16! 4 49:21
5. 16 71 5. 1 12
6. 26:10 6. 4:15
7. 25 3! en wint.
Op 6—11 en ll1—17 enz. van zwart volgt
3—14, 14—28, 28—32, 32—37, 37—12 en
42—48.
Goede oplossingen ontvingen wij van dè
heeren: R. Bos, D. de Boer, W. Blokdijk,
P. Dekker, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K.,
G. van Nieuwkuijk te Alkmaar, G. Lammere
en P. Kleute Jr., den Haag, H. E. Lantinga,
Haarlem
langde." Zij hief het hoofd op en keek de ka
mer rond, plotseling haar adem inhoudende,
„maar het spijt mij," zei ze eindelijk met doffe
stem.
Over mevrouw Marshali's koud gelaat kwam
even een waas van ongewone aandoening, die
even spoedig verdween als ze gekomen was en
haar stem had niets van de gewone streng
heid verloren toen ze zei
„Het spijt mij ook dat ik gedeeltelijk de oor
zaak geweest ben dat je weg wou loopen van
huis. Als ik verkeerd gedaan heb, dan spijt 't
mij, en op veel punten ben ik bereid te erken
nen dat ik ongelijk gehad heb. Maar, ik geloof
niet dat ik er veel aan doen kan, ik kan mij
zelf niet beheerschen en evenmin geloof ik dat
jij er veel aan doen kunt, Jij en ik verschillen
te veel van elkaar om werkelijk goed met el
kaar op te schieten. Zij sprak op een vreem
den toon alsof het buiten haar omging, maar
weder scheen Hetty haar te begrijpen.
„Ja, dat zijn wij," antwoordde zij.
„Het is mijn gewoonte niet er om heen te
draaien, mompelde mevrouw Marshall. „Al
ben ik niets anders, ik ben tenminste openhar
tig en oprecht en het dient nergens toe de
waarheid te verbloemen en te bedekken als
je weet dat het zoo is. Wij zouden altijd on
aangenaamheden hebben, jij en ik, al zijn wij
moeder en dochter. Wij nebben niets gemeen,
wijzien alle dingen verschillend in, wij ko
men in niets met elkaar overeen en wij kun
nen niet beweren dat wij ooit veel van elkan
der gehouden hebben. Waar dient het voor te
beweren wat niet waar is? Wij moesten lie
ver openhartig, tegen elkaar zijn."
„Ja, veel liever," niompelde Hetty, toen me?-
vrouw Marshall op antwoord scheen te wach
ten
'„Ik heb nooit echt van iemand gehouden,
behalve van je vader. Misschien heb ik hem
tot een afgod gemaakt en daarom werd hij
OURAN
□aar
*v